gepubliceerd op 05 december 2005
Decreet tot goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Nationale Commissie voor de rechten van het kind
17 NOVEMBER 2005. - Decreet tot goedkeuring van het Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Nationale Commissie voor de rechten van het kind (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Enig artikel. Het Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Nationale Commissie voor de rechten van het kind, met de tekst als bijlage, wordt goedgekeurd.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 17 november 2005.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-C. MARCOURT De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. Ch. VIENNE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken van de Raad 244 (2005-2006) Nrs. 1 en 2.
Volledig verslag, openbare vergadering van 16 november 2005.
Bespreking. Stemming.
Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Nationale Commissie voor de rechten van het kind Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1;
Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis;
Gelet op de wet van 25 november 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en inzonderheid op artikel 44 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind;
Gelet op de andere Verdragen die zijn geratificeerd door België en die betrekking hebben op kinderen;
Gelet op het kaderakkoord van 30 juni 1994 tot samenwerking tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten over de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België bij de internationale organisaties waarvan de werkzaamheden betrekking hebben op gemengde bevoegdheden, inzonderheid op artikel 1, § 3;
Overwegende dat voornoemd kaderakkoord tot samenwerking van 30 juni 1994 van toepassing is op de internationale organisaties waarvan de lijst daarbij als bijlage gaat en die activiteiten verrichten welke ressorteren onder bevoegdheden die als gemengd worden beschouwd, alsook dat de UNO in die lijst is vermeld;
Overwegende dat het Comité voor de rechten van het kind voorstellen en aanbevelingen heeft geformuleerd, tijdens de analyse van het eerste rapport dat werd voorgesteld door België, die met name steunen op het opstellen van "een permanent mechanisme dat wordt belast met de coördinatie en de evaluatie van, alsook het toezicht op het beleid inzake de bescherming van het kind teneinde zich ervan te vergewissen dat het Verdrag zowel op federaal als op lokaal vlak volledig wordt nageleefd en toegepast" en op de oprichting, op nationaal niveau, van een "permanent mechanisme voor de verzameling van gegevens teneinde de toestand van de kinderen op haar grondgebied in het algemeen te kunnen beoordelen en een grondige en multidisciplinaire evaluatie te kunnen maken van de vordering geboekt in de toepassing van het Verdrag. »;
Tussen : 1. de federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie;2. de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Yves Leterme, minister-president, in de persoon van Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel en in de persoon van Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3. de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Marie Arena, Minister-President, in de persoon van Fadila Laanan, Minister van Cultuur, Audiovisuele Zaken en Jeugd en in de persoon van Catherine Fonck, Minister van Gezondheid, Kind en Jeugdbijstand;4. het Waals Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Jean-Claude Van Cauwenberghe, Minister-President en in de persoon van Christiane Vienne, Minister van Gezondheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen;5. de Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Karl-Heinz Lambertz, Minister-President, in de persoon van Bernd Gentges, Vice-Minister-President, Minister van Onderwijs, Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, en in de persoon van Isabelle Weykmans, Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport;6. het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van Charles Picqué, minister-president;7. de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College in de persoon van Charles Picqué, Minister-Voorzitter van het Verenigd College, in de persoon van Pascal Smet, lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen en het Openbaar Ambt en in de persoon van Evelyne Huytebroeck, lid van het Verenigd College bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, Financiën, Begroting en Buitenlandse Betrekkingen;8. de Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het College van de Franse Gemeenschapscommissie in de persoon van Benoît Cerexhe, Minister-Voorzitter van het College, in de persoon van Françoise Dupuis, lid van het College bevoegd voor Beroepsvorming, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer en in de persoon van Emir Kir, lid van het College bevoegd voor Sociale Actie, Gezin en Sport; is op grond van hun respectieve bevoegdheden overeengekomen wat volgt : HOOFDSTUK I. - Structuur en samenstelling van de Nationale Commissie voor de rechten van het kind
Artikel 1.Er wordt een Nationale Commissie voor de rechten van het kind opgericht, hierna Commissie genaamd.
Art. 2. 1. De Commissie heeft een dubbele opdracht ten opzichte van de toepassing van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind : a) Zij draagt bij tot de uitwerking van het vijfjaarlijks verslag dat België moet opstellen overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Daartoe voert zij een coördinatieopdracht uit bij de uitwerking van het verslag op basis van de bijdragen, aangeleverd door de regeringen.
Zij hecht haar goedkeuring aan het verslag opgesteld in de drie landstalen en zendt het aldus goedgekeurde verslag toe aan de Minister van Buitenlandse Zaken die het in naam van de Regering en door toedoen van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties bezorgt aan het Comité van de rechten van het kind. De leden met raadgevende stem kunnen hun eventueel andersluidende mening vermelden in het rapport betreffende de goedkeuring dat als bijlage bij het verslag is gevoegd. b) Ze zorgt in naam van de Belgische Staat voor de voorstelling van het verslag bij het Comité van de rechten van het kind.Daartoe stelt zij aan de stemgerechtigde leden een samenstelling van afvaardiging voor. Ze maakt het rapport over aan het federaal Parlement en aan de Parlementen van de deelgebieden. 2. De Commissie draagt tevens bij tot de uitwerking van andere documenten in verband met de rechten van het kind die de Belgische Staat gehouden is voor te leggen aan internationale instanties (bijvoorbeeld de actieplannen).In voorkomend geval stelt zij ze voor bij de betrokken internationale instanties en maakt zij ze over aan het federaal Parlement en aan de Parlementen van de deelgebieden. 3. De Commissie neemt de nodige maatregelen om de verzameling, de analyse en de verwerking te coördineren van een minimum aan gegevens ten behoeve van het Comité van de rechten van het kind, zulks teneinde de situatie van de kinderen op het nationale grondgebied te kunnen beoordelen.Zij maakt het resultaat van die verwerking bekend. In de uitvoering van deze taak eerbiedigt de Commissie de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Voorafgaandelijk aan het bepalen van haar werkwijze in dit verband, moet de Commissie het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer inwinnen. 4. De Commissie heeft ook een opdracht op het vlak van de bevordering van het overleg en de permanente gegevensuitwisseling tussen de verschillende autoriteiten en instanties die zich bezig houden met de rechten van het kind, zulks ten einde een maximale afstemming van het op elk niveau gevoerde beleid te bewerkstelligen.Te dien einde houdt zij rekening met de aanbevelingen van het Comité van de rechten van het kind. 5. De Commissie onderzoekt en ziet toe op de uitvoeringsmaatregelen die nog nodig zijn om te voldoen aan de voorstellen en aanbevelingen van het Comité voor de rechten van het kind.In dit verband kan zij voorstellen of aanbevelingen doen, die niet bindend zijn voor de bevoegde overheden. 6. De Commissie kan advies verstrekken met betrekking tot ontwerpen van internationaal Verdrag en Protocol, zodra deze invloed hebben op de rechten van het kind.7. De hierboven geformuleerde opdrachten worden steeds uitgevoerd rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de verschillende betrokken overheden en met respect voor de autonomie van deze overheden.
Art. 3.De Commissie is samengesteld uit stemgerechtigde leden en leden met raadgevende stem. Bij hun aanwijzing wordt rekening gehouden met hun kennis van, hun ervaring in en hun belang bij de materie van de rechten van de mens en van de rechten van het kind. 1. Stemgerechtigde leden : Uiterlijk drie maanden na hun vorming wijzen de Franse Gemeenschapsregering, de Duitstalige Gemeenschapsregering, de Waalse Gewestregering, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie telkens een stemgerechtigd lid en diens plaatsvervanger aan.Binnen dezelfde termijn wijzen de federale Regering en de Vlaamse Regering telkens twee stemgerechtigde leden en hun plaatsvervangers aan. 2. Leden met raadgevende stem : a) alle ministers belast met federale, gemeenschaps- of gewestelijke aangelegenheden.Uiterlijk drie maanden na hun aanstelling mogen deze zich laten vertegenwoordigen en een plaatsvervanger aanduiden; b) de vertegenwoordiger van het College van Procureurs-generaal die bevoegd is voor jeugdbescherming;c) een vertegenwoordiger aangeduid door de Unie der Nederlandstalige Jeugdmagistraten en een vertegenwoordiger aangeduid door de "Union francophone des magistrats de la jeunesse";d) een vertegenwoordiger van de "Union des Conseillers et Directeurs de l'aide à la jeunesse" en een vertegenwoordiger van de comités voor bijzondere jeugdzorg;e) een vertegenwoordiger van de Vereniging van de Vlaamse Provincies en een vertegenwoordiger van "l'Association des provinces wallonnes", aangewezen door deze verenigingen;f) een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en een vertegenwoordiger van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" en een vertegenwoordiger van de "Association de la Ville et des Communes" van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangewezen door deze verenigingen;g) zes vertegenwoordigers van de niet-gouvernementele organisaties, van wie drie aangewezen door de Kinderrechtencoalitie Vlaanderen en drie door de "Coordination des ONG pour les droits de l'enfant";h) twee vertegenwoordigers van Vlaamse universiteiten en twee van Franstalige universiteiten, aangewezen door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en door de "Conseil interuniversitaire francophone" van de Franse Gemeenschap;i) vijf vertegenwoordigers van de erkende administraties en instellingen die zich inzonderheid bezighouden met het welzijn van kinderen, waarvan twee aangewezen door de Vlaamse Regering, twee door de Franse Gemeenschapsregering en een door de Duitstalige Gemeenschapregering;j) de Kinderrechtencommissaris, de "Délégué général aux droits de l'enfant" en een persoon met de functie van bemiddelaar, aangeduid door de Duitstalige Gemeenschap;k) een vertegenwoordiger van het Belgisch Comité voor UNICEF en een vertegenwoordiger van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;l) een vertegenwoordiger van de Orde van Vlaamse Balies en een vertegenwoordiger van de "Ordre des barreaux francophones et germanophone", die ervaring hebben in familie- en/of jeugdaangelegenheden;m) vijf vertegenwoordigers van de kinderen en jongeren zelf, zijnde een vertegenwoordiger van de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap, een vertegenwoordiger van de Vlaamse Scholierenkoepel, twee vertegenwoordigers van de "Conseil de la jeunesse d'expression française" van de Franse Gemeenschap en een vertegenwoordiger van de "Rat der Deutschsprachigen Jugend".
Art. 4.De Koning wijst bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na advies van de Gemeenschappen, de voorzitter van de Commissie aan.
Op voorstel van de Gemeenschappen wijst de Koning onder de leden van de Commissie eveneens twee ondervoorzitters aan.
De voorzitter is tweetalig en oefent zijn ambt voltijds uit. Bij zijn aanwijzing wordt rekening gehouden met zijn interesse voor, zijn kennis van en ervaring met de materie van de rechten van de mens en van de rechten van het kind.
De ondervoorzitters worden gekozen uit de leden met raadgevende stem, met uitzondering van de personen vermeld in punt 2. a) van artikel 3.
Het mandaat van de voorzitter en van de ondervoorzitters heeft een duur van vijf jaar en kan worden hernieuwd.
Art. 5.Een Uitvoerend Bureau (hierna Bureau genaamd) wordt belast met het dagelijks bestuur van de Commissie. Daartoe zorgt het onder meer voor de voorbereiding en de follow-up van de vergaderingen van de Commissie. Het brengt bij de Commissie ook verslag uit omtrent haar werkzaamheden.
Het Bureau, dat onder leiding staat van de voorzitter van de Commissie, bestaat uit zeven leden, aangeduid door de stemgerechtigde leden op voorstel van de Commissie.
Het Bureau wordt samengeroepen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van tenminste drie leden van het Bureau.
Art. 6.Bij de Commissie en bij het Bureau wordt een Secretariaat opgericht, dat door de voorzitter wordt belast met technische en administratieve taken. Het Secretariaat is samengesteld uit tenminste een medewerker van de Franse taalrol en een medewerker van de Nederlandse taalrol. Het secretariaat functioneert voltijds.
Art. 7.De voorzitters van het federale Parlement en van de parlementen van de gefedereerde entiteiten kunnen, indien zij zulks nodig achten, een waarnemer aanwijzen die de vergaderingen kan bijwonen en aldus een voortgangscontrole kan uitoefenen op de werkzaamheden van de Commissie in de verschillende parlementen.
Art. 8.De Commissie kan een beroep doen op externe deskundigen om een bepaald onderwerp toe te lichten of nader uiteen te zetten.
Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten en na akkoord van de voorzitter kan hen een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt betaald op voorlegging van een kostenstaat.
Art. 9.De Commissie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen in plenaire vergadering.
Art. 10.Kinderen moeten, op structurele en aangepaste wijze, betrokken worden bij het werk van de Commissie in overeenstemming met artikel 12 en volgende van het Verdrag van de Verenigde Naties voor de Rechten van het Kind. In het vijfjaarlijkse rapport wordt telkens een overzicht gegeven van de inspanningen die hiertoe werden geleverd.
Art. 11.De Commissie kan in haar midden werkgroepen oprichten die worden belast met bepaalde onderwerpen die in het verslag aan bod kunnen komen.
Art. 12.De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art. 13.De Commissie publiceert jaarlijks een verslag betreffende haar werkzaamheden en de aanwending van de haar ter beschikking gestelde middelen. Dit wordt opgemaakt in de drie landstalen en door de Minister van Justitie overgemaakt aan de verscheidene regeringen, aan het federaal Parlement en aan de parlementen van de deelgebieden.
Art. 14. 1. De Commissie kan slechts op geldige wijze beraadslagen indien tenminste de helft van haar stemgerechtigde leden aanwezig zijn. Voor elke materie worden de beslissingen genomen bij wijze van consensus onder de stemgerechtigde leden. 2. De beslissingen van het Bureau worden genomen bij gewone meerderheid.Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 15.De Commissie wordt gesubsidieerd door alle partners. Elk jaar wordt het budget voorgesteld door de voorzitter, na goedkeuring ervan door de stemgerechtigde leden.
De bedragen worden op volgende wijze verdeeld : 50 % ten laste van de Federale Staat; 25 % ten laste van de Vlaamse Gemeenschap; 12,3 % ten laste van de Franse Gemeenschap; 6,7 % ten laste van het Waals Gewest; 1 % ten laste van de Duitstalige Gemeenschap; 2 % ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 2 % ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie; 1 % ten laste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De bedragen worden uitbetaald aan de instelling die de Commissie huisvest, vóór 15 januari van het jaar waarop ze betrekking hebben. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepaling
Art. 16.De eerste aanstelling van de leden zoals vermeld in de artikelen 3.1. en 3.2.a) zal gebeuren uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van dit Samenwerkingsakkoord.
Art. 17.De eerste betaling overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 15 zal worden verricht voor 1 september 2005 en dit ten belope van een derde van het jaarlijkse budget. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 18.Dit Samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur.
Art. 19.Dit Samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste goedkeurende akte uitgaande van de contracterende partijen.
Brussel, 19 september 2005, in 8 originele exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Duitse taal.
Voor de Federale Staat : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest : De minister-president, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-president, Mevr. M. ARENA De Minister van het Cultuur, het Audiovisuele en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Gezondheid, het Kind en Jeugdhulp, Mevr. C. FONCK Voor de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, K.-H. LAMBERTZ De Vice-Minister-President, Minister van Onderwijs, Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme, B. GENTGES De Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport, I. WEYKMANS Voor het Waals Gewest : De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Gezondheid, Sociale Aangelegenheden en Gelijke Kansen, Ch. VIENNE Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President, Ch. PICQUE Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Ch. PICQUE Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen en het Openbaar Ambt, P. SMET Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan Personen, Financiën, Budget en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. E. HUYTEBROECK Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, B. CEREXHE Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Beroepsvorming, Onderwijs, Cultuur en Schoolvervoer, Mevr. F. DUPUIS Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Sociale Actie, Gezin en Sport, E. KIR
Bijlage Het personeel van het Secretariaat zal worden aangeworven op federaal niveau.
Het Secretariaat zal worden gehuisvest in de lokalen van de federale overheid. De federale overheid draagt de kosten van deze huisvesting, onverminderd haar tussenkomst in het kader van art. 15 van het Samenwerkingsakkoord.