Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 juli 2002
gepubliceerd op 31 augustus 2002

Decreet houdende wijziging van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van het bosdecreet van 13 juni 1990, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036124
pub.
31/08/2002
prom.
19/07/2002
ELI
eli/decreet/2002/07/19/2002036124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP


19 JULI 2002. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van het bosdecreet van 13 juni 1990, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968 (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1 Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Artikel 2 In artikel 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt : "4° habitat : een natuurlijke habitat en/of een habitat van een soort waarbij - "een natuurlijke habitat" een geheel natuurlijke of halfnatuurlijke land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken is; - "een habitat van een soort" een door specifieke abiotische en biotische elementen bepaald natuurlijk milieu is waarbij de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hiertoe behoren ook de woongebieden van een vogelsoort, zijnde : de rustplaatsen in de trekzones, de voortplantings-, broed- en foerageergebieden evenals de rui- en overwinteringsgebieden;"; 2° in 6° wordt het woord "bosjes" geschrapt;3° aan 10° worden na de woorden "naar een zo groot mogelijke biologische diversiteit in de natuur" de volgende woorden toegevoegd : "en naar een gunstige staat van instandhouding van habitats en soorten";4° er worden een 30°, 31°, 32°, 33°, 34°, 35°, 36°, 37°, 38°, 39°, 40°, 41°, 42°, 43°, 44°, 45°, 46°, 47° en 48° toegevoegd, die luiden als volgt : "30° betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone : een aantasting die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone, in de mate er meetbare en aantoonbare gevolgen zijn voor de staat van instandhouding van de soort(en) of de habitat(s) waarvoor de betreffende speciale beschermingszone is aangewezen of voor de staat van instandhouding van de soort(en) vermeld in bijlage III van dit decreet voor zover voorkomend in de betreffende speciale beschermingszone;31° betekenisvolle verstoring van een soort : een verstoring die meetbare en aantoonbare gevolgen heeft voor de staat van instandhouding van een soort.Factoren die als dusdanig kunnen worden beschouwd, zijn : - elke activiteit die bijdraagt tot de afname op lange termijn van de grootte van de populatie (populatieomvang) van de betrokken soort in het gebied of tot een geringe afname waardoor in vergelijking met de begintoestand de soort niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat kan blijven; - elke activiteit die ertoe bijdraagt dat het verspreidingsgebied van de soort in het gebied kleiner wordt of dreigt te worden; - elke activiteit die ertoe bijdraagt dat de omvang van de habitat van de soort in het gebied kleiner wordt.

Betreft het een soort van bijlage II of IV van dit decreet, dan dient de verstoring ervan tevens geëvalueerd te worden in het licht van de bijdrage van de speciale beschermingszone tot de algehele samenhang van de speciale beschermingszone en -zones; 32° Bosdecreet : het bosdecreet van 13 juni 1990;33° code voor goede natuurpraktijk : richtlijnen inzake natuurbeheer met het oog op het respecteren van het standstill-beginsel;34° Habitatrichtlijn : Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;35° huiskavel : kadastraal perceel of kadastrale percelen die ofwel behoren bij een vergunde woning ofwel behoren bij de stal of stallen van de landbouw- en/of veeteeltinrichting zoals bedoeld in het mestdecreet en met de vergunde woning, stal of stallen een ononderbroken geheel vormen;de begrenzing van de huiskavel vindt plaats op basis van een duidelijk herkenbaar specifiek gebruik of op basis van een in het landschap duidelijk herkenbaar element; 36° instandhouding : het geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. De staat van instandhouding van een habitat wordt als gunstig beschouwd wanneer : - het natuurlijke verspreidingsgebied van de habitat en de oppervlakte van die habitat binnen dat gebied stabiel zijn of toenemen; - de nodige specifieke structuur en functies voor behoud op lange termijn bestaan en in de afzienbare toekomst vermoedelijk zullen blijven bestaan; - de staat van instandhouding van de voor die habitat gunstige typische soorten gunstig is.

De staat van instandhouding van een soort wordt als gunstig beschouwd wanneer : - uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog altijd een levensvatbare component is van de habitat waarin de soort voorkomt en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven; - het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden; - er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden; 37° Mestdecreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;38° natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone : het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen, die nodig zijn voor de instandhouding van a) de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten waarvoor de betreffende speciale beschermingszone is aangewezen en b) de soorten vermeld in de bijlage III;39° natuurrichtplan : een plan dat aangeeft wat op vlak van natuurbehoud voor een specifiek gebied wordt beoogd en waarin de instrumenten en maatregelen zijn opgenomen die al dan niet projectmatig verlopen, om de beoogde doelstellingen op het vlak van het natuurbehoud te realiseren.Het plan komt tot stand en wordt uitgevoerd met medewerking van eigenaars of grondgebruikers; 40° plan of programma : een document waarin beleidsvoornemens, beleidsontwikkelingen of grootschalige overheids-, particuliere of gemengde activiteiten worden aangekondigd en dat wordt opgemaakt en vastgesteld, gewijzigd of herzien op initiatief of onder toezicht van het Vlaamse Gewest, de provincies, de intercommunales, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en/of de gemeenten, en/of van de federale overheid of waarvoor medefinanciering voorzien is door de Europese Gemeenschap of door het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap in het kader van de internationale samenwerking, voor zover het voorgenomen plan of programma aanzienlijke milieu- of veiligheidseffecten kan hebben op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;41° plan-MERrichtlijn : Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's;42° project-MERrichtlijn: Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;43° speciale beschermingszone : gebied aangewezen door de Vlaamse regering in toepassing van de Vogelrichtlijn of van de Habitatrichtlijn;44° staat van instandhouding van een habitat : de som van de invloeden die op de betrokken habitat en de daar voorkomende typische soorten inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de natuurlijke verspreiding, de structuur en de functies van die habitat of die van invloed kunnen zijn op het voortbestaan op lange termijn van de betrokken typische soorten in het Vlaamse Gewest;45° staat van instandhouding van een soort : het effect van de som van de invloeden die op de betrokken soort inwerken en op lange termijn een verandering kunnen bewerkstelligen in de verspreiding en de grootte van de populaties van die soort in het Vlaamse Gewest;46° vergunningsplichtige activiteit : een activiteit waarvoor op grond van een wet, decreet of besluit, een vergunning, toestemming of machtiging vereist is;47° Vogelrichtlijn : Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand; 48° wijzigingsdecreet [...] : decreet van [...] houdende de wijziging van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van het bosdecreet van 13 juni 1990, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968." Artikel 3 Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 7 Het onder artikel 6 bedoelde beleid is gericht op het nemen van alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen.

Onverminderd wat bepaald wordt in het eerste lid, wordt in de maatregelen genomen in uitvoering van de Habitat- en Vogelrichtlijn rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied en met de regionale en lokale bijzonderheden." .

Artikel 4 Artikel 9 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 9 § 1. De maatregelen bedoeld in artikel 8, artikel 13, artikel 36ter , §§ 1, 2 en 5, tweede lid en Hoofdstuk VI kunnen beperkingen opleggen maar, met uitzondering van de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 voor zover deze expliciet zijn opgenomen in een goedgekeurd natuurrichtplan, evenwel geen beperkingen vaststellen die absoluut werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die overeenstemmen met de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch de realisatie van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen.

De maatregelen bedoeld in het eerste lid beogen de instandhouding van de natuur en kunnen onder meer de bescherming bevatten van de bestaande natuur en natuurelementen, zoals habitats, holle wegen, houtkanten, poelen, waterrijke gebieden, heiden en historisch permanent grasland, ongeacht waar de natuur en de natuurelementen zich bevinden.

De in het eerste lid vermelde maatregelen kunnen de landbouwbedrijfsvoering en het teeltplan niet regelen in agrarische gebieden, landschappelijk waardevolle agrarische gebieden, valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde, agrarische gebieden met bijzondere waarde en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, tenzij in de volgende gevallen : 1° voor de uitvoering van maatregelen bedoeld in artikel 36ter §§ 1 en 2;2° binnen het VEN;3° voor wat betreft het historisch permanent grasland gelegen binnen : - de valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde, agrarische gebieden met bijzondere waarde of de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; - het IVON; - de beschermde duingebieden aangeduid krachtens artikel 52 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, toegevoegd bij decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen; - de gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen. § 2. Behoudens andersluidende bepaling kunnen de maatregelen bedoeld in artikel 13, § 1, artikel 25, § 1, eerste lid, artikel 28, § 1, artikel 36ter , §§ 1 en 2, artikel 48, § 3, en artikel 51 : 1° gericht zijn op het stimuleren van maatregelen op het vlak van natuurbehoud en soortenbehoud;2° het uitvoeren van een activiteit verbieden;3° voorwaarden aan een activiteit opleggen;4° gebodsbepalingen aan een overheid opleggen;5° de verplichting bevatten voor een overheid tot het nemen van maatregelen op het vlak van natuurbeheer voor terreinen en waterlopen die deze in eigendom, gebruik of beheer heeft. De maatregelen bedoeld in artikel 13, § 1, artikel 25, § 1, eerste lid, artikel 28, § 1, artikel 36ter , §§ 1 en 2, en artikel 51 kunnen tevens bevatten : 1° het afhankelijk maken van een activiteit van het verkrijgen van een voorafgaande schriftelijke vergunning, toestemming of machtiging;2° het onderwerpen van een activiteit aan een voorafgaande, schriftelijke melding of kennisgeving. De Vlaamse regering of haar gemachtigde kan tevens tegen vergoeding gebodsbepalingen opleggen, al dan niet kaderend binnen een natuurrichtplan, aan de particuliere grondeigenaars of -gebruikers in : 1° het VEN;2° een speciale beschermingszone in zoverre het maatregelen betreft zoals bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2;3° de overige gebieden die afgebakend zijn volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen inzake het opleggen van gebodsbepalingen aan de particuliere grondeigenaars of -gebruikers en inzake de vergoeding hiervoor." .

Artikel 5 Aan artikel 13 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan artikel 13, § 1, 6°, van hetzelfde decreet wordt na de woorden "een natuurlijk milieu" een bepaling toegevoegd die luidt als volgt : - ", met inachtneming van het bepaalde in artikel 35, § 1.Voor de natuurreservaten en het VEN of onderdelen van het VEN houdt dit eveneens het regelen in van de toegang tot de voor het verkeer minder belangrijke openbare wegen. Worden beschouwd als voor het verkeer minder belangrijke openbare wegen : alle openbare of gedeelten van openbare wegen liggend in de natuurreservaten of het VEN, met uitzondering van de openbare wegen die ingericht zijn voor het gewone gemotoriseerde verkeer voor zover deze in hoofdzaak bestemd zijn als doorgangsweg. De toegang tot deze wegen kan slechts wettig worden aangeduid in de vorm en op de wijze zoals bepaald door de Vlaamse regering." ; 2° aan artikel 13 worden nieuwe §§ 4 tot 6 toegevoegd, die luiden als volgt : " § 4.Onverminderd de bepalingen van § 3 wordt het wijzigen van de vegetatie of het geheel of gedeeltelijk wijzigen van kleine landschapselementen of de vegetatie ervan, voor zover de Vlaamse regering die wijzigingen niet verbiedt, afhankelijk gemaakt van het verkrijgen van een vergunning. Het gaat daarbij om de volgende gebieden : 1° de groengebieden, de parkgebieden, de buffergebieden, de bosgebieden, de natuurontwikkelingsgebieden, de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang of waarde, de agrarische gebieden met bijzondere waarde en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;2° de beschermde duingebieden, aangeduid krachtens artikel 52 van de wet van 12 juli 1973, toegevoegd bij decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen;3° de gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen. De Vlaamse regering kan bepalen welke activiteiten een wijziging zijn van de vegetatie of van kleine landschapselementen of van de vegetatie ervan. § 5. Onverminderd de bepalingen van §§ 3 en 4, wordt het geheel of gedeeltelijk wijzigen van kleine landschapselementen of de vegetatie ervan, voor zover de Vlaamse regering die wijzigingen niet verbiedt, tevens afhankelijk gemaakt van het verkrijgen van een vergunning in de volgende gebieden : 1° de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden en de agrarische gebieden en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;2° het IVON. § 6. De Vlaamse regering kan nadere regels bepalen inzake vrijstelling van de vergunningsplicht, bedoeld in §§ 4 en 5, voor zover uitdrukkelijk voldaan wordt aan de zorgplicht opgelegd door artikel 14 en, in voorkomend geval, voldaan is aan de bepalingen van artikel 16, §§ 1 tot 3 inzake het tegengaan van vermijdbare schade wanneer : 1° voor de vermelde activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid verleend is, na advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud;2° de activiteit geregeld is in goedgekeurde plannen of projecten die nader zijn bepaald door de Vlaamse regering;3° het huiskavels met een maximale grootte van 3 ha betreft; 4° het normale onderhoudswerken betreft.".

Artikel 6 Artikel 14 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : " Artikel 14 Iedereen die handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat de natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig geschaad, is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de schade te voorkomen, te beperken of indien dit niet mogelijk is, te herstellen.

De Vlaamse regering kan een code van goede natuurpraktijk vaststellen die de in het voorgaande lid bedoelde zorgplicht verduidelijkt.".

Artikel 7 In artikel 15 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid opgeheven.

Artikel 8 Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : " Artikel 16 § 1. In het geval van een vergunningsplichtige activiteit, draagt de bevoegde overheid er zorg voor dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan door de vergunning of toestemming te weigeren of door redelijkerwijze voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of, indien dit niet mogelijk is, te herstellen. § 2. Een activiteit waarvoor een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, kan enkel uitgevoerd worden indien geen vermijdbare schade kan ontstaan en voor zover de aanvrager zich in voorkomend geval gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk.

De kennisgever dient aan te tonen dat de activiteit geen vermijdbare schade kan veroorzaken. Wanneer de kennisgever dit niet gedaan heeft, dient de betrokken overheid zelf te onderzoeken of de activiteit vermijdbare schade kan veroorzaken. Indien dit het geval is of indien de code van goede natuurpraktijk niet wordt nageleefd, wordt dit door de overheid aan de kennisgever medegedeeld bij ter post aangetekende brief binnen de eventuele wachttermijn voor het uitvoeren van de activiteit voorzien in de wetgeving in kader waarvan de kennisgeving of de melding gebeurt of bij gebreke daaraan binnen dertig dagen na de kennisgeving of de melding. De kennisgever mag pas starten met de uitvoering van de betrokken activiteit wanneer voormelde termijn verstreken is zonder dat hij een voormeld bericht van de overheid heeft ontvangen.

De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen voor de toepassing van deze paragraaf. § 3. De Vlaamse regering kan voor bepaalde activiteiten of categorieën van activiteiten, voor bepaalde habitats of ecologische processen, of voor bepaalde soortengroepen, richtlijnen geven voor het beoordelen van het vermijdbare karakter van de activiteit en voor het opleggen van voorwaarden en herstelmaatregelen." Artikel 9 Aan artikel 17 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 3. Elke GEN of GENO die de Vlaamse regering in overdruk afbakent overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, wordt van rechtswege beschouwd als een GEN of GENO in de zin van dit decreet.

Een volgens artikel 21 vastgesteld afbakeningsplan wordt van rechtswege opgeheven voor het onderdeel waarvoor nadien een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in werking treedt dat aan dit onderdeel een bestemming geeft waardoor dit laatste niet meer krachtens artikel 20 van dit decreet zou kunnen worden aangeduid als GEN of GENO. Het aldus opgeheven onderdeel van het afbakeningsplan herneemt zijn rechtskracht indien en in de mate het bedoelde ruimtelijk uitvoeringsplan door de Raad van State wordt geschorst of vernietigd." Artikel 10 In artikel 18 van hetzelfde decreet, worden tussen het woord "voert" en de woorden " in het VEN", de woorden ", binnen haar bevoegdheden," ingevoegd.

Artikel 11 In artikel 20 van hetzelfde decreet worden 1° en 2° vervangen door wat volgt : "1° als GEN kunnen worden aangeduid : de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied of wachtbekken, militaire domeinen en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, en de beschermde duingebieden aangeduid krachtens artikel 52 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, toegevoegd bij decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen; 2° als GENO kunnen worden aangeduid de in 1° vermelde gebiedscategorieën, alsmede : - de ontginningsgebieden en ermee vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening voor zover zij één van de in 1° genoemde bestemmingen als nabestemming hebben; - de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde, de agrarische gebieden met bijzondere waarde, de bosuitbreidingsgebieden en de natuurontwikkelingsgebieden, en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening." Artikel 12 Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 21 § 1. Voor de afbakening van een GEN of GENO stelt de Vlaamse regering een ontwerp van afbakeningsplan op, al dan niet in samenwerking met natuurlijke personen dan wel publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen. § 2. De Vlaamse regering kan de nadere regels vastleggen inzake de te volgen procedures. § 3. De Vlaamse regering stelt het ontwerp van afbakeningsplan voorlopig vast. § 4. Vanaf de voorlopige vaststelling van het ontwerp van afbakeningsplan zijn de reglementaire bepalingen van artikel 25 van toepassing. § 5. De Vlaamse regering onderwerpt het ontwerp van afbakeningsplan aan een openbaar onderzoek dat binnen 60 dagen na de voorlopige vaststelling wordt aangekondigd door aanplakking in elke gemeente waarop het ontwerpplan geheel of gedeeltelijk betrekking heeft, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Gewest worden verspreid.

Deze aankondiging vermeldt minstens : 1° de gemeenten waarop het ontwerpplan geheel of gedeeltelijk betrekking heeft;2° waar het ontwerpplan ter inzage ligt;3° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;4° het adres waar de opmerkingen en bezwaren, vermeld in § 8 dienen toe te komen of kunnen worden afgegeven, en de vermelding dat opmerkingen en bezwaren ook kunnen worden afgegeven op het gemeentehuis van de gemeenten waarop de bedoelde vaststelling geheel of gedeeltelijk betrekking heeft. § 6. Na de aankondiging wordt het ontwerpplan gedurende 60 dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente. § 7. De bezwaren en opmerkingen worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek aan de Minaraad toegezonden bij een ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs.

De bezwaren en opmerkingen kunnen ook uiterlijk de laatste dag van die termijn aan het gemeentehuis van elke gemeente bedoeld in § 6 worden afgegeven tegen ontvangstbewijs of mondeling worden meegedeeld aan de burgemeester of zijn gemachtigde ambtenaar die hiervan een proces-verbaal opmaakt. De gemeente bezorgt in dat geval uiterlijk de tiende werkdag na het openbaar onderzoek de bezwaren en opmerkingen aan de Minaraad. Met bezwaren en opmerkingen die laattijdig aan de Minaraad worden bezorgd, moet geen rekening worden gehouden. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het ontvangen en bijhouden van bezwaren en opmerkingen door de gemeente en met betrekking tot de wijze waarop deze aan de Minaraad worden bezorgd. § 8. De Minaraad coördineert alle bezwaren en opmerkingen en brengt binnen 60 dagen na het einde van het openbaar onderzoek gemotiveerd advies uit bij de Vlaamse regering.

Dit advies bevat desgevallend een meerderheids- en een minderheidsstandpunt.

Op gemotiveerd verzoek van de Minaraad binnen een termijn van 25 dagen na het einde van het openbaar onderzoek beslist de Vlaamse regering over de verlenging met 60 dagen van de termijn van 60 dagen waarbinnen de Minaraad zijn advies diende uit te brengen.

Bij gebrek aan een beslissing binnen een termijn van 15 dagen na ontvangst van het verzoek wordt de verlenging geacht te zijn toegekend. § 9. De Vlaamse regering stelt binnen 180 dagen na de begindatum van het openbaar onderzoek, of 240 dagen in geval van verlenging van de termijn vermeld in § 8, het plan definitief vast.

Het besluit houdende definitieve vaststelling van het plan wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt binnen 30 dagen na de definitieve vaststelling.

Het definitief vastgestelde plan treedt in werking 14 dagen na zijn bekendmaking.

De Vlaamse regering stuurt een afschrift van het definitief vastgestelde plan en van het vaststellingsbesluit naar de betrokken provincie(s) en elke gemeente, bedoeld in § 5, waar deze documenten kunnen worden ingekeken." .

Artikel 13 Artikelen 22 en 23 van hetzelfde decreet worden opgeheven.

Artikel 14 In artikel 25 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : "§ 1.De administratieve overheid neemt, binnen haar bevoegdheden, de nodige maatregelen om in GEN, bij voorrang ten opzichte van de andere functies in het gebied, en in GENO, rekening houdend met de overige functies in het gebied, de natuur en het natuurlijk milieu te behouden, te herstellen en te ontwikkelen.

Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4 van dit hoofdstuk en hoofdstuk VI en onverminderd hetgeen bepaald wordt in het eerste lid, hebben deze maatregelen betrekking op : 1° het bevorderen van een natuurgerichte bosbouw en het instellen van bosreservaten, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;2° het behouden, herstellen en/of op natuurelementen met een hoge natuurkwaliteit afstemmen van de waterhuishouding, ondermeer de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de natuurlijke structuur van de waterlopen en hun randzones, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft op de omliggende gebieden;3° het beschermen van de insijpelingsgebieden van het grondwater;4° het behouden en herstellen van het microreliëf en de structuur van het landschap;5° het recreatieve medegebruik;6° het agrarisch medegebruik; 7° het beheer van de natuurwaarden gedurende of na afloop van de economische of andere activiteiten die in het gebied plaatsvinden, rekening houdend met cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied."; 2° § 2 wordt opgeheven;3° In § 3 worden na de woorden "de GEN" de woorden "en de GENO" ingevoegd. Artikel 15 Artikel 26 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt opgeheven.

Artikel 16 Aan hoofdstuk V, afdeling 1, van hetzelfde decreet, wordt een artikel 26bis toegevoegd, dat luidt als volgt : "Artikel 26bis § 1. De overheid mag geen toestemming of vergunning verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken.

Als voor een activiteit een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, dient door de kennisgever worden aangetoond dat de activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Wanneer de kennisgever dit niet gedaan heeft, dient de betrokken overheid zelf te onderzoeken of de activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Wanneer dit het geval is, wordt dit door de overheid aan de kennisgever medegedeeld bij ter post aangetekende brief binnen de eventuele wachttermijn voor het uitvoeren van de activiteit voorzien in de wetgeving in het kader waarvan de kennisgeving of de melding gebeurt of bij gebreke daaraan binnen dertig dagen na de kennisgeving of melding. De kennisgever mag pas starten met de uitvoering van de betrokken activiteit wanneer voormelde termijn verstreken is zonder dat hij een voormeld bericht van de overheid heeft ontvangen.

De Vlaamse regering kan bepalen hoe moet aangetoond worden dat een activiteit geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. § 2. De in § 1 bedoelde overheid vraagt in de gevallen bedoeld in § 1 advies aan de dienst bevoegd voor het natuurbehoud over de vraag of de betrokken activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken.

De Vlaamse regering kan de nadere regels vastleggen met betrekking tot de procedure die moet nageleefd worden voor het vragen van het advies. § 3. In afwijking van § 1 kan een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken, bij afwezigheid van een alternatief, toch worden toegelaten of uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard. In dat geval dienen alle schadebeperkende en compenserende maatregelen genomen te worden.

Degene die de aanvraag, de kennisgeving of de melding bedoeld in § 1 gedaan heeft en die respectievelijk een weigering of een bericht zoals bedoeld in § 1, tweede lid van de betrokken overheid heeft ontvangen, richt tot deze overheid een verzoek tot het toepassen van de in deze paragraaf bedoelde afwijkingsmogelijkheid.

De Vlaamse regering bepaalt de procedure voor deze aanvragen en voor het behandelen ervan.

De Vlaamse regering oordeelt over het bestaan van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.".

Artikel 17 Aan artikel 27 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste twee leden worden § 1 en in het eerste lid worden tussen de woorden " de administratieve overheid" en de woorden "zorg draagt", de woorden " , binnen haar bevoegdheden," ingevoegd;2° de overige leden worden § 2;3° in de nieuwe § 2, 1°, worden de woorden "artikel 20, 2°" vervangen door de woorden "artikel 20";4° er wordt een nieuwe § 3 toegevoegd die luidt als volgt : "§ 3.Elk natuurverwevingsgebied dat de Vlaamse regering in overdruk afbakent overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt van rechtswege beschouwd als natuurverwevingsgebied in de zin van dit decreet.

Elk natuurverbindingsgebied of met dit gebied vergelijkbaar gebied dat de Bestendige Deputatie afbakent overeenkomstig de wetgeving betreffende de ruimtelijke ordening in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan, wordt van rechtswege beschouwd als natuurverbindingsgebied in de zin van dit decreet.

Een volgens artikel 30 vastgesteld afbakeningsplan wordt van rechtswege opgeheven voor een onderdeel waarvoor later een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in werking treedt dat aan dit onderdeel een bestemming geeft waardoor dit laatste niet meer krachtens artikel 27, § 2 van dit decreet zou kunnen worden aangeduid als onderdeel van het natuurverwevingsgebied. Het aldus opgeheven onderdeel van het afbakeningsplan herneemt zijn rechtskracht indien en in de mate het bedoelde ruimtelijk uitvoeringsplan door de Raad van State wordt geschorst of vernietigd." Artikel 18 In artikel 28 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden tussen de woorden "is de administratieve overheid ertoe gehouden" en de woorden "de nodige maatregelen" de woorden ", binnen haar bevoegdheden," ingevoegd";2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : "§ 2.Behoudens in de groengebieden en bosgebieden en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, kunnen naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4 van dit hoofdstuk en hoofdstuk VI, ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen worden genomen en dit ter bevordering van : 1° een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet;2° de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora;3° het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies;4° binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden;5° het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; 6° de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik." Artikel 19 In artikel 29 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : "§ 1.Behoudens in de groengebieden en bosgebieden en de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, kunnen naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 4 van dit hoofdstuk en hoofdstuk VI, ten aanzien van eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen worden genomen en dit gericht op : 1° inrichting met het oog op het instandhouden of verbeteren van de verbindingsfunctie;2° onderhoud, ontwikkeling en beheer van de kleine landschapselementen en overige verbindingselementen met inbegrip van waterlopen; 3° de instandhouding en de ontwikkeling van de bestaande natuurelementen."; 2° in § 2 worden de woorden "conform artikel 50" opgeheven. Artikel 20 Artikel 30 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 30 Voor de afbakening van een gebied als natuurverwevingsgebied, stelt de Vlaamse regering een ontwerp van afbakeningsplan op, al dan niet in samenwerking met natuurlijke dan wel publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen. De afbakening geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 21, §§ 2 tot 9, met dien verstande dat het in § 4 vermelde artikel 25 hier moet begrepen worden als artikel 28." Artikel 21 In artikel 34 van hetzelfde decreet wordt aan § 1 een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Indien het natuurreservaat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen een speciale beschermingszone moeten in het beheersplan de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 opgenomen worden." Artikel 22 Artikel 35 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 35 § 1. Binnen de natuurreservaten hebben, behoudens bij toepassing van het tweede of derde lid, de voetgangers steeds toegang tot alle wegen waarvoor de Vlaamse regering krachtens artikel 13, § 1, 6°, bevoegd is de toegang te regelen. Zij hebben echter geen toegang tot de paden waarop slechts één voetganger tegelijkertijd kan passeren, tenzij die paden in het goedgekeurde beheersplan als toegankelijk zijn aangeduid.

Wat de voetgangers betreft, kan dit beheersplan tevens bepalen dat één of meerdere zones van het natuurreservaat ook buiten de wegen toegankelijk zijn.

Andere categorieën van weggebruikers dan de voetgangers kunnen uitsluitend tot de wegen en de paden die krachtens het eerste lid voor de voetgangers toegankelijk zijn, worden toegelaten indien en in de mate het goedgekeurde beheersplan dit uitdrukkelijk toelaat.

Het goedgekeurde beheersplan van een natuurreservaat kan bepalen dat het reservaat geheel of gedeeltelijk en bestendig, tijdelijk of periodiek ontoegankelijk is, de in het eerste lid bedoelde wegen en paden inbegrepen. Deze ontoegankelijkheid dient op een duidelijk zichtbare wijze te worden aangeduid langs de belangrijkste toegangswegen tot het reservaat of reservaatgedeelte dat ontoegankelijk wordt gesteld. De Vlaamse regering legt de vorm en de wijze vast waarop die aanduiding moet gebeuren.

De ambtenaar bedoeld in artikel 34, § 2, kan ten allen tijde, zo mogelijk in overleg met de bevoegde adviescommissie bedoeld in artikel 34, § 3, beslissen dat het Vlaamse natuurreservaat met het beheer waarvan hij belast is, voor een welbepaalde duur geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk is, de in het eerste lid bedoelde wegen en paden inbegrepen, omwille van het brandgevaar, de bescherming van de fauna tijdens het voortplantingsseizoen of wegens het bestaan van ernstige bedreigingen voor de te beschermen planten- of diersoorten.

De beheerder van een erkend reservaat heeft dezelfde bevoegdheid voor zijn reservaat, maar zijn beslissing behoeft wel de goedkeuring van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. Wat betreft de vorm en de wijze van het aanduiden van de in dit lid bedoelde ontoegankelijkheid, gelden de bepalingen van het vorige lid. § 2. Binnen de natuurreservaten is het verboden, behoudens ontheffing in het goedgekeurd beheersplan : 1° individuele of groepssporten te beoefenen;2° gemotoriseerde voertuigen te gebruiken of achter te laten tenzij die nodig zijn voor het beheer en de bewaking van het reservaat of voor de hulp aan personen in nood;3° keten, loodsen, tenten of andere constructies te plaatsen, zelfs tijdelijk;4° de rust te verstoren of reclame te maken op welke wijze ook;5° in het wild levende diersoorten opzettelijk te verstoren, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen of overwintering en trek;ze opzettelijk te vangen of te doden; hun eieren opzettelijk te rapen of te vernielen of hun nesten, voortplantingsplaatsen of rust- en schuilplaatsen te vernielen of te beschadigen; 6° planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen of planten of vegetatie op welke wijze ook te beschadigen of te vernietigen;7° opgravingen, boringen, grondwerkzaamheden of exploitatie van materialen te verrichten, welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen en reclameborden en aanplakbrieven te plaatsen;8° vuur te maken en afval te storten;9° bestrijdingsmiddelen te gebruiken;10° meststoffen te gebruiken, met uitzondering van de natuurlijke uitscheiding als gevolg van extensieve begrazing;11° het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen;12° het terrein op geringe hoogte te overvliegen of er te landen met vliegtuigen, helikopters, luchtballons en andere luchtvaartuigen van om het even welke aard. Deze maatregelen kunnen evenwel geen erfdienstbaarheden opleggen op de omliggende gebieden.

De Vlaamse regering kan om redenen van natuurbehoud bijkomende algemene maatregelen treffen voor natuurreservaten.

De Vlaamse regering of haar gemachtigde kan in het belang van het natuurbehoud, de volksgezondheid of het wetenschappelijk onderzoek, ter voorkoming van disproportionele schade ontheffing verlenen van de in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen." .

Artikel 23 Aan artikel 36 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : "In de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden gelegen buiten de gebieden afgebakend in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, kunnen natuurreservaten erkend worden als ze aan de volgende criteria voldoen :";2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : "§ 3.In de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang of agrarische gebieden met bijzondere waarde buiten het VEN en buiten de gebieden afgebakend in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, kan de Vlaamse regering specifieke criteria voor erkenning vaststellen." Artikel 24 In hoofdstuk V van hetzelfde decreet wordt een nieuwe afdeling 3bis , bestaande uit de artikelen 36bis en 36ter , ingevoegd met als opschrift " De speciale beschermingszones".

Artikel 25 In hetzelfde decreet wordt een artikel 36bis ingevoegd dat luidt als volgt : "Artikel 36bis § 1. De Vlaamse regering stelt, op voorstel van het Instituut voor Natuurbehoud, de gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone voorlopig vast via een vaststellingsbesluit.

Het voorlopige vaststellingsbesluit bevat een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het besluit van toepassing is, evenals een wetenschappelijke omschrijving en een situering van het gebied of de gebieden. De Vlaamse regering kan de nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud en de vorm van dit besluit.

Voor de speciale beschermingszones in toepassing van de Habitatrichtlijn gebeurt de voorlopige vaststelling op grond van de criteria van bijlage V van dit decreet en van de relevante wetenschappelijke gegevens.

Voor de speciale beschermingszones in toepassing van de Vogelrichtlijn worden de gebieden aangewezen die naar aantal en oppervlakte het meest geschikt zijn voor de instandhouding van : - de soorten van bijlage IV van dit decreet; - de niet in bijlage IV van dit decreet genoemde en op het grondgebied van het Vlaamse Gewest geregeld voorkomende trekvogels, waarbij rekening wordt gehouden met hun behoefte aan bescherming ten aanzien van hun broed-, rui-, foerageer- en overwinteringsgebieden en de rustplaatsen in hun trekzones. § 2. De Vlaamse regering onderwerpt het voorlopige vaststellingsbesluit aan een openbaar onderzoek dat binnen 30 dagen na de voorlopige vaststelling minstens wordt aangekondigd door : 1° aanplakking in elke gemeente waarop de bedoelde vaststelling geheel of gedeeltelijk betrekking heeft;2° een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Vlaamse Gewest worden verspreid;3° een bericht dat driemaal door de openbare radio en televisie wordt uitgezonden. Deze aankondiging vermeldt minstens : 1° de gemeenten waarop de bedoelde vaststelling geheel of gedeeltelijk betrekking heeft;2° waar het voorlopige vaststellingsbesluit en de in § 3 bedoelde nota ter inzage liggen;3° de begin- en einddatum van het openbaar onderzoek;4° het adres van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud waar adviezen, opmerkingen en bezwaren, vermeld in § 4, dienen toe te komen of kunnen worden afgegeven, en de vermelding dat opmerkingen en bezwaren ook kunnen worden afgegeven op het gemeentehuis van de gemeenten waarop de bedoelde vaststelling geheel of gedeeltelijk betrekking heeft. § 3. Na de aankondiging wordt het voorlopige vaststellingsbesluit samen met een nota betreffende de gevolgde methode voor afbakening van de voorlopig vastgestelde gebieden gedurende 60 dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke gemeente waarop de bedoelde vaststelling geheel of gedeeltelijk betrekking heeft. § 4. Opmerkingen en bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van de termijn van het openbaar onderzoek per aangetekende brief toegezonden aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of afgegeven tegen ontvangstbewijs.

De bezwaren en opmerkingen kunnen ook uiterlijk de laatste dag van die termijn aan het gemeentehuis van elke gemeente bedoeld in § 2, eerste lid, 1°, worden afgegeven tegen ontvangstbewijs of mondeling worden meegedeeld aan de burgemeester of zijn gemachtigde ambtenaar die hiervan een proces verbaal opmaakt. De gemeente bezorgt in dat geval uiterlijk de tiende werkdag na het openbaar onderzoek, de bezwaren en opmerkingen aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. Met bezwaren en opmerkingen die laattijdig aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud worden bezorgd, moet geen rekening worden gehouden. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het ontvangen en bijhouden van bezwaren en opmerkingen door de gemeente en met betrekking tot de wijze waarop deze aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud worden bezorgd.

De administratie bevoegd voor de ruimtelijke ordening kan aan de administratie bevoegd voor het natuurbehoud een advies bezorgen uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek. § 5. De administratie bevoegd voor het natuurbehoud bundelt en coördineert alle adviezen, opmerkingen en bezwaren en brengt binnen 90 dagen na het einde van het openbaar onderzoek gemotiveerd advies uit bij de Vlaamse regering. Dit advies omvat tevens het advies van het Instituut om na te gaan of de voorgestelde wijzigingen aan de gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone, voldoen aan de criteria vermeld in § 1, derde of vierde lid.

Samen met het gemotiveerd advies bezorgt de administratie bevoegd voor het natuurbehoud de Vlaamse regering de gebundelde adviezen, opmerkingen en bezwaren. § 6. De Vlaamse regering stelt binnen 60 dagen na het einde van het openbaar onderzoek de gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone definitief vast.

Bij de definitieve vaststelling van de gebieden bedoeld in het eerste lid kunnen ten opzichte van het voorlopige vaststellingsbesluit slechts wijzigingen worden aangebracht, die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen of de adviezen, en dit telkens voor zover hierbij de bepalingen van § 1, derde of vierde lid, worden in acht genomen.

De definitieve vaststelling van de gebieden bedoeld in het eerste lid kan echter geen betrekking hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen zijn in het voorlopig vaststellingsbesluit. § 7. Het definitieve vaststellingsbesluit wordt door de Vlaamse regering bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad binnen 30 dagen na de definitieve vaststelling.

Het besluit treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking. De kaarten hebben voorrang op het tekstgedeelte.

De Vlaamse regering stuurt een afschrift van het definitieve vaststellingsbesluit naar de betrokken provincie(s) en gemeenten, waar het kan worden ingekeken.

Voor de speciale beschermingszones in toepassing van de Vogelrichtlijn vormt het definitieve vaststellingsbesluit tevens het aanwijzingsbesluit zoals bedoeld in § 9. § 8. Binnen de termijn bedoeld in § 7, tweede lid, zendt de Vlaamse regering het in § 7 bedoelde besluit toe aan de Europese Commissie. § 9. Binnen drie maanden nadat de Commissie een in het Vlaamse Gewest gelegen gebied van communautair belang heeft verklaard, wijst de Vlaamse regering dit gebied bij besluit aan als speciale beschermingszone. Dit gebeurt met inachtneming van de bepalingen van § 1, tweede lid.

Dit aanwijzingsbesluit wordt door de Vlaamse regering bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Het aanwijzingsbesluit treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking. De kaarten hebben voorrang op het tekstgedeelte.

De Vlaamse regering stuurt een afschrift van het aanwijzingsbesluit aan de betrokken provincie(s) en gemeenten, waar het kan worden ingekeken. § 10. Het in § 9 bedoelde aanwijzingsbesluit vervangt vanaf zijn inwerkingtreding het in § 12 bedoelde besluit of het besluit houdende definitieve vaststelling van de gebieden bedoeld in § 6, eerste lid, wat betreft elk gebied dat het voorwerp uitmaakt van het eerstgenoemde besluit.

Binnen drie maanden nadat de Commissie beslist heeft een gebied dat definitief vastgesteld werd krachtens § 6 of dat het voorwerp uitmaakt van het in § 12 bedoelde besluit, niet van communautair belang te verklaren, heft de Vlaamse regering het betreffende besluit op voor zover het betrekking heeft op dat gebied. De Vlaamse regering stuurt een afschrift van het opheffingsbesluit naar de betrokken provincie(s) en gemeenten. § 11. Wat betreft de gebieden waarop de in artikel 5 van de Habitatrichtlijn bedoelde overlegprocedure betrekking heeft, neemt elke administratieve overheid, binnen haar bevoegheden, de nodige maatregelen om er gedurende de overlegperiode en in afwachting van een besluit van de Europese Raad een ernstige aantasting van de natuurkwaliteit te voorkomen. Op de gebieden die als gevolg van het overleg of krachtens het besluit van de Europese Raad geselecteerd zijn als gebied van communautair belang, zijn de bepalingen van § 9 van overeenkomstige toepassing. § 12. De gebieden bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 2002 tot vaststelling van de gebieden die in uitvoering van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna aan de Europese Commissie zijn voorgesteld als speciale beschermingszones worden geacht definitief te zijn vastgesteld, in de zin van § 6. § 13. Elke zone bedoeld in artikel 1, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn en elke in artikel 1, § 3, van dat besluit bedoelde zone voor zover het de in die paragraaf vermelde bestemmingsgebieden en de voor die zone vermelde habitats betreft, worden beschouwd als definitief vastgesteld, in de zin van § 6. § 14. De bepalingen van dit decreet voor de vaststelling van de gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en voor de aanwijzing van de speciale beschermingszone, zijn eveneens van toepassing op de herziening ervan. § 15. Zodra een gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone definitief is vastgesteld in de zin van § 6 of § 12, wordt het voor de toepassing van de artikelen 13, § 4, 34, 36, 36ter , §§ 3 tot 6, 47 en 48 van dit decreet beschouwd als speciale beschermingszone.

Een gebied dat definitief is vastgesteld in de zin van § 6 of § 12, is tevens onderworpen aan artikel 19 van het Bosdecreet, artikel 16 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, artikel 13 van het decreet van 21 december 1998 houdende de oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, de artikelen 62 en 70 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet en de artikelen 15ter , §§ 4 en 5, en 15sexies , § 1, van het Mestdecreet." Artikel 26 "In hetzelfde decreet wordt een artikel 36ter ingevoegd dat luidt als volgt : " Artikel 36ter § 1. De administratieve overheid neemt, binnen haar bevoegdheden, in de speciale beschermingszones, ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, de nodige instandhoudingsmaatregelen die steeds dienen te beantwoorden aan de ecologische vereisten van de typen habitats vermeld in bijlage I van dit decreet en de soorten vermeld in de bijlagen II, III en IV van dit decreet. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast met betrekking tot de nodige instandhoudingsmaatregelen en de ecologische vereisten. § 2. De administratieve overheid neemt, binnen haar bevoegdheden, ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, tevens alle nodige maatregelen om a) elke verslechtering van de natuurkwaliteit en het natuurlijk milieu van de habitats van bijlage I van dit decreet en van de habitats van de soorten vermeld in de bijlagen II, III en IV van dit decreet in een speciale beschermingszone te vermijden;b) elke betekenisvolle verstoring van een soort vermeld in de bijlagen II, III of IV van dit decreet in een speciale beschermingszone te vermijden. De Vlaamse regering stelt hiervoor nadere regels vast. § 3. Een vergunningsplichtige activiteit die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone.

De verplichting tot het uitvoeren van een passende beoordeling geldt ook indien wegens het verstrijken van de lopende vergunning van de vergunningsplichtige activiteit een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd.

De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het opstellen van de passende beoordeling.

Indien een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma onderworpen is aan de verplichting tot milieueffectrapportage overeenkomstig de wetgeving in uitvoering van de project-MERrichtlijn of de plan-MERrichtlijn, geschiedt de passende beoordeling in het kader van de milieueffectrapportage. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen in verband met de herkenbaarheid van de passende beoordeling in het milieueffectrapport.

Indien een vergunningsplichtige activiteit of een plan of programma niet onderworpen is aan de verplichting tot milieueffectrapportage overeenkomstig de wetgeving in uitvoering van de project-MERrichtlijn of de plan-MERrichtlijn, vraagt de administratieve overheid steeds het advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud.

De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen in verband met de inhoud en de vorm van de passende beoordeling. § 4. De overheid die over een vergunningsaanvraag, een plan of programma moet beslissen, mag de vergunning slechts toestaan of het plan of programma slechts goedkeuren indien het plan of programma of de uitvoering van de activiteit geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken speciale beschermingszone kan veroorzaken. De bevoegde overheid draagt er steeds zorg voor dat door het opleggen van voorwaarden er geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan ontstaan. § 5. In afwijking op de bepalingen van § 4, kan een vergunningsplichtige activiteit die of een plan of programma dat afzonderlijk of in combinatie met één of meer bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma's, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, slechts toegestaan of goedgekeurd worden a) nadat is gebleken dat er voor de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone geen minder schadelijke alternatieve oplossingen zijn en b) omwille van dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.Wanneer de betrokken speciale beschermingszone of een deelgebied ervan, een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort is, komen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijk gunstige effecten dan wel, na advies van de Europese Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang, in aanmerking.

De afwijking bedoeld in het voorgaande lid kan bovendien slechts toegestaan worden nadat voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de nodige compenserende maatregelen genomen zijn en de nodige actieve instandhoudingsmaatregelen genomen zijn of worden die waarborgen dat de algehele samenhang van de speciale beschermingszone en -zones bewaard blijft;2° de compenserende maatregelen zijn van die aard dat een evenwaardige habitat of het natuurlijk milieu ervan, van minstens een gelijkaardige oppervlakte in principe actief is ontwikkeld. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen voor het opstellen van een passende beoordeling van de effecten van de activiteit op de habitats, de habitats van een soort en op de soort of soorten waarvoor de speciale beschermingszone is aangewezen, voor het onderzoeken van minder schadelijke alternatieven en inzake de compenserende maatregelen.

De Vlaamse regering oordeelt over het bestaan van een dwingende reden van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.

Elke beslissing in uitvoering van de afwijkingsprocedure van deze paragraaf, wordt met redenen omkleed. § 6. De overheid houdt bij haar beslissing over de voorgenomen actie, en in voorkomend geval ook bij de uitwerking ervan, rekening met het goedgekeurde milieueffectrapport, de passende beoordeling of het advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud.

De overheid motiveert elke beslissing over de voorgenomen actie in het bijzonder op volgende punten : 1° de keuze voor de voorgenomen actie, een bepaald alternatief of bepaalde deelalternatieven;2° de aanvaardbaarheid van de te verwachten betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone;3° de in het milieueffectrapport, in de passende beoordeling of de in het advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud voorgestelde compenserende maatregelen en actieve instandhoudingsmaatregelen. Wordt deze beslissing genomen in het kader van een vergunningverlening of het verlenen van een toestemming of machtiging, dan deelt de overheid haar beslissing mee aan de aanvrager op dezelfde wijze als de beslissing op de aanvraag voor de vergunning of de toestemming of machtiging wordt meegedeeld. § 7. Voor de speciale beschermingszones kan de Vlaamse regering een specifieke regeling uitwerken voor de cumulatieve toepassing van de procedures voorzien in dit artikel en in de artikelen 13, 15 en 26bis ." Artikel 27 In artikel 37 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij decreet van 18 mei 1999, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2.wordt vervangen door : "2. in de natuurreservaten en hun uitbreidingszone gelegen binnen de groen- en bosgebieden, de bosuitbreidingsgebieden en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, of het VEN."; 2° in § 1, 3.worden na de woorden "binnen de groen- en bosgebieden" de volgende woorden toegevoegd : "en de bosuitbreidingsgebieden en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening."; 3° in § 1, derde lid, worden de woorden "van de afbakening van het VEN of van de perimeter of de afbakening" vervangen door de woorden "van de afbakening van het VEN, van de uitbreidingszone, van de perimeter of van de afbakening";4° er wordt een § 4 toegevoegd die luidt als volgt : "§ 4.De Vlaamse regering kan de nodige maatregelen nemen om in geval het voorkooprecht wordt uitgeoefend op een verpacht perceel een vrijwillige grondruil mogelijk te maken." Voor voormelde gronden kan slechts een einde gemaakt aan de lopende pacht bij het verstrijken van elke pachtperiode zoals voorzien in artikel 7, 9° van de pachtwet tenzij de pachter vroeger afstand doet van zijn pachtrecht.

Artikel 28 In artikel 40, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord "uitbreidingsperimeter" vervangen door het woord "uitbreidingszone".

Artikel 29 Aan artikel 42 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden tussen de woorden "GEN of GENO" en de woorden", de waardevermindering van zijn onroerend goed", de woorden "of de aanwijzing ervan als een speciale beschermingszone" ingevoegd;2° in het tweede lid worden tussen de woorden "in het VEN" en de woorden "en de waarde", de woorden " of in de speciale beschermingszone" gevoegd. Artikel 30 Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 43 Indien een onroerend goed wordt gebruikt dat binnen een GEN of GENO ligt, kan van het Vlaamse Gewest een vergoeding gevraagd worden in de mate dat inkomstenverlies kan aangetoond worden ten gevolge van de maatregelen conform artikel 25, § 3, 2°, 1." Artikel 31 Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 47 § 1. De Vlaamse regering of haar gemachtigde kan, na advies van de Raad, in de gebieden of gebiedscategorieën vermeld in artikel 20, 1° en 2° en in andere door de Vlaamse regering of haar gemachtigde met redenen omkleed aan te duiden gebieden, een natuurinrichtingsproject instellen.

Met natuurinrichtingsprojecten worden maatregelen en inrichtingswerkzaamheden beoogd die gericht zijn op een optimale inrichting van een gebied met het oog op het behoud, het herstel, het beheer en de ontwikkeling van natuur en natuurlijk milieu in het VEN, de speciale beschermingszones en in groen-, park-, buffer-, bos- en bosuitbreidingsgebieden en de ermee vergelijkbare gebieden, aangeduid op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening.

Een natuurinrichtingsproject voor een gebied dat behoort tot een speciale beschermingszone, doch niet tot het VEN, kan, naast de maatregelen op basis van artikels 13, 27, 28, 29 en 51, slechts die maatregelen bevatten die nodig zijn voor de instandhouding van de habitats of habitats van soorten waarvoor de speciale beschermingszones werd vastgesteld of aangewezen. § 2. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast met betrekking tot de maatregelen binnen natuurinrichtingsprojecten. Deze maatregelen kunnen inhouden : 1° kavelruil uit kracht van wet, met inbegrip van herkaveling;2° infrastructuur- en kavelwerken;3° aanpassing van de wegen en van het wegenpatroon;4° bewarende maatregelen om te voorkomen dat, vanaf het moment van de aanduiding, het gebruik of de plaatsgesteldheid van het gebied zodanig gewijzigd wordt dat het natuurinrichtingsproject belemmerd wordt;5° het tijdelijk opheffen van de bevoegdheden van de administratieve overheid en openbare besturen gedurende de uitvoering van het natuurinrichtingsproject;6° het tijdelijk beperkingen opleggen aan het genot van onroerende goederen tijdens de uitvoering van het natuurinrichtingsproject;7° waterhuishoudingswerken zoals peilwijziging, wijziging van de structuurkenmerken van de waterlopen, aanpassen van het afwateringspatroon, en aanpassing van de watertoevoer en -afvoer;8° grondwerken zoals reliëfwijziging en afgraving;9° uitbouw van natuureducatieve voorzieningen;10° bedrijfsverplaatsing;11° erfdienstbaarheden vestigen of afschaffen. § 3. De Vlaamse regering kan de nadere regels vastleggen betreffende de procedure en de uitvoeringsmodaliteiten inzake het voorbereiden, het uitvoeren en het opvolgen van natuurinrichtingsprojecten. § 4. De Vlaamse regering kan voorwaarden bepalen waaronder de eigenaar of degene die het gebruiksrecht heeft van een betrokken gebied een vergoeding kunnen krijgen voor de uitvoering van het natuurinrichtingsproject." Artikel 32 Aan hoofdstuk V, afdeling 4, onderafdeling C, van hetzelfde decreet wordt een artikel 47bis toegevoegd dat luidt als volgt : "Artikel 47bis De vrederechter van het kanton waarin het grootste gedeelte van het natuurinrichtingsproject is gelegen, neemt kennis van de geschillen inzake natuurinrichting." Artikel 33 Artikel 48 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 48 § 1. Voor elk gebied dat behoort tot het VEN, het IVON, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden of de met één van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening en de gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, wordt een natuurrichtplan opgesteld. § 2. Een natuurrichtplan is een instrument dat aangeeft wat op het vlak van natuurbehoud voor een specifiek gebied wordt beoogd.

Een natuurrichtplan bevat in het bijzonder : 1° een gebiedsvisie die het streefbeeld weergeeft voor de natuur en het natuurlijk milieu;2° een beschrijving van de stimulerende en bindende maatregelen inzake natuurbehoud die nodig zijn om de gebiedsvisie te realiseren;3° een opsomming van de instrumenten die nodig zijn om de gebiedsvisie te verwezenlijken. § 3. Onverminderd hetgeen bepaald wordt in § 4 kan een natuurrichtplan de volgende maatregelen inzake natuurbehoud bevatten : 1° alle nodige maatregelen ter verwezenlijking van de gebiedsvisie, met inbegrip van de maatregelen bedoeld in artikel 13, § 1, en artikel 51;2° de maatregelen bedoeld in artikel 25, § 1, wanneer het een natuurrichtplan voor een gebied gelegen in het VEN betreft;3° de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2,wanneer het een natuurrichtplan voor een gebied gelegen in een speciale beschermingszone betreft;4° de maatregelen bedoeld in artikel 27, 28 of 29 wanneer het een natuurrichtplan voor een gebied gelegen in IVON betreft;5° ontheffingen om redenen van natuurbehoud of natuureducatie van de verbodsbepalingen die door of krachtens dit decreet zijn opgelegd;6° de specifieke bepalingen bedoeld in artikel 15ter , § 4, tweede lid, en § 5, eerste en tweede lid, van het Mestdecreet;7° de perimeter waarbinnen het recht van voorkoop van het Vlaamse Gewest geldt in uitvoering van artikel 37, § 1, 3;8° de perimeter waarbinnen beheersovereenkomsten kunnen worden afgesloten in uitvoering van artikel 46, 2°. § 4. Het natuurrichtplan kan bepalen welke gedeelten van de gebiedsvisie bindend zijn voor de administratieve overheid.

De maatregelen in een natuurrichtplan voor een gebied behorende tot het IVON of behorende tot de parkgebieden, buffergebieden, of de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening kunnen voor particuliere grondeigenaars en grondgebruikers enkel stimulerend en niet bindend zijn behalve de maatregelen in § 3, 5°, 6° en 8°, voor zover dat gebied niet gelegen is in het VEN, in gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, of in de groengebieden, bosgebieden of de met een van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening. § 5. De Vlaamse regering kan nadere regels en voorwaarden vaststellen inzake de stimulerende en bindende maatregelen en inzake subsidiëring of vergoeding van een administratieve overheid of van een particuliere eigenaar of grondgebruiker indien deze maatregelen opgenomen in het natuurrichtplan op projectmatige basis uitvoert op grond van een overeenkomst, hierna genoemd natuurprojectovereenkomst'. § 6. De Vlaamse regering of haar gemachtigde kan een arbitragecommissie oprichten die beslissingen kan nemen over betwistingen inzake : 1° de uitvoering van gebodsbepalingen opgelegd door het natuurrichtplan;2° de uitvoering van de natuurprojectovereenkomst bedoeld in § 5. De arbitragecommissie is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de eigenaars of gebruikers van een grond in het gebied waarvoor een natuurrichtplan is vastgesteld, vertegenwoordigers van de betrokken diensten van het Vlaamse Gewest als ook van de erkende terreinbeherende natuurverenigingen die eigenaar zijn van gronden in het gebied waarvoor een natuurrichtplan is opgesteld. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een onafhankelijke externe deskundige.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake de samenstelling en werking van de arbitragecommissie." Artikel 34 Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Artikel 35 Artikel 50 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 50 § 1. De natuurrichtplannen, met uitzondering van deze bedoeld in het tweede lid, worden vastgesteld door de Vlaamse regering of haar gemachtigde.

De natuurrichtplannen die enkel betrekking hebben op natuurverbindingsgebied dat niet behoort tot de groengebieden, bosgebieden of de met één van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, noch tot een speciale beschermingszone, worden vastgesteld door de Bestendige Deputatie van de provincie waartoe het natuurverbindingsgebied behoort. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de vorm van het natuurrichtplan alsook de procedure voor de opstelling, de inspraak, de goedkeuring, de bekendmaking, de herziening en de ontheffing van een natuurrichtplan. Bij de opmaak van het natuurrichtplan worden grondeigenaars en grondgebruikers betrokken om, zo mogelijk, een consensus na te streven. § 3. Elke administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek of uit eigen beweging, alle nuttige informatie en kennis waarover zij beschikt ter beschikking van de dienst bevoegd voor het natuurbehoud die wordt belast met het opstellen of herzien van de natuurrichtplannen." Artikel 36 Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 51 § 1. De Vlaamse regering neemt, na advies van de Raad, alle maatregelen die ze nuttig acht : 1° inzake de instandhouding van populaties van soorten of ondersoorten van organismen vermeld in de bijlagen III en IV van dit decreet en van hun habitats;2° om populaties van de overige soorten of ondersoorten van organismen in stand te houden, te herstellen of te ontwikkelen. Deze maatregelen kunnen overal of voor bepaalde gebieden of habitats worden genomen, ze kunnen soortenbescherming omvatten en kunnen betrekking hebben op onder meer : 1° alle ontwikkelingsvormen van organismen;2° een verbod op het opzettelijk verstoren van soorten en hun habitats, tijdens de periode van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, trek en overwintering;3° beschermingsmaatregelen voor geregeld voorkomende trekvogels in hun broed-, rui-, foerageer- en overwinteringsgebieden en rustplaatsen in hun trekzones;4° een verbod op het opzettelijk vernielen of rapen van eieren van in het wild levende soorten;5° een verbod op het beschadigen of vernielen van de woongebieden;6° een verbod op het opzettelijk plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen van plantensoorten;7° een verbod op het exploiteren van bepaalde populaties;8° een verbod op het gebruik van alle niet-selectieve middelen die de plaatselijke verdwijning of ernstige verstoring van de rust van de populaties vermeld in de bijlage III van dit decreet tot gevolg kunnen hebben;9° het instellen van een stelsel van onttrekkingsvergunningen of quota;10° het revalideren van gekwetste in het wild levende diersoorten. Deze maatregelen kunnen blijvend, voor een bepaalde periode of tijdelijk van toepassing zijn en kunnen worden ondersteund door vergoedingen waartoe ze, binnen de perken van de begrotingsmiddelen, een financiële regeling kunnen vaststellen.

Voor organismen die onder toepassing vallen van het jachtdecreet van 24 juli 1991 of van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij kunnen de maatregelen slechts worden genomen na advies van de betrokken Vlaamse Hoge Raden.

De Vlaamse regering stelt nadere regels vast inzake de maatregelen en de procedure. § 2. De Vlaamse regering kan, onverminderd de bepalingen van het voormelde Jachtdecreet, maatregelen nemen om de volgende activiteiten tijdelijk of permanent, plaatselijk of over het hele grondgebied te regelen of te verbieden : het in het bezit houden voor persoonlijke of commerciële doeleinden, vangen, doden, onttrekken, het gebruik van bepaalde middelen voor het vangen en doden, verzamelen, wegnemen of vernielen, het in de handel brengen, het ruilen, het te koop of in ruil aanbieden, het te koop vragen, het vervoeren en het in- of uitvoeren van elk organisme, levend of dood, of van gemakkelijk herkenbare delen of elk daaruit verkregen product. § 3. De Vlaamse regering kan maatregelen nemen om het uitzetten van diersoorten of van plantensoorten of organismen te regelen of te verbieden voorzover deze uitzetting een bedreiging vormt voor de natuur of het natuurlijk milieu en om het vervoeren van diersoorten of hun krengen of plantensoorten te regelen of te verbieden." Artikel 37 Aan artikel 53, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : "De Vlaamse regering neemt en bevordert in het bijzonder initiatieven voor educatie en algemene voorlichting aangaande de noodzaak wilde dieren en plantensoorten te beschermen en hun habitats en de natuurlijke habitats overeenkomstig de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn in stand te houden." Artikel 38 Artikel 56 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : " Artikel 56 § 1. De Vlaamse regering of haar gemachtigde kan afwijken van de verbodsbepalingen van dit decreet of zijn uitvoeringsbepalingen : 1° ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek verricht door wetenschappelijke instellingen en universiteiten;2° ten behoeve van het natuurbeheer, de natuureducatie in het belang van de bescherming van de natuur en van de instandhouding van de habitats;3° ten behoeve van de volksgezondheid of de openbare veiligheid;4° ter voorkoming van belangrijke schade aan cultuurgewassen, vee en huisdieren, bossen en visserij;5° ten behoeve van het onderwijs en de repopulatie. Wanneer wordt afgeweken van een bepaling voortvloeiend uit een internationaal verdrag, overeenkomst of akte, bedoeld in artikel 7, moet bovendien voldaan worden aan de door dat verdrag, die overeenkomst of akte opgelegde voorwaarden.

Indien de afwijking betrekking heeft op een activiteit die een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, kan enkel afgeweken worden om de redenen en volgens de procedure bepaald in artikel 36ter , §§ 3 tot 6.

Indien de afwijking betrekking heeft op een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken, kan enkel afgeweken worden om de redenen en volgens de procedure bepaald in artikel 26bis , § 3.

Onverminderd de bepalingen van het tweede, derde en vierde lid, mogen de afwijkingen bedoeld in het eerste lid uitsluitend worden toegestaan wanneer er geen bevredigende alternatieven bestaan en voorzover zij soorten van bijlage III van dit decreet betreffen, zij geen afbreuk doen aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. De administratie bevoegd voor het natuurbehoud meldt deze afwijking en de motivering ervan aan de Europese Commissie.

De Vlaamse regering kan de nadere voorwaarden en procedure voor de toepassing van deze afwijkingsmogelijkheden bepalen. § 2. De Vlaamse regering kan een vrijstelling of een procedurele afstemming voorzien in geval door of krachtens dit decreet voor eenzelfde activiteit meerdere verplichtingen gelden tot het bekomen van een machtiging, vergunning, ontheffing of afwijking. Deze regeling kan echter niet afwijken van hetgeen bepaald wordt in de artikelen 26bis , § 3, en 36ter , §§ 3 tot 6." Artikel 39 Aan hoofdstuk VIII van hetzelfde decreet wordt een artikel 57bis toegevoegd dat luidt als volgt : "Artikel 57bis Personen die ingevolge hun ambt of in opdracht van de overheid werken ten behoeve van aangelegenheden die ressorteren onder dit decreet of zijn uitvoeringsbesluiten, mogen in functie van hun opdracht onroerende eigendommen, met uitzondering van woningen en gebouwen bestemd voor privé of bedrijfsactiviteiten, betreden om er opmetingen en onderzoekingen te verrichten. Zij dienen zich te legitimeren en moeten in staat zijn bewijs te leveren van hun opdracht. De Vlaamse regering kan hiertoe nadere regels vaststellen." Artikel 40 Artikel 62, § 1, 7° van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : "7° alle maatregelen te treffen, met inbegrip van verzegeling, inbeslagname van materiaal en materieel, om te voorzien in de toepassing van het bevel tot staking van de werkzaamheden of, in voorkomend geval, de beschikking in kort geding." Artikel 41 In artikel 72, § 2 van hetzelfde decreet worden de woorden "dertig dagen" vervangen door de woorden "zestig dagen".

Artikel 42 Aan hetzelfde decreet wordt een artikel 75 toegevoegd dat luidt als volgt : "Artikel 75 Wat het gedeelte van een in artikel 1, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Vogelrichtlijn, bedoelde zone betreft die noch één der in artikel 1, § 3, vermelde bestemmingsgebieden, noch één der in dat artikel voor die zone vermelde habitats bevat, zijn de bepalingen van de artikelen 13, § 4, en 36ter , §§ 3 tot 6, van overeenkomstige toepassing in afwachting van een in artikel 36bis , § 6, bedoeld definitief vaststellingsbesluit voor dat gedeelte of onderdelen daarvan." Artikel 43 De bij dit decreet gevoegde bijlagen I tot V worden aan het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu toegevoegd als bijlagen I tot V. Artikel 44 Artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, vervangen bij de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, wordt vervangen door wat volgt : "3° voor het openbaar verkeer openstaande wegen in de domeinbossen en de bosreservaten zoals bedoeld in het bosdecreet van 13 juni 1990, en in de natuurreservaten, het VEN of onderdelen ervan en de speciale beschermingszones of onderdelen ervan zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;".

Artikel 45 In artikel 4 van het Bosdecreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt een 9bis ingevoegd dat luidt als volgt : "9bis het Decreet Natuurbehoud : het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;".

Artikel 46 In artikel 18, 5, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999, worden de woorden "natuurlijke of deels natuurlijke habitats of ecosystemen" vervangen door de woorden "habitats of deels natuurlijke ecosystemen".

Artikel 47 Artikel 19 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 19 Bij het beheer van openbare bossen moet altijd rekening worden gehouden met de ecologische functie, zoals die in artikel 18 werd vastgelegd.

In het beheersplan van alle bossen, zoals bedoeld in de artikelen 25 en 43, wordt steeds aangegeven hoe en in welke mate de ecologische functie aan bod komt, onverminderd de bepalingen van artikel 20.

Voor elk openbaar bos en bosreservaat dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een speciale beschermingszone moeten in het beheersplan tevens de nodige maatregelen zoals bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het Decreet Natuurbehoud opgenomen worden." Artikel 48 Artikel 19bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997, wordt vervangen door wat volgt : "Artikel 19bis De Vlaamse regering kan, na advies van de Vlaamse Hoge Bosraad en van de Vlaamse Hoge Raad voor het Natuurbehoud, volgens de voorwaarden en de normen door haar te bepalen, afhankelijk van de begrotingskredieten, toelagen verlenen voor het nemen van maatregelen die de ontwikkeling van natuur in het bos, met inbegrip van de realisatie van de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het Decreet Natuurbehoud tot doel hebben, desgevallend afgestemd op de door het natuurbeleid of het ruimtelijk beleid vooropgestelde gebiedscategorieën en zo nodig afgestemd op de gebieden afgebakend in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen." Artikel 49 In artikel 47, eerste lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997, worden de woorden "dertig dagen" vervangen door de woorden "zestig dagen".

Artikel 50 In artikel 16 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij het decreet van 21 oktober 1997, wordt § 3 vervangen door wat volgt : "§ 3. De Vlaamse regering bepaalt eveneens de nadere regels inzake de opmaak en de uitvoering van de beheersplannen.

Indien een beschermd landschap geheel of gedeeltelijk ligt in een gebied waarvoor een natuurrichtplan moet opgesteld worden, moet in voorkomend geval het beheersplan en het besluit tot bescherming als landschap in overeenstemming zijn met het natuurrichtplan bedoeld in artikel 48 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu. In voorkomend geval, dienen op voorstel van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud, na overleg met de administratie bevoegd voor monumenten en landschappen, het beheersplan en het besluit tot bescherming als landschap in overeenstemming te worden gebracht binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het betrokken natuurrichtplan.

Indien het beschermd landschap geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een speciale beschermingszone, moet het beheersplan de nodige maatregelen zoals bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het voormelde decreet, bevatten." Artikel 51 In artikel 13 van het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, gewijzigd bij de decreten van 22 november 1995 en 8 december 2000, wordt § 2 vervangen door wat volgt : "§ 2. Voor die zones van een landinrichtingsplan en de bijhorende uitvoeringsprogramma's die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen een speciale beschermingszone zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, moeten de maatregelen in het richtplan en het inrichtingsplan beantwoorden aan de noodzakelijke maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het voormelde decreet." Artikel 52 In artikel 62 van de Wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van wet, zoals aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 houdende bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt als volgt : "Een ruilverkaveling die geheel of gedeeltelijk wordt uitgevoerd binnen een speciale beschermingszone zoals bedoeld in het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, is tevens gericht op het realiseren van de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het voormelde decreet." Artikel 53 In artikel 70 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 1978, wordt aan het eerste lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt : "In voorkomend geval worden de activiteiten die nodig zijn voor het realiseren van de maatregelen bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu eveneens op voormeld plan aangegeven." Artikel 54 In artikel 71 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 1978, wordt aan het eerste lid een zin toegevoegd die luidt als volgt : "Dat landschapsplan bevat de activiteiten die nodig zijn voor het realiseren van de maatregelen, bedoeld in artikel 36ter , §§ 1 en 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu." Artikel 55 In artikel 15ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999 en gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4, tweede lid, worden de woorden "de artikelen 25 en 26" vervangen door de woorden "artikel 25";2° in § 4, tweede lid, worden de woorden "artikelen 48 en 50" vervangen door de woorden "artikel 48";3° § 5 wordt vervangen door wat volgt : "§ 5.In natuurrichtplannen conform artikel 48 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu kan voor gebieden gelegen in het VEN en voor groengebieden gelegen in IVON of voor groengebieden gelegen in gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, in functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu, gemoduleerd ontheffing worden verleend van het verbod op bemesting zoals bedoeld in §§ 1, 3 en 5 tot maximum de algemene forfaitaire bemestingsnormen, bedoeld in artikel 14, met uitzondering van de regeling voor de combinatie van maïs en gras.

In deze natuurrichtplannen kunnen voor de in het vorige lid vermelde gebieden de bemestingsnormen ter stimulering van verdergaande stappen inzake het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu mits vergoeding van de inkomstenverliezen gemoduleerd verstrengd worden." Artikel 56 In artikel 15sexies, § 1, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 11 mei 1999 en gewijzigd bij decreet van 3 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "of volgens artikel 50" opgeheven; 2° in het tweede lid wordt de laatste zin vervangen door wat volgt : "Indien de kwetsbare zones bedoeld in de artikelen 15bis en 15ter tevens behoren tot het IVON in de zin van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu of tot een gebied afgebakend volgens of in uitvoering van internationale overeenkomsten of verdragen betreffende het natuurbehoud of van akten betreffende het natuurbehoud, met inbegrip van Europese richtlijnen, vastgesteld op grond van internationale verdragen, worden de beheersovereenkomsten afgesloten overeenkomstig de regels van de artikelen 45 en 46 van datzelfde decreet." Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 juli 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA _______ Nota's (1) Verwijzingen : Zitting 2001-2002 Stukken.- Ontwerp van decreet 967 - Nr. 1 - Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen 967 - Nr. 2 - Advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen 967 - Nr. 3 - Advies van de Vlaamse Havencommissie 967 - Nr. 4 - Verslag over hoorzittingen 967 - Nr. 5 - Advies van de Raad van State 967 - Nr. 6 - Amendementen 967 - Nrs. 7 tot 9 - In eerste lezing door de commissie aangenomen artikelen 967 - Nr. 10 - Verslag 967 - Nr. 11 - Amendementen 967 - Nr. 12 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering 967 - Nr. 13 Handelingen - Bespreking en aanneming: Middagvergadering van 9 juli 2002.

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

begin


Publicatie : 2002-08-31 Numac : 2002036124

^