Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 december 1997
gepubliceerd op 17 februari 1998

Decreet betreffende het algemeen welzijnswerk

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035167
pub.
17/02/1998
prom.
19/12/1997
ELI
eli/decreet/1997/12/19/1998035167/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 1997. Decreet betreffende het algemeen welzijnswerk (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° algemeen welzijnswerk : de sociale dienst- en hulpverlening die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden ten gevolge van persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren;2° centra voor algemeen welzijnswerk : de voorzieningen die algemeen welzijnswerk organiseren en daartoe door de Vlaamse regering erkend zijn als een van de volgende types : centrum voor teleonthaal, centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen, autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk;3° centrum voor teleonthaal : een centrum voor algemeen welzijnswerk dat zich specifiek richt op algemene, persoonlijke, relationele en maatschappelijke problemen via een permanente telefonische bereikbaarheid;4° centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen : een centrum voor algemeen welzijnswerk dat wegens zijn organisatie of werking behoort tot een landsbond of een ziekenfonds bedoeld bij artikel 2 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;5° autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk : een centrum voor algemeen welzijnswerk dat vanuit een eenheid van beheer en beleid een gediversifieerde en verantwoorde hulp- en dienstverlening aanbiedt die ter beschikking staat van alle personen van wie de welzijnskansen bedreigd of verminderd worden ten gevolge van persoonlijke, relationele, gezins- of maatschappelijke factoren;6° project : een bijzonder initiatief met een tijdelijk, vernieuwend en experimenteel karakter dat zich richt tot een specifieke doelgroep of op een bijzondere probleemsituatie met betrekking tot het algemeen welzijnswerk;7° vrijwilliger : de natuurlijke persoon die in een gestructureerd verband, niet verplicht en onbezoldigd activiteiten - behalve bestuursfuncties - uitvoert die zich onderscheiden van en/of complementair zijn aan activiteiten die gewoonlijk door beroepskrachten worden verricht, en dit ten behoeve van het welzijn van individuen of groepen;8° beroepskracht : de natuurlijke persoon die in een gestructureerd verband en onder toezicht, bezoldigde activiteiten uitvoert conform het beleid van het centrum;9° verantwoorde hulp- en dienstverlening : de hulp- en dienstverlening die gebruikersgericht wordt verleend en voldoet aan de vereisten van doeltreffendheid, doelmatigheid, continuïteit en maatschappelijke aanvaardbaarheid;10° registratie : de gecoördineerde en systematische kwantitatieve en kwalitatieve gegevensverzameling van de welzijnsvoorzieningen, de gebruikers ervan, de aard van de problemen, de context waarin deze ontstaan en voortbestaan, de geboden hulpverlening en het effect van de zorg en de dienstverlening;11° programmatie : het instrument om een evenwichtig gespreid hulpverleningsaanbod te bepalen op basis van objectieve gegevens, onder meer over de bevolking en maatschappelijke problematieken;12° subsidie-enveloppe : de financiële enveloppe die de gesubsidieerde organisatie op basis van vooraf vastgestelde parameters, onder meer over de bevolking en maatschappelijke problematieken, jaarlijks krijgt om een omschreven takenpakket uit te voeren, een bepaald volume tewerkstelling te realiseren en een bepaald niveau van kwaliteit te bereiken. HOOFDSTUK II. - Algemene opdracht, doelstellingen, taken en werkingsprincipes Afdeling 1. - Algemene opdracht

Art. 3.Het algemeen welzijnswerk wil bijdragen tot een menswaardig bestaan van alle personen door erop toe te zien dat ze hun individuele rechten, met inbegrip van de sociale rechten, kunnen uitoefenen. Afdeling 2. - Doelstellingen

Art. 4.Het algemeen welzijnswerk heeft tot doel : 1° de toegankelijkheid van de maatschappelijke basisvoorzieningen te bevorderen en hun bereikbaarheid effectief te helpen realiseren;2° problemen inzake sociale integratie en bevredigend persoonlijk functioneren te voorkomen;3° oplossingen aan te bieden voor de problemen van de personen die een beroep doen op het centrum. Afdeling 3. - Taken

Onderafdeling A. - Centra voor teleonthaal

Art. 5.Elk centrum voor teleonthaal heeft tot taak : 1° permanente hulpverlening, crisisopvang, informatie en advies te verstrekken via de telefoon;2° zo nodig gericht door te verwijzen naar andere personen of diensten;3° toestanden te signaleren die een negatieve weerslag hebben op de integriteit, het welzijn en de ontplooiingskansen van personen en te wijzen op evoluties betreffende de welzijnsbehoeften. Onderafdeling B. - Centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen

Art. 6.Elk centrum voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen heeft tot taak een verantwoorde hulp- en dienstverlening te bieden aan alle personen, met bijzondere aandacht voor personen die door ouderdom, ziekte of handicap blijvend of tijdelijk problemen ondervinden of dreigen te ondervinden, door : 1° effectief te zorgen voor een bereikbare en algemene opvang en een toegankelijke informatie- en adviesverlening;2° te zorgen voor de eerste opvang van personen die in een materiële, sociale of psychosociale noodsituatie verkeren, en hulp te bieden aan personen die een bijzonder risico lopen in zo'n noodsituatie terecht te komen;3° de vereiste informatie te verstrekken en kennis en vaardigheden bij te brengen aan personen en bevolkingsgroepen zodat ze gebruik kunnen maken van de algemene maatschappelijke voorzieningen, om zich zo zelfstandig mogelijk te kunnen handhaven in de samenleving en om de rnaatschappelijke tekorten op dit vlak te signaleren;4° de nodige begeleiding en/of partiële zorg, met de gepaste werkvormen en methodieken, aan te bieden aan personen met problemen in verband met hun psychische of fysieke beperkingen en hun functioneren in gezins- en maatschappelijke verbanden;5° voor een passende nazorg van de begeleide personen te zorgen;6° de maatschappelijke integratie en participatie te bevorderen van personen en bevolkingsgroepen die in een sociale achterstands- of achterstellingssituatie verkeren of dreigen terecht te komen;7° zo nodig te verwijzen naar meer gespecialiseerde instellingen of personen, bij hen te bemiddelen, met hen samen te werken, rekening houdend met zorg op maat, en tekorten in het functioneren ervan te signaleren;8° zowel acties op te zetten met een preventief of probleemsignalerend karakter met betrekking tot maatschappelijke factoren die als welzijnsbedreigend worden ervaren, als acties die welzijnsbevorderend zijn. Onderafdeling C. - Autonome centra voor algemeen welzijnswerk

Art. 7.Elk autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk heeft tot taak een verantwoorde hulp- en dienstverlening te organiseren die gericht is op het detecteren, voorkomen, verminderen, signaleren en oplossen van alle factoren die de welzijnskansen van personen, gezinnen of bevolkingsgroepen bedreigen of verminderen, en dit door : 1° effectief te zorgen voor een bereikbare en algemene opvang en een toegankelijke informatie- en adviesverlening;2° de eerste opvang van personen te verzorgen die in een materiële, sociale of psychosociale noodsituatie verkeren en hulp te bieden aan personen die een bijzonder risico lopen in zo'n noodsituatie terecht te komen;3° de vereiste informatie te verstrekken en kennis en vaardigheden bij te brengen aan personen en bevolkingsgroepen zodat ze gebruik kunnen maken van de algemene maatschappelijke voorzieningen om zich zo zelfstandig mogelijk te kunnen handhaven in de samenleving en de maatschappelijke tekorten op dit vlak te signaleren;4° de nodige begeleiding en/of partiële zorg, met de gepaste werkvormen en methodieken, aan te bieden aan personen met problemen in verband met hun persoonlijkheidsontplooiing, maatschappelijk functioneren, relatiebekwaamheid, huwelijks- en gezinsleven, psychische of fysieke beperkingen;5° te zorgen voor een passende nazorg van de begeleide personen;6° de maatschappelijke integratie en participatie te bevorderen van personen en bevolkingsgroepen die in een sociale achterstands- of achterstellingssituatie verkeren of dreigen terecht te komen;7° zo nodig te verwijzen naar meer gespecialiseerde instellingen of personen, bij hen te bemiddelen, met hen samen te werken, rekening houdend met zorg op maat, en tekorten in het functioneren ervan te signaleren;8° zowel acties op te zetten met een preventief of probleemsignalerend karakter met betrekking tot maatschappelijke factoren die als welzijnsbedreigend worden ervaren, als acties die welzijnsbevorderend zijn. Onderafdeling D. - Bijkomende taken

Art. 8.De centra voor algemeen welzijnswerk kunnen, naast het vervullen van hun algemene opdracht, door de regering opgedragen worden bijkomende taken op zich te nemen ten behoeve van bepaalde doelgroepen, problematieken en/of regionale behoeften.

De regering stelt de regelen vast met betrekking tot de toewijzing van deze taken. Afdeling 4. - Werkingsprincipes

Art. 9.Het algemeen welzijnswerk moet voor iedereen, zonder enige discriminatie, toegankelijk zijn. Eenieder die met toepassing van dit decreet in contact komt met hulpvragenden dient hun ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging te eerbiedigen en is tot geheimhouding verplicht, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Art. 10.Elk centrum voor algemeen welzijnswerk moet in zijn preventief, hulpverlenend en probleemsignalerend optreden bijzondere aandacht besteden aan personen en bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen op verminderde welzijnskansen.

Art. 11.Het algemeen welzijnswerk moet : 1° door de betrokken personen gevraagd of aanvaard zijn;2° gepaard gaan met respect voor de persoonlijke levenssfeer van elke persoon;3° maximaal een beroep doen op de medeverantwoordelijkheid van de persoon voor zijn welzijn;4° maximaal de zelfredzaamheid van de persoon stimuleren en verhogen opdat hij zo autonoom mogelijk aan de samenleving kan participeren;5° vertrekken van een integrale benadering van de problematiek van de persoon en daartoe gebruik maken van de meest geschikte sociale en psychosociale hulpverleningsvormen;6° gebruik maken van de minst ingrijpende dienst- of hulpverleningsvormen die mogelijk zijn om ten aanzien van de gestelde problematiek het gewenste effect te verkrijgen;7° in een registratie worden opgenomen.

Art. 12.De centra voor algemeen welzijnswerk moeten hun taken laten uitvoeren door beroepskrachten al dan niet in samenwerking met vrijwilligers.

De regering bepaalt de kwalificatievereisten waaraan de beroepskrachten, respectievelijk de vrijwilligers, moeten voldoen.

Art. 13.De centra voor algemeen welzijnswerk moeten voor hun preventief, hulpverlenend en probleemsignalerend optreden onderling overleg plegen en samenwerken om de taakverdeling, de bereikbaarheid en de efficiëntie van hun werking te optimaliseren.

De regering bepaalt de wijze van organisatie van het overleg en de samenwerking.

Art. 14.De regering bepaalt de noodzaak van en de wijze waarop de centra voor algemeen welzijnswerk moeten participeren aan regionale initiatieven inzake overleg en samenwerking met andere relevante openbare en private welzijns- of maatschappelijke voorzieningen waarbij de zorg voor complementariteit met en samenwerking tussen sectoren en acteren het uitgangspunt is. HOOFDSTUK III. - Erkenning, subsidiëring, programmatie en registratie

Art. 15.§ 1. De regering erkent en subsidieert de centra. De bepalingen van Hoofdstuk II van dit decreet gelden als erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden, onverminderd het bepaalde in § 2 en § 3 van dit artikel. § 2. De regering bepaalt de wijze waarop de centra moeten opgericht zijn om erkend te kunnen worden, evenals het werkgebied van de centra en de programmatie. Niettemin wordt de programmatie inzake de op basis van artikel 6 erkende centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen gebaseerd op objectieve parameters derwijze dat elk erkend ziekenfonds recht heeft op ` een proportioneel aandeel in de programmatie.

De regering bepaalt terzake de toepassingsmodaliteiten.

De regering kan bijkomende erkenningsvoorwaarden vastleggen ter precisering van de bepalingen van Hoofdstuk II van dit decreet en bepaalt de erkenningsprocedure. § 3. De regering bepaalt de regelen met betrekking tot de vaststelling en de toekenning van de subsidie-enveloppen van de centra, onderscheiden volgens de indeling conform de bepalingen van Hoofdstuk II, Afdeling 3.

Bij het bepalen van de subsidie-enveloppe per centrum legt de regering vast welke taken dienen te worden vervuld, het volume aan tewerkstelling dat moet worden gerealiseerd en de kwaliteitscriteria waaraan dient te worden voldaan.

De regering kan bijkomende subsidiëringsvoorwaarden vastleggen ter precisering van de bepalingen van Hoofdstuk II van dit decreet en bepaalt de procedure voor de toekenning van de subsidie-enveloppen. § 4. De regering bepaalt de regelen inzake de registratie van de geboden hulp- en dienstverlening, met zorg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers. § 5. De regering bepaalt na overleg met de sector de modaliteiten inzake de financiële bijdrage van de hulpvrager. Het eerste onthaal van de hulpvrager in de centra voor algemeen welzijnswerk is kosteloos.

Art. 16.De regering kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen voor projecten, zoals bepaald in artikel 2, 6°.

De regering kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen aan één of meerdere organisaties die ondersteunende of dienstverlenende taken verrichten voor de centra voor algemeen welzijnswerk. HOOFDSTUK IV. - Toezicht

Art. 17.De regering organiseert het toezicht op de centra voor algemeen welzijnswerk en bepaalt de regelen met betrekking tot de intrekking en wijziging van de erkenning en vermindering of de terugvordering van de subsidie-enveloppen als deze centra de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden niet naleven. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 18.Het decreet van 24 juli 1991 betreffende het algemeen welzijnswerk wordt opgeheven.

Art. 19.De centra voor ambulant en residentieel welzijnswerk die op datum van de inwerkingtreding van dit decreet erkend en/of gesubsidieerd zijn op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 21 september 1994 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1991 betreffende het algemeen welzijnswerk, worden geacht erkend te zijn op basis van dit decreet. Zij dienen zich evenwel binnen de termijn die de regering bepaalt naar de bepalingen van dit decreet te schikken, en dit ten laatste op 31 december 2000.

Art. 20.Dit decreet treedt in werking op een door de regering vast te stellen datum en uiterlijk op 31 juli 1998.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 december 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^