gepubliceerd op 23 april 1998
_ Decreet inzake hulpverlening aan mishandelde kinderen
16 MAART 1998. _ Decreet inzake hulpverlening aan mishandelde kinderen (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Plichten van de optredende personen
Artikel 1.Iedere persoon die werkzaam is binnen een dienst, een instelling of een vereniging, en die als beroep of als opdracht heeft, zelfs als vrijwillig of tijdelijk optredende persoon, bij te dragen tot de opvoeding, de psycho-medisch-sociale begeleiding, de hulpverlening aan de jeugd, de kinderbescherming, de animatie en de begeleiding van kinderen, moet te allen tijde een getuigschrift van goed zedelijk gedrag kunnen overleggen, vrij van veroordelingen of van maatregelen inzake internering wegens zedenmisdrijf of gewelddaden ten aanzien van minderjarigen.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de uitvoering van deze bepaling. Zij kan sancties bepalen voor de niet-naleving van de verplichting bedoeld bij artikel 1.
Art. 2.§ 1. De persoon bedoeld bij artikel 1, lid 1, hierna "optredende persoon" genoemd, is ertoe gehouden hulp te verlenen aan het mishandelde kind of aan het kind voor wie het vermoeden bestaat dat het wordt mishandeld.
Hulp moet worden verleend ongeacht de vorm van de mishandeling, of die van psychische, lichamelijke of seksuele aard is. Deze hulpverlening heeft tot doel die mishandeling te voorkomen of er een einde aan te stellen. § 2. Wanneer de optredende persoon in de onmogelijkheid verkeert om persoonlijk op te treden om de stopzetting van de mishandeling te bevorderen, moet hij, onverminderd de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, hulp verlenen door de informatie te verwijzen naar een bevoegde instantie, inzonderheid : de adviseur voor hulpverlening aan de jeugd, of de directeur voor hulpverlening aan de jeugd, of de ploeg "SOS-Kinderen" bedoeld bij artikel 14, of de ploeg van een psycho-medisch-sociaal centrum of van een centrum voor medisch schooltoezicht. § 3. Bovendien is de optredende persoon, onverminderd de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek, ertoe gehouden hulp te verlenen in de vorm van een mededeling aan een bevoegde instantie, wanneer de mishandeling wordt bedreven door een derde die niet behoort tot het familiaal levensmilieu van het kind.
TITEL II. - Coördinatie
Art. 3.Er wordt een coördinatiecommissie voor hulpverlening aan mishandelde kinderen opgericht binnen elk gerechtelijk arrondissement gelegen binnen het Frans taalgebied en het gerechtelijk arrondissement Brussel, beperkt tot het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 4.De coördinatiecommissie : 1° deelt aan de optredende personen van het arrondissement elke nuttige informatie over hulpverlening aan mishandelde kinderen mede die aan het arrondissement aangepast is;2° moedigt de coördinatie aan, bevordert die en neemt die waar tussen de diensten en instellingen die als opdracht hebben kennis te nemen van toestanden waarin kinderen mishandeld worden of die te begeleiden of te behandelen;3° zorgt voor de verbetering van de procedures voor het optreden ten opzichte van toestanden waarin kinderen worden mishandeld;4° vestigt de aandacht van de overheid over elk probleem betreffende het behandelen en het opvolgen van de mishandelingstoestand;5° legt aan de arrondissementsraad voor hulpverlening aan de jeugd elk nuttig voorstel voor inzake algemene preventie en zorgt voor elke doeltreffende medewerking met deze. De coördinatiecommissie behandelt niet de individuele gevallen van mishandelde kinderen.
Art. 5.De coördinatiecommissie is samengesteld uit : 1° de adviseur en de adjunct-adviseurs voor hulpverlening aan de jeugd van het arrondissement;2° de directeur en adjunct-directeurs voor hulpverlening aan de jeugd van het arrondissement;3° de jeugdrechter(s) van het arrondissement;4° de magistraat(aten) van het jeugdparket van het arrondissement;5° een vertegenwoordiger van de Rijkswacht, aangewezen door de bevelvoerende officier van de diensten van de Rijkswacht in het arrondissement;6° een vertegenwoordiger van de gerechtelijke politie van het arrondissement die door de procureur des Konings wordt aangewezen;7° een vertegenwoordiger van elke ploeg "SOS-Kinderen" die binnen het arrondissement werkt;8° een magistraat van het parket, gespecialiseerd in de behandeling van de dossiers inzake kindermishandeling, aangewezen door de procureur des Konings;9° een vertegenwoordiger van de diensten van de gemeentepolitie die een afdeling "jeugd" organiseren;10° de voorzitter of een ondervoorzitter van de arrondissementsraad;11° twee vertegenwoordigers aangewezen door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" uit de medisch-sociale werkers of uit de dienst inspectie van de medisch-sociale werkers, bevoegd voor het grondgebied van het arrondissement;12° drie vertegenwoordigers van de ambtenaren bedoeld bij artikel 11;13° een vertegenwoordiger van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;14° een vertegenwoordiger van de balie van het arrondissement, die door de Raad van de Orde wordt aangewezen; 15° een vertegenwoordiger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die wordt aangewezen op de voordracht van de afdeling O.C.M.W.'s van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten.
Art. 6.De coördinatiecommissie kan de medewerking vragen van deskundigen en vertegenwoordigers van de diensten of instellingen gespecialiseerd in de behandeling van en hulpverlening aan mishandelde kinderen of in de begeleiding en de verzorging van de daders van kindermishandeling.
De commissie hoort iedere persoon die zij nuttig acht voor de vervulling van haar opdracht.
Art. 7.De adviseur voor hulpverlening aan de jeugd neemt het voorzitterschap van de coördinatiecommissie waar en organiseert haar secretariaat. Hij roept de commissie bijeen. Hij legt de samenstelling ervan aan de arrondissemenstraad voor hulpverlening aan de jeugd voor, die zijn advies aan de Regering mededeelt; deze stelt de lijst vast van de leden waaruit de commissie samengesteld is.
Art. 8.De coördinatiecommissies maken elk jaar een activiteitenverslag op. De Regering stelt de nadere regels vast voor de uitvoering van deze bepaling. Die verslagen worden door de Regering aan het Parlement van de Franse Gemeenschap medegedeeld.
Art. 9.De leden van de coördinatiecommissie en de personen bedoeld bij artikel 6 zijn tot geheimhouding verplicht voor de feiten, daden en inlichtingen waarvan ze kennis hebben kunnen dragen als gevolg van hun deelneming aan de werkzaamheden van de coördinatiecommissie.
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing.
TITEL III. - Vorming
Art. 10.§ 1. De basisvorming van de optredende personen moet een vorming betreffende de behandeling van kindermishandeling inhouden.
De Regering bepaalt de minimuminhoud van die vorming. § 2. De Vaste Commissie voor Kindermishandeling bedoeld bij artikel 18, legt elk jaar aan de Regering voorstellen voor betreffende de voortgezette vorming van de optredende personen.
Art. 11.Binnen elk psycho-medisch-sociaal centrum en elk centrum voor medisch schooltoezicht dat door de Franse Gemeenschap wordt georganiseerd of gesubsidieerd, is ten minste een ambtenaar ertoe gehouden een specifieke vorming te volgen waarvan de inhoud en de nadere regels door de Regering te bepalen zijn.
TITEL IV. - Telefonisch onthaal
Art. 12.Elke dienst die als bijzaak een telefonisch beroepsonthaal organiseert dat uitdrukkelijk betrekking heeft op de preventie van mishandeling moet daartoe vooraf door de Regering erkend zijn.
De Regering stelt de voorwaarden vast voor de erkenning en de evaluatie van de diensten.
Om erkend te worden, moet een dienst "Meldpunt Kinderen" inzonderheid : 1° een publiekrechtelijke rechtspersoon, een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut zijn;2° een pedagogisch projekt indienen;3° de normen en de regels inzake personeel naleven;4° de ethische gedragsregels naleven;5° de nadere regels vaststellen voor de medewerking met de andere optredende personen.
Art. 13.Elke dienst die als hoofdzaak een telefonisch beroepsonthaal organiseert zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, moet daartoe door de Regering worden erkend.
De Regering stelt de voorwaarden vast voor de erkenning, de toekenning van toelagen, de controle op de aanwending ervan, en de evaluatie.
Om erkend te worden, moet de dienst voldoen aan de voorwaarden bedoeld bij artikel 12, lid 3, en moet bovendien een permanente luisterbereidheid bieden en de gehele Franse Gemeenschap bedienen.
Er mag alleen één dienst van die categorie worden erkend.
Hij alleen mag de naam "Service Ecoute-Enfants de la Communauté française" ("Dienst-Meldpunt Kinderen van de Franse Gemeenschap") dragen.
TITEL V. - De ploegen "SOS-Kinderen"
Art. 14.§ 1. De ploegen "SOS-Kinderen" zijn pluridisciplinaire diensten, gespecialiseerd in het opsporen en behandelen van gevallen van kindermishandeling, die als opdracht hebben een gepaste hulp te verlenen aan het kind dat mishandeld wordt of het risico loopt mishandeld te worden.
Elke ploeg moet samengesteld zijn uit of bij een overeenkomst de diensten kunnen genieten van, ten minste : - een kinderarts of algemeen geneeskundige, - een pedopsychiater of een psycholoog, - een doctor of licentiaat in de rechten, - een gegradueerd maatschappelijk verpleegkundige of maatschappelijk assistent, - een administratief secretariaat.
Als er een overeenkomst bestaat, moet die regelmatige overlegvergaderingen bepalen.
Als ploeg "SOS-Kinderen" kunnen worden erkend : - een dienst die een overeenkomst heeft ondertekend met de "Office de la Naissance et de l'Enfance"; - een dienst erkend bij toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd; - een coördinatieverband van natuurlijke of rechtspersonen dat bestaat uit ten minste een dienst erkend bij toepassing van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd of een instelling of dienst die erkend, gesubsidieerd of opgericht wordt door de ONE. § 2. De inrichtende macht van een ploeg "SOS-Kinderen" moet ofwel een publiekrechtelijke rechtspersoon, ofwel een vereniging zonder winstoogmerk, ofwel een inrichting van openbaar nut zijn. § 3. Na het advies van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling bedoeld bij artikel 18 te hebben ingewonnen, stelt de Regering de procedures vast voor de erkenning, de intrekking van de erkenning, het beroep in geval van afwijzing of intrekking van de erkenning, en evaluatie van de ploegen. Zij stelt de voorwaarden en de procedures vast voor de toekenning van de toelagen en de controle op de aanwending ervan. Zij erkent er minstens één per gerechtelijk arrondissement. Na advies van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling, kunnen verschillende arrondissementen een zelfde ploeg hebben. § 4. De kredieten bestemd voor de toelagen van de ploegen "SOS-Kinderen" worden uitgetrokken op een specifieke basisallocatie bepaald in de administratieve begroting van het ministerie van de Franse Gemeenschap.
Art. 15.De ploegen "SOS-Kinderen" hebben als opdracht : 1° te zorgen voor de individuele preventie en de behandeling van gevallen van mishandeling, ofwel op eigen initiatief, ofwel wanneer het optreden van de dienst wordt aangevraagd;2° te dien einde te zorgen voor elke nuttige medewerking, inzonderheid met de medisch-sociale werkers van de "Office de la Naissance et de l'Enfance";3° hun medewerking te verlenen aan de "Office de la Naissance et de l'Enfance" en de bevoegde instanties voor hulpverlening aan de jeugd, voor de organisatie van preventiecampagnes en voor de vorming van de optredende personen inzake kindermishandeling;4° een volledige balans op te maken van de toestand van het kind en van zijn levensmilieu;5° te zorgen voor gepaste hulpverlening aan het kind en zijn milieu, ofwel door de ploeg, ofwel door elk ander psycho-medisch-sociaal middel.
Art. 16.Wanneer dit absoluut noodzakelijk is en wanneer er een ernstig gevaar bestaat, kunnen de ploegen "SOS-Kinderen", mits schriftelijke instemming van het kind, indien het kind ouder is dan 14 jaar, en van de personen die de persoon van het kind besturen, voor een periode van hoogstens 6 dagen, het kind aan een opvangdienst toevertrouwen die erkend is in het kader van het decreet inzake hulpverlening aan de jeugd of door de "Office de la Naissance et de l'Enfance".
De opvangdienst waaraan het kind toevertrouwd wordt, is onafhankelijk van de ploeg "SOS-Kinderen".
De beslissing om het kind aan een opvangdienst toe te vertrouwen, wordt onmiddellijk medegedeeld aan de Adviseur voor hulpverlening aan de jeugd van het territoriaal bevoegde gerechtelijk arrondissement.
TITEL VI. - Voorlichting van kinderen
Art. 17.De schoolinrichtingen, de instellingen van openbaar nut, de instellingen en verenigingen van de Franse Gemeenschap die zij subsidieert of erkent, zijn ertoe gehouden de informatie te verspreiden die bestemd is voor de kinderen betreffende de diensten "Meldpunt Kinderen" en voor de bevoegde instanties vermeld in artikel 2 van dit decreet.
De Regering stelt de nadere regels vast voor de uitvoering van deze bepaling.
TITEL VII. - De Vaste Commissie voor Kindermishandeling
Art. 18.Er wordt een Vaste Commissie voor Kindermishandeling ingesteld.
Die Commissie heeft als opdracht de bestrijding van mishandeling te bevorderen, adviezen en raadgevingen te verstrekken over alle vraagstukken in verband met hulpverlening aan mishandelde kinderen, inzonderheid betreffende de werking van de ploegen "SOS-Kinderen" en de diensten "Meldpunt Kinderen", aanbevelingen te formuleren voor de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd en voorstellen te formuleren over de programma's inzake basisvorming en voortgezette vorming van de optredende personen.
Zij brengt inzonderheid advies uit over de voorwaarden en procedures voor de erkenning van de ploegen "SOS - Kinderen" en de diensten "Meldpunt Kinderen".
De Regering stelt de leden van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling aan, die samengesteld is uit : 1. drie vertegenwoordigers van de Gemeenschapsraad voor hulpverlening aan de jeugd, gekozen uit een lijst van 6 kandidaten voorgedragen door de Gemeenschapsraad;2. drie vertegenwoordigers van de "Office de la Naissance et de l'Enfance", gekozen uit en lijst van 6 leden, voorgedragen door de raad van bestuur van de "Office";3. drie vertegenwoordigers van de ploegen "SOS Kinderen", gekozen uit een lijst van 6 kandidaten, voorgedragen door die diensten;4. de Algemeen Afgevaardigde voor de rechten van het kind en hulpverlening aan de jeugd;5. een adviseur of een adjunct-adviseur voor hulpverlening aan de jeugd, gekozen uit een lijst van 3 kandidaten, collegiaal voorgedragen door de adviseurs;6. een directeur of adjunct-directeur voor hulpverlening aan de jeugd, gekozen uit een lijst van 3 kandidaten, collegiaal voorgedragen door de directeurs;7. een vertegenwoordiger van de "Union francophone des magistrats de la jeunesse", gekozen uit een lijst van twee kandidaten, voorgedragen door die "Union";8. een vertegenwoordiger van de ministers tot wier bevoegdheid het Kind en de Hulpverlening aan de Jeugd behoren;9. een vertegenwoordiger van het personeel van de "Office de la Naissance et de l'Enfance";10. een vertegenwoordiger van het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd;11. een vertegenwoordiger van het Waarnemingscentrum voor Kind, Jeugd en Hulpverlening aan de Jeugd van de Franse Gemeenschap;12. drie vertegenwoordigers van de ambtenaren bedoeld bij artikel 11;13. drie vertegenwoordigers van de sector wetenschappelijk onderzoek;14. drie vertegenwoordigers van onderwijskringen;15. een vertegenwoordiger van de sector geestelijke gezondheidszorg. Het secretariaat van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling wordt waargenomen door het bestuur voor hulpverlening aan de jeugd.
De Regering stelt de voorzitter en de twee ondervoorzitters van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling uit de leden van de Commissie aan.
De leden worden voor een vernieuwbare termijn van 4 jaar aangesteld.
Elk lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan hij als lid van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling kon worden aangesteld, moet worden vervangen volgens de nadere regels inzake aanstelling bedoeld bij dit artikel; het aldus aangestelde nieuwe lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
De Vast Commissie voor Kindermishandeling kan de medewerking van deskundigen vragen.
Art. 19.§ 1. Er wordt een erkenningscommissie opgericht, belast met het uitbrengen van adviezen over de aanvragen om erkenning van de ploegen "SOS-Kinderen" en de diensten "Meldpunt Kinderen". Die commissie wordt samengesteld door de leden van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling bedoeld bij de punten 1 tot 11 van artikel 18. § 2. De voorzitter van de Vaste Commissie voor Kindermishandeling zit de erkenningscommissie bedoeld bij § 1 van dit artikel voor.
TITEL VIII. - Strafbepalingen
Art. 20.De inlichtingen van persoonlijke aard die worden ingewonnen door de personen naar aanleiding van hun deelneming aan één van de commissies ingesteld bij dit decreet, vallen onder het beroepsgeheim zoals bepaald bij artikel 458 van het Strafwetboek, onverminderd de artikelen 29 en 30 van het Wetboek van Strafvordering.
Art. 21.De niet-naleving van de verplichtingen bepaald bij artikel 2 wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van vijftig tot vijfduizend frank, of met één van die straffen alleen.
Hij die, in overtreding van de artikelen 12 of 13, persoonlijk of door toedoen van derden, een telefonisch onthaal organiseert, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van 26 frank tot 5 000 frank of met één van die straffen alleen.
TITEL IX. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen
Art. 22.Het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 april 1985 betreffende de bescherming van mishandelde kinderen wordt opgeheven.
Art. 23.1° In artikel 36, § 2, 1°, van het decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd, worden de woorden "een pluridisciplinaire ploeg gespecialiseerd in het opsporen en het behandelen van kinderen die het slachtoffer zijn van mishandeling, ontberingen of ernstige nalatigheid" vervangen door de woorden "een ploeg "SOS - Kinderen". 2° In artikel 36, § 3, van hetzelfde decreet, worden de woorden "een in § 2, 1°, bedoelde pluridisciplinaire ploeg" vervangen door de woorden "een ploeg "SOS - Kinderen".3° Artikel 63 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 maart 1998.
De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Onderwijs, de Audiovisuele Sector, Hulpverlening aan de Jeugd, Kinderwelzijn en Gezondheidspromotie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION De Minister van Cultuur en Permanente Opvoeding, Ch. PICQUE De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
(1) Zitting 1996-1997 : Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 144-1.
Zitting 1997-1998 : Stukken van de Raad. - Commissieamendementen, nrs 144-2 tot 8. - Verslag, nr. 144-9. - Vergaderingsamendementen, nr. 144-10.
Integrale verslagen. - Bespreking : vergadering van 10 februari 1998. - Aanneming : vergadering van 11 maart 1998.