Etaamb.openjustice.be
Decreet van 22 februari 2007
gepubliceerd op 18 juni 2007

Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2007033038
pub.
18/06/2007
prom.
22/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/22/2007033038/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2007. - Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra, inzonderheid op artikel 2, § 3, lid 3, artikel 3, lid 3, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 1998, en artikel 4, lid 3;

Gelet op het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra, gewijzigd bij de besluiten van 16 maart 1999, 3 juli 2000 en 12 mei 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 december 2006;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 15 december 2006;

Gelet op het protocol nr. S6/2006 OSUW 3/2006 van 15 december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in een gemeenschappelijke zitting van het Sectorcomité XIX van de Duitstalige Gemeenschap en van het subcomité bepaald in artikel 17, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 28 september 1984;

Gelet op het advies nr. 42.049/2 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2007 met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister bevoegd inzake Onderwijs;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het besluit van de Regering van 25 september 1996 tot uitvoering van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra wordt in hoofdstuk II een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 2bis . Als de verblijfplaats tijdens de eerste dag afwezigheid niet de woonplaats of de gewone verblijfplaats is, deelt het personeelslid het inrichtingshoofd resp. de directeur zijn werkelijke verblijfplaats mede."

Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 3, § 1. Het medisch attest vermeld in artikel 2, § 3, van het decreet van 5 februari 1996 betreffende de controle van de afwezigheden wegens ziekte voor de personeelsleden van de door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en PMS-centra is het attest opgenomen als bijlage bij voorliggend besluit. § 2. Het eerste gedeelte van het attest wordt onverwijld aan de geneesheer van de inrichting overgemaakt die het ter kennis neemt en bewaart en de ambtenaar-controleur over de afwezigheidsduur onmiddellijk informeert.

Het tweede gedeelte van het attest wordt onmiddellijk aan het schoolhoofd resp. de directeur of, indien deze afwezig is, aan zijn plaatsvervanger toegestuurd. § 3. Het personeelslid dat tijdens een afwezigheid meerdere dagen in het buitenland wenst te verblijven, is ertoe verplicht ten minste 7 dagen vóór het gepland vertrek een controleonderzoek bij de controleinrichting aan te vragen, tenzij dwingende redenen zo'n verblijf op korte termijn noodzakelijk maken."

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Artikel 4 - Als het personeelslid zich na afloop van de in het attest bepaalde afwezigheidsduur nog niet in staat voelt om de dienst te hervatten, moet het opnieuw handelen volgens de procedure bepaald in artikel 3.

Het nieuwe attest moet ten laatste de dag vóór de in het oude medisch attest vermelde hervatting van de dienst worden ingediend."

Art. 4.Artikel 7, § 1, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Bij afwezigheden kan de ambtenaar-controleur of het inrichtingshoofd resp. de directeur of, indien deze afwezig is, zijn plaatsvervanger bij de controleinrichting erom verzoeken dat het personeelslid op zijn woonplaats of op zijn gewone verblijfplaats wordt onderzocht. De controleinrichting kan ook op eigen initiatief beslissen een controlearts op de woonplaats of gewone verblijfplaats van het personeelslid te sturen."

Art. 5.Artikel 7, § 3, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Is de controlearts na het onderzoek van oordeel dat de afwezigheid wegens ziekte gerechtvaardigd is, deelt hij dit onverwijld mede aan het personeelslid door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent."

Art. 6.Artikel 7, § 4, lid 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Is de controlearts van oordeel dat het personeelslid in staat is om de arbeid of de dienst vol- of halftijds te hervatten, deelt hij dit onverwijld mede aan het personeelslid door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent en, indien het personeelslid het met deze beslissing niet eens is, verwittigt onmiddellijk de behandelende arts ten einde binnen de 24 uren tot een gemeenschappelijke beslissing te komen. De behandelende arts kan door een collega worden vertegenwoordigd. Plegen de artsen tijdens deze periode geen overleg, dan wordt de beslissing van de controlearts geacht definitief te zijn en mag niet meer betwist worden. Het overleg schorst de beslissing van de controlearts op totdat een definitieve beslissing wordt genomen."

Art. 7.Artikel 7, § 4, lid 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "Bereiken beide artsen geen gemeenschappelijke beslissing, wijst de inrichting in onderlinge overeenstemming met de behandelende arts een geneesheer-deskundige aan die binnen 24 uur de definitieve beslissing neemt en deze onverwijld het personeelslid meedeelt door middel van een formulier dat het personeelslid voor ontvangst ondertekent. Binnen 24 uur deelt de geneesheer-deskundige deze beslissing eveneens aan de ambtenaar-controleur mede die het betrokken inrichtingshoofd resp. de betrokken directeur verwittigt. Gaat het om een hervatting van de arbeid of van de dienst, wordt de afwezigheid van het personeelslid wegens ziekte vanaf de volgende werkdag als ongerechtvaardigd beschouwd. Vóór de aanwijzing van de geneesheer-deskundige geeft de behandelende arts aan de patiënt de mogelijkheid om zich te verantwoorden. »

Art. 8.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt : "§ 5. Indien de controlearts op het ogenblik van zijn onderzoek vaststelt dat er nog geen medisch attest werd opgesteld, beslist hij alleen over de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte."

Art. 9.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "

Artikel 8.Een controleonderzoek mag uitsluitend tussen 8 en 20 uur plaatsvinden."

Art. 10.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage bij voorliggend besluit.

Art. 11.Voorliggend besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 12.De Minister bevoegd inzake Onderwijs wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 22 februari 2007.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om bij het besluit 2664/EX/VI/B/III van 22 februari 2007 gevoegd te worden.

Eupen, 22 februari 2007.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen K.-H. LAMBERTZ De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, O. PAASCH

^