Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 september 2002
gepubliceerd op 27 september 2002

Decreet houdende wijziging van de decreten van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027874
pub.
27/09/2002
prom.
19/09/2002
ELI
eli/decreet/2002/09/19/2002027874/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2002. - Decreet houdende wijziging van de decreten van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Artikel 2 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, gewijzigd bij het decreet van 11 maart 1999, wordt gewijzigd als volgt : 1. In 2° worden de bewoordingen « wegens hun aard of hun samenstelling » ingevoegd tussen het woord « die » en het woord « ermee ».2. Punt 6° wordt vervangen als volgt : « 6° inerte afvalstoffen : afvalstoffen die geen significante fysische, chemische of biologische veranderingen ondergaan.Inerte afvalstoffen lossen niet op, verbranden niet en vertonen ook geen andere fysische of chemische reacties, worden niet biologisch afgebroken en hebben geen zodanige negatieve effecten op andere stoffen waarmee zij in contact komen dat milieuverontreiniging of schade aan de volksgezondheid dreigt te ontstaan. De totale uitloogbaarheid en het gehalte aan verontreinigende componenten van de afvalstoffen, en de ecotoxiciteit van het percolaat mogen niet significant zijn en met name de kwaliteit van het oppervlaktewater en/of grondwater niet in gevaar brengen. » 3. Punt 13° wordt vervangen als volgt : « 13° voorbehandeling : fysisch, chemisch, thermisch of biologisch proces, met inbegrip van het sorteren, tot wijziging van de eigenschappen van de afvalstoffen teneinde hun volume of hun gevaarlijke aard te beperken, het hanteren ervan te vergemakkelijken, hun nuttige toepassing te bevorderen of hun verwijdering mogelijk te maken; 4. Punt 18° wordt vervangen als volgt : « 18° centrum voor technische ingraving : een afvalverwijderingsterrein voor het storten van afvalstoffen op of in de bodem (d.w.z. in de ondergrond), met inbegrip van : - interne afvalstortplaatsen (d.w.z. waar een afvalproducent zijn eigen afval op de plaats van de productie verwijdert); - een terrein dat permanent (d.w.z. meer dan een jaar lang) wordt gebruikt voor de tijdelijke opslag van afval, maar met uitsluiting van : - voorzieningen waar afvalstoffen worden uitgeladen ter voorbereiding van verder transport voor terugwinning, behandeling of verwijdering elders; - van opslag van afval voorafgaand aan terugwinning of behandeling voor een periode van in de regel minder dan drie jaar; - van opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering, voor een periode van minder dan één jaar; » 5. Artikel 2 wordt aangevuld als volgt : « 27° biologisch afbreekbare afvalstoffen » : afvalstoffen die aëroob of anaëroob kunnen worden afgebroken, zoals voedsel- en tuinafval, alsook papier en karton; « 28° vloeibare afvalstoffen » : afvalstoffen in vloeibare vorm, met inbegrip van afvalwater, maar met uitzondering van slib; « 29° percolaat » : iedere vloeistof die door de bevrijde afvalstoffen sijpelt en afkomstig is uit een centrum voor technische ingraving of zich daarin bevindt. »

Art. 2.Artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 17 december 1997 en 11 maart 1999, wordt gewijzigd als volgt : 1. Het derde lid van § 3 wordt vervangen als volgt : « De Regering bepaalt de buitengewone omstandigheden waarin kan worden afgeweken van het stortverbod in een centrum voor technische ingraving.Deze buitengewone omstandigheden kunnen met name betrekking hebben op het gebrek aan behandelings- of beheersinstallies, het stoppen of een ongeplande vertraging in de inrichting van de behandelingsinstallatie of van een beheersfilière. Elke in dit lid bedoelde afwijking kan slechts met inachtneming van de Europese vigerende wetgevingen plaatsvinden. » 2. Paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 20 van hetzelfde decreet, gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 81/97 van het Arbitragehof en gewijzigd bij het decreet van 11 maart 1999, wordt gewijzigd als volgt : 1. Het derde lid van § 1 wordt opgeheven.2. Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen die een centrum voor technische ingraving willen exploiteren, moeten het voorstel daarvan doen in het kader van het in artikel 24, § 2, bedoelde plan van de centra voor technische ingraving.

Voor elk nieuwe centrum voor technische ingraving vermeld in het in artikel 24, § 2, bedoelde plan mag slechts de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die het voorstel betreffende dit centrum heeft gedaan, een milieuvergunning voor de exploitatie ervan krijgen.

In afwijking van het vorige lid mag elke andere rechtspersoon dan die bedoeld in het vorige lid een milieuvergunning krijgen voor de exploitatie van een nieuw centrum voor technische ingraving opgenomen in het plan van de centra voor technische ingraving voorzover hij de voorafgaande vergunning van de Regering heeft gekregen.

De leden 1 tot 3 van dezelfde paragraaf zijn niet van toepassing op : 1° de centra voor technische ingraving die reeds bestonden vóór de goedkeuring van het in artikel 24, § 2, bedoelde plan van de centra voor technische ingraving;2° de centra voor technische ingraving die uitsluitend bestemd zijn voor een afvalproducent.» 3. In § 3 worden het tweede en het derde lid geschrapt.4. In § 4 worden de woorden « van industriële afvalstoffen » en « en de in acht te nemen tarieven » geschrapt.5. In § 5 worden de termen « leden 1 à 3 » geschrapt.»

Art. 4.In artikel 25, § 1, van hetzelfde decreet worden de bewoordingen « de in de artikelen 20, § 2 en 39 bedoelde » geschrapt en worden de bewoordingen « de in artikel 39 bedoelde openbare maatschappij » ingevoegd na de woorden « privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen. »

Art. 5.Artikel 1 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld als volgt : « 22° nabeheer van een centrum voor technische ingraving : de verplichtingen inzake het onderhoud, het toezicht en de controle ten laste van de exploitant van het centrum voor technische ingraving ten gevolge van de sanering ervan. »

Art. 6.In artikel 17, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt een punt 9° ingevoegd, luidend als volgt : « 9° wat betreft de centra voor technische ingraving, de maatregelen die zullen moeten worden getroffen inzake het nabeheer. »

Art. 7.Artikel 45, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : « 4° de voorwaarden betreffende het nabeheer van de inrichting voor de centra voor technische ingraving ».

Art. 8.Artikel 55 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : 1. In § 1 wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Deze zekerheid wordt in ieder geval altijd verlangd voor de centra voor technische ingraving bedoeld in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.» 2. Een § 6bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 6bis .Wat betreft de centra voor technische ingraving bevat de in de §§ 1 tot 4 bedoelde zekerheid een deel betreffende de sanering van het centrum voor technische ingraving en een deel betreffende het nabeheer ervan.

In afwijking van § 5 van deze bepaling stelt de technisch ambtenaar op verzoek van de exploitant en op grond van een verslag waarvan de inhoud door de Regering wordt bepaald, vast of de sanering van het centrum voor technische ingraving of van één van zijn cellen voldoet aan de voorwaarden van de milieuvergunning. Om de sanering vast te stellen, controleert de technisch ambtenaar de cel(len) en het krachtens dit decreet vereiste verslag. De technisch ambtenaar moet zich uitspreken over de sanering binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de indiening door de exploitant van de vaststellingsaanvraag en van het verslag.

De bevrijding van de zekerheid betreffende de sanering van het centrum voor technische ingraving kan in tranches gedeeld worden naar gelang van de sanering van de verschillende cellen die geëxploiteerd zullen worden. Dit deel van de zekerheid, met inbegrip van de eventuele interesten, wordt bevrijd na vaststelling van de sanering van het centrum voor technische ingraving en wordt terugbetaald overeenkomstig de krachtens de §§ 5, tweede lid, en 7 bepaalde modaliteiten.

Het deel van de zekerheid betreffende het nabeheer van het centrum voor technische ingraving wordt bevrijd wanneer de technisch ambtenaar vaststelt dat het centrum voor technische ingraving geen gevaar meer voor het milieu kan opleveren.

In dit geval wordt de zekerheid betreffende het nabeheer van het centrum voor technische ingraving bevrijd en worden de eventuele interesten terugbetaald overeenkomstig de krachtens § 7 bepaalde modaliteiten. 2. In § 7 worden de woorden « wanneer het centrum voor technische ingraving geen gevaar meer voor het milieu kan opleveren » ingevoegd na de woorden « inzake de sanering nakomt.»

Art. 9.In hetzelfde decreet wordt een artikel 55bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 55bis . Op voorstel van de technisch ambtenaar, dat in het syntheserapport opgenomen is, stelt de bevoegde overheid, wat betreft de centra voor technische ingraving, de minimale tarieven vast die van toepassing zijn op de lozing van afvalstoffen om alle kosten voor de installatie en de exploitatie van het centrum voor technische ingraving te dekken, met inbegrip van de kosten van de financiële garantie, van de verzekeringen en de geraamde kosten van de sanering en van het nabeheer van het centrum. »

Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een artikel 59bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 59bis . Na de sanering van een centrum voor technische ingraving moet de exploitant zorgen voor het nabeheer ervan voor de hele duur die de technisch ambtenaar nodig zal achten tot de beslissing die hij zal nemen krachtens artikel 55, § 6bis , vierde lid.

Het nabeheer van het centrum voor technische ingraving omvat met name de volgende verplichtingen : 1° het algemene onderhoud van de site, en in het bijzonder dat van de installatie voor de behandeling van de stortplaatsgassen en het percolaat;2° het toezicht op de gassen en op het door het centrum voor technische ingraving geloosde water;3° de controle op de kwaliteit van het oppervlaktewater, het grondwater, de omgevende lucht, de gronden en ondergronden die door het centrum voor technische ingraving kunnen worden beïnvloed. De Regering wordt ertoe gemachtigd om de modaliteiten volgens welke deze verplichtingen ten laste van de exploitant zullen zijn, vast te leggen ».

Art. 11.In artikel 77 van hetzelfde decreet wordt in § 1, in fine, een punt 4° ingevoegd luidend als volgt : « 4° voor een overtreding van artikel 59bis . »

Art. 12.In artikel 79 van hetzelfde decreet worden de bewoordingen « 59bis » ingevoegd na de termen « 58, § 1. »

Art. 13.In artikel 180 van hetzelfde decreet worden de volgende leden ingevoegd : « In afwijking van het vorige lid blijven de vóór de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen voor de exploitatie van een centrum voor technische ingraving geldig voor de vastgelegde termijn, met inachtneming van de volgende voorwaarden.

Binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet moet de exploitant van een centrum voor technische ingraving die zijn vergunning vóór de inwerkingtreding van dit decreet heeft gekregen, een plan van aanleg van de site aan de bevoegde overheid voorleggen. Dit plan bevat met name de volgende gegevens : 1° de beschrijving van de overeenstemming van het centrum voor technische ingraving en van zijn bijgebouwen met de toepasselijke reglementering en in voorkomend geval een beschrijving van de corrigerende maatregelen die zouden moeten worden genomen;2° informatie over zijn technische, financiële en beroepscapaciteit om met de exploitatie van het centrum voor technische ingraving voor te zetten en om te zorgen voor het nabeheer. Op grond van het door de exploitant voorgelegde plan van aanleg van de site : 1° spreekt de bevoegde overheid zich uit over de voortzetting van de exploitatie van het centrum voor technische ingraving door, in voorkomend geval, de exploitatievoorwaarden te wijzigen of aan te vullen;2° bepaalt de bevoegde overheid de verplichtingen voor het nabeheer overeenkomstig artikel 59bis ;3° bepaalt de bevoegde overheid de nodige maatregelen om zo spoedig mogelijk een andere bestemming te geven aan het centrum voor technische ingraving dat de vergunning voor de voortzetting van de exploitatie niet gekregen heeft. De Regering bepaalt de regels die van toepassing zijn op deze bepaling ».

Art. 14.Dit decreet treedt in werking op dezelfde datum als het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 19 september 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota (1) Zitting 2001-2002 Stukken van de Raad 379 (2001-2002), Nrs.1 tot 5.

Volledig verslag, openbare vergadering van 18 september 2002.

Bespreking. Stemming.

^