gepubliceerd op 25 juni 2014
Decreet houdende instemming met het raamakkoord voor samenwerking tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het overleg tussen de Franstaligen inzake gezondheid en bijstand aan personen en de gemeenschappelijke principes die in deze materies van toepassing zijn
27 FEBRUARI 2014. - Decreet houdende instemming met het raamakkoord voor samenwerking tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het overleg tussen de Franstaligen inzake gezondheid en bijstand aan personen en de gemeenschappelijke principes die in deze materies van toepassing zijn
De Raad van de Franse Gemeenschapscommissie hecht zijn goedkeuring aan : Enig artikel. Instemming wordt betuigd met het raamakkoord voor samenwerking van 27 februari 2014 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het overleg tussen de Franstaligen inzake gezondheid en bijstand aan personen en de gemeenschappelijke principes die in deze materies van toepassing zijn.
Bijlage Raamakkoord voor samenwerking tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het overleg tussen de Franstaligen inzake gezondheid en bijstand aan personen en de gemeenschappelijke principes die in deze materies van toepassing zijn Gelet op de artikelen 128 en 138 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993, inzonderheid op artikel 5, § 1, I en II, en artikel 92bis, § 1;
Gelet op het decreet I van de Franse Gemeenschap van 5 juli 1993 betreffende de overdracht van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op de artikelen 3, 5°, 3, 6° en 10;
Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op de artikelen 3, 5°, 3, 6° en 10;
Gelet op het decreet III van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op de artikelen 3, 5°, 3, 6° en 10;
Overwegende dat de samenhang en convergentie tussen het beleid van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen moet worden gegarandeerd, door een sokkel van gemeenschappelijke principes vast te stellen en overlegmechanismen in te stellen tussen deze deelentiteiten;
Overwegende dat aan dit overleg de actoren moeten deelnemen die zijn betrokken bij deze aangelegenheden, teneinde een betere efficiëntie van het beleid van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie te garanderen;
Overwegende dat het beleid in deze aangelegenheden zo homogeen en coherent mogelijk moet zijn, met name ten aanzien van de geldende normen in deze deelentiteiten;
Overwegende dat de inwerkingtreding van de nieuwe decreten gebaseerd op artikel 138 van de Grondwet, die de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap overdragen naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, ondergeschikt is aan de goedkeuring van dit raamakkoord voor samenwerking, zoals is bepaald in artikel 10 van deze decreten.
De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar regering in de persoon van de minister-president R. Demotte;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering in de persoon van de minister-president R. Demotte;
De Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar College in de persoon van de minister-president Ch. Doulkeridis, HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit akkoord wordt verstaan onder : 1° Gemeenschapsregering : de Regering van de Franse Gemeenschap;2° Waalse Regering : de Regering van het Waalse Gewest;3° College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;4° gezondheidsbeleid : het gezondheidsbeleid bedoeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;5° beleid inzake bijstand aan personen : het beleid inzake bijstand aan personen bedoeld in artikel 5, § 1, II van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;6° partijen : de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;7° reglementair besluit : elk reglementair besluit in de zin van artikel 3 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;8° akteneming : akte waarbij de Regering of het College van de betrokken partij erkent kennis te hebben genomen van een tekst voordat die het voorwerp uitmaakt van een eerste beraadslaging in haar midden. HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke principes
Art. 2.De partijen oefenen hun bevoegdheden betreffende de gezondheidszorg en bijstand aan personen uit met naleving van de hierna volgende principes en zien erop toe dat die daadwerkelijk worden nageleefd : 1° solidariteit tussen de personen en tussen de generaties op een zo breed mogelijke basis;2° zo ruim en gelijk mogelijke toegang, voor alle burgers, tot de prestaties op financieel, sociocultureel en geografisch vlak;3° vrije keuze en de vrijheid van verkeer van de actoren en gebruikers;4° betrokkenheid van de sociale gesprekspartners, de actoren en de gebruikers;5° responsabilisering van de actoren en de instellingen;6° therapeutische vrijheid;7° coherentie en transversaliteit van het gezondheidsbeleid voor ouderen en personen met een handicap;8° kwaliteit van de prestaties, ontwikkeling van het aanbod naargelang de behoeften en streven naar complementariteit in het zorgaanbod op het grondgebied van de verschillende partijen, met name in het buurtaanbod en de topspecialisatie, met inbegrip van alles wat betrekking heeft op de revalidatieovereenkomsten;9° streven naar maximale homogeniteit tussen het beleid in Wallonië en het beleid in Brussel, via voorafgaand overleg tussen de partijen vóór elke algemene beslissing in dit domein, ook wat de arbeidsvoorwaarden van de gezondheidswerkers in de betreffende sectoren betreft, om het leven van de betreffende begunstigden te vergemakkelijken, en via met name, in de mate van het mogelijke : a) de goedkeuring van gelijkaardige erkennings-, financieringsnormen en tariferingsregels;b) de erkenning van dezelfde operatoren, waaronder de ziekenfondsen;c) de erkenning van dezelfde partners voor het beheer van deze bevoegdheden door de partijen;d) de oprichting van mechanismen voor informatie-uitwisseling en facturatie;10° streven naar een optimale overeenstemming met het federale beleid en de sociale zekerheid. HOOFDSTUK 3. - Vereenvoudigingspact
Art. 3.In het kader van de toepassing van de in artikel 2 bedoelde gemeenschappelijke principes, zal een vereenvoudigingspact worden gesloten in de vorm van een of meerdere samenwerkingsakkoorden, teneinde aan de personen wonend op het grondgebied van het Franse taalgebied of op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te garanderen dat ze, wanneer ze prestaties genieten op het grondgebied van het andere taalgebied, dezelfde administratieve gesprekspartner behouden. HOOFDSTUK 4. - Overleg inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen Afdeling 1. - Het ministerieel comité
Onderafdeling 1. - Samenstelling
Art. 4.Er wordt een ministerieel comité opgericht.
Het is samengesteld uit de ministers die respectievelijk worden aangewezen door de Gemeenschapsregering en de Waalse gewestregering, en leden die zijn aangewezen door het College.
Het ministerieel comité kiest in zijn midden een voorzitter en twee vicevoorzitters.
Onderafdeling 2. - Opdrachten
Art. 5.Het ministerieel comité stelt zich tot taak om, in het kader van de procedures bedoeld in de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 5, het overleg tussen de partijen te organiseren voordat een van hen elk decreet of reglementair besluit inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen, of elk samenwerkingsakkoord voor de niet-handelssector, goedkeurt.
Het ministerieel comité stelt zich tot taak om, in het kader van de procedure bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 5, het overleg tussen de partijen te organiseren wanneer een belangenconflictprocedure, in de zin van artikel 143, § 1 van de Grondwet en van hoofdstuk II van de gewone wet tot hervorming der instellingen van 9 augustus 1980, wordt toegepast op initiatief van een van de partijen en betrekking heeft op aangelegenheden inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen.
Het overleg bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt gepleegd in volle loyauteit, met naleving van de principes vermeld in hoofdstuk 2.
Onderafdeling 3. - Werking
Art. 6.Het ministerieel comité vergadert regelmatig en minstens vier keer per jaar na bijeenroeping door de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek van een lid van het comité.
Indien alle partijen daarmee instemmen, kunnen de vergaderingen verlopen via elektronische procedures.
Art. 7.Het ministerieel comité stelt een huishoudelijk reglement op waarin de interne werkingsregels worden vastgelegd.
Het huishoudelijk reglement voorziet dat de conclusies van het overleg worden opgetekend in een proces-verbaal dat door alle partijen wordt ondertekend. Afdeling 2. - Overlegorgaan
Onderafdeling 1. - Samenstelling
Art. 8.Er wordt een overlegorgaan ingesteld bij het ministerieel comité.
Dit orgaan is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partners die binnen de partijen zijn betrokken bij het beheer van de bevoegdheden inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen. De actoren van de betreffende sectoren, waaronder de ziekenfondsen, zijn erin vertegenwoordigd. Het overlegorgaan is pluralistisch samengesteld, zodat de institutionele en de ambulante actoren, de overheids- en de private actoren en de professionele actoren en de gebruikers evenwichtig vertegenwoordigd zijn. Ook de interprofessionele sociale gesprekspartners zijn vertegenwoordigd in het overlegorgaan.
De partijen wijzen de in het tweede lid bedoelde partners aan in een samenwerkingsakkoord.
Onderafdeling 2. - Opdrachten
Art. 9.§ 1. Het overlegorgaan stelt zich tot taak om, uit eigen beweging of op verzoek van het ministerieel comité of van een minister, adviezen of aanbevelingen uit te brengen inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen die met name gebaseerd zijn op de principes vermeld in hoofdstuk 2.
Het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Parlement van het Waalse Gewest en de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie kunnen eveneens het advies van het overlegorgaan vragen over een door hen behandeld amendement inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen.
De adviezen en aanbevelingen die het overlegorgaan uitbrengt uit eigen beweging, zijn gericht aan het ministerieel comité en maken het voorwerp uit van een bekendmaking. § 2. In het kader van de procedures bedoeld in de afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk 5, brengt het overlegorgaan een aanbeveling of advies uit vóór : 1° de goedkeuring van elk decreet of reglementair besluit inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen;2° elk raamakkoord voor de niet-handelssector dat betrekking heeft op aangelegenheden inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen en waarbij de in het overlegorgaan vertegenwoordigde partners zijn betrokken. § 3. In het kader van de procedure bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk 5, brengt het overlegorgaan een aanbeveling of advies uit over de belangenconflictprocedure die bij het overlegorgaan aanhangig wordt gemaakt.
Onderafdeling 3. - Werking
Art. 10.Het overlegorgaan vergadert regelmatig, volgens de regels die zijn vastgesteld in een samenwerkingsakkoord dat de partijen dienen te ondertekenen.
Het tracht de aanbevelingen en adviezen bedoeld in artikel 9 steeds uit te brengen met consensus Indien geen consensus wordt bereikt, bevatten de aanbevelingen en adviezen de meningen van de meerderheid en de minderheid.
Art. 11.Het overlegorgaan stelt een huishoudelijk reglement op waarin de interne werkingsregels worden vastgelegd. HOOFDSTUK 5. - De overlegprocedures Afdeling 1. - De gewone procedure
Art. 12.§ 1. De Regering of het College van de betrokken partij maakt aan het ministerieel comité en aan het overlegorgaan elk voorontwerp van decreet inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen over van zodra er akte van wordt genomen. - De voorzitter van de wetgevende raad van de betrokken partij maakt aan het ministerieel comité en aan het overlegorgaan elk voorstel van decreet inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen over van zodra het in overweging wordt genomen. § 2. De Regering of het College van de betrokken partij maakt aan het ministerieel comité en aan het overlegorgaan elk ontwerp van reglementair besluit inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen over van zodra er akte van wordt genomen. § 3. De Regering of het College van de betrokken partij maakt aan het ministerieel comité en aan het overlegorgaan elk ontwerp van raamakkoord voor de niet-handelssector inzake gezondheidszorg of bijstand aan personen over waarbij de in het overlegorgaan vertegenwoordigde partners zijn betrokken.
Art. 13.§ 1. In geval van aanhangigmaking overeenkomstig artikel 12, beschikt het overlegorgaan over een termijn van vijftien dagen om het ministerieel comité op de hoogte te brengen van zijn intentie om een aanbeveling of advies uit te brengen over het aan hem voorgelegde voorontwerp of voorstel van decreet, het ontwerp van reglementair besluit of het ontwerp bedoeld in artikel 12, § 3.
Wanneer het overlegorgaan de wil kenbaar maakt om een aanbeveling of advies uit te brengen, maakt het deze aan het ministerieel comité over binnen veertig dagen vanaf de aanhangigmaking. Wanneer het overlegorgaan zijn aanbeveling of advies niet tijdig overmaakt, houdt het ministerieel comité er geen rekening mee. § 2. Het ministerieel comité beschikt over een termijn van vijftien dagen om te overleggen over het aan hem voorgelegde voorontwerp of voorstel van decreet, het ontwerp van reglementair besluit of het ontwerp bedoeld in artikel 12, § 3, in voorkomend geval op basis van het advies of de aanbeveling van het overlegorgaan.
De in het eerste lid 1 bedoelde termijn gaat in : 1° vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagenwanneer het overlegorgaan niet de wens kenbaar maakt om een aanbeveling of advies uit te brengen, 2° vanaf de overdracht van het advies of de aanbeveling van het overlegorgaan of, in voorkomend geval, vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde termijn van veertig dagen wanneer het overlegorgaan de wens kenbaar maakt om een aanbeveling of advies uit te brengen. Het ministerieel comité kan met consensus beslissen om de in het eerste lid voorziene termijn te verlengen. Afdeling 2. - De dringende procedure
Art. 14.Indien het voor overleg voorgelegde voorontwerp, voorstel of ontwerp door de betrokken partij als dringend wordt beschouwd, motiveert deze partij in het bijzonder deze hoogdringendheid en maakt ze de zaak bij het ministerieel comité of het overlegorgaan aanhangig overeenkomstig artikel 12.
De hoogdringendheid wordt geacht erkend te zijn, behoudens betwisting van de twee andere partijen.
Wanneer de hoogdringendheid betwist wordt, is de in artikel 13 bedoelde overlegprocedure van toepassing.
Wanneer de hoogdringendheid geacht wordt erkend te zijn, is de in artikel 15 bedoelde overlegprocedure van toepassing.
Art. 15.§ 1. In geval van aanhangigmaking overeenkomstig artikel 14, beschikt het overlegorgaan over een termijn van vijf dagen om het ministerieel comité op de hoogte te brengen van zijn intentie om een aanbeveling of advies uit te brengen over het aan hem voorgelegde voorontwerp of voorstel van decreet, het ontwerp van reglementair besluit of het ontwerp bedoeld in artikel 12, § 3.
Wanneer het overlegorgaan de wil kenbaar maakt om een aanbeveling of advies uit te brengen, maakt het deze aan het ministerieel comité over binnen tien dagen vanaf de aanhangigmaking.
Wanneer het overlegorgaan zijn advies of aanbeveling niet tijdig overmaakt, houdt het ministerieel comité er geen rekening mee. § 2. Het ministerieel comité beschikt over een termijn van vijf dagen om te overleggen over het aan hem voorgelegde voorontwerp of voorstel van decreet, het ontwerp van reglementair besluit of het ontwerp bedoeld in artikel 12, § 3, in voorkomend geval op basis van de aanbeveling of het advies van het overlegorgaan.
De in het eerste lid 1 bedoelde termijn gaat in : 1° vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde termijn van vijf dagen wanneer het overlegorgaan niet de wens kenbaar maakt om een aanbeveling of advies uit te brengen, 2° vanaf de overdracht van de aanbeveling of het advies van het overlegorgaan of, in voorkomend geval, vanaf het verstrijken van de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde termijn van tien dagen wanneer het overlegorgaan de wens kenbaar maakt om een advies of aanbeveling uit te brengen. Het ministerieel comité kan met consensus beslissen om de in het eerste lid voorziene termijn te verlengen. Afdeling 3. - De belangenconflictprocedure
Art. 16.Wanneer een belangenconflictprocedure in de zin van artikel 143, § 1, de Grondwet en hoofdstuk II van de gewone wet tot hervorming der instellingen van 9 augustus 1980 wordt toegepast op initiatief van een van de partijen en betrekking heeft op gezondheidszorg of bijstand aan personen, maakt de voorzitter van haar wetgevende raad, haar Regering of haar College de zaak aanhangig bij het ministerieel comité en het overlegorgaan.
Het overlegorgaan beschikt vanaf de aanhangigmaking over een termijn van vijfentwintig dagen om aan het ministerieel comité zijn aanbeveling of advies over het voorwerp van het belangenconflict over te maken.
Vanaf de ontvangst van de aanbeveling of het advies of vanaf het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn van vijfentwintig dagen, beschikt het ministerieel comité over een termijn van vijfentwintig dagen om te overleggen op basis van dat advies. HOOFDSTUK 6. - De leidende ambtenaren van de betrokken administratieve organen
Art. 17.De leidende ambtenaren van de betrokken administratieve organen van de partijen komen regelmatig samen om de coördinatie van het beleid inzake gezondheidszorg en bijstand aan personen te garanderen.
Ze worden aangewezen door elke partij, elk voor wat haar betreft.
Ze nemen deel aan de vergaderingen van het ministerieel comité. HOOFDSTUK 7. - De permanente technische cel
Art. 18.Er wordt een permanente technische cel ingesteld door de partijen.
Deze cel is samengesteld uit beambten die zijn aangewezen door de administratieve diensten van de partijen.
Art. 19.De permanente technische cel stelt zich tot taak : 1° het secretariaat van het ministerieel comité waar te nemen;2° de vergaderingen van het overlegorgaan en het ministerieel comité voor te bereiden op verzoek van deze laatste of uit eigen beweging. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 20.Dit samenwerkingsakkoord wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Parlementen van de Franse Gemeenschapscommissie en het Waalse Gewest, en aan de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 21.Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op 1 juli 2014, voor zover alle normen die er instemming mee moeten betuigen vóór deze datum zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . Bij ontstentenis treedt het akkoord in werking op de dag dat het laatste instemmingsdecreet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 22.Dit akkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Brussel, op 27 februari 2014, in zoveel exemplaren als er contracterende partijen zijn, in de Franse taal.
Voor de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE Voor de Waalse Regering : R. DEMOTTE Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, Ch. DOULKERIDIS Brussel, 4 april 2014.
De voorzitter, De secretaris, De griffier,