gepubliceerd op 16 maart 2006
Decreet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de cumulatieregels die van toepassing zijn op de personeelsleden van het onderwijs
27 JANUARI 2006. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de cumulatieregels die van toepassing zijn op de personeelsleden van het onderwijs (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1965, de wet van 8 februari 1974, het koninklijk besluit van 6 februari 1980, het koninklijk besluit van 20 juli 1982, het koninklijk besluit van 30 december 1982, de wet van 1 augustus 1985, de wet van 27 februari 1986, het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995, het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1996, het decreet van 20 december 2001 en het decreet van 3 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de punten b), c) en e) geschrapt.2° Het tweede lid en het vierde lid worden geschrapt.3° Het vroegere derde lid, dat het tweede lid is geworden, wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van dit besluit duidt de uitdrukking ôhoofdambtö het ambt aan met al dan niet volledige prestaties, dat niet als een bijbetrekking wordt beschouwd overeenkomstig de vorige bepalingen.»
Art. 2.Artikel 5bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 8 februari 1974 en gewijzigd bij de wet van 27 februari 1986, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 5bis.De Commissie die opgericht werd door de wet van 8 februari 1974 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, behoudt haar adviesbevoegdheid overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling, voor de prestaties die vóór 1 januari 2006 verricht worden door de ambtenaar die een ambt uitoefent in één of meer scholen of instellingen die onder de toepassing van dit besluit vallen. »
Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 5ter.§ 1. Bij zijn indiensttreding in een school of instelling bepaald door dit besluit dient de ambtenaar een aangifte van de cumulatie bij de Diensten van de Regering in volgens een door de regering nader te bepalen model. § 2. De ambtenaar die een ambt uitoefent in één of meer scholen of instellingen die onder de toepassing van dit besluit vallen, dient een aangifte van de cumulatie bedoeld in § 1 in wanneer hij met een zelfstandige of een beroepsactiviteit begint, en bij elke wijziging van de desbetreffende activiteit. Wanneer hij de bovenvermelde activiteit stopzet, brengt de ambtenaar de Diensten van de Regering daarvan op de hoogte. »
Art. 4.In artikel 18, eerste lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de punten b) en c) geschrapt.
Art. 5.In artikel 77 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, gewijzigd bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « reeds een hoofdberoep uitoefent buiten het onderwijs of » geschrapt.2° § 5 wordt geschrapt.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 15 december 1978 tot uitvoering van artikel 77, § 5, tweede lid, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 wordt opgeheven.
Art. 7.In artikel 11 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 25 oktober 1993 houdende bezoldigingsregeling van het bestuurs- en onderwijzend personeel en het opvoedend hulppersoneel van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 en het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 3, eerste lid, worden de punten a), b) en c) geschrapt.2° In § 3 wordt het vierde lid geschrapt.3° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.De Commissie die opgericht wordt door de wet van 8 februari 1974 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, behoudt haar adviesbevoegdheid overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling voor de prestaties die vóór 1 januari 2006 verricht worden door het personeelslid dat onderworpen is aan dit besluit. »
Art. 8.In het bovenvermelde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 11bis.§ 1. Bij zijn indiensttreding in een instelling die onder de toepassing van dit besluit valt, dient het personeelslid een aangifte van de cumulatie bij de Diensten van de Regering in volgens een door de regering nader te bepalen model. § 2. Het personeelslid dat onderworpen is aan dit besluit, dient een aangifte van de cumulatie bedoeld in § 1 in wanneer hij met een zelfstandige of een beroepsactiviteit begint, en bij elke wijziging van de desbetreffende activiteit. Wanneer hij de bovenvermelde activiteit stopzet, brengt het personeelslid de Diensten van de Regering daarvan op de hoogte. »
Art. 9.In artikel 71 van het decreet van 2 juni 1998 houdende organisatie van het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 3° worden de woorden « met uitsluiting van het in 6° bedoelde geval in de onderwijstypes vermeld onder 1° en 2° » geschrapt.2° In § 1 worden de punten 4°, 5° en 6° geschrapt.3° In § 2 worden de woorden « 6° en » geschrapt.4° § 4 wordt vervangen als volgt : « § 4.De Commissie die opgericht wordt door de wet van 8 februari 1974 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, behoudt haar adviesbevoegdheid overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling voor de prestaties die vóór 1 januari 2006 verricht worden door het personeelslid dat onderworpen is aan dit besluit. »
Art. 10.In het voornoemde decreet wordt een artikel 71bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 71bis.§ 1. Bij zijn indiensttreding in een instelling die onder de toepassing van dit besluit valt, dient het personeelslid een aangifte van de cumulatie bij de Diensten van de Regering in volgens een door de regering nader te bepalen model. § 2. Het personeelslid dat onderworpen is aan dit besluit, dient een aangifte van de cumulatie bedoeld in § 1 in wanneer hij met een zelfstandige of een beroepsactiviteit begint, en bij elke wijziging van de desbetreffende activiteit. Wanneer hij de bovenvermelde activiteit stopzet, brengt het personeelslid de Diensten van de Regering daarvan op de hoogte. »
Art. 11.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2006.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 27 januari 2006.
De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente en Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President en Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, Cl. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 203-1. - Verslag nr. 203-2. - Erratum, nr. 203-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 18 januari 2006.