Etaamb.openjustice.be
Decreet van 16 januari 2014
gepubliceerd op 12 maart 2014

Decreet houdende diverse bepalingen inzake verlof voor de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029098
pub.
12/03/2014
prom.
16/01/2014
ELI
eli/decreet/2014/01/16/2014029098/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JANUARI 2014. - Decreet houdende diverse bepalingen inzake verlof voor de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het Koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Artikel 1.In artikel 4, vierde lid van het Koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs zoals gewijzigd bij het decreet van 20 december 2012, worden de woorden " binnen de twintig kalenderdagen voor of na de gebeurtenis " vervangen door de woorden " binnen de vier maanden na de gebeurtenis ".

Art. 2.Artikel 43, § 1, van het Koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt door de volgende eerste paragraaf vervangen : " § 1. Als tussen de datum van de bevalling en het einde van de moederschapsrust de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt het personeelslid ten opzichte van wie de filiatie vaststaat met het voornoemde kind, op eigen aanvraag, een vaderschapsverlof met het oog op de opvang van het kind.

Bij gebrek aan een personeelslid zoals bedoeld bij het vorige lid, krijgt het personeelslid hetzelfde recht als, op het ogenblik van de geboorte : 1. het getrouwd is met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat;2. het wettelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden;3. het sinds een ononderbroken periode van drie jaar vóór de geboorte, permanent en werkelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden.Het bewijs van de samenwoning en van de hoofdverblijfplaats wordt gegeven via een uittreksel van het rijksregister.

Een enkel personeelslid heeft recht op het verlof bedoeld bij het vorige lid, ter gelegenheid van de geboorte van eenzelfde kind. De personeelsleden dankzij wie het recht op verlof verkregen wordt krachtens respectief de punten 1, 2 en 3 van het tweede lid hebben opeenvolgend voorrang de ene op de anderen.

Dit verlof wordt, desgevallend, afgetrokken van het adoptieverlof vermeld bij artikel 8bis.

Ingeval de moeder zou overlijden, zou de duur van het vaderschapsverlof maximaal gelijk zijn aan de duur van de moederschapsrust die door de moeder nog niet is opgenomen. Het personeelslid bedoeld bij de vorige leden 1 en 2 dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. Een uittreksel van de overlijdensakte van de moeder wordt zo vlug mogelijk ingediend.

Ingeval de moeder in het ziekenhuis zou opgenomen zijn, kan het personeelslid bedoeld bij de leden 1 en 2 het vaderschapsverlof genieten in de volgende gevallen : 1. het pasgeboren kind moet het ziekenhuis verlaten hebben;2. de ziekenhuisopname van de moeder moet meer dan zeven dagen duren. Het vaderschapsverlof kan niet voor de zevende dag beginnen volgend op de dag van de geboorte van het kind en eindigt op het moment waarop de ziekenhuisopname van de moeder beëindigt en ten laatste op het einde van het deel van de moederschapsrust dat door de moeder nog niet is opgenomen. ".

Art. 3.De eerste twee zinnen van het eerste lid, § 2 van artikel 43 van hetzelfde besluit worden vervangen door hetgeen volgt : " § 2. Het personeelslid bedoeld bij de eerste paragraaf dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het opnemen in het ziekenhuis van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. ". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 4.In artikel 5, vierde lid van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen zoals gewijzigd bij het decreet van 20 december 2012, worden de woorden " binnen de twintig kalenderdagen voor of na de gebeurtenis " vervangen door de woorden " binnen de vier maanden na de gebeurtenis".

Art. 5.Artikel 56, § 1, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt door de volgende eerste paragraaf vervangen : " § 1. Als tussen de datum van de bevalling en het einde van de moederschapsrust de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt, op eigen aanvraag, het personeelslid ten opzichte van wie de filiatie vaststaat met het voornoemde kind een vaderschapsverlof met het oog op de opvang van het kind.

Bij gebrek aan een personeelslid zoals bedoeld bij het vorige lid, krijgt het personeelslid hetzelfde recht als, op het ogenblik van de geboorte : 1. het getrouwd is met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat;2. het wettelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden;3. het sinds een ononderbroken periode van drie jaar vóór de geboorte, permanent en werkelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden.Het bewijs van de samenwoning en van de hoofdverblijfplaats wordt gegeven via een uittreksel van het rijksregister.

Een enkel personeelslid heeft recht op het verlof bedoeld bij het vorige lid, ter gelegenheid van de geboorte van eenzelfde kind. De personeelsleden dankzij wie het recht op verlof verkregen wordt krachtens respectief de punten 1, 2 en 3 van het tweede lid hebben opeenvolgend voorrang de ene op de anderen.

Dit verlof wordt, desgevallend, afgetrokken van het adoptieverlof vermeld bij artikel 13bis.

Ingeval de moeder zou overlijden, zou de duur van het vaderschapsverlof maximaal gelijk zijn aan de duur van de moederschapsrust die door de moeder nog niet is opgenomen. Het personeelslid bedoeld bij de vorige leden 1 en 2 dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. Een uittreksel van de overlijdensakte van de moeder wordt zo vlug mogelijk ingediend.

Ingeval de moeder in het ziekenhuis zou opgenomen zijn, kan het personeelslid bedoeld bij de leden 1 en 2 het vaderschapsverlof genieten in de volgende gevallen : 1. het pasgeboren kind moet het ziekenhuis verlaten hebben;2. de ziekenhuisopname van de moeder moet meer dan zeven dagen duren. Het vaderschapsverlof kan niet voor de zevende dag beginnen volgend op de dag van de geboorte van het kind en eindigt op het moment waarop de ziekenhuisopname van de moeder beëindigt en ten laatste op het einde van het deel van de moederschapsrust dat door de moeder nog niet is opgenomen. ".

Art. 6.Artikel 56, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit wordt door de volgende tweede paragraaf : " § 2. Het personeelslid bedoeld bij de eerste paragraaf dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het opnemen in het ziekenhuis van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. ". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten

Art. 7.In artikel 4, vierde lid van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 19 mei 2010, worden de woorden " binnen de twintig kalenderdagen voor of na de gebeurtenis " vervangen door de woorden " binnen de vier maanden na de gebeurtenis ".

Art. 8.Artikel 52, § 1, van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, wordt door de volgende eerste paragraaf vervangen : " § 1. Als tussen de datum van de bevalling en het einde van de moederschapsrust de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt, op eigen aanvraag, het personeelslid ten opzichte van wie de filiatie vaststaat met het voornoemde kind een vaderschapsverlof met het oog op de opvang van het kind.

Bij gebrek aan een personeelslid zoals bedoeld bij het vorige lid, krijgt het personeelslid hetzelfde recht als, op het ogenblik van de geboorte : 1. het getrouwd is met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat;2. het wettelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden;3. het sinds een ononderbroken periode van drie jaar vóór de geboorte, permanent en werkelijk samenwoont met de persoon ten opzichte van wie de filiatie vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en voor zover ze geen verwantschapsverband hebben dat een verbod met zich meebrengt inzake huwelijk waarvan ze door de Koning niet vrijgesteld kunnen worden.Het bewijs van de samenwoning en van de hoofdverblijfplaats wordt gegeven via een uittreksel van het rijksregister.

Een enkel personeelslid heeft recht op het verlof bedoeld bij het vorige lid, ter gelegenheid van de geboorte van eenzelfde kind. De personeelsleden dankzij wie het recht op verlof verkregen wordt krachtens respectief de punten 1, 2 en 3 van het tweede lid hebben opeenvolgend voorrang de ene op de anderen.

Dit verlof wordt, desgevallend, afgetrokken van het adoptieverlof vermeld bij artikel 13.

Ingeval de moeder zou overlijden, zou de duur van het vaderschapsverlof maximaal gelijk zijn aan de duur van de moederschapsrust die door de moeder nog niet is opgenomen. Het personeelslid bedoeld bij de vorige leden 1 en 2 dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. Een uittreksel van de overlijdensakte van de moeder wordt zo vlug mogelijk ingediend.

Ingeval de moeder in het ziekenhuis zou opgenomen zijn, kan het personeelslid bedoeld bij de leden 1 en 2 het vaderschapsverlof genieten in de volgende gevallen : 1. het pasgeboren kind moet het ziekenhuis verlaten hebben;2. de ziekenhuisopname van de moeder moet meer dan zeven dagen duren. Het vaderschapsverlof kan niet voor de zevende dag beginnen volgend op de dag van de geboorte van het kind en eindigt op het moment waarop de ziekenhuisopname van de moeder beëindigt en ten laatste op het einde van het deel van de moederschapsrust dat door de moeder nog niet is opgenomen. ".

Art. 9.De eerste twee zinnen van het eerste lid, § 2 van artikel 52 van hetzelfde besluit worden vervangen door hetgeen volgt : " § 2. Het personeelslid bedoeld bij de eerste paragraaf dat het vaderschapsverlof wil genieten, informeert de Regering schriftelijk ervan binnen de zeven dagen vanaf het opnemen in het ziekenhuis van de moeder. Dat geschreven document vermeldt de datum van het begin van het vaderschapsverlof en zijn vermoedelijke duur. ". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen aan het Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 10.In artikel 2, § 6, van het Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra zoals gewijzigd bij het decreet van 1 december 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/12/2010 pub. 24/12/2010 numac 2010029669 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende diverse maatregelen in het hoger onderwijs sluiten, wordt de vermelding " 1/4 " geschrapt.

Art. 11.In artikel 2, § 7, enig lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " 1/4 " geschrapt.

Art. 12.In artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit, worden de woorden " na 50 jaar " vervangen door de woorden " na 55 jaar of 50 jaar in de toestanden bepaald in artikel 3, §§ 3 en 4 van het Koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ".

Art. 13.In artikel 4, § 5 van hetzelfde besluit, worden de woorden " na de leeftijd 50 jaar " vervangen door de woorden " na de leeftijd van 55 jaar of 50 jaar in de toestanden bepaald in artikel 3, §§ 3 en 4 van het Koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, ".

Art. 14.De artikelen 12 en 13 van dit decreet hebben uitwerking met ingang van 1 september 2012.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 januari 2014.

De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-M. SCHYNS _______ Nota (1) Zitting 2013 - 2014. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 582 - 1. - Verslag, nr. 582-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 15 januari 2014.

^