gepubliceerd op 30 juli 1999
Decreet houdende oprichting van de "Conseil supérieur de l'Education permanente" (1)
17 MEI 1999. - Decreet houdende oprichting van de "Conseil supérieur de l'Education permanente" (Hoge Raad voor Permanente Opvoeding van de Franse Gemeenschap) (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.In de zin van dit decreet, dient te worden verstaan onder : - de minister : de minister tot wiens bevoegdheid de permanente opvoeding behoort; - het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschap van 8 april 1976 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de organisaties voor permanente opvoeding van de volwassenen in het algemeen en aan de organisaties voor de sociaal-culturele bevordering van de arbeiders.
Art. 2.§ 1. Er wordt bij de Regering van de Franse Gemeenschap een "Conseil supérieur de l'Education permanente" (Hoge Raad voor Permanente Opvoeding van de Franse Gemeenschap), hierna "de Raad" genoemd, opgericht. § 2. De Raad heeft als opdracht : 1° op eigen initiatief of op aanvraag van de minister, van de Regering of van de Raad van de Franse Gemeenschap, elk advies en voorstel voor te leggen over het algemeen beleid inzake permanente opvoeding en sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, zoals die in het decreet bepaald zijn, alsook over de bevordering van de organisaties die met toepassing van hetzelfde decreet erkend zijn.2° overeenkomstig het decreet en zijn toepassingsbesluiten, elk advies uit te brengen over de erkenning, de rangschikking in categorieën, de subsidiëring of de intrekking van de erkenning van organisaties voor permanente opvoeding en, in voorkomend geval, voor sociaal-culturele bevordering van arbeiders.
Art. 3.De Raad is samengesteld uit 36 leden, die representatief zijn voor de verschillende organisaties die in het kader van het decreet erkend zijn, verdeeld als volgt : 1° 18 personen verantwoordelijk voor algemene organisaties of, in voorkomend geval, voor hun afhankelijke gewestelijke organisaties, die in hoofdstuk II van het decreet erkend zijn;2° 10 personen verantwoordelijk voor algemene organisaties, of, in voorkomend geval, voor hun afhankelijke gewestelijke organisaties, die in hoofdstuk I van het decreet erkend zijn 3° 3 personen verantwoordelijk voor erkende onafhankelijke gewestelijke organisaties die in hoofdstuk II van het decreet erkend zijn;4° 3 personen verantwoordelijk voor erkende onafhankelijke gewestelijke organisaties die in hoofdstuk I van het decreet erkend zijn;5° 2 personen verantwoordelijk voor erkende onafhankelijke plaatselijke organisaties die in hoofdstuk I of hoofdstuk II van het decreet erkend zijn.
Art. 4.De leden van de Raad worden door de Regering aangesteld na oproep tot de kandidaten bij de organisaties die met toepassing van het decreet erkend zijn.
De leden van de Raad worden voor vier jaar benoemd. Hun mandaat is vernieuwbaar.
Art. 5.Ieder lid dat de hoedanigheid verliest krachtens welke het benoemd werd, wordt al ontslagnemend geacht. Het wordt vervangen door een persoon die volgens dezelfde voorwaarden wordt aangewezen om het mandaat te voleindigen.
Als ontslagnemend wordt eveneens geacht, het lid dat, zonder voorafgaande rechtvaardiging, op meer dan de helft van de jaarlijkse vergaderingen van de Raad afwezig is.
Art. 6.§ 1. De voorzitter en de ondervoorzitters van de Raad worden door de Regering gekozen en vormen het Bureau van de Raad. § 2. Het Bureau : 1° organiseert de activiteiten van de Raad;2° bereidt de vergaderingen van de Raad, van de Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders, bedoeld in artikel 10, en van de werkgroepen, voor;3° neemt de externe vertegenwoordiging van de Raad waar;4° voert de beslissingen van de Raad uit. § 3. Tussen twee vergaderingen van de Raad, neemt het Bureau elke nuttige beslissing overeenkomstig de opdrachten en algemene doelstellingen die door de Raad worden bepaald.
Het legt een verslag over zijn optreden en zijn initiatieven bij de eerstvolgende vergadering van de Raad voor.
Art. 7.Een vertegenwoordiger van de Algemene Dienst voor de permanente opvoeding en de jeugd en een vertegenwoordiger van de Algemene Dienst Inspectie wonen de vergaderingen van de Raad en van de Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders van rechtswege, met raadgevende stem, bij.
Er worden middelen inzake werking of inzake personeel ter beschikking van de Raad en van de Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders gesteld. Zij worden door de Regering van de Franse Gemeenschap bepaald.
Art. 8.De Raad maakt elk jaar een activiteitenverslag op. Dit wordt medegedeeld : 1° aan de Regering;2° aan de Raad van de Franse Gemeenschap;3° aan de organisaties die in het kader van het decreet erkend zijn.
Art. 9.§ 1. De Raad wordt ten minste tien keer in elk burgerlijk jaar door de voorzitter bijeengeroepen. Deze moet de Raad bijeenroepen indien de minister, de Regering, de Raad van de Franse Gemeenschap of minstens één vijfde van de leden van de Raad dit aanvragen.
De Raad vergadert geldig indien ten minste één derde van de leden aanwezig is. Is het quorum niet bereikt, dan wordt een nieuwe vergadering binnen de 10 werkdagen, met dezelfde agenda, bijeengeroepen. In dat geval vergadert de Raad geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 2. De beslissingen worden bij meerderheid van de aanwezige leden genomen.
Indien minstens vijf leden dit tijdens de vergadering aanvragen, omvatten de adviezen een minderheidsnota. Deze moet door minstens vijf leden van de Raad worden goedgekeurd en mag niet meer tekens omvatten dan de meerderheidstekst.
De adviezen over de dossiers betreffende de aanvraag om erkenning of voorstel van intrekking van de erkenning van organisaties moeten worden uitgebracht binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van indiening van de dossiers.
De adviezen die door de minister, de Regering of de Raad van de Franse Gemeenschap worden aangevraagd, moeten worden uitgebracht binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van aanvraag om advies aan de Raad. Is die termijn verstreken, dan wordt het advies geacht te beantwoorden aan de voorstellen van de administratie. § 3. De Raad keurt een huishoudelijk reglement goed, dat aan de minister ter goedkeuring wordt voorgelegd. § 4. De notulen, adviezen en voorstellen van de Raad worden aan de minister medegedeeld.
Art. 10.Er wordt een Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders binnen de Raad opgericht. Die is samengesteld uit de leden van de Raad die verantwoordelijk zijn voor organisaties voor sociaal-culturele bevordering van arbeiders.
Ze heeft als opdracht : 1° aan de minister, op diens aanvraag, of op eigen initiatief, adviezen en voorstellen voor te leggen over de opleidingsacties die overeenstemmen met de tweede schijf van het Fonds voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders;2° aan de Raad adviezen te geven over het algemeen beleid inzake sociaal-culturele bevordering van de arbeiders.
Art. 11.De Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders wordt ten minste vijf keer in elk burgerlijk jaar door haar voorzitter bijeengeroepen. Deze moet de Commissie bijeenroepen op aanvraag van de minister, de Regering, de Raad van de Franse Gemeenschap of minstens één vijfde van haar leden.
De Commissie vergadert geldig indien minstens één derde van de leden aanwezig is. Is het quorum niet bereikt, dan wordt een nieuwe vergadering binnen de tien werkdagen, met dezelfde agenda, bijeengeroepen. In dat geval vergadert de Commissie geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.
De beslissingen worden bij meerderheid van de aanwezige leden genomen.
Indien minstens drie leden dit tijdens een vergadering van de Commissie aanvragen, omvatten de adviezen een minderheidsnota, die door minstens drie leden moet worden goedgekeurd. Ze mag niet meer tekens omvatten dan de meerderheidstekst.
Art. 12.De voorzitter en de ondervoorzitters van de Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders worden uit haar midden door de Regering gekozen.
Art. 13.De Regering van de Franse Gemeenschap stelt het presentiegeld en de vergoedingen vast waarop de leden van de Raad, van zijn Bureau en de Commissie voor sociaal-culturele bevordering van de arbeiders aanspraak kunnen maken.
Art. 14.De wet van 3 april 1929 tot instelling van de Hoge Raad voor de Volksontwikkeling wordt opgeheven.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 17 mei 1999.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met het Onderwijs, de Audiovisuele Sector, de Hulpverlening aan de Jeugd, het Kinderwelzijn en de gezondheidspromotie, Mevr. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 304-1. - Commissieamendement, nrs. 304-2 tot 304-6. - Verslag, nr. 304-7.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 27 april 1999.