gepubliceerd op 23 juni 1999
Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten
14 DECEMBER 1998. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten
De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Binnen de perken van de te dien einde ter beschikking gestelde kredieten en onder de door dit decreet vastgestelde voorwaarden kent de Regering van de Duitstalige Gemeenschap toelagen toe aan erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder : 1° RdJ : de « Rat der deutschsprachigen Jugend » (Raad van de Duitstalige Jeugd);2° « activiteit » : elke bezigheid van ten minste twee uren waaraan ten minste 5 personen met inbegrip van de monitor deelgenomen hebben;3° « Regering » : de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. Voor jeugdcentra en informatiecentra geldt een opening van drie uren als een activiteit. Voor herbergingscentra gelden tien overnachtingen als een activiteit. § 3. In afwijking van § 1, 2° en na de RdJ gehoord te hebben, bepaalt de Regering de voorwaarden waaronder activiteiten die zich tot niet-deelnemers richten, waaraan minder dan 5 personen deelgenomen hebben en waarvan de duur niet kan worden vastgesteld of minder dan 2 of meer dan 4 uren bedraagt, als één of meerdere activiteiten mogen worden beschouwd. HOOFDSTUK II. - Erkenning Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 3.Om erkend te worden moeten de jeugdorganisaties, de jeugdcentra en de jeugddiensten : 1° zonder discriminatie ter beschikking van de jeugd van het Duitse taalgebied staan en zich inzonderheid tot de personen onder 26 jaar richten;2° als vereniging zonder winstoogmerk georganiseerd zijn;3° sinds ten minste één jaar bestaan en activiteiten organiseren;4° ervoor zorgen dat de activiteiten onder het gezag van geschoolde animators plaatsvinden;5° te allen tijde een behoorlijke boekhouding kunnen tonen die een financieel toezicht mogelijk maakt;6° een verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid gesloten hebben;7° hun leden en de bevolking regelmatig over hun activiteiten informeren. In bijzonder gerechtvaardigde gevallen kan de Regering afwijkingen van de voorwaarde bepaald onder 2° toestaan.
Art. 4.Aan nieuw opgerichte jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten kent de Regering een éénjarige voorlopige erkenning toe na het indienen van het verzoek om erkenning en van het activiteitsverslag.
In elk geval moet de verzoeker binnen drie maanden een schriftelijke antwoord verkrijgen.
De definitieve beslissing omtrent de erkenning wordt ten laatste op het einde van het eerste semester genomen dat volgt op het jaar van de voorlopige erkenning.
Art. 5.Wordt aan de erkenningsvoorwaarden niet meer voldaan, dan wordt de erkenning ingetrokken.
Na het RdJ gehoord te hebben, bepaalt de Regering de procedure voor de erkenning en de intrekking ervan. Afdeling 2. - Jeugdorganisaties
Art. 6.Als jeugdorganisatie wordt elke vereniging van natuurlijke en rechtspersonen beschouwd die hoofdzakelijk voor jongelui bedoelde activiteiten doorvoert die : - tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid en van het bewustzijnsvorming bijdragen; - een zinvolle vrijetijdsbesteding nastreven; - de deelneming van de jongeren aan het sociaal leven als actieve en kritische burgers vergemakkelijken.
Art. 7.Om erkend te worden moet een jeugdorganisatie : - aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen; - ten minste 100 activiteiten per jaar doorvoeren. Afdeling 3. - Jeugdcentra
Art. 8.Als jeugdcentrum wordt elke inrichting beschouwd die zich om de deelneming van de jongeren als actieve, verantwoordelijke en kritische burgers aan het maatschappelijk gebeuren op lokaal, gewestelijk, nationaal en internationaal vlak bekommert, de jongeren een onthaal biedt en tot de organisatie van hun vrijetijdsbesteding en tot hun ontwikkeling bijdraagt.
Art. 9.Om erkend te worden moet een jeugdcentrum : - aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen; - over de infrastructuur beschikken die voor de activiteiten noodzakelijk is; - een programma uitwerken dat vooral de ontwikkeling van het ondernemingsgeest, van de creativiteit en van de uitdrukkingsmogelijkheden beoogt; - door een bureau geleid worden dat naast vertegenwoordigers van de inrichtende machten toegankelijk is voor alle betrokken jongelui en vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten die regelmatig een beroep doen op de diensten van het centrum; - per week ten minste 10 uren verspreid over ten minste twee dagen geopend zijn, behalve gedurende 4 van tevoren als vakantieperiode opgegeven weken; - ten minste een derde van de activiteiten van de verschillende categorieën door animaties en een derde door de openingsuren bereiken; - per week ten minste een animatie organiseren, behalve gedurende 4 van tevoren als vakantieperiode opgegeven weken; - ten minste 200 activiteiten per jaar doorvoeren. Afdeling 4. - Jeugddiensten
Art. 10.Als jeugddienst wordt elke inrichting beschouwd die zich om de deelneming van de jongeren als actieve, verantwoordelijke en kritische burgers aan het sociaal leven evenals om de bewustzijnsvorming van de jeugd in verband met de realiteit van het leven in gemeenschap op lokaal, gewestelijk, nationaal en internationaal vlak bekommeren door de jongeren en organisaties werkzaam op het gebied van de jeugd een specifieke dienst te verlenen qua informatie, verblijf en socio-culturele animatie.
De jeugddiensten worden ofwel als informatiecentrum, als huisvestingscentrum of als dienstverleningscentrum erkend.
Art. 11.§ 1. Als informatiecentrum wordt elke jeugddienst beschouwd die de voorlichting en de permanente opvoeding van de jongelui als prioritair doel heeft. § 2. - Om als informatiecentrum erkend te worden, moet een jeugddienst : - aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen; - pluralistische informatie m.b.t. ten minste 5 verschillende gebieden verstrekken; - door een bureau geleid worden dat naast vertegenwoordigers van de inrichtende machten toegankelijk is voor alle betrokken jongelui en vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten die regelmatig een beroep doen op de diensten van het centrum; - voor het contact met vakkundige diensten of specialisten zorgen; - per week ten minste 30 uren verspreid over ten minste vier dagen geopend zijn, behalve gedurende 4 van tevoren als vakantieperiode opgegeven weken; - ten minste een tiende van de activiteiten van de verschillende categorieën door andere activiteiten als openingsuren bereiken; - ten minste 200 activiteiten per jaar doorvoeren.
Art. 12.§ 1. Als huisvestingscentrum wordt elke jeugddienst beschouwd die jeugdorganisaties of andere groepen een onthaal biedt, hen de mogelijkheid geeft om activiteiten uit te voeren en de contacten met de omgeving vergemakkelijkt. § 2. Om als huisvestingscentrum erkend te worden, moet een jeugddienst : - aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen; - over een infrastructuur beschikken die het verblijf en de overnachting van te minste 20 personen en tegelijk het uitvoeren van activiteiten mogelijk maakt; - door een bureau geleid worden dat naast vertegenwoordigers van de inrichtende machten toegankelijk is voor alle betrokken jongelui en vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten die regelmatig een beroep doen op de diensten van het centrum; - per jaar ten minste tien maanden lang een verblijfmogelijkheid bieden; - ten minste 100 activiteiten per jaar doorvoeren.
Art. 13.§ 1. Als dienstverleningscentrum wordt elke jeugddienst beschouwd die ten minste een specifieke dienst verleent en voor de ontplooiing en de integratie van de jongelui interessant is. § 2. Om als dienstverleningscentrum erkend te worden, moet een jeugddienst : - aan de voorwaarden van artikel 3 voldoen; - door een bureau geleid worden dat naast vertegenwoordigers van de inrichtende machten toegankelijk is voor alle betrokken jongelui en vertegenwoordigers van de jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten die regelmatig een beroep doen op de diensten van het centrum; - bereid zijn om met alle jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten samen te werken die het wensen; - ten minste een specifieke dienst verlenen die voor de ontplooiing en de integratie van de jongelui interessant is; - regelmatig kunnen worden bereikt, behalve gedurende 4 van tevoren als vakantieperiode opgegeven weken; - ten minste 100 activiteiten per jaar doorvoeren of aan zulke activiteiten deelnemen. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring Afdeling 1. - Jeugdorganisaties
Art. 14.§ 1. De erkende jeugdorganisaties worden volgens het aantal jaarlijks doorgevoerde activiteiten in de volgende subsidiëringscategorieën gerangschikt : 100 activiteiten categorie I 500 activiteiten categorie II 1 000 activiteiten categorie III 2 000 activiteiten categorie IV 3 000 activiteiten categorie V § 2. - De erkende jeugdorganisaties bekomen naargelang de categorie een jaarlijkse toelage ten belope van : categorie I 100 000 F categorie II 200 000 F categorie III 500 000 F categorie IV 1 000 000 F categorie V 1 500 000 F § 3. De jeugdorganisaties van de categorie IV moeten ten minste een animator met een halftijdse betrekking en die van de categorie V ten minste een animator met een voltijdse betrekking tewerkstellen. Afdeling 2. - Jeugdcentra
Art. 15.§ 1. De erkende jeugdcentra worden volgens het aantal jaarlijks doorgevoerde activiteiten in de volgende subsidiëringscategorieën gerangschikt : 200 activiteiten categorie I 300 activiteiten categorie II 500 activiteiten categorie III 700 activiteiten categorie IV § 2. De erkende jeugdcentra bekomen naargelang de categorie een jaarlijkse toelage ten belope van : categorie I 150 000 F categorie II 300 000 F categorie III 500 000 F categorie IV 700 000 F § 3. De Regering kan tijdens ten hoogste twee jaar een uitzonderlijke toelage van 50 000 fr toekennen voor een jeugdcentrum dat opgericht echter nog niet erkend is. § 4. De jeugdcentra van de categorie III moeten ten minste een animator met een halftijdse betrekking en die van de categorie IV ten minste een animator met een voltijdse betrekking tewerkstellen. Afdeling 3. - Jeugddiensten
Art. 16.§ 1. De erkende informatiecentra worden volgens het aantal jaarlijks doorgevoerde activiteiten in de volgende subsidiëringscategorieën gerangschikt : 200 activiteiten categorie I 500 activiteiten categorie II 1 000 activiteiten categorie III § 2. De erkende informatiecentra bekomen naargelang de categorie een jaarlijkse toelage ten belope van : categorie I 300 000 F categorie II 600 000 F categorie III 1 200 000 F § 3. De erkende informatiecentra van de categorie I moeten ten minste een animator met een halftijdse betrekking, die van de categorie II ten minste een animator met een voltijdse betrekking en die van de categorie III ten minste een animator met een voltijdse betrekking en een met een halftijdse betrekking tewerkstellen.
Art. 17.§ 1. De erkende huisvestingscentra worden volgens het aantal jaarlijks doorgevoerde activiteiten in de volgende subsidiëringscategorieën gerangschikt : 100 activiteiten categorie I 200 activiteiten categorie II 300 activiteiten categorie III § 2. De erkende huisvestingscentra bekomen naargelang de categorie een jaarlijkse toelage ten belope van : categorie I 100 000 F categorie II 200 000 F categorie III 300 000 F
Art. 18.§ 1. De erkende dienstverleningscentra worden volgens het aantal jaarlijks doorgevoerde activiteiten in de volgende subsidiëringscategorieën gerangschikt : 100 activiteiten categorie I 200 activiteiten categorie II 300 activiteiten categorie III § 2. De erkende dienstverleningscentra bekomen naargelang de categorie een jaarlijkse toelage ten belope van : categorie I 100 000 F categorie II 200 000 F categorie III 300 000 F Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 19.Om van subsidiëringscategorie te veranderen moet het daarvoor noodzakelijk aantal activiteiten tijdens twee opeenvolgende jaren bereikt worden. Dat geldt niet bij fusie van twee of meerdere jeugdorganisaties, jeugdcentra of jeugddiensten.
Art. 20.Voor de aanpassing van de toelagen aan de beschikbare middelen kan de Regering de bedragen bepaald in dit hoofdstuk met een coëfficiënt vermenigvuldigen.
Art. 21.De toelagen worden slechts ten belope van de bewezen aanneembare uitgaven uitbetaald. Door de Duitstalige Gemeenschap of andere overheden reeds gefinancierde uitgaven worden niet in aanmerking genomen.
Art. 22.Na de RdJ gehoord te hebben bepaalt de Regering : 1° de categorieën van de aanvaardbare uitgaven;2° de voorwaarden waaronder voorschotten op de in dit decreet bedoelde toelagen kunnen worden betaald;3° de aard van de documenten die moeten worden ingediend voor de toekenning en de controle van de aanwending van de toelagen alsmede de termijn voor het indienen ervan. HOOFDSTUK IV. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 23.Het opschrift van het decreet van 23 maart 1992 houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra, gewijzigd bij het programmadecreet van 4 maart 1996 wordt door volgende opschrift vervangen : « Decreet houdende toekenning van toelagen voor de personeelskosten van de erkende musea, creatieve ateliers, gewestelijke organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen alsook van de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten. »
Art. 24.In de artikelen 1 en 5 van hetzelfde decreet worden de woorden « alsook de erkende jeugdorganisaties en jeugdcentra » door de woorden « alsook de erkende jeugdorganisaties, jeugdcentra en jeugddiensten » vervangen.
Art. 25.Artikel 9, lid 2 van hetzelfde decreet wordt door de volgende bepaling vervangen : « 500 activiteiten per jaar geven recht op de subsidiëring van een animator met een halftijdse betrekking, 1 000 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking, 2 000 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking en van een animator met een halftijdse betrekking, en 3 000 op de subsidiëring van twee animators met een voltijdse betrekking. »
Art. 26.Artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 4 maart 1996, wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Artikel 10.§ 1. Voor de door hen aangestelde animators krijgen de erkende jeugdcentra een jaarlijkse toelage die ten hoogste 75 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de eerste animator en 60 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de tweede animator beloopt. 300 activiteiten per jaar geven recht op de subsidiëring van een animator met een halftijdse betrekking, 500 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking en 700 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking en van een animator met een halftijdse betrekking. « 2. Voor de door hen aangestelde animators krijgen de erkende informatiecentra een jaarlijkse toelage die ten hoogste 75 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de eerste animator en 60 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de tweede animator beloopt. 200 activiteiten per jaar geven recht op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking, 500 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking en van een animator met een halftijdse betrekking en 1 000 op de subsidiëring van twee animators met een voltijdse betrekking. « 3. Voor de door hen aangestelde animators krijgen de erkende dienstverleningscentra en huisvestingscentra een jaarlijkse toelage die ten hoogste 75 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de eerste animator en 60 % van het subsidieerbare deel van de personeelskosten betreffende de tweede animator beloopt. 200 activiteiten per jaar geven recht op de subsidiëring van een animator met een halftijdse betrekking en 300 op de subsidiëring van een animator met een voltijdse betrekking. § 4. De Regering kan de erkende jeugdcentra voor de aangestelde animators een jaarlijkse toelage verlenen die het in § 1 vastgestelde percentage overschrijdt, indien de gemeente waar zij gevestigd zijn, in het kader van een overeenkomst gesloten met de Duitstalige Gemeenschap, aan de financiering van de infrastructuur-, werkings- en personeelskosten deelneemt die uit de activiteit van het jeugdcentrum voortvloeien.
De Regering kan de erkende jeugddiensten voor de aangestelde animators een jaarlijkse toelage verlenen die het in § 1 vastgestelde percentage overschrijdt, indien andere autoriteiten aan de financiering van de infrastructuur-, werkings- en personeelskosten deelnemen die uit de activiteit van de jeugddienst voortvloeien. »
Art. 27.In artikel 2 van het decreet van 18 januari 1993 betreffende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volksopleiding en vormingswerk voor volwassenen worden volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1, 3° wordt door de volgende bepaling vervangen : « 3° « activiteit » : elke bezigheid van ten minste twee uren waaraan ten minste 5 personen met inbegrip van de monitor deelgenomen hebben;b) § 2 wordt door de volgende bepaling vervangen : « § 2.In afwijking van § 1, 3° en na de R.V.V.V. gehoord te hebben bepaalt de Regering de voorwaarden waaronder bezigheden die zich tot niet-deelnemers richten, aan welke minder dan 5 personen hebben deelgenomen en waarvan de duur niet kan worden vastgesteld of 2 uren niet bereikt of 4 uren overschrijdt, als één of meerdere activiteiten mogen worden beschouwd. »
Art. 28.Het reglementair besluit van 3 juli 1978 betreffende de erkennings- en subsidiëringscriteria voor de jeugdorganisaties en jeugdcentra in het Duitstalige gebied, gewijzigd bij de decreten van 26 juni 1985 en 20 mei 1997 wordt opgeheven.
Art. 29.De Regering kan overgangsbepalingen voor dit decreet vastleggen.
Art. 30.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1999.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Eupen, 14 december 1998.
J. MARAITE Minister-President van de Regering van Duitstalige Gemeenschap, Minister van Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Bejaarden, Sport en Toerisme.
K.-H. LAMBERTZ Minister van Jeugd, Vorming, Media en Sociale Aangelegenheden.
W. SCHRÖDER De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschappelijk Onderzoek, Monumenten en Landschappen. _______ Nota (1) Zitting 1998-1999. Bescheiden van de Raad. - 127 (1998-1999) Nr. 1 Voorstel van decreet. - 127 (1998-1999) Nr. 2 Voorstel tot wijziging. - 127 (1998-1999) Nr. 3 Verslag.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 14 december 1998.