Etaamb.openjustice.be
Decreet van 10 april 2003
gepubliceerd op 21 augustus 2003

Besluit van de Regering tot vaststelling van de participatie van de onderhoudsplichtigen in de kosten met betrekking tot plaatsingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van het decreet over jeugdbijstand

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2003033055
pub.
21/08/2003
prom.
10/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/10/2003033055/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 APRIL 2003. - Besluit van de Regering tot vaststelling van de participatie van de onderhoudsplichtigen in de kosten met betrekking tot plaatsingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van het decreet over jeugdbijstand


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 20 maart 1995 over jeugdbijstand, gewijzigd bij het programmadecreet van 23 oktober 2000, inzonderheid op artikel 38;

Gelet op het decreet van 9 juni 1987 dat de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen machtigt, bepaalde vermogensrechtelijke handelingen uit te voeren voor de Duitstalige Gemeenschap en de ervan afhankelijke inrichtingen van openbaar nut;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 maart 2003;

Gelet op het akkoord van de Minister-President, bevoegd inzake Begroting, gegeven op 3 april 2003;

Gelet op het advies van de Raad voor Jeugdbijstand, gegeven op 18 december 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de aanneming van voorliggend besluit geen uitstel lijdt daar enkele formuleringen van het besluit van 20 december 1995 onduidelijk waren en tot moeilijkheden bij de vastlegging van de persoonlijke participatie resp. bij de invordering van de bedragen hebben gevoerd;

Op de voordracht van de Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Besluit : Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit dient te worden verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 20 maart 1995 over jeugdbijstand;2° jongeren : de personen bepaald met toepassing van artikel 1, 1°, van het decreet;3° persoonlijke participatie : het maandelijks bedrag ten laste van de onderhoudsplichtige als participatie in de onderhouds-, opvoedings- en verzorgingskosten voortvloeiend uit de uitvoering van een plaatsingsmaatregel in het kader van het decreet;4° netto-inkomsten van het gezin : de inkomsten van de onderhoudsplichtigen, na aftrek van de belastingen en zonder inachtneming van de kinderbijslag, de toelagen voor leerlingen noch de bezoldiging voor vakantiewerk;5° onderhoudsplichtigen : de personen die met toepassing van de burgerlijke wetten voor het onderhoud van de jongeren moeten zorgen. Berekening van de persoonlijke participatie

Art. 2.De maandelijkse participatie van de onderhoudsplichtige wordt berekend overeenkomstig de tabel van de bijlage bij dit besluit, houdende rekening met de netto-inkomsten en de samenstelling van het gezin.

De onderhoudsplichtige is ertoe verplicht het bureau van de dienst voor jeugdbijstand resp. de jeugdrechter alle inlichtingen mede te delen die noodzakelijk zijn om de persoonlijke participatie vast te leggen. Bij weigering kan het bureau resp. de jeugdrechter het maximaal bedrag vastleggen.

Indien de onderhoudsplichtige zich ertoe verplicht de kosten m.b.t. de maatregel direct aan de inrichtende macht te betalen, wordt geen persoonlijke participatie vastgelegd.

Maandelijks stort de onderhoudsplichtige de persoonlijke participatie op de rekening medegedeeld door de bevoegde Afdeling van het Ministerie.

De onderhoudsplichtige is ertoe verplicht elke wijziging van de inkomsten of van de samenstelling van het gezin aan de bevoegde diensten mede te delen.

Lagere persoonlijke participatie

Art. 3.In afwijking van artikel 2, lid 1, kan een lagere persoonlijke participatie vastgelegd worden, indien : 1° de onderhoudsplichtige het bestaansminimum ontvangt;2° de inkomsten van de onderhoudsplichtige uitsluitend uit een werkloosheidsuitkering of ziektevergoeding bestaan;3° meerdere kinderen van hetzelfde gezin geplaatst worden;4° de onderhoudsplichtige kan bewijzen dat hij regelmatig op langere termijn schuldvorderingen afbetaalt;5° andere sociale omstandigheden de financiële problemen van de onderhoudsplichtige rechtvaardigen. Bestaande uitkeringen tot levensonderhoud

Art. 4.Indien een onderhoudsplichtige, op grond van een oordeel of in onderlinge overeenstemming, reeds tot uitbetaling van de uitkering tot levensonderhoud ten gunste van de betrokken jongeren verplicht is, dan wordt ten minste dit bedrag als persoonlijke participatie vastgelegd.

Kinderbijslag uit het buitenland

Art. 5.Indien een gezin waarvan een jongere een maatregel in het kader van de decreet opgelegd is, kinderbijslag uit het buitenland ontvangt, worden twee derden van het bedrag van het kinderbijslag, onafhankelijk van het bedrag van de persoonlijke participatie voor die jongere, door het Ministerie ingevorderd.

Voortzetting van de maatregel na de meerderjarigheid

Art. 6.Indien de maatregel na de meerderjarigheid voortgezet wordt, dan moet de persoonlijke participatie verder betaald worden. Bij beëindiging van de onderhoudsplicht moet de jongere de persoonlijke participatie betalen die op grond van zijn netto-inkomsten vastgelegd wordt.

Informatie

Art. 7.Het bureau van de dienst voor jeugdbijstand, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank informeert de bevoegde Afdeling van het Ministerie over de beslissing m.b.t. de persoonlijke participatie.

Inning

Art. 8.De registratiekantoor van het Ministerie van Financiën wordt door het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap met het innen van de persoonlijke participatie belast. Bij bedragen lager dan euro 25 per maand kan de inning per trimester uitgevoerd worden.

Opheffing

Art. 9.Het besluit van de Regering van 20 december 1995 tot vaststelling tot vaststelling van de voorwaarden voor de participatie van de jongelui en onderhoudsplichtigen in de onderhouds-, opvoedings- en verzorgingskosten van de jongeren wordt opgeheven.

Inwerkingtreding

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.

Uitvoering

Art. 11.De Minister bevoegd inzake Jeugd en Gezin is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 10 april 2003.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

Bijlage bij het besluit van de Regering van 10 april 2003 tot vaststelling van de participatie van de onderhoudsplichtigen in de kosten met betrekking tot plaatsingsmaatregelen uitgevoerd in het kader van het decreet over jeugdbijstand Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) De geplaatste jongere(n) wordt/worden niet als ten laste beschouwd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 10 april 2003.

De Minister-President, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport, K.-H. LAMBERTZ De Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, H. NIESSEN

^