Etaamb.openjustice.be
Decreet van 14 juli 1998
gepubliceerd op 05 september 1998

Decreet houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035967
pub.
05/09/1998
prom.
14/07/1998
ELI
eli/decreet/1998/07/14/1998035967/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 1998. - Decreet houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° thuiszorg : de hulp- en dienstverlening die er specifiek op gericht is de gebruiker te handhaven in zijn natuurlijke thuismilieu;2° gebruiker : iedere natuurlijke persoon die vanuit een bepaalde nood een beroep doet op thuiszorg;3° natuurlijk thuismilieu : de plaats waar de gebruiker effectief woont of inwoont, met uitsluiting van de collectieve woonvormen waar personen op een duurzame wijze verblijven en gehuisvest zijn en waar geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke huishoudelijke dienstverlening en gezinshulp wordt geboden;4° zelfzorg : de beslissingen en de acties van een natuurlijke persoon in het dagelijkse leven met het oog op het voorzien in de eigen basisbehoeften;5° mantelzorger : elke natuurlijke persoon die op een niet-professionele basis, noch in een georganiseerd verband, hulp en bijstand biedt aan een gebruiker;6° mantelzorg : thuiszorg die geboden wordt door de mantelzorgers;7° vrijwilliger : de natuurlijke persoon die, op vrijwillige basis en onbezoldigd en in een georganiseerd verband, zijn activiteiten uitvoert;8° vrijwilligerszorg : thuiszorg die geboden wordt door vrijwilligers;9° voorziening : een welzijnsvoorziening die zich tot doel stelt één of meerdere vormen van thuiszorg, zoals beschreven in dit decreet, aan te bieden en/of te organiseren;10° professionele zorgverlener : de natuurlijke persoon die tewerkgesteld is in een voorziening en op een professionele basis hulp- en dienstverlening aanbiedt;11° georganiseerde thuiszorg : de verzamelnaam voor de thuiszorg aangeboden door een voorziening en door vrijwilligers;12° oppashulp : de hulp en de bijstand die bestaat uit het bieden van gezelschap en toezicht aan de gebruiker en dit bij afwezigheid van mantelzorg of met het oog op een tijdelijke vervangmg van de mantelzorgers;13° vereniging : een vereniging in de thuiszorg, zoals bepaald in dit decreet. HOOFDSTUK II. - Algemene doelstelling, opdrachten, werkzaamheden en werkingsprincipes Afdeling 1. - Algemene doelstelling

Art. 3.De georganiseerde thuiszorg heeft tot doel bij te dragen tot het behoud, de ondersteuning en/of het herstel van de zelfzorg en/of de mantelzorg, dit door het aanbieden en realiseren van zorg op maat. Afdeling 2. - Opdrachten en werkzaamheden

Onderafdeling A. - Dienst voor gezinszorg

Art. 4.Een dienst voor gezinszorg is een voorziening die als opdracht heeft : 1° persoonsverzorging en huishoudelijke hulp aan te bieden;2° schoonmaakhulp aan te bieden, al dan niet op basis van een samenwerkingsverband.

Art. 5.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een dienst voor gezinszorg dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een dienst voor gezinszorg ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° het aanbieden van persoonsverzorging;2° het aanbieden van huishoudelijke hulp;3° het aanbieden van algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding, die met deze persoonsverzorging en huishoudelijke hulp verband houden. Onderafdeling B. - Dienstencentrum

Art. 6.Een lokaal dienstencentrum is een voorziening die als opdracht heeft aan de lokale bewoners : 1° activiteiten van algemene informatieve, recreatieve en vormende aard aan te bieden met het oog op het versterken van het sociale netwerk en dit in overleg met lokale socio-culturele verenigingen en organisaties die gelijksoortige activiteiten aanbieden;2° ter plaatse hulp bij activiteiten van het dagelijkse leven, inzonderheid hygiënische zorg aan te bieden of binnen het bereik van de gebruikers te brengen.

Art. 7.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een lokaal dienstencentrum dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een lokaal dienstencentrum ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° het organiseren van activiteiten van algemeen informatieve aard;2° het organiseren van activiteiten van recreatieve aard;3° het organiseren van activiteiten van algemeen vormende aard;4° het aanbieden van hygiënische zorg;5° het verrichten van ten minste vier van de hieronder opgesomde werkzaamheden : a) het aanbieden van warme maaltijden;b) het aanbieden van hulp bij het uitvoeren van boodschappen;c) het aanbieden van hulp bij huishoudelijke klussen, dit wil zeggen het organiseren, het ondersteunen of opvolgen van kleine praktische taken in verband met het huishouden of het huis;d) het aanbieden van buurthulp, dit wil zeggen het organiseren, ondersteunen en opvolgen van activiteiten en initiatieven die het sociaal netwerk, de communicatie en het veiligheidsgevoel versterken;e) het nemen of ondersteunen van initiatieven die de mobiliteit van de lokale bewoners tot stand brengen of verhogen;f) het uitlenen van personenalarmtoestellen;g) het organiseren van een personenalarmcentrale;h) het organiseren van activiteiten voor specifieke doelgroepen.

Art. 8.Een regionaal dienstencentrum is een voorziening die als opdracht heeft : 1° aan de gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers informatie te verstrekken op zijn minst met betrekking tot alle erkende voorzieningen uit de regio, met betrekking tot materiële en immateriële hulp- en dienstverlening en met betrekking tot de sociale tegemoetkomingen;2° aan de gebruikers, mantelzorgers en vrijwilligers advies te verlenen over materiële hulp en immateriële hulp- en dienstverlening;3° het binnen bereik brengen van materiële en immateriële hulp- en dienstverlening;4° de vrijwilligerszorg te organiseren en te ondersteunen door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, vorming aan de vrijwilligers aan te bieden en in specifieke zorgsituaties de samenwerking tussen organisaties van vrijwilligerszorg te bewerkstelligen.

Art. 9.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een regionaal dienstencentrum dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een regionaal dienstencentrum ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° het beschikken over of toegang hebben tot een geactualiseerde databank over op zijn minst alle erkende voorzieningen van de regio en over sociale tegemoetkomingen en dit met het oog op het verstrekken van informatie aan de gebruiker en zijn mantelzorgers;2° het in specifieke zorgsituaties geven van advies over materiële hulp en immateriële hulp- en dienstverlening;3° het organiseren van informatie- en/of vormingscursussen voor mantelzorgers;4° het organiseren van informatie- en/of vormingscursussen voor vrijwilligers;5° het organiseren van voorlichtingscursussen voor gebruikers;6° het op elkaar afstemmen van de vraag naar en het aanbod van vrijwilligerszorg;7° het verrichten van ten minste drie van de hieronder opgesomde werkzaamheden : a) het uitlenen van personenalarmtoestellen;b) het organiseren van een alarmcentrale;c) het uitlenen van en het verstrekken van advies over verschillende soorten hulpmiddelen voor de gebruiker of ter ondersteuning van specifieke thuiszorgsituaties;d) het geven van advies over aanpassingen van de woning en over technologie;e) het aanbieden van ergotherapeutische begeleiding;f) het organiseren van activiteiten voor specifieke doelgroepen. Onderafdeling C. - Dagverzorgingscentrum, centrum voor kortverblijf en dienst voor oppashulp

Art. 10.Een dagverzorgingscentrum is een voorziening die als opdracht heeft de gebruiker, in daartoe bestemde lokalen, zonder overnachting, dagverzorging, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden.

Art. 11.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een dagverzorgingscentrum dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een dagverzorgingscentrum ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° het aanbieden van hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening;2° het aanbieden van activering, ondersteuning en revalidatie;3° het organiseren van animatie en creatieve ontspanmng;4° het aanbieden van psychosociale ondersteuning.

Art. 12.Een centrum voor kortverblijf is een voorziening die als opdracht heeft de gebruiker, in daartoe bestemde lokalen, 's nachts of gedurende een beperkte periode, verblijf, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden.

Art. 13.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een centrum voor kortverblijf dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een centrum voor kortverblijf ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° het aanbieden van verblijf;2° het aanbieden van hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening;3° het aanbieden van activering, ondersteuning en revalidatie;4° het organiseren van animatie en creatieve ontspanning;5° het aanbieden van psychosociale ondersteuning.

Art. 14.Een dienst voor oppashulp is een voorziening die als opdracht heeft de vraag naar en het aanbod van oppashulp te coördineren in samenwerking met vrijwilligers en met een volgens dit decreet erkende voorziening.

Art. 15.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een dienst voor oppashulp dient te verrichten om haar opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een dienst voor oppashulp ten minste moet instaan voor het coördineren van de vraag naar en het aanbod van oppashulp.

Onderafdeling D. - Vereniging van gebruikers en mantelzorgers

Art. 16.Een vereniging van gebruikers en mantelzorgers heeft als opdracht de gebruikers en hun mantelzorgers te ondersteunen en hun gemeenschappelijke belangen te onderkennen en te behartigen.

Art. 17.De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een vereniging van gebruikers en mantelzorgers dient te verrichten om haar opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een vereniging van gebruikers en mantelzorgers ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1° actief en regelmatig overleg plegen met de aangesloten leden;2° het geven van informatie en advies over onderwerpen inzake welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg;3° het geven van informatie over de rechten en de plichten van de gebruikers en de mantelzorgers;4° het inventariseren van de problemen van de gebruikers en de mantelzorgers;5° het signaleren van probleemsituaties aan de overheid. Afdeling 3. - Werkingsprincipes

Art. 18.De georganiseerde thuiszorg dient de volgende werkingsprincipes in acht te nemen : 1° door de gebruiker, desgevallend de mantelzorgers gevraagd en aanvaard zijn;2° oog hebben voor de hele zorgsituatie;3° de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker en zijn mantelzorgers eerbiedigen en, zonder enige vorm van discriminatie, hun ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging eerbiedigen;4° bijzondere aandacht besteden aan gebruikers die een verhoogd risico dragen op verminderde welzijnskansen;5° maximaal een beroep doen op de zelfzorg en de zelfredzaamheid van de-gebruiker en zijn mantelzorgers, rekening houdend met de draagkracht van de gebruiker en/of zijn mantelzorgers;6° de persoonlijke autonomie en zelfverantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers vrijwaren, ondersteunen en stimuleren;7° de door de Vlaamse regering bepaalde tarieven inzake de persoonlijke bijdragen voor de gebruiker naleven.

Art. 19.§ 1. Volgens de vaststelling van de aanwezige mogelijkheden tot zelfzorg en mantelzorg, alsook van de behoefte aan ondersteuning ervan, worden de noden vastgesteld door de voorziening door middel van een indicatiestelling.

Indicatiestelling is een proces waarin de noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers worden vastgesteld volgens een vooraf bepaald stramien en op basis van objectieve criteria.

De Vlaamse regering bepaalt de vorm en de voorwaarden van de indicatiestelling. § 2. De gebruiker en zijn mantelzorgers worden door de voorziening geïnformeerd over de mogelijkheden en beperkingen van de thuiszorg en van andere dan in dit decreet bedoelde hulp- en dienstverlening. § 3. Als de nood daartoe is vastgesteld, zorgt de voorziening voor de toeleiding van de gebruiker en zijn mantelzorgers naar andere dan in dit decreet bedoelde hulp- en dienstverlening.

Art. 20.Op basis van de vastgestelde noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers wordt, in samenspraak met voornoemde personen, door de voorziening de verantwoorde hulp- en dienstverlening bepaald, gepland, geëvalueerd en bijgestuurd naar aard, intensiteit, tijdstip en tijdsduur.

Art. 21.De voorziening staat, samen met de gebruiker en zijn mantelzorgers en/of de vrijwilligers, in voor de zorgafstemming.

Zorgafstemming wordt bepaald als het proces dat erop gericht is de zelfzorg, de mantelzorg en de georganiseerde thuiszorg bij elkaar aan te sluiten met het oog op zorgverlening op maat.

Zorgverlening op maat is de thuiszorg die naar aard, tijdstip, duur en intensiteit is aangepast aan de noden van de gebruiker en de mantelzorgers en die verleend wordt door de meest aangewezen zorgverlener.

De voorziening bewerkstelligt een goede communicatie, samenspraak en overleg tussen de gebruiker, de mantelzorgers, de vrijwilligers en professionele zorgverleners.

Art. 22.De voorziening staat in voor de zorgvernieuwing die bepaald wordt als het proces dat erop gericht is het aanbod van de professionele thuiszorg op een continue wijze doelmatig en doeltreffend af te stemmen op de evoluerende noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers.

Art. 23.De voorziening stimuleert de vrijwilligerszorg, organiseert zelf vrijwilligerszorg of gaat samenwerkingsverbanden aan met organisaties die vrijwilligerszorg aanbieden. HOOFDSTUK III. - Erkenning, programmatie, subsidiëring, registratie en projecten Afdeling 1. - Erkenning, programmatie en subsidiëring

Art. 24.§ 1. De Vlaamse regering erkent de voorzieningen en verenigingen die zijn opgericht als of door verenigingen zonder winstoogmerk, een provinciebestuur, een gemeentebestuur, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, publiekrechtelijke verenigingen, de vennootschappen met sociaal oogmerk of de ziekenfondsen. De Vlaamse regering kan de wijze waarop de verenigingen en voorzieningen moeten zijn opgericht om erkend te worden uitbreiden. De bepalingen van hoofdstuk II van dit decreet gelden als erkenningsvoorwaarden. De Vlaamse regering kan bijkomende erkenningsvoorwaarden vastleggen ter precisering van de bepalingen van hoofdstuk II. De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsprocedure. § 2. De programmatie bepaalt met het oog op een evenredige spreiding afhankelijk van de noden aan de hand van objectief meetbare criteria de planning in de tijd en ruimte van het maximum aantal dienstencentra en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, het maximum aantal plaatsen voor wat de dagverzorgingscentra en de centra voor kortverblijf betreft en het maximum aantal uren voor wat de diensten voor gezinszorg betreft. De Vlaamse regering stelt de programmatie vast en kan per type van voorziening of vereniging een werkgebied bepalen waar de activiteiten hoofdzakelijk plaatsvinden. § 3. De Vlaamse regering kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, een jaarlijkse subsidie-enveloppe verlenen aan een erkende voorziening en vereniging. De Vlaamse regering bepaalt de regelen met betrekking tot de aanvraag, de vaststelling, de toekenning en de vereffening van de subsidie-enveloppe. Bij het bepalen van de subsidie-enveloppe legt de regering vast welke werkzaamheden door de voorziening of vereniging dienen te worden vervuld, de personeelsformatie die moet worden ingezet, de kwaliteitseisen waaraan dient te worden voldaan en de resultaten die moeten worden bereikt. De Vlaamse regering kan bijkomende subsidiëringsvoorwaarden vastleggen. Afdeling 2. - Registratie

Art. 25.§ 1. De voorzieningen staan in voor de gecoördineerde, systematische, kwantitatieve gegevensverzameling van de voorzieningen, de gebruikers ervan, hun mantelzorgers, de aard van de zorgvraag, de geboden hulpverlening en het effect van de hulp- en dienstverlening. § 2. De Vlaamse regering bepaalt de regelen inzake de registratie van de geboden hulp- en dienstverlening, met zorg voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers en mantelzorgers. Afdeling 3. - Projecten

Art. 26.De Vlaamse regering kan, onder de voorwaarden die zij bepaalt en binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen voor projecten.

Art. 27.Een project is een bijzonder initiatief met betrekking tot de thuiszorg dat gekenmerkt wordt door een tijdelijk, vernieuwend en experimenteel karakter. HOOFDSTUK IV. - Aanmeldingsplicht en toezicht

Art. 28.§ 1. Eenieder die zich verenigt om in dit decreet bedoelde hulp- en dienstverlening aan te bieden of te organiseren, dient zich bij de Vlaamse regering aan te melden.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de aanmeldingsplicht. § 2. De Vlaamse regering kan eenieder die zich aangemeld heeft een kwaliteitscertificaat toekennen op voorwaarde dat deze voldoet aan de door de Vlaamse regering te bepalen kwaliteitsvereisten.

Een niet erkend dagverzorgingscentrum en een niet erkend centrum voor kortverblijf dienen van de Vlaamse regering een kwaliteitscertificaat verkregen te hebben om in dit decreet bedoelde hulpen dienstverlening aan te bieden of te organiseren.

De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot het toekennen van een kwaliteitscertificaat. § 3. De Vlaamse regering organiseert het toezicht op de erkende verenigingen en voorzieningen en bepaalt de regelen met betrekking tot de intrekking en de wijziging van de erkenning en de vermindering of de terugvordering van de subsidie-enveloppen als deze verenigingen en voorzieningen de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden niet naleven.

Het door de Vlaamse regering georganiseerde toezicht is tevens bevoegd om toe te zien op de naleving van het in § 1 en § 2 van dit artikel bepaalde. § 4. Met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en een geldboete van 26 tot 2 000 frank wordt gestraft : 1° hij die zich verenigt om in dit decreet bedoelde hulp- en dienstverlening aan te bieden of te organiseren zonder zich bij de Vlaamse regering aangemeld te hebben of zonder krachtens dit decreet erkend te zijn door de Vlaamse regering;2° hij die als dagverzorgingscentrum of als centrum voor kortverblijf in dit decreet bedoelde hulp- en dienstverlening aanbiedt of organiseert zonder van de Vlaamse regering een kwaliteitscertificaat verkregen te hebben of zonder krachtens dit decreet erkend te zijn door de Vlaamse regering. § 5. De ambtenaren belast met het toezicht hebben het recht elke vereniging of voorziening te bezoeken en ter plaatse zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk zijn in de uitoefening van hun ambt. Van hun vaststellingen maken zij een proces-verbaal op, waarvan binnen de zeven werkdagen een afschrift wordt gestuurd naar de betrokken vereniging of voorziening. Het proces-verbaal heeft bewijskracht tot het tegendeel bewezen is. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 29.In de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, worden 4° en 7° opgeheven;2° afdeling 2 van hoofdstuk II, bestaande uit artikel 4, gewijzigd bij decreet van 23 februari 1994 en bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden,wordt opgeheven;3° in het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk II worden de woorden "rusthuizen en dagverzorgingscentra" vervangen door de woorden "en rusthuizen";4° in artikel 5 : a) worden in § 1, gewijzigd bij decreet van 23 februari 1994, de woorden "rusthuizen en dagverzorgingscentra" vervangen door de woorden "en rusthuizen" en worden de woorden "als rusthuis of als dagverzorgingscentrum" vervangen door de woorden "of als rusthuis";b) worden in § 2, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, 6° en 7° opgeheven;5° in artikel 10, eerste lid, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, worden de woorden "een rusthuis of een dagverzorgingscentrum" vervangen door de woorden "of een rusthuis";6° hoofdstuk IV, bestaande uit de artikelen 11 tot 13 en gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, wordt opgeheven;7° in het opschrift van hoofdstuk V worden de woorden "rusthuizen en dagverzorgingscentra" vervangen door de woorden "en rusthuizen";8° in artikel 14, § 1, worden de woorden "rusthuis of dagverzorgingscentrum" vervangen door de woorden "of rusthuis";9° in artikel 15, § 1, eerste lid, gewijzigd bij decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van de Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, worden de woorden "rusthuis of dagverzorgingscentrum" vervangen door de woorden "of rusthuis";10° artikel 16 wordt opgeheven;11° in artikel 17, eerste lid, worden de woorden "de rusthuizen of dagverzorgingscentra" vervangen door de woorden "en de rusthuizen";12° in artikel 19, eerste lid, worden de woorden "rusthuis of dagverzorgingscentrum" vervangen door de woorden "of rusthuis";13° in artikel 22, § 1, 1° en 2°, worden de woorden "een rusthuis of dagverzorgingscentrum" telkens vervangen door de woorden "of een rusthuis".

Art. 30.De Vlaamse regering stelt voor iedere bepaling van dit decreet de datum van inwerkingtreding vast.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 14 juli 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS _______ Nota (1) Zitting 1997-1998. Stukken. - Ontwerp van decreet : 1022, nr. 1. - Amendementen : 1022, nrs. 2 en 3. - Verslag : 1022, nr. 4. - Amendement : 1022, nr. 5.

Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 7 en 8 juli 1998.

^