gepubliceerd op 31 december 1997
Decreet houdende herstructurering van Aids-preventie in de Franse Gemeenschap
22 DECEMBER 1997. Decreet houdende herstructurering van Aids-preventie in de Franse Gemeenschap (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Het Bureau voor Aids-preventie, ingesteld bij het decreet van 16 april 1991 houdende oprichting van het Bureau voor Aids-preventie en van de Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten inzake Aids-preventie in de Franse Gemeenschap, wordt afgeschaft op de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Regering tot bepaling van de nadere regels voor de ontbinding van het Bureau en de overname van zijn opdrachten door de Diensten van de Regering, en tot uitvoering van artikel 12 van het bovenvermelde decreet.
Art. 2.De statutaire personeelsleden en de leden die bij een arbeidsovereenkomst vóór 1 januari 1996 tewerkgesteld waren, worden, bij gelijke graad of gelijkwaardige graad, in de Diensten van de Regering van ambtswege overgedragen. Zij behouden minstens de bezoldiging en de anciënniteit die ze hadden op de datum van hun overdracht.
De Regering bepaalt de datum en de nadere regels voor de overdracht van bovenvermelde personeelsleden, en treft de noodzakelijke maatregelen om het statuut van de ambtenaren van de Diensten van de Regering op hen toepasselijk te maken.
Art. 3.In het decreet van 14 juli 1997 houdende organisatie van de gezondheidspromotie in de Franse Gemeenschap wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, luidend als volgt : "De Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten inzake Aids-preventie en de Adviesraad voor Aids-preventie".
De tekst van dat nieuwe hoofdstuk is het volgende : «
Art. 8bis.§ 1. De Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten inzake Aids-preventie bestaat uit een Comité voor wetenschappelijke aspecten en een Comité voor ethische aspecten, die ofwel afzonderlijk ofwel in voltallige vergadering kunnen bijeenkomen.
Binnen de door de Regering te bepalen termijn, stelt de Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten haar zijn krachtlijnen inzake Aids-preventie voor en geeft haar zijn advies over de ontwerpen van vijfjarenprogramma en van gemeenschapsplan voor gezondheidspromotie, in verband met de aspecten betreffende Aids-preventie.
Het Comité voor wetenschappelijke aspecten heeft als opdracht aan de Regering, op haar aanvraag of op eigen initiatief, adviezen te verstrekken betreffende de wetenschappelijke aspecten in verband met Aids-bestrijding.
Het Comité voor ethische aspecten heeft als opdracht aan de Regering, op haar aanvraag of op eigen initiatief, adviezen te verstrekken over de ethische of juridische aspecten in verband met Aids-preventie. Het kan dezelfde aanvraag om advies van het Parlement van de Franse Gemeenschap krijgen. § 2. Er wordt een Adviesraad voor Aids-preventie opgericht. Die Raad heeft als opdracht een overleg te organiseren tussen de instellingen en de veldwerkers, opdat zij aan de Regering en aan de Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten, op hun aanvraag of op eigen initiatief, adviezen zouden kunnen verstrekken over Aids-preventie in de Franse Gemeenschap. § 3. De Regering bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten inzake Aids-preventie en van de Adviesraad voor Aids-preventie. Het mandaat van de leden van die Raden duurt vijf jaar; het is vernieuwbaar. § 4. De Regering benoemt de voorzitters en ondervoorzitters van elk comité, alsook van de Adviesraad, en de andere leden van de Comités of van de Raad.
De leden van de in dit artikel bedoelde Raden hebben recht op een presentiegeld en op de terugbetaling van hun reiskosten volgens door de Regering vast te stellen normen. § 5. De Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten wordt beurtelings, elke keer voor één jaar, voorgezeten door de voorzitter van het Comité voor wetenschappelijke aspecten en door de voorzitter van het Comité voor ethische aspecten.
De voorzitters en ondervoorzitters van de Comités voor wetenschappelijke en ethische aspecten vormen het bureau en zijn belast met de coördinatie tussen beide Comités.
Het secretariaat van de vergaderingen van de Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten en van de Adviesraad wordt waargenomen door een ambtenaar-generaal van de Diensten van de Regering tot wiens bevoegdheid de Gezondheid behoort; voor de uitoefening van die taak kan deze zich laten bijstaan door een ambtenaar van de Diensten van de Regering die door hem wordt aangewezen. § 6. De Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten en de Adviesraad delen elk jaar hun activiteitenverslag mede aan de Regering; deze verslagen worden door de Regering aan het Parlement overgezonden binnen de maand die volgt op de ontvangst ervan. § 7. De Raad voor wetenschappelijke en ethische aspecten en de Adviesraad stellen, binnen de zes maanden na hun installatie, een huishoudelijk reglement vast, dat zij de Regering ter goedkeuring voorleggen. »
Artikel 1.§ 1. In artikel 1, A, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, worden de woorden "Bureau voor Aids-preventie" geschrapt op de in artikel 1 bedoelde datum. § 2. Het voornoemde decreet van 16 april 1991 wordt opgeheven op de in artikel 1 bedoelde datum, met uitzondering van de artikelen 7 en 8, die worden opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit decreet. § 3. Artikel 21 van het voornoemde decreet van 14 juli 1997 wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
Art. 2.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 22 december 1997.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld