Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 april 2022
gepubliceerd op 16 juni 2022

Decreet tot omzetting van Richtlijn 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2022041047
pub.
16/06/2022
prom.
28/04/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 APRIL 2022. - Decreet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Doel. Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Dit decreet strekt tot gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen.

Art. 2.Dit decreet is van toepassing op de reglementering van de beroepen die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, met uitzondering van de beroepen die onder de bevoegdheid van de onderwijssector vallen.

Het stelt de regels vast voor een gemeenschappelijk kader voor de uitvoering van evenredigheidsbeoordelingen voorafgaand aan de aanneming van nieuwe bepalingen of de wijziging van bestaande bepalingen voor de regeling van een beroep. Het zorgt ervoor dat de algemene belangen die de regeling van een beroep rechtvaardigen, worden beschermd en dat de begunstigden een hoog beschermingsniveau wordt geboden.

Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1. Richtlijn (EU) 2018/958': Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen;2. "Richtlijn 2005/36/EG": Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU;3. Onder "Beschermde beroepstitel" wordt verstaan een vorm van regeling van een beroep waarbij het voeren van een titel in het kader van een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten krachtens wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een specifieke beroepskwalificatie en waarbij het oneigenlijke gebruik van een dergelijke titel strafbaar is;4. "Voorbehouden activiteit": een vorm van regeling van een beroep waarbij de toegang tot een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten krachtens wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect is voorbehouden voor leden van een gereglementeerd beroep die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, ook wanneer de activiteit wordt gedeeld met andere gereglementeerde beroepen;5. "Bepaling die een beroep regelt": elk decreets-, regelings- of administratieve bepaling die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep of een wijze van uitoefening daarvan beperkt, met inbegrip van het voeren van een beroepstitel en de beroepsactiviteiten die op grond van die titel zijn toegestaan, en die binnen de werkingssfeer valt van de federale en gefederaliseerde regelingen waarop Richtlijn 2005/36/EG van toepassing is;6. "Overheid": een overheidsinstantie of elke andere overheid die krachtens de wet bevoegd is bepalingen vast te stellen ter regeling van een beroep. § 2. Onverminderd de definities bedoeld in paragraaf 1, zijn de definities vermeld in de wet van 12 februari 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/02/2008 pub. 02/04/2008 numac 2008011094 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties sluiten tot vaststelling van een algemeen kader voor de erkenning van beroepskwalificaties in de Europese Unie van toepassing in het kader van dit decreet. HOOFDSTUK 2. - Non-discriminatiebeginselen en doelstellingen van algemeen belang

Art. 4.Alvorens een nieuw decreet, een nieuwe regeling of een nieuwe administratieve bepaling in te voeren met het oog op de reglementering van een beroep of de wijziging van bestaande bepalingen, moet de overheid zich ervan vergewissen dat deze bepalingen geen directe of indirecte discriminatie vormen op grond van de verblijfplaats of een van de beschermde criteria die vermeld zijn in het decreet van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/12/2008 pub. 13/01/2009 numac 2008029672 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie sluiten betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.

Art. 5.Alvorens bepalingen tot regeling van een beroep vast te stellen of te wijzigen, vergewist de overheid zich ervan dat deze bepalingen gerechtvaardigd zijn door doelstellingen van algemeen belang.

De overheid onderzoekt inzonderheid of de bepalingen objectief gerechtvaardigd zijn: 1. met betrekking tot de naleving van de algemene beginselen inzake de handhaving van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;2. om dwingende redenen van algemeen belang, zoals: a) het behoud van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel;b) het belang van het welzijn van het kind;c) de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers;d) de bestrijding en voorkoming van belastingfraude en de handhaving van de doeltreffendheid van de controles;e) de veiligheid van het vervoer;f) de bescherming van het milieu en het stedelijk milieu;g) intellectuele eigendom;h) diergezondheid;i) de instandhouding en het behoud van het artistieke en culturele erfgoed;j) doelstellingen van sociaal beleid;k) doelstellingen van het cultuurbeleid;l) de bescherming van de goede rechtsbedeling;m) het waarborgen van eerlijkheid bij handelstransacties;3. redenen van louter economische of administratieve aard vormen geen dwingende redenen van algemeen belang die een beperking van de toegang tot of de uitoefening van de gereglementeerde beroepen kunnen rechtvaardigen. HOOFDSTUK 3. - Evenredigheid

Art. 6.Alvorens nieuwe decreten en regelingen in te voeren of bestaande bepalingen te wijzigen met het oog op de reglementering van een beroep, voert de overheid een evenredigheidsbeoordeling uit met betrekking tot de aard, de inhoud en de gevolgen van de bepaling. De evenredigheidsbeoordeling wordt op objectieve en onafhankelijke wijze verricht.

De bepalingen tot regeling van een beroep gaan samen met een toelichting die voldoende gedetailleerd is om te kunnen beoordelen of zij in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

De redenen waarom de bepalingen gerechtvaardigd en evenredig worden geacht, worden gestaafd met kwalitatief, waar mogelijk, relevant en kwantitatief bewijsmateriaal.

De regering kan een onafhankelijke instantie aanwijzen om de evenredigheidsbeoordeling uit te voeren.

Art. 7.§ 1. De overheid ziet erop toe dat de voorgenomen bepalingen geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en dat zij niet verder gaan dan wat nodig is om dit doel te bereiken. § 2. Daartoe houdt de overheid rekening met de volgende elementen: 1. de aard van de risico's in verband met de nagestreefde doelstellingen van algemeen belang, inzonderheid de risico's voor de begunstigden van de diensten, met inbegrip van consumenten, voor beroepsbeoefenaren of voor derden;2. controle op de ontoereikendheid van reeds van kracht zijnde specifieke of meer algemene voorschriften, zoals die welke zijn vervat in de wetgeving inzake productveiligheid of consumentenbescherming, om het nagestreefde doel te bereiken;3. de geschiktheid van de bepaling in termen van het vermogen om het nagestreefde doel te bereiken en de vraag of de bepaling werkelijk op consistente en systematische wijze tegemoetkomt aan de bezorgdheid om dat doel te bereiken, en aldus voor vergelijkbare activiteiten op soortgelijke wijze aan het gesignaleerde risico beantwoordt;4. de gevolgen van het vrije verkeer van personen en diensten binnen de Europese Unie voor de keuze van de patiënt of de consument en voor de kwaliteit van de dienstverlening;5. de mogelijkheid om minder beperkende middelen te gebruiken om de doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken;6. het effect van de nieuwe of gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van het beroep beperken, en inzonderheid de wijze waarop de nieuwe of gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere eisen, tot de verwezenlijking bijdragen van dezelfde doelstelling van algemeen belang, alsmede de vraag of zij noodzakelijk zijn om deze doelstelling te verwezenlijken. Voor de toepassing van lid 1, 5°, wanneer de bepalingen enkel gerechtvaardigd zijn door de bescherming van de begunstigden en de geïdentificeerde risico's beperkt zijn tot de relatie tussen de beroepsbeoefenaar en de begunstigde en derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor derden, gaat de overheid inzonderheid na of het doel kan worden bereikt met middelen die minder beperkend zijn dan het reserveren van activiteiten.

Voor de toepassing van lid 1, 6°, beoordeelt de overheid het effect van nieuwe of gewijzigde bepalingen in combinatie met een of meer vereisten, met dien verstande dat er zowel positieve als negatieve effecten kunnen zijn, en inzonderheid de volgende vereisten: 1. voorbehouden activiteiten, beschermde beroepstitels of enige andere vorm van regeling in de zin van artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;2. verplichtingen tot voortdurende bijscholing;3. bepalingen betreffende de organisatie van het beroep, de beroepsethiek en het toezicht;4. het verplichte lidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan en een registratie- of vergunningsstelsel, inzonderheid wanneer deze eisen het bezit van een specifieke beroepskwalificatie impliceren;5. kwantitatieve beperkingen, met inbegrip van voorschriften die het aantal vergunningen om het beroep uit te oefenen beperken of een minimum- of maximumaantal werknemers, beheerders of vertegenwoordigers met een specifieke beroepskwalificatie vaststellen;6. bijzondere juridische vormvoorschriften of voorschriften betreffende het houden van kapitaal of de bedrijfsvoering, voor zover deze voorschriften rechtstreeks verband houden met de uitoefening van het gereglementeerde beroep;7. territoriale beperkingen, ook wanneer het beroep in delen van het grondgebied is gereglementeerd die verschillen van die in andere delen;8. eisen die de uitoefening van een gereglementeerd beroep in gezamenlijkheid of in partnerschap beperken, en onverenigbaarheidsregels;9. vereisten inzake verzekeringsdekking of andere vormen van persoonlijke of collectieve bescherming met betrekking tot beroepsaansprakelijkheid;10. taalvereisten, voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van het beroep;11. minimum- of maximumtariefvereisten;12. voorschriften inzake bekendmaking. § 3. De overheid houdt ook rekening met de volgende elementen, wanneer deze relevant zijn voor de aard en de inhoud van de bepaling die wordt ingevoerd of gewijzigd: 1. de overeenstemming tussen de reikwijdte van de werkzaamheden die onder een aan dit beroep voorbehouden beroep vallen en de vereiste beroepskwalificatie;2. de overeenstemming tussen het complexe karakter van de betrokken taken en de noodzaak dat degenen die deze uitvoeren over specifieke beroepskwalificaties beschikken, met inbegrip van het niveau, de aard en de duur van de vereiste opleiding en ervaring;3. de mogelijkheid om de beroepskwalificatie op verschillende manieren te verwerven;4. de vraag of activiteiten die aan bepaalde beroepen zijn voorbehouden, al dan niet met andere beroepen kunnen worden gedeeld en op welke gronden;5. de mate van autonomie bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep en de gevolgen van organisatorische en toezichtregelingen voor de verwezenlijking van het nagestreefde doel, inzonderheid wanneer de activiteiten in verband met een gereglementeerd beroep worden uitgeoefend onder de controle en de verantwoordelijkheid van een naar behoren gekwalificeerde beroepsbeoefenaar;6. de technische en wetenschappelijke vooruitgang, die de symmetrie van de informatie tussen beroepsbeoefenaren en consumenten doeltreffend kan verminderen of vergroten. § 4. Alvorens bepalingen tot regeling van een beroep in te voeren of te wijzigen, controleert de overheid ook dat de specifieke eisen op het niveau van het evenredigheidsbeginsel betreffende het tijdelijk of incidenteel verrichten van diensten als bedoeld in titel II van Richtlijn 2005/36/EG worden nageleefd, waarvan: 1. de automatische tijdelijke inschrijving bij of aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie of -orgaan, als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG;2. een voorafgaande verklaring overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG, het verstrekken van de documenten die vereist zijn overeenkomstig § 2 van dat artikel of een andere gelijkwaardige eis;3. de betaling van een vergoeding of de vereiste kosten voor administratieve procedures in verband met de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen, ten laste van de dienstverrichter. Lid 1 is niet van toepassing op maatregelen ter waarborging van de naleving van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die de overheid overeenkomstig het recht van de Europese Unie toepast. § 5. Wanneer de bepalingen tot regeling van een beroep betrekking hebben op de reglementering van beroepen in de gezondheidszorg en gevolgen hebben voor de veiligheid van de patiënt, houdt de overheid bij haar evenredigheidsbeoordeling rekening met de doelstelling van een hoog niveau van bescherming van het individu en de menselijke gezondheid. HOOFDSTUK 4. - Informatie, toezicht en transparantie

Art. 8.Voorafgaand aan de invoering of wijziging van bepalingen ter regeling van een beroep wordt informatie ter beschikking gesteld van burgers, afnemers van diensten en andere belanghebbenden, met inbegrip van degenen die niet tot het betrokken beroep behoren, via een publicatie op het internet.

Art. 9.De overheid betrekt alle betrokken partijen op passende wijze bij de zaak en geeft hen de gelegenheid hun standpunt kenbaar te maken.

Art. 10.Waar zulks relevant en passend is, wordt een openbaar onderzoek ingesteld.

De Regering bepaalt de nadere regels voor deze openbare onderzoeken.

Art. 11.Na de aanneming van nieuwe of gewijzigde bepalingen ter regeling van een beroep gaat de overheid na of deze in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Bij deze beoordeling wordt naar behoren rekening gehouden met de ontwikkelingen die zich sinds de aanneming van de betrokken bepaling hebben voorgedaan.

Art. 12.De overheid deelt de Europese Commissie de redenen mee waarom de in het kader van dit decreet onderzochte bepalingen gerechtvaardigd en evenredig worden geacht, alsook de bepalingen bedoeld in artikel 59, § 5, van Richtlijn 2005/36/EG. De overheid neemt deze redenen op in de databank van gereglementeerde beroepen als bedoeld in artikel 59, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG. HOOFDSTUK 5. - Uitwisseling van informatie

Art. 13.Met het oog op de doeltreffende toepassing van dit decreet neemt de regering de nodige maatregelen ter bevordering van de uitwisseling van informatie met de andere lidstaten van de Europese Unie over de aangelegenheden die door dit decreet worden geregeld en over de wijze waarop zij een beroep concreet reglementeren of over de gevolgen van een dergelijke reglementering. HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling

Art. 14.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 28 april 2022.

De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op Wallonie-Bruxelles Enseignement, Fr. DAERDEN De Vicepresident en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2021-2022 Stukken van het Parlement. Ontwerp van decreet, nr. 358-1. - Verslag van de commissie, nr. 358-2 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 358-3 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 27 april 2022.

^