Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 april 2023
gepubliceerd op 19 september 2023

Decreet betreffende de verbetering van het schoolklimaat en het voorkomen van pesten en cyberpesten op school

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2023042324
pub.
19/09/2023
prom.
27/04/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2023. - Decreet betreffende de verbetering van het schoolklimaat en het voorkomen van pesten en cyberpesten op school


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL I. - BEPALING TOT WIJZIGING VAN HET WETBOEK VOOR HET BASIS- EN SECUNDAIR ONDERWIJS MET BETREKKING TOT HET WELZIJN VAN LEERLINGEN, DE VERBETERING VAN HET SCHOOLKLIMAAT EN DE PREVENTIE VAN PESTEN EN CYBERPESTEN

Artikel 1.In Boek 1, Titel 7, wordt het volgende hoofdstuk 10 ingevoegd: "Hoofdstuk 10 - Welzijn van leerlingen, verbetering van het schoolklimaat en voorkoming van pesten en cyberpesten Afdeling 1 . - Algemene bepalingen

Artikel 1.7.10-1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° "collectieve acties": acties die erop gericht zijn alle actoren of een categorie actoren in een school of scholengemeenschap te bereiken;2° "groepsacties": acties gericht op een bepaalde groep, zoals een klasse of een groep individuen;3° "individuele acties": acties gericht op het bereiken van een specifiek individu of specifieke individuen;4° "schoolklimaat": het klimaat binnen een school of klas dat gekenmerkt wordt door de volgende elementen: a) de relationele omgeving, die de kwaliteit van de betrekkingen tussen actoren of groepen actoren in de school omvat;b) de normatieve omgeving en de democratische praktijken, die elementen samenbrengen met betrekking tot de opstelling van regels, de toepassing ervan binnen de schoolgemeenschap en de processen van participatie en collectieve besluitvorming die daaraan geheel of gedeeltelijk ten grondslag liggen;c) het pedagogisch klimaat, dat elementen omvat die verband houden met de ontwikkeling van kennis en vaardigheden op school;d) de fysieke omgeving, die de fysieke omstandigheden en de infrastructuur van de school omvat;5° "zonale intervisie": intervisie en uitwisseling van praktijken georganiseerd op het niveau van zonale platforms. Artikel 1.7.10-2. Met dit hoofdstuk wordt beoogd de scholen, onder de daarin gestelde voorwaarden en nadere regels, instrumenten aan te reiken om invloed uit te oefenen op de verschillende elementen die het schoolklimaat kenmerken, teneinde het welzijn van de leerlingen te bevorderen, het gemeenschapsleven en de voor het leren bevorderlijke sereniteit te verbeteren, en pesten en cyberpesten te voorkomen en te bestrijden.

In aanvulling op het bepaalde in afdeling 2 is elke in artikel 1.7.10-6 bedoelde school verplicht deel te nemen aan het in afdeling 3 bedoelde kaderprogramma. Afdeling 2 . - Welzijn van de leerlingen en schoolklimaat

Artikel 1.7.10-3. § 1. De directeur en het onderwijsteam ontwikkelen een schoolklimaat dat het welzijn van de leerlingen, het samenleven en een sereniteit die bevorderlijk is voor het leren, bevordert. Zij streven naar verbetering van de situatie van de leerlingen, zowel wat betreft hun academische vooruitgang als hun persoonlijke ontwikkeling. § 2. Het multidisciplinaire team van het PMS-centrum en de dienst voor gezondheidsbevordering op school dragen bij tot de verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen. § 3. Het multidisciplinaire team van het PMS-centrum werkt samen aan deze doelstellingen, op het raakvlak tussen de schoolwereld en die daarbuiten.

Hij vergezelt op verzoek elke leerling, ouder of lid van het onderwijsteam.

Hij steunt alle collectieve inspanningen om het schoolklimaat te verbeteren. Hij reageert met passende interventies op situaties die als problematisch zijn aangemerkt. § 4. De directeur organiseert jaarlijks een bijeenkomst tussen vertegenwoordigers van het onderwijsteam, het PMS-centrum en de dienst voor gezondheidsbevordering op school. De bijeenkomst kan openstaan voor andere actoren die met de school samenwerken.

De aan een bepaalde school toegewezen schoolbemiddelaar wordt bij de vergadering betrokken.

Deze vergadering heeft tot doel: 1° uitwisseling op: a.de educatieve, pedagogische en schoolprojecten bedoeld in de artikelen 1.5.1-2 en 1.5.1-5 ; b. het project van het PMS-centrum;c. het schoolproject voor gezondheidsbevordering;d. het dienstverleningsplan van de schoolbemiddelingsdienst wanneer een bemiddelaar aan de school wordt toegewezen;2° de specifieke behoeften van de school op het gebied van welzijn van jongeren, schoolbehoud, preventie van geweld op school en ondersteuning van schoolbegeleiding vast te stellen;3° de prioriteiten voor de komende jaren vast te stellen;4° vast te stellen welke interne en externe middelen kunnen worden ingezet;5° de rol van elke persoon specificeren en inzonderheid voor elke geselecteerde prioriteit een referentiepersoon aan te wijzen;6° indien een schoolbemiddelaar aan een school wordt toegewezen, een samenwerkingsprotocol tussen de betrokken actoren vast te stellen;7° een evaluatie opstellen van de ondernomen acties en de ontwikkelde samenwerkingsverbanden. § 5. Wanneer de lokale overlegcel is opgericht, worden inzonderheid binnen deze eenheid de in punt 4 bedoelde raadplegingen en acties georganiseerd.

Artikel 1.7.10-4. De directeur en het onderwijsteam stellen een procedure vast voor de interne melding en afhandeling van situaties van pesten op school en cyberpesten. Deze procedure heeft tot doel situaties van schoolpesten en cyberpesten op te sporen, de betrokken leerlingen door te verwijzen en de geconstateerde situaties, afhankelijk van de beschikbare vaardigheden en/of de ernst van de situatie, binnen de school of met externe partijen af te handelen.

Deze procedure specificeert: 1° de wijze van registratie van de signalering, 2° de fasen van de procedure, van melding tot verwerking;3° de maximumtermijnen voor de verwerking van de signalering;4° de identificatie van de informatie- en contactpersonen. Deze procedure wordt goedgekeurd door de inrichtende machten en wordt vermeld in het in artikel 1.5.1-9 bedoelde huishoudelijk reglement van de school.

Deze procedure wordt aan het begin van elk schooljaar door een lid van het onderwijsteam aan de leerlingen uitgelegd. Deze procedure wordt regelmatig door de inrichtende macht of haar afgevaardigde meegedeeld aan alle ouders, alle personeelsleden van de school en de leden van het multidisciplinaire team van het bevoegde PMS-centrum.

Artikel 1.7.10-5. Scholen hebben toegang tot inhoud die is geproduceerd en gevalideerd door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat. Afdeling 3 . - Het kaderprogramma ter verbetering van het

schoolklimaat door het voorkomen en bestrijden van pesten en cyberpesten Onderafdeling 1 . - Toepassingsgebied Artikel 1.7.10-6. Het in deze afdeling bedoelde kaderprogramma is bestemd voor leerlingen in het basis- en secundair onderwijs, zowel in het gewoon als in het gespecialiseerd onderwijs.

In het gewoon secundair onderwijs is het kaderprogramma ontworpen voor leerlingen in de jaren 1, 2 en 3.

In het gespecialiseerd secundair onderwijs is het kaderprogramma bestemd voor leerlingen in de eerste twee fasen.

In afwijking van de leden 1 tot en met 3 kunnen de collectieve acties van het kaderprogramma gericht zijn op alle leerlingen en actoren van een school.

Onderafdeling 2 - Inhoud van het kaderprogramma Artikel 1.7.10-7. Het kaderprogramma is een voor elke geselecteerde school specifiek programma van acties en steun voor de preventie en aanpak van pesten en cyberpesten op school en voor de verbetering van het schoolklimaat.

De geselecteerde scholen worden in het kaderprogramma op de volgende manieren ondersteund: 1° ondersteuning door operatoren als bedoeld in artikel 1.7.10-10; 2° toegang tot zonale intervisies en fora voor de uitwisseling van praktijken tussen schoolprofessionals; 3° ondersteuning bij de uitwerking en/of herziening van de procedure bedoeld in artikel 1.7.10-4; 4° steun voor het in werking stellen van de in artikel 1.7.10-5 bedoelde instrumenten; 5° een reeks specifieke opleidingen over schoolklimaat, preventie en de strijd tegen het pesten en cyberpesten, opgezet overeenkomstig artikel 1.7.10-21 en bestaande uit: a) opleiding voor een goede uitvoering en coördinatie van het kaderprogramma;b) opleiding om te zorgen voor een gemeenschappelijk begrip van het verschijnsel pesten en cyberpesten, de gevolgen ervan, het juridisch kader en de waarde van de uitvoering van een gecoördineerd programma binnen de school. c) In voorkomend geval, een of meer opleidingen die door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat worden georganiseerd overeenkomstig artikel 1.7.10-21.

Artikel 1.7.10-8. § 1. Het kaderprogramma bestaat uit drie soorten acties: 1° de minimale verplichte acties die de geselecteerde scholen moeten uitvoeren;2° aanvullende acties die aan de vrije keuze van de geselecteerde scholen worden overgelaten;3° aanvullende acties die door de geselecteerde scholen vrij worden voorgesteld. De acties zijn individueel, groepsgewijs of collectief. Ze zijn eenmalig of structureel. De leerlingen worden er zoveel mogelijk bij betrokken. § 2. De minimale verplichte acties die in en door de geselecteerde scholen moeten worden uitgevoerd, zijn de volgende: 1° de opleiding bedoeld in artikel 1.7.10-7, tweede lid, 5°, b); 2° de toepassing van instrumenten voor conflictbeheersing, waaronder ten minste het opzetten van gereglementeerde discussiefora;3° het organiseren van informatiesessies die specifiek gericht zijn op het probleem van cyberpesten, in een preventieve aanpak, voor alle leden van het schoolpersoneel, alsook voor ouders en leerlingen;4° het informeren van ouders en leerlingen over de deelname van de school aan het kaderprogramma en de inhoud ervan. § 3. De aanvullende acties die aan de vrije keuze van de geselecteerde scholen worden overgelaten zijn de volgende: 1° de oprichting van een interventiecel, bestaande uit één of meer opgeleide hulpverleners die bevoegd zijn om doeltreffend op te treden in geval van pesten op school of cyberpesten;2° de uitvoering van acties om pesten op school en cyberpesten te voorkomen in verband met de elementen die het schoolklimaat kenmerken. Elke school voert ten minste drie aanvullende acties uit, waarbij elke actie, bedoeld in het eerste lid, 2°, geldt als één aanvullende actie. § 4. Aanvullende acties die door de school vrij worden voorgesteld, zijn acties die bijdragen tot de preventie en de aanpak van pesten en cyberpesten en tot de verbetering van het schoolklimaat, die niet onder de minimale of aanvullende acties vallen.

Artikel 1.7.10-9. § 1. Het kaderprogramma strekt zich uit over vier schooljaren. Het bestaat uit drie fasen, die scholen moeten leiden naar autonomie bij de voortdurende verbetering van hun schoolklimaat en bij de preventie en aanpak van pesten op school en cyberpesten: 1° de eerste fase duurt maximaal zes maanden;2° de tweede fase duurt twee jaar;3° de derde fase duurt een jaar. § 2. In de eerste fase, na een diagnose van de reeds ondernomen acties en van de behoeften, bepalen het onderwijsteam en de aan de school toegewezen operator samen de inhoud, de actoren, de planning en de uitvoeringsmodaliteiten van het kaderprogramma dat in de tweede en derde fase zal worden uitgevoerd en geëvalueerd.

Op basis van de voorgestelde elementen, bedoeld in de eerste alinea, beslissen de inrichtende macht, in overleg met het onderwijsteam, en de aan de betrokken school toegewezen operator samen over de door de operator uit te voeren acties en leggen deze schriftelijk vast. De inrichtende macht zendt een kopie van het actieplan aan het Observatorium voor het schoolklimaat bedoeld in artikel 1.7.10-25.

De acties kunnen in de eerste fase beginnen. § 3. In de tweede fase wordt het in de eerste fase vastgestelde kaderprogramma uitgevoerd. § 4. In de derde fase wordt de uitvoering van het kaderprogramma voortgezet: de school neemt deel aan de zonale intervisies, evalueert de uitvoering van het kaderprogramma volgens de door de regering vastgestelde nadere regels en integreert de autonome follow-up van de in de vorige fasen ontwikkelde acties en hun evolutie. § 5. De voor de uitvoering van een kaderprogramma geselecteerde school brengt in haar stuurplan en/of in de tussentijdse evaluatie van haar doelstellingenovereenkomst verslag uit over de opzet, de uitvoering en de evaluatie van het kaderprogramma.

Onderafdeling 3 . - Selectie van deelnemende scholen Artikel 1.7.10-10. De regering maakt jaarlijks een oproep tot het indienen van kandidaturen bekend waarin zij de nadere regels voor het indienen van kandidaturen uiteenzet. Afhankelijk van de beschikbare begroting bevat deze oproep een raming van het aantal scholen dat kan worden geselecteerd.

De regering kan in hetzelfde jaar een nieuwe oproep tot het indienen van aanvragen doen indien de vorige oproep niet heeft geleid tot de selectie van voldoende scholen om de beschikbare begroting op te gebruiken.

Artikel 1.7.10-11. Alleen aanvragen die binnen de termijn door de inrichtende machten zijn ingediend en die aantonen dat hun school aan de volgende voorwaarden voldoet, worden aanvaard: 1° niet eerder aan het kaderprogramma te hebben deelgenomen;2° hebben deelgenomen aan een voorlichtingsbijeenkomst over het kaderprogramma;3° blijk geven van de bereidheid van het onderwijsteam om te investeren in de uitvoering van het kaderprogramma;4° de bereidheid van de studenten aantonen om zich in te zetten voor de uitvoering van het kaderprogramma;5° aantonen dat de ouders bereid zijn te investeren in de uitvoering van het kaderprogramma. De betrokkenheid van de in het eerste lid, 3°, 4° en 5° bedoelde personen kan door de inrichtende macht worden aangetoond: 1° door mededeling van het advies van de Participatieraad, dat bij het aanvraagdossier moet worden gevoegd;2° door mededeling van het advies van het plaatselijk sociaal overlegorgaan, dat bij het aanvraagdossier moet worden gevoegd; 3° voor de studiejaren bedoeld in artikel 1.5.3-6, § 1, eerste lid, door de mededeling van het advies van alle afgevaardigden van de leerlingen, dat bij het aanvraagdossier moet worden gevoegd; 4° door de mededeling van het advies van de oudervereniging van de school;5° in voorkomend geval door verwijzing naar de doelstellingenovereenkomst van de school;6° door notulen van vergaderingen op te stellen;7° met elk ander middel aantonen dat zij zijn geraadpleegd en rechtstreeks of via hun plaatselijke vertegenwoordigende organisaties hun bereidheid te kennen hebben gegeven om bij de uitvoering van het kaderprogramma te worden betrokken. Artikel 1.7.10-12. § 1. Indien het aantal ontvankelijke aanvragen groter is dan het aantal scholen dat kan worden geselecteerd of ten behoeve van de matching bedoeld in artikel 1.7.10-17, gaat de regering op advies van de erkennings- en selectiecommissie bedoeld in onderafdeling 9 over tot een eerste rangschikking van de scholen volgens de punten die voor elk van de volgende criteria zijn behaald: 1° een ontvankelijke aanvraag hebben ingediend die in een vorige oproep tot het indienen van aanvragen niet werd geselecteerd: 5 punten;2° in de afgelopen vier schooljaren zijn geconfronteerd of te kampen hebben gehad met een situatie van pesten of cyberpesten of een verslechtering van het schoolklimaat: 10 punten.Scholen kunnen aantonen dat zij aan dit criterium hebben voldaan door het bewijs te leveren van een interventie of een verzoek om interventie van een externe partij naar aanleiding van een situatie van pesten of cyberpesten of een verslechtering van het schoolklimaat, of door de resultaten over te leggen van een onderzoek of het gebruik van een diagnostisch instrument waarmee de behoefte aan specifieke ondersteuning op het gebied van pesten of cyberpesten objectief kan worden vastgesteld.

Indien de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste lid, het niet mogelijk maakt de scholen te rangschikken en aldus te selecteren, zet de regering op advies van de erkennings- en selectiecommissie, bedoeld in onderafdeling 9, de rangschikking van de scholen voort door 5 punten toe te kennen aan de scholen die één of meer verbeterdoelstellingen hebben die het onderwijs in staat stellen de indexcijfers van het welzijn op school en de verbetering van het schoolklimaat te verhogen, zoals vastgelegd in hun doelstellingenovereenkomst.

Indien de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste en tweede lid, het nog steeds niet mogelijk maakt de scholen te rangschikken en dus te selecteren, blijft de regering op advies van de erkennings- en selectiecommissie, bedoeld in het negende lid, de scholen rangschikken op basis van de behaalde punten voor elk van de volgende criteria 1° de wil van de actoren van de school om zich aan een kaderprogramma te verbinden, zoals blijkt uit het verband tussen de inhoud van het kaderprogramma en de pedagogische en didactische richtlijnen, de personele en materiële middelen en de organisatorische regelingen die de school in haar aanvraag voorstelt: van 0 tot 5 punten;2° de wijze waarop de school de ontwikkeling van partnerschappen met actoren binnen en buiten de school overweegt in verband met de preventie en bestrijding van pesten en/of cyberpesten: van 0 tot 5 punten. De scholen met de hoogste rang met toepassing van de criteria van lid 1, leden 1 en 2 of leden 1 tot en met 3, worden geselecteerd totdat de in artikel 1.7.10-10 bedoelde beschikbare begroting is opgebruikt.

Aan het einde van de rangschikking, indien twee of meer scholen met hetzelfde aantal punten moeten worden gerangschikt, selecteert de regering de scholen met inachtneming van hun categorie in de zin van artikel 1.7.10-18 teneinde het gebruik van de nog beschikbare begroting te optimaliseren. Wanneer de nog beschikbare begroting de selectie van een school in een bepaalde categorie mogelijk maakt, worden de scholen met hetzelfde aantal punten in die categorie door loting geselecteerd.

Na het in deze paragraaf bedoelde selectieproces worden de geselecteerde scholen overeenkomstig artikel 1.7.10-17 gekoppeld aan een erkende operator. § 2. In afwijking van de artikelen 1.7.10-9 en 1.7.9-10 stelt de regering, wanneer het aantal scholen dat niet aan het kaderprogramma heeft deelgenomen gelijk is aan of kleiner is dan het aantal scholen dat op grond van de beschikbare begroting en met inachtneming van de in artikel 1.7.10-17 bedoelde matchingmogelijkheden kan worden geselecteerd, de aanvragende scholen in kennis van hun selectie voor het kaderprogramma. De regering informeert ook de scholen die niet voor het kaderprogramma zijn geselecteerd.

Onderafdeling 4 . - Erkende operatoren Artikel 1.7.10-13. De opdrachten van de operatoren worden uitgevoerd in coördinatie met de afgevaardigde belast met het schoolklimaat en het welzijn op school en zijn de volgende: 1° de scholen ondersteunen bij het uitvoeren van hun diagnose;2° de scholen ondersteunen bij de ontwikkeling van hun kaderprogramma en bij de ontwikkeling van hun opleidingsplan;3° de planning van de uitvoering van het kaderprogramma en het opleidingsplan bedoeld in 2° begeleiden;4° de uitvoering van de verschillende acties coördineren en opvolgen in samenwerking met de "afgevaardigde belast met het schoolklimaat en het welzijn op school"; 5° meewerken aan de algemene communicatie van het kaderprogramma naar de verschillende actoren in de school (ouders, PMSC, leerlingen, enz.); 6° de onderwijsteams op lange termijn autonoom maken. Artikel 1.7.10-14. Minstens om de vier jaar maakt de regering een oproep tot kandidaten bekend waarin zij de procedures voor de indiening van kandidaturen uiteenzet.

Op advies van de erkennings- en selectiecommissie erkent de regering voor vier jaar een voldoende aantal operatoren om de scholen te ondersteunen bij de uitvoering van hun kaderprogramma.

Artikel 1.7.10-15. Alleen operatoren die aan de volgende voorwaarden voldoen, kunnen worden erkend: 1° een vennootschap zijn in de zin van artikel I.1, 1°, van het Wetboek van economisch recht; 2° minimaal drie jaar ervaring hebben met projectmanagement en organisatorische ondersteuning;3° het vermogen hebben om 5 tot 10 scholen per jaar te ondersteunen;4° een personeelsstabiliteitsindex produceren met een personeelsverloop van minder dan dertig procent in de afgelopen drie jaar;5° aantonen dat zij ten minste drie jaar ervaring hebben met de ontwikkeling van preventieve of curatieve projecten op het gebied van pesten en cyberpesten of het schoolklimaat, of de persoon met die ervaring aanwijzen op wie de operator een beroep zal doen indien hij wordt goedgekeurd;6° een programma van permanente opleiding voor zijn teams hebben. Artikel 1.7.10-16. De regering stelt de nadere regels voor de evaluatie van de operatoren en de procedure voor de intrekking van de erkenning vast.

Onderafdeling 5. - Matching tussen geselecteerde scholen en erkende operatoren Artikel 1.7.10-17. § 1. Alvorens operatoren aan de geselecteerde scholen toe te wijzen, berekent de erkennings- en selectiecommissie voor elke zone de verhouding tussen de deelnemende scholen en het vermogen van de operatoren.

De erkennings- en selectiecommissie wijst een operator toe aan de per zone geselecteerde scholen, ongeacht het type school, te beginnen met de zone waar de in lid 1 bedoelde verhouding het ongunstigst is en verder met de andere zones op basis van hetzelfde criterium. Bij de toewijzing van een operator aan de per zone geselecteerde scholen houdt de erkennings- en selectiecommissie zo mogelijk rekening met de voorkeur van de operator voor het onderwijsniveau van de ondersteunde school. § 2. Indien het aantal operatoren voldoende is om de behoeften van alle scholen in alle zones te dekken, selecteert de erkennings- en selectiecommissie bij loting de operatoren die hebben aangegeven dat zij in de betrokken zone kunnen werken, te beginnen met de operatoren die hebben aangegeven dat zij alleen in de betrokken zone kunnen werken, en wijst zij de scholen aan hen toe in de volgorde van de loting totdat zij hun maximale personeelsvermogen hebben bereikt. § 3. Indien het aantal operatoren onvoldoende is om de behoeften van alle scholen in alle zones te dekken, wijst de erkennings- en selectiecommissie, volgens de procedure van loting bedoeld in paragraaf 2, operatoren toe aan de scholen met de hoogste rangschikking in het licht van de criteria van artikel 1.7.10-12, § 1, eerste tot en met derde lid, totdat honderd procent van het maximale ondersteuningsvermogen is bereikt van de operatoren die hebben aangegeven alleen in de betrokken zone werkzaam te kunnen zijn en zeventig procent van het maximale ondersteuningsvermogen van de operatoren die hebben aangegeven in meerdere zones werkzaam te kunnen zijn.

Vervolgens wijst hij de operatoren aan de scholen van de andere zones toe in de in § 1, tweede lid, bedoelde volgorde, totdat de in het eerste lid bedoelde percentages zijn bereikt.

Nadat de erkennings- en selectiecommissie overeenkomstig de procedure van de leden 1 en 2 aan de scholen in alle zones operatoren heeft toegewezen, wijst het een operator toe aan de scholen waaraan nog geen operator is toegewezen, te beginnen met de scholen in de zone waar de in lid 1 bedoelde verhouding het ongunstigst is, en zorgt het ervoor dat in elke zone evenveel scholen een operator toegewezen krijgen. § 4. Aan het einde van het matchingproces kan de erkennings- en selectiecommissie, indien er op bepaalde gebieden nog niet vervulde ondersteuningsmogelijkheden zijn, scholen matchen die aanvankelijk niet waren geselecteerd, door toepassing van de volgorde van de volgende rangschikking van scholen met betrekking tot de criteria van artikel 1.7.10-12, § 1, eerste tot en met derde lid. In geval van staking van stemmen tussen twee of meer scholen die kunnen worden gematcht, wordt artikel 1.7.10-12, § 1, zesde lid, toegepast. § 5. Aan het einde van het matchingproces legt de erkennings- en selectiecommissie aan de regering: 1° haar advies over de ontvankelijkheid van de aanvragen van de scholen, hun selectie en, in voorkomend geval, hun rangschikking overeenkomstig de artikelen 1.7.10-11 en 1.7.10-12; 2° haar voorstellen om de geselecteerde scholen te koppelen aan erkende operatoren die overeenkomstig dit artikel zijn opgericht. De regering neemt haar beslissing. Het secretariaat van de erkennings- en selectiecommissie stelt de scholen in kennis van hun selectie of niet-selectie en, in geval van selectie, van de aan hen toegewezen erkende operator. Het brengt ook de betrokken erkende operatoren op de hoogte.

Onderafdeling 6 . - Subsidiëring van erkende operatoren die belast zijn met de ondersteuning van scholen Artikel 1.7.10-18. De geselecteerde scholen zijn op grond van hun bevolking en onderwijstype in de volgende categorieën ingedeeld: 1° in het gewoon onderwijs: a) scholen met minder dan 200 leerlingen vallen onder categorie 1;b) scholen met tussen 201 en 300 leerlingen vallen onder categorie 2;c) scholen met 301 tot 400 leerlingen behoren tot categorie 3;d) scholen met meer dan 400 leerlingen vallen in categorie 4;2° in het gespecialiseerd onderwijs: a) scholen met minder dan 100 leerlingen vallen in categorie 1;b) scholen met tussen 101 en 150 leerlingen vallen in categorie 2;c) scholen met tussen 151 en 200 leerlingen vallen onder categorie 3;d) scholen met meer dan 200 leerlingen vallen onder categorie 4. Artikel 1.7.10-19. De subsidie voor erkende operatoren is een vast bedrag per school, per jaar en is afhankelijk van het aantal en de categorie scholen als omschreven in artikel 1.7.10-18 die zij moeten ondersteunen, als volgt: 1° voor scholen voor gewoon onderwijs:

Gewoon onderwijs

Categorie 1 (minder dan 200 leerlingen)

Categorie 2 (tussen 201 en 300 leerlingen)

Categorie 3 (tussen 301 en 400 leerlingen)

Categorie 4 (meer dan 400 leerlingen)

Jaar 1

1500 €

2000 €

2500 €

2500 €

Jaar 2

3000 €

4000 €

5000 €

5000 €

Jaar 3

3000 €

4000 €

5000 €

5000 €

Jaar 4

1000 €

1500 €

2000 €

2000 €


2° voor scholen voor gespecialiseerd onderwijs:

Gespecialiseerd onderwijs

Categorie 1 (minder dan 100 leerlingen)

Categorie 2 (tussen 101 en 150 leerlingen)

Categorie 3 (tussen 151 en 200 leerlingen)

Categorie 4 (meer dan 200 leerlingen)

Jaar 1

1500 €

1500 €

2000 €

2500 €

Jaar 2

3000 €

3000 €

4000 €

5000 €

Jaar 3

3000 €

3000 €

4000 €

5000 €

Jaar 4

1000 €

1000 €

1500 €

2000 €


Artikel 1.7.10-20. De regering bepaalt de nadere regels en de termijnen voor de betaling van de subsidie overeenkomstig het beginsel van de jaarperiodiciteit van de begroting.

De operatoren verantwoorden het gebruik van hun subsidie binnen de termijn en op de wijze die door de regering zijn vastgesteld.

De regering kan bepalen dat de subsidies worden verlaagd of dat de vereffening ervan wordt opgeschort zolang de marktdeelnemers het gebruik van hun subsidies niet hebben gerechtvaardigd volgens de nadere regels bepaald in uitvoering van het tweede lid.

Onderafdeling 7 . - Specifiek opleidingsprogramma inzake schoolklimaat, voorkoming en bestrijding van pesten en cyberpesten Artikel 1.7.10-21. § 1. Naast de voortgezette beroepsopleiding, bedoeld in Boek 6, Titel 1, voert elke in het kaderprogramma geselecteerde school het specifieke opleidingspakket inzake schoolklimaat, voorkoming en bestrijding van pesten en cyberpesten, bedoeld in artikel 1.7.10-7, tweede lid, 5°, uit.

De in lid 1 bedoelde opleidingen zijn uitsluitend bestemd voor de aan het kaderprogramma deelnemende scholen en zijn bestemd voor personeelsleden van die scholen. De toegang tot bepaalde specifieke opleidingen kan worden beperkt tot bepaalde leden van het onderwijsteam.

De in dit artikel bedoelde opleidingen voldoen aan de minimumcriteria bedoeld in artikel 6.1.5-11, § 1, tweede lid. § 2. De opleiding voor de goede uitvoering en coördinatie van het kaderprogramma bedoeld in artikel 1.7.10-7, tweede lid, 5°, a), wordt georganiseerd door de erkende operator die bevoegd is voor de betrokken school.

Deze opleiding is uitsluitend voorbehouden aan de directeur en de afgevaardigde belast met het schoolklimaat en het welzijn op school bedoeld in artikel 9, § 1, 13. van het decreet van 14 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011352 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten sluiten houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten.

Deze opleiding wordt georganiseerd tijdens de eerste of tweede fase van het kaderprogramma. § 3. De opleiding bedoeld in artikel 1.7.10-7, tweede lid, 5°, b), wordt verstrekt door de erkende operator die bevoegd is voor de betrokken school of, bij ontstentenis daarvan, wordt zij georganiseerd door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat, in overleg met het Instituut voor permanente beroepsvorming.

Deze opleiding wordt verstrekt aan alle personeelsleden van de betrokken school.

Deze opleiding wordt georganiseerd tijdens de tweede fase van het kaderprogramma en bestaat uit maximaal twee halve opleidingsdagen per schooljaar.

De in lid 1 bedoelde opleiding wordt, wanneer zij wordt gegeven door een erkende operator, vooraf goedgekeurd door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat, in overleg met het Instituut voor voortgezette beroepsvorming. § 4. De opleiding(en) bedoeld in artikel 1.7.10-7, tweede lid, 5°, c), wordt/worden georganiseerd door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat, in overleg met het Instituut voor permanente beroepsvorming.

Het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat ontwikkelt een specifiek opleidingsaanbod voor scholen die aan het kaderprogramma deelnemen, teneinde te voorzien in opleidingsbehoeften waarin niet kan worden voorzien in het kader van de voortgezette beroepsvorming of door de in paragraaf 3 bedoelde opleidingen.

Het Instituut voor voortgezette beroepsopleiding draagt in overleg met het Waarnemingscentrum zorg voor de coördinatie van de in deze paragraaf bedoelde opleidingen. § 5. Voor de leden van het onderwijsteam van de school maken de halve dagen specifieke opleiding bedoeld in de paragrafen 2 tot 4, deel uit van de voortgezette beroepsopleiding die op het overschrijdend niveau van de netten wordt georganiseerd om tegemoet te komen aan de collectieve behoeften bedoeld in artikel 6.1.3-4, § 1.

Wanneer een school deelneemt aan het kaderprogramma, wordt haar opleidingsplan overeenkomstig artikel 6.1.4-2 aangepast om rekening te houden met de te ontwikkelen bevoedgheden inzake schoolklimaat, voorkoming en bestrijding van pesten en cyberpesten.

Onderafdeling 8 . - Steun aan deelnemende scholen Artikel 1.7.10-22. Voor de duur van het kaderprogramma wordt aan de deelnemende scholen een bijkomende lestijd toegekend voor de aanwijzing van een persoon als "afgevaardigde voor het schoolklimaat en het welzijn op school ", die tot opdracht heeft de ontwikkeling, de uitvoering en de follow-up van het kaderprogramma te coördineren en te ondersteunen.

In geen geval mag de toekenning van deze lestijd leiden tot een vaste benoeming of aanstelling.

De regering bepaalt de voorwaarden waaronder het gebruik van de aanvullende lestijd moet worden gerechtvaardigd en de voorwaarden waaronder deze kan worden ingetrokken.

Onderafdeling 9 . - De erkennings- en selectiecommissie Artikel 1.7.10-23. § 1. Door de regering wordt een erkennings- en selectiecommissie ingesteld.

De commissie bestaat uit: 1° een ambtenaar van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs;2° een ambtenaar van de Algemene Directie voor de Sturing van het Onderwijsstelsel;3° twee leden van het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat;4° de algemeen afgevaardigde voor de rechten van het kind of zijn vertegenwoordiger;5° een vertegenwoordiger van het kabinet van de minister van Onderwijs; 6° een deskundige van het expertisecentrum bedoeld in artikel 1.7.10-26, § 2; 7° een vertegenwoordiger voorgedragen door Wallonie-Bruxelles Enseignement;8° een vertegenwoordiger van de inrichtende machten van het gesubsidieerd officieel onderwijs;9° een vertegenwoordiger van de inrichtende machten van het gesubsidieerd vrij confessioneel onderwijs;10° een vertegenwoordiger van de inrichtende machten van het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs. De commissie wordt voorgezeten door een van de leden bedoeld in het eerste lid, 3°.

Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door het lid van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs.

De regering benoemt de leden van de erkenningscommissie. § 2. De erkennings- en selectiecommissie brengt adviezen uit aan de regering over: 1° de ontvankelijkheid van de kandidaturen van de scholen, hun selectie en, desnoods, hun rangschikking;2° de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvragen van de operatoren, hun erkenning en hun subsidiëring;3° de matching van geselecteerde scholen met erkende operatoren. Afdeling 4 . - Zonale platforms

Artikel 1.7.10-24. De zonedirecteur: 1° organiseert bijeenkomsten voor de uitwisseling van praktijken en intervisies voor scholen uit de regio die betrokken zijn bij een kaderprogramma en de begeleidende operatoren;2° neemt elk ander initiatief dat erop gericht is de acties van de scholen in het gebied en van de operatoren in het kader van de uitvoering van de kaderprogramma's bekend te maken of te ondersteunen. Afdeling 5. - Over het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat

Artikel 1.7.10-25. § 1. Binnen de Algemene directie voor de sturing van het onderwijsstelsel wordt een Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat opgericht, dat de volgende opdrachten heeft: 1° monitoring, sturing van het onderzoek en evaluatie van het structuurbeleid inzake schoolklimaat, voorkoming en bestrijding van pesten en cyberpesten.De observatie van de prevalentie van pesterijen, die inzonderheid plaats kan vinden via de monitoring van de kaderprogramma's van de scholen en de algemene evaluatie van het in dit hoofdstuk vastgestelde structuurbeleid, moet het mogelijk maken de meest voorkomende stereotypen te identificeren die bijdragen tot de dynamiek van de relaties die gekenmerkt worden door pesterijen op school; 2° het verstrekken van instrumenten, opleiding en toezicht op kaderprogramma's voor de preventie en de aanpak van pesten op school en cyberpesten;3° de vorming van netwerken van actoren die betrokken zijn bij het structurele beleid inzake schoolklimaat, voorkoming en bestrijding van pesten op school en cyberpesten. § 2. Het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat organiseert en verzorgt het secretariaat van: 1° een expertisecentrum dat verantwoordelijk is voor het begeleiden en adviseren van het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat;2° een forum waar praktijken en ervaringen worden uitgewisseld en gesynthetiseerd. Artikel 1.7.10-26. § 1. Het expertisecentrum documenteert en ondersteunt het personeel van het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat bij de uitvoering van zijn opdrachten.

Het is verantwoordelijk voor het verstrekken van advies, richtlijnen en voorstellen aan het personeel van het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat.

Het komt minstens twee keer per jaar bijeen. § 2. Het expertisecentrum bestaat uit: 1° een gespecialiseerde academische deskundige van elke universiteit, waaronder ten minste één deskundige op het gebied van kinderpsychiatrie en genderdimensie;2° een vertegenwoordiger van de regering, aangewezen door de minister belast met het leerplichtonderwijs;3° de Administrateur-generaal voor Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek of zijn afgevaardigde;4° een ambtenaar van de Algemene Directie voor de Sturing van het Onderwijsstelsel;5° een ambtenaar van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs. De regering wijst om de vijf jaar de werkende leden van het in 1°, 2°, 4° en 5° bedoelde expertisecentrum en hun plaatsvervangers aan. Het expertisecentrum stelt zijn huishoudelijk reglement vast. Het kan een of meer deskundigen als uitgenodigde bij zijn werkzaamheden betrekken.

Artikel 1.7.10-27. Het forum wordt om de zes maanden georganiseerd door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat. Het is een forum voor uitwisseling over de prevalentie van pesten en cyberpesten op school, over de pedagogische praktijken op dit gebied en over de uitvoering van de kaderprogramma's. De samenstelling van het forum varieert naar gelang van het specifieke onderwerp dat door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat in behandeling wordt genomen.

Het brengt op een evenwichtige manier samen: 1° scholen in het kaderprogramma;2° de operatoren die hen begeleiden;3° academische vertegenwoordigers van het expertisecentrum;4° vertegenwoordigers van de regeringsdiensten 5° een vertegenwoordiger van de minister belast met het Leerplichtonderwijs. Voor de toepassing van lid 2, 1°, moet worden gezorgd voor evenwicht wat betreft type en vorm van onderwijs, locatie van de scholen en doorstroming tussen de verschillende fasen van het kaderprogramma.

Afhankelijk van de specifieke kwesties die worden behandeld, kunnen ook personen of instellingen worden uitgenodigd die hun deskundigheid kunnen inbrengen.

De werkzaamheden ervan vormen een aanvulling op die van het expertisecentrum. Zij vormen het onderwerp van een verslag op de website van het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat." TITEL II. - SLOTBEPALINGEN HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen

Art. 2.In Boek 1, Titel 7, van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs wordt het opschrift van hoofdstuk 9 vervangen door de volgende tekst: "Hoofdstuk 9 - Preventie van geweld op school en tucht".

Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt artikel 1.7.9-1 opgeheven.

Art. 4.In artikel 6.1.5-5 van hetzelfde Wetboek wordt lid 1 aangevuld met een punt 11° dat als volgt luidt: "11° door het Waarnemingscentrum voor het schoolklimaat bedoeld in artikel 1.7.10-25.".

Art. 5.In artikel 9, § 1, van het decreet van 14 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011352 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten sluiten houdende diverse bepalingen betreffende de werkorganisatie van de onderwijspersoneelsleden en tot toekenning van meer organisatieflexibiliteit aan de Inrichtende machten, wordt punt 13. vervangen door hetgeen volgt. "13. afgevaardigde belast met het schoolklimaat en het welzijn op school;". HOOFDSTUK 2. - Opheffingsbepaling

Art. 6.Afdeling VI van hoofdstuk I van titel II van het decreet van 21 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/11/2013 pub. 03/04/2014 numac 2014029205 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie sluiten tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling

Art. 7.De in artikel 1.7.10-4 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs bedoelde procedure voor de interne melding en behandeling van situaties van pesten en cyberpesten op school wordt voor het eerst vastgesteld en wordt uiterlijk op 26 augustus 2024 in het huishoudelijk reglement van elke school opgenomen. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 8.De regering evalueert om de vier jaar de uitvoering van de bepalingen van hoofdstuk 10 van Boek 1, Titel 7 van het Wetboek voor het basis- en secundair onderwijs dat bij dit decreet wordt ingevoegd en brengt er verslag over aan het Parlement uit.

Zij legt het evaluatieverslag in het kalenderjaar 2027 aan het Parlement voor.

Art. 9.Dit decreet treedt in werking op 1 juni 2023.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, op 27 april 2023.

De Minister-President, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke Kansen en Toezicht op Wallonie-Bruxelles Enseignement, F. DAERDEN De Vicepresident en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie, Universitaire Ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd, Sport en de Promotie van Brussel, V. GLATIGNY De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota Zitting 2022-2023 Stukken van het Parlement. - Ontwerpdecreet, nr. 528-1. - Verslag van de commissie, nr. 528-2. - Tijdens de plenaire vergadering aangenomen tekst, nr. 528-3 Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 26 april 2023.

^