Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 juli 2013
gepubliceerd op 01 oktober 2013

Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid

bron
vlaamse overheid
numac
2013035793
pub.
01/10/2013
prom.
19/07/2013
ELI
eli/decreet/2013/07/19/2013035793/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2013. - Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In artikel 3, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007, 12 december 2008, 16 juli 2010 en 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 25° tot en met punt 33° worden vervangen door wat volgt : « 25° goede chemische toestand van het oppervlaktewater : de toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen voldoen aan de milieukwaliteitsnormen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor die stoffen die in artikel 3 van bijlage 2.3.1. bij titel II van Vlarem aangeduid zijn als 'VS', 'PS' of 'PGS' in de kolom 'Europese context'; 26° goede chemische toestand van het grondwater : de toestand van een grondwaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen voldoen aan de milieukwaliteitsnormen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor het desbetreffende grondwaterlichaam;27° ecologische toestand van het oppervlaktewater : de aanduiding van de kwaliteit van de structuur en het functioneren van aquatische ecosystemen die met het oppervlaktewaterlichaam zijn geassocieerd, ingedeeld overeenkomstig de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;28° goede ecologische toestand van het oppervlaktewater : de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, die voldoet aan de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor de goede ecologische toestand, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;29° zeer goede ecologische toestand van het oppervlaktewater : de toestand van een oppervlaktewaterlichaam, die voldoet aan de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor de zeer goede ecologische toestand, en de hydromorfologische chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;30° ecologisch potentieel : de aanduiding van de kwaliteit van de structuur en het functioneren van aquatische ecosystemen die met sterk veranderde of kunstmatige oppervlaktewaterlichamen zijn geassocieerd, ingedeeld overeenkomstig de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;31° matig ecologisch potentieel : de toestand van een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam, die voldoet aan de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor het matig ecologisch potentieel, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;32° goed ecologisch potentieel : de toestand van een sterk veranderd of kunstmatig oppervlaktewaterlichaam, die voldoet aan de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor het goed ecologisch potentieel, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen; 33° maximaal ecologisch potentieel : de toestand van een sterk veranderd of kunstmatig oppervlaktewaterlichaam, die voldoet aan de biologische kwaliteitselementen die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld voor het maximaal ecologisch potentieel, en de hydromorfologische, chemische en fysisch-chemische kwaliteitselementen die de biologische elementen mee bepalen;"; 2° in punt 43° wordt het woord "bestrijdingsmiddelen" vervangen door het woord "pesticiden"; 3° er wordt een punt 43° bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « 43° bis afgebakende oeverzone : oeverzone die met dat doel is afgebakend in een stroomgebiedbeheerplan, een wateruitvoeringsprogramma of door een beslissing van de Vlaamse Regering;"; 4° punt 44° bis wordt vervangen door wat volgt : « 44° bis afgebakend overstromingsgebied : overstromingsgebied dat met dat doel is afgebakend in een stroomgebiedbeheerplan, een wateruitvoeringsprogramma of door een beslissing van de Vlaamse Regering;"; 5° punt 54° wordt vervangen door wat volgt : « 54° initiatiefnemer : de overheid die vermeld wordt bij het overstromingsgebied of de oeverzone, zoals bedoeld in artikel 12;"; 6° er wordt een punt 61° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 61° havenbedrijf : havenbedrijf als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens.».

Art. 3.In artikel 5, eerste lid, van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4°, c), wordt vervangen door wat volgt : « c) de vrije vismigratie, zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts, die voor alle soorten vis gegarandeerd moet worden, in alle hydrografische stroomgebieden waarbij voorrang gegeven wordt aan strategische knelpunten en het voorkomen van nieuwe migratieknelpunten.De Vlaamse Regering kan de verdere regels bepalen met betrekking tot vrije vismigratie. »; 2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : « 6° het terugdringen van overstromingsrisico's en het risico op waterschaarste door : a) in het beheer van het hemelwater en het oppervlaktewater als prioriteitsvolgorde de volgende hiërarchie te hanteren : hemelwater wordt zoveel mogelijk vastgehouden, hergebruikt, geïnfiltreerd en gescheiden van het afvalwater, alvorens het geborgen en vervolgens bij voorkeur op een vertraagde wijze afgevoerd wordt;b) verdroging te voorkomen, beperken of ongedaan te maken;c) zoveel mogelijk ruimte te bieden aan water, waarbij het waterbergend vermogen van overstromingsgevoelige gebieden zo veel als mogelijk gevrijwaard wordt en watergebonden functies van de oeverzones en overstromingsgebieden worden behouden en waar nodig hersteld; d) de negatieve gevolgen die overstromingen buiten de afgebakende overstromingsgebieden met zich meebrengen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed, de economische bedrijvigheid en de vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, te beperken;".

Art. 4.In artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 25 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De overheid die oordeelt over de afgifte van een planologisch of stedenbouwkundig attest als vermeld in artikel 4.4.24 en 5.3.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, moet in redelijkheid nagaan of de aanvraag door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen de watertoets kan doorstaan. »; 2° in paragraaf 5, eerste lid, worden punt 1° en 2° vervangen door wat volgt : « 1° de stedenbouwkundige vergunning, vermeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009; 2° de verkavelingsvergunning, vermeld in artikel 4.2.15 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;"; 3° paragraaf 5, eerste lid, punt 5°, wordt vervangen door wat volgt : « 5° de machtiging voor het uitvoeren van buitengewone werken van verbetering en wijziging, vermeld in de artikelen 12 en 14 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;"; 4° in paragraaf 5, tweede lid, worden punt 1° tot en met 3° vervangen door wat volgt : « 1° een ruimtelijk uitvoeringsplan en een algemeen en bijzonder plan van aanleg als vermeld in artikel 1.1.2, 9°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996; 2° een plan van de nieuwe wegen en afwateringen als vermeld in de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet en het ruilverkavelingsplan opgemaakt in uitvoering van voormelde wet; 3° een landinrichtingplan als vermeld in artikel 13 van het decreet van 21 december 1988 houdende de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;".

Art. 5.Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 9.De oeverzone van elk oppervlaktewaterlichaam, met uitzondering van de waterwegen, omvat ten minste de taluds ervan.

Als met het oog op de natuurlijke werking van watersystemen of het natuurbehoud, of de bescherming tegen erosie of inspoeling van sedimenten, pesticiden of meststoffen, een bredere oeverzone nodig is, wordt die op gemotiveerde wijze afgebakend door de goedkeuring van een oeverzoneproject in een stroomgebiedbeheerplan, een wateruitvoeringsprogramma of een beslissing van de Vlaamse Regering.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor het opstellen en het goedkeuren van oeverzoneprojecten. ».

Art. 6.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 10, § 1, wordt in de inleidende zin de zinsnede "In de oeverzones" vervangen door de zinsnede "Indien de oeverzone enkel de taluds omvat";2° artikel 10, § 1, 3°, tot en met § 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : « 3° grondbewerkingen zijn verboden binnen een meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud van een oppervlaktewaterlichaam. De grondbewerkingen, uitgevoerd vanaf een meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud, moeten beantwoorden aan de code van goede landbouwpraktijken; 4° er mogen geen nieuwe bovengrondse constructies worden opgericht binnen vijf meter landinwaarts vanaf de bovenste rand van het talud van een oppervlaktewaterlichaam.Met uitzondering van herbouwen als vermeld in artikel 4.1.1, 6°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, is het uitvoeren van onderhoudswerken, stabiliteitswerken en het verbouwen van dergelijke constructies als vermeld in artikel 4.1.1, 9°, 11° en 12°, van de voormelde codex, toegestaan, voor zover die handelingen toelaatbaar zijn op basis van de regelgeving inzake ruimtelijke ordening. De voormelde verboden zijn niet van toepassing op constructies die noodzakelijk zijn voor het beheer van het oppervlaktewaterlichaam, voor werkzaamheden van algemeen belang, voor werkzaamheden en constructies die expliciet zijn toegelaten door een ruimtelijk uitvoeringsplan mits zij de functie of de functies van de oeverzone niet onmogelijk maken en voor de constructies die verenigbaar zijn met de functie of de functies van de oeverzone; 5° bij het uitvoeren van de werken, vermeld in punt 4°, andere dan degene die niet zijn gericht op het herstel van de natuurlijke werking van het desbetreffende oppervlaktewaterlichaam, worden bij voorkeur en waar mogelijk de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd. § 2. De Vlaamse Regering kan in de oeverzones en in de afgebakende oeverzones, naast de bepalingen vermeld in paragraaf 1, andere noodzakelijke maatregelen opleggen, met inbegrip van erfdienstbaarheden.

In dat geval kunnen particuliere grondeigenaars of gebruikers aan het Vlaamse Gewest een vergoeding vragen. Die vergoeding kan alleen worden gevraagd als maatregelen worden opgelegd die verder gaan dan wat voor het bereiken van de basismilieukwaliteitsnormen is vereist of die verder gaan dan de maatregelen die vereist zijn voor het realiseren van het standstillbeginsel, vermeld in artikel 6, 1°.

De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor het beheer van oeverzones, de financiering ervan en de vergoedingsregeling, vermeld in het tweede lid. § 3. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht om : 1° doorgang te verlenen aan de personeelsleden van de beheerder van een waterloop of waterweg, aan de werklieden en aan de andere personen die in opdracht van de overheid met de uitvoering van het beheer van een oeverzone zijn belast;2° op hun gronden of eigendommen de materialen, het gereedschap en de werktuigen te laten plaatsen die voor de uitvoering van de werkzaamheden aan de oeverzone nodig zijn.».

Art. 7.In titel I, hoofdstuk III, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 12 december 2008 wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt : « Afdeling 3. - Verwerving van onroerende goederen, aankoopplicht, vergoedingsplicht en informatieplicht".

Art. 8.In artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006 en 12 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het zesde lid vervangen door wat volgt : « Bij de afbakening van een oeverzone of overstromingsgebied wordt de initiatiefnemer steeds vermeld.Is de initiatiefnemer een waterwegbeheerder, dan is die de begunstigde van het recht van voorkoop. Is de initiatiefnemer daarentegen een waterloopbeheerder van onbevaarbare waterlopen, dan is de Vlaamse Grondenbank de begunstigde van het recht van voorkoop. »; 2° in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de goedkeuring van de afbakening van oeverzones en overstromingsgebieden.».

Art. 9.In titel I, hoofdstuk III, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007 en 12 december 2008, wordt het opschrift van onderafdeling 3 vervangen door wat volgt : « Onderafdeling 3. - Aankoopplicht, vergoedingsplicht en informatieplicht".

Art. 10.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt een artikel 17bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 17bis.Iedereen die voor eigen rekening of als tussenpersoon een onroerend goed verkoopt, verhuurt voor meer dan negen jaar, inbrengt in een vennootschap, een vruchtgebruik, erfpacht of een opstalrecht overdraagt, of op andere wijze een eigendomsoverdracht met een vergeldend karakter van het goed bewerkstelligt, vermeldt in de hieraan verbonden publiciteit of het onroerend goed volledig of gedeeltelijk gelegen is : 1° in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;2° in een afgebakend overstromingsgebied of afgebakende oeverzone. De Vlaamse Regering kan nader bepalen wat onder publiciteit begrepen wordt, kan bepaalde vormen van publiciteit omwille van praktische redenen vrijstellen en kan nadere regels bepalen voor het nakomen van deze informatieplicht.

Iedereen die een onderhandse akte van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, van inbreng van een onroerend goed in een vennootschap en ook van vestiging of overdracht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal opmaakt, moet vermelden of het onroerend goed volledig of gedeeltelijk gelegen is : 1° in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;2° in een afgebakend overstromingsgebied of afgebakende oeverzone. De instrumenterende ambtenaar vermeldt in alle onderhandse en authentieke akten van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar van een onroerend goed, van een inbreng van een onroerend goed in een vennootschap, en ook in alle akten van vestiging of overdracht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal, en in elke andere akte van een eigendomsoverdracht ten bezwarende titel, met uitzondering van huwelijkscontracten en hun wijzigingen en contracten aangaande de mandeligheid of het onroerend goed gelegen is : 1° in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;2° in een afgebakend overstromingsgebied of afgebakende oeverzone.».

Art. 11.Artikel 19 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 19.§ 1. Het in het Vlaamse Gewest gelegen gedeelte van het stroomgebied van de Schelde maakt deel uit van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde. Met instemming van de partijen bij het Scheldeverdrag wordt de Internationale Scheldecommissie aangewezen als bevoegd orgaan voor de coördinatie van het waterbeleid binnen dit internationaal stroomgebiedsdistrict, in het bijzonder voor de multilaterale afstemming van de stroomgebiedbeheerplannen.

Bij gebrek aan instemming tussen de partijen bij het Scheldeverdrag voorziet de Vlaamse Regering in een passende internationale coördinatie. § 2. Het in het Vlaamse Gewest gelegen gedeelte van het stroomgebied van de Maas maakt deel uit van het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Maas. Met instemming van de partijen bij het Maasverdrag wordt de Internationale Maascommissie aangewezen als bevoegd orgaan voor de coördinatie van het waterbeleid binnen dit internationaal stroomgebiedsdistrict, in het bijzonder voor de multilaterale afstemming van de stroomgebiedbeheerplannen.

Bij gebrek aan instemming tussen de partijen bij het Maasverdrag voorziet de Vlaamse Regering in een passende internationale coördinatie. § 3. Het in het Vlaamse Gewest gelegen gedeelte van het stroomgebied van de IJzer kan met instemming van de partijen bij het Scheldeverdrag worden toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde. De bevoegdheid van de Internationale Scheldecommissie strekt zich onder dezelfde voorwaarden uit tot het stroomgebied van de IJzer.

Bij gebrek aan instemming tussen de partijen bij het Scheldeverdrag kan in overeenstemming met de Franse overheden een lichaam worden aangewezen voor de coördinatie van het waterbeleid binnen het internationaal stroomgebied van de IJzer, in het bijzonder voor de multilaterale afstemming van de stroomgebiedbeheerplannen. § 4. Het stroomgebied van de Brugse Polders kan met instemming van de partijen bij het Scheldeverdrag worden toegewezen aan het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Schelde. Met instemming van de partijen bij dat Scheldeverdrag strekt de bevoegdheid van de Internationale Scheldecommissie zich uit tot dit stroomgebied.

Bij gebrek aan instemming tussen de partijen bij het Scheldeverdrag kan in overeenstemming met de Nederlandse overheden een lichaam worden aangewezen voor de coördinatie van het waterbeleid binnen het internationaal stroomgebiedsdistrict van de Brugse Polders, in het bijzonder voor de multilaterale afstemming van de stroomgebiedbeheerplannen. § 5. Grondwaterlichamen en oppervlaktewaterlichamen die aan de hand van in hoofdzaak hydrografische criteria niet volledig tot een bepaald stroomgebied behoren, worden door de Vlaamse Regering nauwkeurig bepaald en toegewezen aan het dichtstbijgelegen of meest geschikte stroomgebiedsdistrict. ».

Art. 12.In titel I, hoofdstuk IV, van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt : « Afdeling 2. - De bekkens en grondwatersystemen".

Art. 13.In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden tussen het woord "hydrografische" en het woord "criteria" de woorden "en hydrogeologische" ingevoegd;2° aan paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en grondwatersystemen" toegevoegd;3° in paragraaf 1, tweede lid, worden tussen het woord "bekkens" en het woord "af" de woorden "en grondwatersystemen" ingevoegd;4° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Oppervlaktewaterlichamen die aan de hand van in hoofdzaak hydrografische criteria niet volledig tot een bepaald bekken behoren, worden door de Vlaamse Regering geheel of gedeeltelijk toegewezen aan het dichtstbijgelegen of meest geschikte bekken. ».

Art. 14.In artikel 22 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juli 2010, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De Vlaamse Regering neemt de passende initiatieven die erop gericht zijn dat voor de internationale stroomgebiedsdistricten van de Schelde en de Maas lichamen die worden aangewezen als bevoegd orgaan voor de coördinatie van het waterbeleid binnen die stroomgebiedsdistricten, binnen de termijnen, vermeld in artikel 34, § 1, een stroomgebiedbeheerplan kunnen opstellen voor het volledige stroomgebiedsdistrict, en dat het plan overeenkomstig de termijnen, vermeld in artikel 34, § 2, wordt getoetst en herzien. ».

Art. 15.Artikel 26 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 26.Per bekken wordt een bekkenbestuur en een bekkenraad opgericht. Het bekkenbestuur bestaat uit een algemene bekkenvergadering en een bekkenbureau.

Het bekkenbureau richt een bekkensecretariaat op.

Het Vlaamse Gewest stelt per bekken de nodige middelen en het nodige personeel ter beschikking voor de werking van het bekkenbestuur, van het bekkensecretariaat en van de bekkenraad.

Elke provincie, vertegenwoordigd in het bekkenbureau, stelt ten minste een personeelslid ter beschikking van het bekkensecretariaat en dit ten laste van de eigen begroting.

De Vlaamse minister, belast met de coördinatie en de organisatie van de planning van het integraal waterbeleid, wijst op voordracht van de CIW, per bekken een bekkencoördinator aan. De bekkencoördinator is de secretaris van de algemene bekkenvergadering en het bekkenbureau.

De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de werking van het bekkenbestuur, met inbegrip van de regels voor het aanwezigheidsquorum. Het bekkenbestuur beslist in beginsel bij consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, kan de Vlaamse Regering in een bijzondere meerderheid voorzien voor de algemene bekkenvergadering en in een gewone meerderheid voor het bekkenbureau. ».

Art. 16.Artikel 27 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 2005 en 7 december 2007, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 27.§ 1. In de algemene bekkenvergadering zetelen minstens : 1° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, II, 1°, en 4°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;2° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, III, 2°, 8°, 9° en 10°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;3° twee vertegenwoordigers van het Vlaamse Gewest, die worden aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken en het verkeer, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 2°, 3° en 5°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;4° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;5° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;6° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VI, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;7° een provinciaal mandataris van elke provincie waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken;8° een gemeentelijk mandataris van elke gemeente waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken;9° een mandataris van elke polder waarvan het ambtsgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken;10° een mandataris van elke watering waarvan het ambtsgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken;11° een vertegenwoordiger van elk havenbedrijf waarvan het ambtsgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken. De algemene bekkenvergadering wordt voorgezeten door de gouverneur van de provincie waarvan het grondgebied deel uitmaakt van het bekken. Als het grondgebied van meerdere provincies deel uitmaakt van hetzelfde bekken, wordt het voorzitterschap waargenomen door de provinciegouverneur die in onderlinge overeenstemming wordt aangewezen.

De aangewezen provinciegouverneur is belast met het overleg en de samenwerking met de besturen van naburige staten of gewesten, die bevoegd zijn voor het waterbeheer, met het oog op de afstemming van de aspecten van het waterbeheer van regionaal belang. § 2. De algemene bekkenvergadering heeft tot taak : 1° het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van het stroomgebiedbeheerplan goed te keuren, rekening houdend met het advies dat de bekkenraad daarover heeft uitgebracht en met de resultaten van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 37, binnen een termijn van 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek en uiterlijk vier maanden voor het begin van de periode waarop het stroomgebiedbeheerplan betrekking heeft;2° het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van een wateruitvoeringsprogramma goed te keuren, rekening houdend met het advies dat de bekkenraad daarover heeft uitgebracht;3° advies te verlenen over de waterbeleidsnota en de documenten vermeld in artikel 37, § 1, op basis van een ontwerp van advies dat is voorbereid door het bekkenbureau;4° de aanduiding te organiseren van de vertegenwoordigers van de gemeenten en van de polders en wateringen die zetelen in het bekkenbureau;5° het voorstellen van een adequate bevoegdheidsverdeling van de waterwegen en de onbevaarbare waterlopen om een meer geïntegreerd, logisch samenhangend en efficiënter beheer te realiseren;6° indien gewenst, de toelichting en/of bespreking van belangrijke projecten of intenties binnen het bekken te agenderen. § 3. In het bekkenbureau zetelen : 1° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, II, 1° en 4°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;2° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, III, 2°, 8°, 9° en 10°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;3° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken en het verkeer, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 2°, 3° en 5°, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;4° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;5° een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, die wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980;6° twee leden van de provinciale deputatie bevoegd voor de waterlopen of hun vertegenwoordiger voor zover voldaan wordt aan artikel 26, vierde lid, wat het personeel van het bekkensecretariaat betreft;7° één gemeentelijke afgevaardigde per begonnen schijf van 25 gemeenten waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken, aan te duiden door de gemeentelijke mandatarissen uit de algemene bekkenvergadering;8° desgevallend een vertegenwoordiger van de polders en wateringen, aan te duiden door de vertegenwoordigers van de polders en wateringen die zetelen in de algemene bekkenvergadering. Het bekkenbureau wordt voorgezeten door de gouverneur van de provincie waarvan het grondgebied deel uitmaakt van het bekken. Als het grondgebied van meerdere provincies deel uitmaakt van hetzelfde bekken, wordt het voorzitterschap waargenomen door de provinciegouverneur die in onderlinge overeenstemming wordt aangewezen. § 4. Het bekkenbureau heeft tot taak : 1° het bekkensecretariaat te organiseren en aan te sturen;2° het voorbereiden van de algemene bekkenvergadering;3° het ter goedkeuring voorleggen van het ontwerp van bekkenspecifieke deel van het stroomgebiedbeheerplan aan de algemene bekkenvergadering;4° het ter goedkeuring voorleggen van het ontwerp van bekkenspecifieke deel van het wateruitvoeringsprogramma aan de algemene bekkenvergadering;5° desgevallend het gebiedsgericht en thematisch overleg te garanderen en de samenwerking met de provincies, gemeenten, havenbedrijven, polders en wateringen waarvan het grondgebied respectievelijk ambtsgebied geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van het bekken en andere belanghebbende diensten en agentschappen die afhangen van de Vlaamse overheid.Daartoe organiseert het bekkenbureau, al dan niet op vraag van een lid van het bekkenbestuur, een overleg over specifieke knelpunten of acties die belang hebben voor de betrokken actoren; 6° advies voor te bereiden voor de algemene bekkenvergadering over de waterbeleidsnota en de documenten, vermeld in artikel 37, § 1;7° advies uit te brengen over : a) ontwerpen van investeringsprogramma's en ontwerpen van technische plannen met een rechtstreekse invloed op de watersystemen;b) ontwerpen van investeringsprogramma's en ontwerpen van technische plannen over openbare rioleringen en groot- en kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties; en daarover te rapporteren aan de algemene bekkenvergadering; 8° een advies uit te brengen over het ontwerp van zoneringsplan, vermeld in artikel 9, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 houdende de vaststelling van de regels voor de scheiding tussen de gemeentelijke en bovengemeentelijke saneringsverplichting en de vaststelling van de zoneringsplannen. De Vlaamse Regering kan de programma's en plannen, vermeld in het eerste lid, 7°, nader omschrijven. ».

Art. 17.In artikel 28 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het bekkensecretariaat is in het bijzonder belast met : 1° het voorbereiden van het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van het stroomgebiedbeheerplan;2° het voorbereiden van het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van het wateruitvoeringsprogramma;3° het meewerken aan de organisatie van het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van stroomgebiedbeheerplan;4° het organiseren van gebiedsgericht en thematisch overleg zoals bedoeld in artikel 27, § 4, 5° ;5° alle andere taken die door het bekkenbureau worden opgedragen.».

Art. 18.In artikel 29 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De bekkenraad brengt advies uit over : 1° de documenten vermeld in artikel 37, § 1, en artikel 66bis;2° alle andere onderwerpen die worden voorgelegd door de CIW, het bekkensecretariaat, de algemene bekkenvergadering of het bekkenbureau. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De bekkenraad kan op eigen initiatief advies uitbrengen over de planning en uitvoering van het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van het stroomgebiedbeheerplan en alle overige aspecten van integraal waterbeleid. ».

Art. 19.Artikel 30 en 31 van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Art. 20.In artikel 32 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De waterbeleidsnota legt de krachtlijnen vast van de visie van de Vlaamse Regering op het integraal waterbeleid voor het Vlaamse Gewest in zijn geheel, en per stroomgebied afzonderlijk, inclusief een overzicht van de belangrijkste waterbeheerkwesties die zijn vastgesteld in het stroomgebied.»; 2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het ontwerp van waterbeleidsnota wordt ter inzage gelegd bij de gemeenten gedurende ten minste zes maanden. Iedereen kan schriftelijke opmerkingen indienen bij het college van burgemeester en schepenen.

Tegelijkertijd wordt de nota voor advies voorgelegd aan de onderstaande strategische adviesraden : 1° de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV);2° de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad);3° de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV).»; 3° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De waterbeleidsnota wordt bekendgemaakt door de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan daartoe nadere regels bepalen. ».

Art. 21.In artikel 34, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2010, wordt het woord "stroomgebiedsbeheerplan" vervangen door het woord "stroomgebiedbeheerplan".

Art. 22.In artikel 35, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt op het einde van het lid de volgende zin ingevoegd : « De CIW zorgt voor de verdere doorstroming van de relevante informatie naar de bekkensecretariaten. ».

Art. 23.In artikel 36 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het stroomgebiedbeheerplan bepaalt de hoofdlijnen van het integraal waterbeleid voor het desbetreffende stroomgebiedsdistrict, met inbegrip van de voorgenomen maatregelen en acties, middelen en termijnen die worden bepaald om de doelstellingen ervan te bereiken.

Het bevat minstens de gegevens, vermeld in bijlage I. De overstromingsrisicobeheerbepalingen zijn opgenomen in punt 1.4, 1.5, 4.3, 6.2 en 7, van bijlage I, en in punt 6 van bijlage II. Er worden tevens bekkenspecifieke en grondwatersysteemspecifieke delen opgemaakt, die minstens de gegevens, vermeld in bijlage III, bevatten.

Bovendien worden de stroomgebiedbeheerplannen zo opgesteld, en verlopen de besluitvormingsprocedures op zo een wijze dat ze voldoen aan de essentiële kenmerken van de milieueffectrapportage, vermeld in artikel 4.1.4 van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid.

De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor de inhoud en de methodologie voor de opmaak van dat plan, met inbegrip van het verder uitwerken van het integratiespoor voor het plan-MER, zoals bedoeld in artikel 4.2.4 van het voornoemde decreet van 5 april 1995. ».

Art. 24.In artikel 37 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2°, wordt het woord "waterbeheerproblemen" vervangen door het woord "waterbeheerkwesties";2° aan paragraaf 1, 3°, wordt de zinsnede ", met het plan-MER als dat van toepassing is" toegevoegd;3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "voor een termijn van honderdtachtig kalenderdagen" vervangen door de woorden "gedurende ten minste zes maanden";4° aan paragraaf 2, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd : « Daarnaast kunnen opmerkingen rechtstreeks en bij voorkeur digitaal aan de CIW worden bezorgd.»; 5° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De documenten, vermeld in paragraaf 1, worden tegelijkertijd bezorgd aan de onderstaande strategische adviesraden die binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, een advies uitbrengen : 1° de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV);2° de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad);3° de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij (SALV). De adviesraden zenden hun advies aan de CIW. Als het advies niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, is verleend, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. »; 6° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De CIW maakt bekend dat de documenten, vermeld in paragraaf 1, ter inzage worden gelegd. »; 7° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.De gemeente verstuurt uiterlijk de tiende werkdag na het openbaar onderzoek de door haar ontvangen schriftelijke opmerkingen aan de CIW"; 8° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt : « § 6.De CIW bundelt, coördineert en onderzoekt na ontvangst ervan de ingebrachte opmerkingen en adviezen, in samenwerking met de bekkenbesturen die instaan voor het onderzoek en de coördinatie van de verwerking van de ingebrachte opmerkingen en adviezen over de bekkenspecifieke delen; stemt de stroomgebiedbeheerplannen, inclusief de ontwerpen van bekkenspecifieke delen, onderling op elkaar af; maakt een definitief ontwerp van stroomgebiedbeheerplan op en legt dat ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering uiterlijk drie maanden voor het begin van de periode waarop het stroomgebiedbeheerplan betrekking heeft.

De Vlaamse Regering kan nadere regels voor het openbaar onderzoek vaststellen. »; 9° paragraaf 7 en 8 worden opgeheven.

Art. 25.Artikel 38 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 38.De door de Vlaamse Regering vastgestelde stroomgebiedbeheerplannen worden bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en worden door de CIW digitaal ter beschikking gesteld. ».

Art. 26.In titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 mei 2006 en 16 juli 2010, wordt onderafdeling 1, die bestaat uit artikel 39 tot en met 49, opgeheven.

Art. 27.In artikel 50 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord "bekkenbestuur" vervangen door de woorden "de algemene bekkenvergadering";2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het bekkenvoortgangsrapport wordt vervolgens door de algemene bekkenvergadering meegedeeld aan de CIW en aan de in artikel 24, § 1, bedoelde minister. ».

Art. 28.In artikel 50bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 16 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse Regering kan nadere regels vaststellen voor het afbakenen van overstromingsgebieden buiten de stroomgebiedbeheerplannen, met inbegrip van een afbakeningsprocedure.»; 2° in het tweede lid worden de woorden "het betrokken bekkenbestuur" vervangen door de woorden "de algemene bekkenvergadering".

Art. 29.Aan artikel 52, eerste lid, 1°, c), van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 16 juli 2010, wordt de zinsnede "irrigatie, waterhuishouding of afwatering" toegevoegd.

Art. 30.Artikel 56 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 56.§ 1. Het niet bereiken van de goede toestand van een grondwaterlichaam, de goede ecologische toestand van een oppervlaktewaterlichaam, het goede ecologisch potentieel van een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewaterlichaam of het niet voorkomen van achteruitgang van de toestand van een grondwaterlichaam of oppervlaktewaterlichaam houdt geen schending in van de vastgestelde milieudoelstellingen als dat het gevolg is van nieuwe veranderingen in de fysische kenmerken van een oppervlaktewaterlichaam of indirecte wijzigingen in de grondwaterstand, wegens : 1° activiteiten van groot maatschappelijk belang met betrekking tot de scheepvaart, havenfaciliteiten, openbare voorzieningen voor water, bestemd voor menselijke consumptie, of hernieuwbare energieopwekking;2° de bescherming tegen overstroming van vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, gelegen buiten afgebakende overstromingsgebieden;3° relevante activiteiten voor het bereiken van de overstromingsrisicobeheerdoelstellingen. § 2. In het geval, vermeld in paragraaf 1, neemt de Vlaamse Regering de volgende voorwaarden in acht : 1° alle haalbare stappen en maatregelen worden genomen om de negatieve effecten op de toestand van het oppervlaktewaterlichaam of het grondwaterlichaam tegen te gaan;2° het doel dat met die veranderingen of wijzigingen van het oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam wordt gediend, kan niet worden bereikt met andere voor het milieu aanmerkelijk gunstiger middelen, omdat dit technisch niet haalbaar is of onevenredig hoge kosten zou meebrengen. De Vlaamse Regering herziet om de zes jaar de gevallen waarin ze van de milieudoelstellingen afwijkt. ».

Art. 31.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010, wordt een artikel 66bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 66bis.§ 1. Jaarlijks wordt een wateruitvoeringsprogramma met bekkenspecifieke delen opgemaakt. Het wateruitvoeringsprogramma bevat ten minste de gegevens, vermeld in bijlage IV. De Vlaamse Regering stelt nadere regels vast voor de totstandkomingsprocedure en de goedkeuring van het wateruitvoeringsprogramma. § 2. Het wateruitvoeringsprogramma wordt voorbereid door de CIW. Het ontwerp van het bekkenspecifieke deel van het wateruitvoeringsprogramma wordt voor advies voorgelegd aan de bekkenraad, die er binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst ervan een advies over uitbrengt. Als geen advies is verleend binnen die termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. De ontwerpen van de bekkenspecifieke delen van het wateruitvoeringsprogramma worden door de algemene bekkenvergadering goedgekeurd en bezorgd aan de CIW. § 3. De diensten en agentschappen die afhangen van het Vlaamse Gewest, de besturen, de bekkensecretariaten, alsook de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest belast zijn met taken van openbaar nut, stellen op eenvoudig verzoek van de CIW, alle informatie waarover ze beschikken en die nodig is voor het opstellen van de wateruitvoeringsprogramma's ter beschikking van de CIW. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaronder die informatie ter beschikking wordt gesteld. De CIW zorgt voor de verdere doorstroming van de relevante informatie naar de bekkensecretariaten. ».

Art. 32.In titel I van hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk Vllbis ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK Vllbis. - Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen".

Art. 33.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk Vllbis, ingevoegd bij artikel 32 van dit wijzigingsdecreet, een artikel 73bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 73bis.Voor de artikelen 8, 10 tot en met 17, 62 en 70, van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten bij deze artikelen gebeurt het toezicht op en de handhaving van milieu-inbreuken en milieumisdrijven, en het opleggen van veiligheidsmaatregelen volgens de regels bepaald in titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. ».

Art. 34.Artikel 74 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 74.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet blijven de volgende besluiten met betrekking tot de waterbeheerplannen van kracht tot de bekendmaking van de herziene stroomgebiedbeheerplannen : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 houdende de vaststelling van de bekkenbeheerplannen overeenkomstig artikel 48 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 2010 houdende de vaststelling van de stroomgebiedbeheerplannen voor Schelde en Maas en het maatregelenprogramma voor Vlaanderen, overeenkomstig artikelen 33 en 64 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010 houdende de vaststelling van de herziening van de bekkenbeheerplannen Ijzerbekken, Bekken van de Brugse Polders, Leiebekken en Bovenscheldebekken door de integratie van de West-Vlaamse deelbekkenbeheerplannen, van kracht tot de bekendmaking van de herziene stroomgebiedbeheerplannen. § 2. Het wateruitvoeringsprogramma wordt voor het eerst opgemaakt samen met de herziene stroomgebiedbeheerplannen; tot die bekendmaking wordt nog jaarlijks een bekkenvoortgangsrapport opgemaakt overeenkomstig artikel 50. De bekkenvoortgangsrapporten worden het laatst opgesteld in het jaar van de bekendmaking van de herziene stroomgebiedbeheerplannen.

De stroomgebiedbeheerplannen worden uiterlijk op 22 december 2015 herzien. ».

Art. 35.Bijlage I bij hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juli 2010 en 23 december 2010, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit decreet is gevoegd.

Art. 36.Bijlage III bij hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 12 december 2008 en 16 juli 2010, wordt vervangen door bijlage 2, die bij dit decreet is gevoegd.

Art. 37.Bijlage IV bij hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 12 december 2008, wordt vervangen door bijlage 3, die bij dit decreet is gevoegd.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 juli 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, H. CREVITS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Stukken. - Ontwerp van decreet : 2072, nr. 1. - Amendement : 2072, nr. 2. - Amendement : 2072, nr.3. - Amendement : 2072, nr. 4. - Verslag : 2072, nr. 5. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2072, nr. 6.

Handelingen. - Bespreking en aanneming. Ochtend- en middagvergadering van 10 juli 2013.

Bijlage 1 bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage I bij het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage I. - Inhoud van de stroomgebiedbeheerplannen 1. Gegevens met betrekking tot de analyses en beoordelingen : 1.1. overeenkomstig artikel 60, § 1, 1°, een algemene beschrijving van de kenmerken van het stroomgebiedsdistrict : 1° voor oppervlaktewateren : a) kaarten met de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen;b) kaarten van de typen oppervlaktewaterlichamen in het stroomgebied;c) aanduiding op kaart van de overeenkomstig artikel 52, als kunstmatig of sterk veranderd aangeduide oppervlaktewaterlichamen en de opgave van de redenen voor het aanmerken van de desbetreffende oppervlaktewaterlichamen als kunstmatig of sterk veranderd;d) bepaling van de referentieomstandigheden voor de typen oppervlaktewaterlichamen;e) een beschrijving van de aanpak en de methoden die zijn toegepast om de mengzones af te bakenen;f) een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen met het oog op het verkleinen van de omvang van de mengzones in de toekomst;2° voor grondwater : kaarten met de ligging en de grenzen van de grondwaterlichamen; 1.2. overeenkomstig artikel 60, § 1, 2°, een overzicht van de betekenisvolle belastingen en effecten van menselijke activiteiten op de toestand van oppervlaktewater en grondwater, met inbegrip van : 1° een raming van de verontreiniging door puntbronnen;2° een raming van de verontreiniging door diffuse bronnen, met inbegrip van een overzicht van het bodemgebruik;3° een raming van de effecten op de kwantitatieve toestand van het water, met inbegrip van onttrekkingen;4° een analyse of beoordeling van de andere effecten van menselijke activiteiten op de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater;5° een analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van prioritaire stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment of biota;6° een inventaris, met inbegrip van kaarten als die beschikbaar zijn, van de emissies, lozingen en verliezen van prioritaire stoffen en door de Vlaamse Regering aan te wijzen verontreinigende stoffen, waar passend, met inbegrip van dc concentraties ervan in sedimenten en biota.In de inventaris wordt ook opgenomen welke referentieperiodes gebruikt werden voor de gemaakte schattingen; 1.3. een samenvatting van de overeenkomstig artikel 60, § 1, 3°, uitgevoerde economische analyse van het watergebruik; 1.4. de conclusies van de overeenkomstig artikel 60, § 2, voorlopige overstromingsrisicobeoordeling worden opgesteld in de vorm van een summiere kaart van het stroomgebiedsdistrict, waarop de gebieden zijn afgebakend waarvoor werd geconcludeerd dat er een potentieel significant overstromingsrisico bestaat; 1.5. de overeenkomstig artikel 60, § 3 en § 4, opgemaakte en al geldende overstromingsgevaarkaarten en overstromingsrisicokaarten, en de conclusies uit die kaarten; 2. Gegevens met betrekking tot de beschermde gebieden : 2.1. vermelding en kaarten van de beschermde gebieden, vermeld in artikel 71, waarvan een register moet worden opgemaakt. 3. Gegevens met betrekking tot de programma's voor de monitoring : 3.1. een kaart van de overeenkomstig artikel 67 gevormde monitoringnetwerken, en een presentatie in kaartvorm van de resultaten van de overeenkomstig artikel 67 uitgevoerde programma's voor de monitoring voor de toestand van : 1° oppervlaktewater : ecologische, chemische en kwantitatieve toestand;2° grondwater : chemische en kwantitatieve toestand;3° de beschermde gebieden, vermeld in artikel 71.4. Gegevens met betrekking tot de milieudoelstellingen. 4.1. een lijst van de overeenkomstig artikel 5 en artikel 51 vastgestelde milieudoelstellingen voor oppervlaktewater, grondwater en de beschermde gebieden, vermeld in artikel 71; 4.2. de aanduiding van de gevallen waarin overeenkomstig de gevallen, vermeld in artikel 53 tot en met 58, moest worden afgeweken van de milieudoelstellingen, met inbegrip van de redenen daarvoor, de vereiste maatregelen en de in verband daarmee vereiste informatie, in het bijzonder : 1° in het geval, vermeld in artikel 53, een overzicht van : a) de maatregelen die noodzakelijk worden geacht om de oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen vóór het verstrijken van de verlengde termijn geleidelijk in de vereiste toestand te brengen;b) de redenen voor de betekenisvolle vertraging bij de uitvoering van die maatregelen;c) het vermoedelijke tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen;2° in het geval, vermeld in artikel 54, een aanduiding van de redenen voor het vaststellen van minder strenge milieudoelstellingen;3° in het geval, vermeld in artikel 55 : a) de voorwaarden waaronder uitzonderlijke of redelijkerwijs niet te voorspellen omstandigheden mogen worden aangevoerd, met inbegrip van de vaststelling van passende indicatoren daarvoor;b) de maatregelen, vernield in artikel 55, tweede lid, 1° ;4° in het geval, vermeld in artikel 56 een aanduiding van de redenen voor die veranderingen of wijzigingen; 4.3. een lijst en beschrijving van de overstromingsrisicobeheerdoelstellingen in de gebieden, vermeld in artikel 60, § 2. 5. Afgebakende overstromingsgebieden en oeverzones : 5.1. gegevens met betrekking tot de afgebakende overstromingsgebieden en oeverzones; 5.2. de aanduiding op een kaart van de afgebakende overstromingsgebieden en oeverzones. 6. Beleidsdoelstellingen : 6.1. de integratie van alle beleidsvoornemens van de betrokken waterbeheerders voor alle aspecten van het waterbeleid binnen het desbetreffende stroomgebied; 6.2. gegevens met betrekking tot overstromingsrisico's : 6.2.1. gegevens van de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling, namelijk : a) kaarten van het stroomgebiedsdistrict met een geschikte schaal, waarop de grenzen van de stroomgebieden, de deelstroomgebieden en de kustgebieden worden aangegeven, alsmede de topografie en het grondgebruik;b) een beschrijving van de overstromingen die zich in het verleden hebben voorgedaan en die significante negatieve effecten hebben gehad op de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid en ten aanzien waarvan nog steeds de kans bestaat dat zich in de toekomst soortgelijke overstromingen voordoen, inclusief de omvang van de overstroming en de waterafvoerroutes, en een beoordeling van de negatieve effecten die ze hebben meegebracht;c) een beschrijving van belangrijke overstromingen die zich in het verleden hebben voorgedaan en waarvoor geldt dat soortgelijke overstromingen in de toekomst aanzienlijke negatieve effecten kunnen hebben;d) een beoordeling van de mogelijke negatieve gevolgen van toekomstige overstromingen voor de gezondheid van de mens, het milieu, het cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid, rekening houdend, voor zover mogelijk, met kwesties als de topografie, de ligging van waterlopen en hun algemene hydrologische en geomorfologische kenmerken, met inbegrip van de rol van uiterwaarden die het water op natuurlijke wijze vasthouden, de doeltreffendheid van bestaande door de mens aangelegde werken ter bescherming tegen overstromingen, de locatie van bevolkte gebieden, gebieden met economische bedrijvigheid en ontwikkelingen op lange termijn, waaronder de effecten van klimaatverandering op het plaatsvinden van overstromingen, of de beslissing om geen voorlopige overstromingsrisicobeoordeling uit te voeren; 6.2.2. een beschrijving van de door de betrokken lidstaten vastgestelde methodologie voor de kosten-batenanalyse die wordt gebruikt bij de beoordeling van maatregelen met grensoverschrijdende gevolgen, als die beschikbaar is voor gedeelde stroomgebieden of deelstroomgebieden. 7. Gegevens met betrekking tot de maatregelenprogramma's : 7.1. een samenvatting van de overeenkomstig artikel 64 en bijlage II vastgestelde maatregelenprogramma's, met inbegrip van de wijze waarop de overeenkomstig artikel 5 en artikel 51 vastgestelde doelstellingen moeten worden bereikt; 7.2. de prioriteit die de maatregelen voor overstromingsrisicobeheer hebben met het oog op de verwezenlijking van de overstromingsrisicobeheerdoelstellingen en de wijze waarop de vorderingen bij de uitvoering van het plan zullen worden gevolgd. 8. Herzieningen van het stroomgebiedbeheerplan : 8.1. een samenvatting van alle veranderingen of actualiseringen sinds de publicatie van het vorige stroomgebiedbeheerplan, met inbegrip van een samenvatting van de toetsingen overeenkomstig artikel 61, § 2 en § 3; 8.2. een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt bij het bereiken van de milieudoelstellingen, met een presentatie in kaartvorm van de monitoringresultaten voor de vorige planperiode, en een verklaring voor de milieudoelstellingen die niet zijn bereikt; 8.3. een samenvatting van en een verklaring voor eventuele maatregelen in het vroegere stroomgebiedbeheerplan die niet zijn uitgevoerd; 8.4. een samenvatting van alle aanvullende tussentijdse maatregelen die in het overeenkomstig artikel 64 opgestelde maatregelenprogramma zijn vastgesteld sedert de publicatie van het vorige stroomgebiedbeheerplan; 8.5. in de gevallen, vermeld in artikel 53 tot 58, wordt bovendien de volgende informatie opgenomen in de herziening van het stroomgebiedbeheerplan : 1° een samenvatting van de herzieningen van de gevallen waarin overeenkomstig artikel 53 tot en met 58 van de milieudoelstellingen is afgeweken;2° een evaluatie van de uitvoering van de maatregelen;3° een overzicht van eventuele extra maatregelen;4° in de gevallen, vermeld in artikel 53, bovendien de redenen voor de betekenisvolle vertraging en het vermoedelijke tijdschema voor de uitvoering van de maatregelen;5° in de gevallen, vermeld in artikel 55, bovendien een overzicht van de effecten van de in omstandigheden, vermeld in artikel 55, en van de maatregelen, vermeld in artikel 55, tweede lid, 1°. 9. Overige gegevens : 9.1. een register van andere meer gedetailleerde plannen en programma's die betrekking hebben op sectoren, aangelegenheden of watertypen, alsmede een samenvatting daarvan; 9.2. een samenvatting 'van de overeenkomstig artikel 37 genomen maatregelen inzake voorlichting en raadpleging van het publiek, de resultaten daarvan, alsmede de planwijzigingen die daarvan het gevolg zijn; 9.3. een lijst van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de toepassing van de bepalingen van de richtlijn binnen ieder stroomgebiedsdistrict; 9.4. de contactpunten en procedures om de achtergrondinformatie en de informatie, vermeld in artikel 37, § 1, en de overeenkomstig artikel 67 verzamelde monitoringgegevens, te verkrijgen. 10. Opmaak of wijziging van ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg.In het geval, vermeld in artikel 36, § 3, worden de volgende elementen aangegeven in het stroomgebiedbeheerplan : 1° de aanduiding van de ruimtelijke uitvoeringsplannen of plannen van aanleg die moeten worden opgemaakt of gewijzigd;2° de aanduiding van de elementen die in de op te maken of te wijzigen plannen moeten worden opgenomen;3° een indicatieve raming van de eventuele planschade die daaruit voortvloeit.11. Niet-technische samenvatting : een goed onderscheiden, voor een breed publiek bedoelde samenvatting van de krachtlijnen van het stroomgebiedbeheerplan. Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.

Bijlage 2 bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage III bij het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage III. - Inhoud van de bekkenspecifieke en grondwatersysteemspecifieke delen van het stroomgebiedbeheerplan 1. Algemene gegevens : omvat minstens een situering van het bekken/grondwatersysteem binnen het stroomgebied, een algemene beschrijving van de kenmerken van het bekken en een beschrijving van het planproces voor het bek- kenspecifiek/grondwatersysteemspecifiek deel.2. Analyses en beoordelingen : omvat minstens gegevens over analyses, beschermde gebieden en monitoring.3. Visie : omvat minstens : - informatie over milieudoelstellingen binnen het bekken/grondwatersysteem en de gemotiveerde afwijkingen daarbij, - een gebiedsgerichte visie op het waterbeheer in het bekken/grondwatersysteem inclusief het langetermijnstreefbeeld; - de integratie van alle beleidsvoornemens van de betrokken waterbeheerders met betrekking tot alle aspecten van het waterbeleid binnen het desbetreffende bekken/grondwatersysteem; - de afbakening van de overstromingsgebieden en van de oeverzones binnen het bekken en de motivering daartoe. 4. Actieprogramma : omvat informatie over het actiepakket dat zal worden uitgevoerd om de doelstellingen op niveau van het bekken/grondwatersysteem te realiseren, per maatregel en per maatregelengroep, met inbegrip van de raming van de middelen. Dit bevat onder meer : - een overzicht van de vereiste infrastructuur- en inrichtingswerken, de daarmee gepaard gaande beheerswerken; - de maatregelen voor het beheren van overstromingsrisico's; - de aanduiding van de met de uitvoering ervan belaste diensten en agentschappen die afhangen van het Vlaamse Gewest, de besturen, of de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die in het Vlaamse Gewest zijn belast met taken van openbaar nut.

De acties op deelbekkenniveau worden geïntegreerd op bekkenniveau. 5. Conclusies : omvat minstens informatie over het herzien van de afwijkingen per oppervlaktewaterlichaam binnen het bekken en per grondwaterlichaam binnen het grondwatersysteem, en een algemene conclusie.6. Niet- technische samenvatting : is een goed onderscheiden, voor een breed publiek bedoelde samenvatting van de krachtlijnen van het bekkenspecifiek/grondwatersysteemspecifiek deel. Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.

Bijlage 3 bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage IV bij het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid Bijlage IV. - Inhoud van het wateruitvoeringsprogramma Een wateruitvoeringsprogramma is ten minste samengesteld uit : 1. een geïntegreerd voortgangsverslag van de stand van de uitvoering van het maatregelenprogramma;2. een uitvoeringsplan voor het komende jaar en de komende jaren;3. een weergave van de status van de acties;4. in voorkomend geval een bijsturing van de acties;5. in voorkomend geval een overzicht van de acties die stopgezet worden, inclusief de motivatie daarvoor;6. in voorkomend geval een overzicht van bijkomende acties die passen binnen de visie en de maatregelen van het maatregelenprogramma;7. in voorkomend geval een overzicht van de opmaak van RUP's, gekoppeld aan gewijzigde/bijkomende acties;8. in voorkomend geval tussentijdse afbakeningen van overstromingsgebieden en oeverzones. Gezien om gevoegd te worden bij het decreet van 19 juli 2013 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.

^