gepubliceerd op 17 juli 2001
Decreet betreffende het programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het basis- en secundair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
14 JUNI 2001. - Decreet betreffende het programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het basis- en secundair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (1)
De Raad van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen wat volgt :
Artikel 1.Dit decreet regelt de tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap in de vastgoedinvesteringen in het kader van een programma voor dringende werken aan de schoolgebouwen van het gewoon en bijzonder basisonderwijs en van het gewoon en bijzonder secundair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 2.In dit decreet wordt enkel rekening gehouden met de werken die beantwoorden aan de fysische en financiële normen uitgevaardigd krachtens artikel 2 van het decreet van 5 februari 1990 betreffende de schoolgebouwen van het niet-universitair onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 3.De dringende werken aan gebouwen die, bij de indiening van de aanvragen, de toepassing van artikel 24, § 2, zesde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving niet rechtvaardigen, beantwoorden aan onderstaande prioriteiten in deze volgorde : 1° het verhelpen van de materiële toestand waarin de gebouwen verkeren en die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen en/of aanzienlijke schade kunnen berokkenen;2° het in overeenstemming brengen met de regelgevingen inzake asbest, askarel en waterzuivering;3° het verhelpen van zorgwekkende toestanden voortvloeiend uit een gebrekkige of onaangepastheid van de sanitaire voorzieningen en van de verwarming en uit een te grote slijtage van de thermische isolatiematerialen;4° het verbeteren van de toegang tot de gebouwen voor gehandicapten. De regering bepaalt de toepassingswijzen voor deze prioriteiten.
Art. 4.Een inrichtende macht of een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen kan enkel aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming van het programma voor dringende werken voor een onroerend goed waarvan zij eigenaar is of waarop hij een zakelijk recht heeft dat hem het genot over het goed verschaft gedurende minstens dertig jaar, te rekenen vanaf de indiening van de subsidiëringsaanvraag in het raam van dit decreet.
De regering bepaalt de wijzen voor de indiening van de aanvragen om tegemoetkoming.
Art. 5.Er worden kredieten voor een totaal bedrag van 1,2 miljard BEF, hetzij 29 747 222,97 euro, aangewend voor het programma voor de meest dringende werken, gespreid over de begrotingsjaren 2001, 2002, 2003 en 2004.
Dit bedrag wordt verdeeld onder de scholen van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, de scholen van het gesubsidieerd officieel onderwijs, de scholen van het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs en de scholen van het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs. De regering bepaalt de wijzen van deze verdeling.
Art. 6.De financiële tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap in het raam van het programma voor dringende werken is per vestiging vastgelegd : 1° op 70 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het basisonderwijs, met een maximum van 1,75 miljoen BEF, hetzij 43 381,37 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 2,5 miljoen BEF, hetzij 61 973,38 euro;2° op 60 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het secundair onderwijs, met een maximum van 1,5 miljoen BEF, hetzij 37 184,03 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 2,5 miljoen BEF, hetzij 61 973,38 euro. In afwijking van het eerste lid is de financiële tegemoetkoming, voor de vestigingen die positieve discriminatiemaatregelen genieten krachtens het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, in het kader van het programma van de meest dringende werken vastgelegd : 1° op 80 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het basisonderwijs, met een maximum van 2,8 miljoen BEF, hetzij 69 410,19 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 3,5 miljoen BEF, hetzij 86 762,73 euro;2° op 70 % van het investeringsbedrag in de gebouwen van het secundair onderwijs, met een maximum van 2,45 miljoen BEF, hetzij 60 733,91 euro en een totaal investeringsbedrag van maximum 3,5 miljoen BEF, hetzij 86 762,73 euro. Het saldo van het bedrag voor dringende werken is voor rekening van de inrichtende macht of van de openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen en wordt desgevallend prioritair behandeld door de bevoegde Algemene Dienst van het bestuur voor infrastructuur.
Art. 7.Er wordt een Cel voor de programmatie van de dringende werken opgericht, hierna de Cel genoemd.
Art. 8.Deze Cel is samengesteld : 1° uit een ambtenaar van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, die er het voorzitterschap van uitoefent, en van zijn plaatsvervanger, eveneens een ambtenaar van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, aangeduid door de Regering;2° uit een werkend en plaatsvervangend lid per vertegenwoordigings- en coördinatieorgaan van de inrichtende machten die zijn erkend met toepassing van artikel 74 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, aangeduid door de Regering op voordracht van elkeen van deze organen;3° uit een vertegenwoordiger van het door de Franse Gemeenschap ingericht onderwijs, aangeduid door de Regering op voordracht van de ministers bevoegd voor het verplicht onderwijs. Deze verschillende leden zijn stemgerechtigd.
De Cel telt ook een ambtenaar per Algemene Dienst voor de Infrastructuur en diens plaatsvervanger, die adviserende stem heeft.
Daarnaast bestaat de Cel ook nog twee Regeringsafgevaardigden die erop toezien dat de adviezen van de Cel uitgebracht worden in naleving van de bepalingen in dit decreet. Deze afgevaardigden zetelen als waarnemers.
De Regering duidt deze twee afgevaardigden aan, een op voordracht van het regeringslid bevoegd voor Begroting, de andere op voordracht van het regeringslid bevoegd voor het Programma voor dringende werken.
Deze afgevaardigden hebben inzage in elk document dat pertinent is voor de uitoefening van hun opdracht en ontvangen een afschrift van de regeringsbeslissing binnen de maand.
Het mandaat van de werkende leden, de plaatsvervangers en de regeringsafgevaardigden is onbezoldigd.
Art. 9.De Cel heeft als opdracht : 1° advies uit te brengen over de overeenstemming van de dossiers m.b.t. een aanvraag om tegemoetkoming, over de vraag of deze afgestemd zijn op de prioriteiten bedoeld in artikel 3 en over de wenselijkheid van de voorgestelde dringende werken; 2° toe te zien op de naleving van de regels voor de verdeling van de middelen, zoals bepaald in artikel 5. De Regering legt de wijzen vast waarop deze prioriteiten jaarlijks vastgelegd worden op basis van de behandelingsperioden van de aanvragen om tegemoetkoming. De in artikel 3 bepaalde volgorde van de prioriteiten wordt, bij elke behandelingsperiode, geëerbiedigd. De Regering stelt ambtenaren van haar diensten ter beschikking, zodat de Cel de haar krachtens het eerste lid toegekende opdrachten kan vervullen.
Art. 10.§ 1. De Cel wordt samengeroepen door de voorzitter. De oproeping vermeldt de agenda. De voorzitter zit de vergadering voor.
De Cel stelt een huishoudelijk reglement op, waarin onder meer de wijze bepaald wordt voor de oproepingen. De Franse Gemeenschapsregering keurt dit huishoudelijk reglement goed. De Cel vergadert minstens eenmaal per maand. De Cel kan slechts geldig beraadslagen als de helft der leden aanwezig is. Beslissingen worden genomen bij meerderheid van de aanwezige leden.
De plaatsvervangers zetelen enkel bij afwezigheid van de werkende leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend. § 2. De regering beslist, op basis van het advies van de Cel, over de financiële tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap. Zij verduidelijkt de wijzen hiervoor.
Art. 11.§ 1. Een gebouw of een deel ervan dat een tegemoetkoming heeft gekregen van het programma der dringende werken is bestemd voor schoolactiviteiten gedurende een periode van dertig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip van de volledige uitbetaling van de in artikel 6 bedoelde subsidie. § 2. In geval van een andere bestemming, van verkoop of van afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of van een deel van het gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma der dringende werken gedurende de dertigjarige periode die aanvangt op de dag dat de in artikel 6 bedoelde subsidie volledig uitbetaald wordt, laat de Franse Gemeenschap de inrichtende macht deze financiële tegemoetkoming terugbetalen, vermeerderd met wettelijke interesten, 1° in zijn totaliteit gedurende de eerste eenentwintig jaren;2° de som min 10 %, vanaf het tweeëntwintigste tot en met het dertigste jaar. Om de in het eerste en tweede lid bedoelde bedragen terug te krijgen, mag de Regering de volgende operaties verrichten in de aangegeven volgorde : 1° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de school die het gebouw innam;2° afhoudingen op de werkingstoelagen die verschuldigd zijn aan de andere scholen die afhangen van dezelfde inrichtende macht;3° het heffen, door het bestuur der Registratie en Domeinen, op het vermogen van de inrichtende macht of van de betrokken openbare bestuursmaatschappij der schoolgebouwen. De bepalingen in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing bij afstand van het zakelijk recht dat de inrichtende macht het genot verschaft van het gebouw of een deel ervan waarbij krachtens dit decreet een toelage werd verleend aan een derde die dit blijft gebruiken voor onderwijs dat wordt ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. § 3. Bij vervreemding van een gebouw dat een tegemoetkoming heeft bekomen in het raam van het programma voor dringende werken kan iedere inrichtende macht of iedere openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen dit gebouw aankopen, hetzij tegen de prijs die is vastgesteld door de partijen, hetzij, voor een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, tegen de maximumwaarde bepaald door het Aankoopcomité of door de ontvanger der registratie.
Dit is wel enkel mogelijk om de schoolbestemming van het vervreemde gebouw te behouden.
Een inrichtende macht of een openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen die overweegt om een schoolgebouw, dat in het raam van dit decreet is gesubsidieerd, te koop aan te bieden of af te staan, moet dit eerst ter kennis brengen van de Regering die hiervan de goede ontvangst meldt.
Indien, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de in het tweede lid bedoelde ontvangst, geen enkele inrichtende macht of betrokken openbare bestuursmaatschappij van de schoolgebouwen, het betrokken gebouw heeft aangekocht, mag de eigenaar het goed verkopen aan de meest biedende.
Art. 12.De Regering brengt jaarlijks vóór 31 maart verslag uit bij de Raad van de Franse Gemeenschap over de aanwending, tijdens het verstreken begrotingsjaar, van de begrotingsmiddelen voor dringende werken.
Art. 13.Het decreet van 24 juni 1996 betreffende het noodprogramma voor de schoolgebouwen van het door de Franse Gemeenschap ingericht of gesubsidieerd basisonderwijs en secundair onderwijs wordt opgeheven op een door de Regering nog nader te bepalen datum, eens alle bedoelde kredieten werden aangewend.
Verkondigen dit decreet, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Gedaan te Brussel, op 14 juni 2001.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de opvang en de opdrachten toegewezen aan de `ONE', J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Bijzonder Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 164-1. - Amendementen in de commissie, nr. 164-2. - Verslag, nr. 164-3.
Integraal verslag. - Bespreking en stemming. Zitting van 12 juni 2001.