gepubliceerd op 19 juli 2002
Decreet tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap
20 JUNI 2002. - Decreet tot oprichting van de dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Dienst van de ombudsman van de Franse Gemeenschap
Artikel 1.In dit decreet verstaat men onder "administratieve diensten", de diensten van de Franse Gemeenschapsregering, de instellingen van openbaar nut die afhangen van de Franse Gemeenschap, de R.T.B.F. en de onderwijsinrichtingen die door de Franse Gemeenschap worden ingericht.
Art. 2.Er wordt een dienst van de ombudsman opgericht in de schoot van de Raad van de Franse Gemeenschap. Deze dienst wordt geleid door de ombudsman van de Franse Gemeenschap. Hij wordt in zijn ambt bijgestaan door de adjunct-ombudsman.
Het gebruik in dit decreet van mannelijke namen voor de titels van ombudsman en adjunct-ombudsman zijn sekseneutraal en dit voor de leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van beroep, ambt, graad of titel.
Art. 3.De ombudsman ontvangt, onder de voorwaarden gesteld in dit decreet, bezwaarschriften aangaande de werking van de administratieve diensten in hun betrekkingen met de burger. De ombudsman mag geen bezwaarschriften in ontvangst nemen voor de administratieve diensten die bij wet of decreet reeds een eigen ombudsman hebben of voor aangelegenheden waarvoor reeds een gelijkaardige instelling bestaat.
Ieder document komend van de administratieve diensten en dat bestemd is voor het publiek, vermeldt hierin het bestaan van de ombudsdienst. HOOFDSTUK II. - Organisatie van de ombudsdienst
Art. 4.De ombudsman en de adjunct-ombudsman worden benoemd door de Raad van de Franse Gemeenschap na een openbare oproep tot kandidaten en een selectieprocedure waarvan laatstgenoemde het reglement bepaalt.
De ombudsman en de adjunct-ombudsman worden benoemd voor een periode van zes jaar die eenmaal hernieuwd kan worden volgens dezelfde procedure.
Elkeen die het ambt van ombudsman of adjunct-ombudsman gedurende minstens drie jaar heeft uitgeoefend, wordt in het raam van de vernieuwingsprocedure beschouwd als zijnde iemand die een mandaat heeft vervuld.
Zij leggen, in handen van de Voorzitter van de Raad van de Franse Gemeenschap, de volgende eed af : "Ik zweer in alle eer en onpartijdigheid me te kwijten van alle plichten die mijn opdracht inhoudt".
Art. 5.Om te kunnen worden benoemd, moeten de ombudsman en de adjunct-ombudsman : 1° Belg zijn of ingezetene van een Lidstaat van de Europese Unie;2° van onberispelijk gedrag zijn en zijn politieke en burgerrechten genieten;3° houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs;4° een relevante ervaring van minstens vijf jaar in overheidsdienst of in de privé-sector kunnen voorleggen.
Art. 6.§ 1. Tijdens hun mandaat mogen de ombudsman en de adjunct-ombudsman geen houder zijn van de volgende ambten of mandaten : 1° het ambt van magistraat, notaris of gerechtsdeurwaarder;2° het beroep van advocaat;3° het ambt van minister van een erkende eredienst of de afgevaardigde van een door de wet erkende organisatie die morele bijstand verleent volgens een niet-confessionele filosofische overtuiging;4° personeelslid van de strijdkrachten. § 2. Daarenboven is het ambt van ombudsman of van adjunct-ombudsman onverenigbaar met : 1° een publiek mandaat toegekend door een verkiezing;bovendien mag hij geen kandidaat zijn voor een dergelijk mandaat binnen de vier jaar die volgen op zijn uittreding uit het ambt; 2° een bezoldigde betrekking in de overheidsdiensten van de gemeenschap of een overheidsmandaat verleend door de Franse Gemeenschap;3° ieder ambt dat de goede uitoefening van zijn opdracht in het gedrang kan brengen of zijn onafhankelijkheid, zijn onpartijdigheid of de waardigheid van het ambt kan schaden. § 3. De houder van een bij verkiezing verleend openbaar mandaat die akkoord gaat met zijn benoeming als ombudsman of adjunct-ombudsman wordt van rechtswege van zijn mandaat als verkozene ontheven. § 4. Artikelen 1, 6, 10, 11 en 12 van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten zijn, middels de nodige aanpassingen, van toepassing op de ombudsman en de adjunct-ombudsman.
Art. 7.§ 1. De verhindering wijst op de toestand waarin de ombudsman in de onmogelijkheid verkeert om zijn ambt uit te oefenen en die wordt vastgesteld bij beslissing van de Raad van de Franse Gemeenschap. § 2. In geval van verhindering vervangt de adjunct-ombudsman de ombudsman bij de uitoefening van diens ambt. Hij heeft dezelfde rechten en plichten als de ombudsman.
Art. 8.§ 1. De Raad van de Franse Gemeenschap maakt een einde aan het ambt van de ombudsman of de adjunct-ombudsman : 1° op diens verzoek;2° wanneer hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;3° wanneer zijn gezondheidstoestand een ernstige en onomkeerbare bedreiging vormt voor de uitoefening van zijn ambt. Onverminderd het nemen van beschermende administratieve maatregelen zoals de tijdelijke schorsingen uit het ambt en van het loon, kan de Raad van de Franse Gemeenschap de ombudsman en de adjunct-ombudsman afzetten : 1° als hij een van de in artikel 6, §§ 1 en 2, bedoelde ambten of mandaten aanvaardt;2° om zwaarwichtige redenen of in geval van een ongunstige evaluatie, halverwege het mandaat, door de Raad van de Franse Gemeenschap. § 2. Wanneer de ombudsman van zijn ambt wordt ontheven in alle gevallen beschreven onder de vorige paragraaf of bij diens overlijden, vervangt de adjunct-ombudsman hem onder de voorwaarden bedoeld in artikel 7, § 2. § 3. Wanneer de adjunct-ombudsman van zijn ambt wordt ontheven in alle gevallen beschreven onder § 1 of in geval van diens overlijden, benoemt de Raad van de Franse Gemeenschap een adjunct-ombudsman ad interim onder de personeelsleden van de dienst van de ombudsman, bedoeld in artikel 12, § 2, die voldoen aan de in artikel 5 gestelde voorwaarden. § 4. De benoeming van de nieuwe ombudsman of van de nieuwe adjunct-ombudsman om het aanvankelijk mandaat te beëindigen, dient zo vlug mogelijk te gebeuren en uiterlijk zes maand na de openstelling van het ambt.
Art. 9.De evaluatie van de ombudsman en van de adjunct-ombudsman geschiedt door de Raad van de Franse Gemeenschap volgens de wijzen bepaald in het in artikel 4, eerste lid, bedoeld reglement.
Deze evaluatie bestaat uit het verhoor van respectievelijk de ombudsman en de adjunct-ombudsman.
Art. 10.De regels omtrent het geldelijk statuut van de raadgevers en de eerste auditeurs-directeurs bij het Rekenhof, vervat in de wet van 21 maart 1964 betreffende de wedden van de leden van het Rekenhof zijn van toepassing op respectievelijk de ombudsman en de adjunct-ombudsman.
Art. 11.De ombudsman krijgt, binnen de perken van zijn bevoegdheden, geen enkel bevel van eender welke autoriteit.
Hierdoor kan hij niet uit zijn ambt worden gezet wegens meningen die hij verkondigt of daden die hij stelt in het raam van zijn ambt.
Art. 12.§ 1. De nodige kredieten voor de werking van de dienst van de ombudsman staan ingeschreven op de uitgavenbegroting.
De ombudsman legt zijn uitgaven ter controle voor aan het Rekenhof. § 2. De Raad van de Franse Gemeenschap benoemt en ontslaat, op voordracht van de ombudsman, de personeelsleden die de ombudsman bijstaan in het uitoefenen van zijn taak. De ombudsman heeft de leiding over zijn personeel.
Het statuut en de formatie van het personeel wordt vastgelegd door de Raad van de Franse Gemeenschap op voordracht van de ombudsman. Hij kan zich laten bijstaan door deskundigen.
Art. 13.Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de ombudsman, op diens personeel en op de deskundigen die hem bijstaan. HOOFDSTUK III. - Aanhangigmaking bij de dienst van de ombudsman
Art. 14.De ombudsman stelt een huishoudelijk reglement op met daarin de werkingswijzen voor de dienst die hij leidt. Dit reglement moet worden goedgekeurd door de Raad van de Franse Gemeenschap en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad .
Art. 15.§ 1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die, in een zaak die hem aanbelangt, van oordeel is dat in een artikel 1 bedoelde administratieve dienst niet gehandeld heeft overeenkomstig de opdracht van openbare dienstverlening waarvoor deze instaat, kan gratis, schriftelijk of ter plaatse, een individueel bezwaarschrift indienen bij de ombudsman. § 2. Het bezwaarschrift wordt voorafgegaan door de interne administratieve beroepen alsook door alle noodzakelijke stappen bij de betrokken diensten om voldoening te krijgen. HOOFDSTUK IV. - Onderzoeksprocedure van de bezwaarschriften
Art. 16.§ 1. Een bezwaarschrift is onontvankelijk als : 1° de identiteit van de reclamant ongekend is;2° zij niet valt onder de bevoegdheden van de dienst van de ombudsman zoals bedoeld in artikel 3 van dit decreet;3° zij handelt over een geschil tussen de administratieve diensten bedoeld in artikel 1 en hun ambtenaren tijdens actieve dienst;4° de voorziene interne administratieve beroepen niet werden aangewend of wanneer de reclamant duidelijk geen enkele stap heeft ondernomen bij de administratieve dienst om voldoening te krijgen. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing als het bezwaarschrift gaat over de manier waarop het beroep wordt behandeld; 5° zij betrekking heeft op feiten waarvan het laatste relevant feit dateert van meer dan een jaar vóór de indiening van het bezwaarschrift. Wanneer een administratief of rechterlijk beroep uitgeoefend werd, wordt de duur van deze procedure evenwel niet in aanmerking genomen voor de toepassing van deze bepaling; § 2. De ombudsman kan weigeren om een klacht te behandelen wanneer : 1° deze duidelijk ongegrond is;2° zij betrekking heeft op feiten waarvoor een strafrechterlijke procedure lopende is. § 3. Wanneer een bezwaarschrift betrekking heeft op een administratieve dienst die een eigen ombudsman heeft, stuurt de ombudsman dit naar laatstgenoemde binnen de maand na de indiening ervan. § 4. In de gevallen bedoeld in §§ 1, 2 en 3, stelt de ombudsman, binnen de termijn bedoeld in vorige paragraaf, de reclamant schriftelijk in kennis van zijn beslissing om zijn klacht al dan niet te behandelen. De weigering om een klacht te behandelen wordt met redenen omkleed.
De ombudsman brengt de betrokken administratieve dienst op de hoogte van de klacht die hij zal onderzoeken.
Art. 17.Het onderzoek van een klacht wordt opgeschort wanneer er een strafrechtelijke procedure loopt.
Art. 18.§ 1. De ombudsman stelt alles in het werk om de standpunten van de reclamant en van de betrokken diensten in overeenstemming te brengen. § 2. De ombudsman kan de administratieve diensten die hij verzoeken stelt, dwingende termijnen opleggen binnen dewelke deze een antwoord moeten geven. § 3. Wanneer een klacht hem gegrond lijkt, maakt de ombudsman alle aanbevelingen om de hem aangebrachte problemen op te lossen. § 4. Desgevallend doet de ombudsman voorstellen om de werking van de betrokken administratieve dienst te verbeteren. Hij brengt de verantwoordelijke minister hiervan op de hoogte. § 5. Wanneer de ombudsman, bij een door hem te behandelen klacht, van oordeel is dat de wets-, decretale of reglementaire bepalingen leiden tot een groot onrecht, kan hij de in opspraak gebrachte administratieve dienst iedere oplossing aanbevelen om de situatie van de verzoeker op een billijke wijze te regelen, kan hij de bevoegde overheid voorstellen alle maatregelen te nemen waarvan zij meent dat ze deze kan verhelpen en wijzigingen suggereren die hem opportuun lijken om aan te brengen aan de wet-, decretale en reglementaire teksten. Hij brengt de verantwoordelijke minister hiervan op de hoogte. § 6. De ombudsman kan de gegrondheid van een rechterlijke beslissing niet in twijfel trekken, maar kan wel aanbevelingen doen aan de in opspraak gebrachte administratieve dienst.
Daarenboven kan hij, bij het niet-uitvoeren van een gerechtelijke uitspraak geveld in kracht van gewijsde, de betrokken administratieve dienst gelasten zich hiernaar te richten binnen een door hem gestelde termijn. Als dit bevel geen gevolg krijgt, zal het niet uitvoeren van de gerechtelijke beslissing worden opgetekend in een bijzonder verslag, opgemaakt onder de voorwaarden gesteld in artikel 21, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad . § 7. De ombudsman wordt op de hoogte gehouden van het vervolg van zijn tussenkomsten.
De administratieve dienst richt een met redenen omkleed antwoord naar de ombudsman als deze van oordeel is geen rekening te moeten houden met een aanbeveling die hij gedaan heeft.
Wanneer geen afdoend antwoord werd gegeven binnen de opgelegde termijn, kan hij zijn aanbevelingen openbaar maken. De ombudsman publiceert, op verzoek van de in opspraak gebrachte administratieve dienst, het antwoord dat hem door deze dienst wordt bezorgd en, desgevallend, de beslissing die vervolgens wordt genomen door de ombudsman en dit, onder de voorwaarden gesteld in artikel 21. § 8. De reclamant wordt regelmatig op de hoogte gehouden van gevolg dat aan zijn klacht wordt gegeven.
Art. 19.§ 1. De ombudsman kan iedere vaststelling ter plekke doen, alle documenten en inlichtingen die hij nodig acht laten toekomen en alle betrokkene personen horen. § 2. De personeelsleden van de in artikel 1 bedoelde administratieve diensten, die uit hoofde van hun staat of beroep kennis hebben van informatie die hen wordt toevertrouwd, zijn gehouden aan de zwijgplicht in het raam van het onderzoek dat wordt gevoerd door de ombudsman, op schriftelijk verzoek van deze laatste. § 3. Teneinde de eerbiediging van de bepalingen inzake de bescherming van de private levenssfeer te garanderen, ziet de ombudsman erop toe dat geen enkele vermelding, die kan leiden tot de identificatie van personen wiens naam hem aldus werd onthuld, wordt gedaan in de documenten die onder zijn gezag worden gepubliceerd.
Art. 20.Als, bij de uitoefening van zijn ambt, de ombudsman een overtreding vaststelt, stelt hij de procureur des Konings hiervan in kennis, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek voor strafvordering.
Als, bij de uitoefening van zijn ambt, hij een ernstige tekortkoming vaststelt, stelt hij de bevoegde administratieve dienst hiervan in kennis. HOOFDSTUK V. - Verslag van de ombudsman
Art. 21.De ombudsman bezorgt de Raad van de Franse Gemeenschap een jaarverslag van zijn activiteiten. Daarenboven mag hij tussentijdse verslagen opstellen als hij dit nuttig acht. Deze verslagen bevatten de aanbevelingen omtrent de te nemen maatregelen die de ombudsman nuttig acht en maken gewag van de eventuele moeilijkheden die hij ondervindt bij het uitoefenen van zijn ambt.
De identiteit van de reclamanten en van de personeelsleden van de administratieve diensten mag er niet in worden vermeld.
De verslagen worden openbaar gemaakt door de Raad van de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling
Art. 22.Dit decreet treedt in werking op de dag dat het in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Brussel, 20 juni 2002.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL. _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 249-1. - Commissieamendementen, nr. 249-2. - Verslag, nr. 249-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 18 juni 2002.