gepubliceerd op 14 juli 2021
Decreet tot omzetting van Richtlijn 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen voor de aangelegenheden geregeld bij artikel 138 van de Grondwet (1)
8 JULI 2021. - Decreet tot omzetting van Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen voor de aangelegenheden geregeld bij artikel 138 van de Grondwet (1)
Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemeenheden, begripsomschrijving en toepassingsgebied
Artikel 1.Bij dit decreet wordt richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen omgezet, krachtens artikel 138 van de Grondwet, de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1, ervan.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° "richtlijn 2005/36/EG": de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;2° "beschermde beroepstitel": een vorm van reglementering van een beroep waarbij het voeren van een titel in het kader van een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten uit hoofde van wettelijke, of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een specifieke beroepskwalificatie, en het onterecht voeren van die titel aanleiding geeft tot sancties;3° "voorbehouden activiteiten": een vorm van reglementering van een beroep waarbij de toegang tot een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten uit hoofde van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect wordt voorbehouden aan de beoefenaars van een gereglementeerd beroep die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, ook wanneer de activiteit wordt gedeeld met andere gereglementeerde beroepen;4° "bepaling ter reglementering van een beroep": elke wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die de toegang tot of de uitoefening, dan wel één van de wijzen van uitoefening, van een gereglementeerd beroep beperkt, met inbegrip van het voeren van beroepstitels en de beroepsactiviteiten die een dergelijke titel toelaten en die vallen binnen het toepassingsgebied van de federale wetgeving en regelgeving die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2005/36/EG vallen;5° "autoriteit": auteur van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot reglementering van een beroep. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen in paragraaf 1 zijn de definities van de wet van 12 februari 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/02/2008 pub. 02/04/2008 numac 2008011094 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties type wet prom. 12/02/2008 pub. 08/07/2009 numac 2009000284 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. - Duitse vertaling sluiten tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties, zoals gewijzigd bij het decreet van 12 juli 2017 tot wijziging van de wet van 12 februari 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/02/2008 pub. 02/04/2008 numac 2008011094 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties type wet prom. 12/02/2008 pub. 08/07/2009 numac 2009000284 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties. - Duitse vertaling sluiten tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties, van toepassing.
Art. 3.Dit decreet is van toepassing op de bepalingen tot reglementering van een beroep die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2005/36/EG vallen.
Dit decreet is niet van toepassing, wanneer specifieke vereisten betreffende de reglementering van een bepaald beroep zijn vastgelegd in een afzonderlijke handeling van de Europese Unie die de lidstaten geen keuze laat ten aanzien van de precieze wijze waarop deze vereisten moeten worden omgezet. HOOFDSTUK II. - Beginsel van non-discriminatie en doelstellingen van algemeen belang
Art. 4.Voorafgaand aan de invoering of de wijziging van bestaande bepalingen tot reglementering van een beroep, zorgt de autoriteit ervoor dat deze bepalingen direct noch indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit of woonplaats.
Art. 5.Voorafgaand aan de invoering of de wijziging van bepalingen tot reglementering van een beroep zorgt de autoriteit ervoor dat deze bepalingen gerechtvaardigd is uit hoofde van doelstellingen van algemeen belang.
De autoriteit onderzoekt met name of de bepalingen objectief gerechtvaardigd zijn: 1° op grond van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid;2° dan wel op grond van dwingende redenen van algemeen belang, zoals: a) de handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel;b) de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers;c) het waarborgen van een goede rechtsbedeling;d) het waarborgen van de eerlijkheid van handelstransacties;e) de bestrijding van fraude en het voorkomen van belastingontduiking en -ontwijking en het waarborgen van de doeltreffendheid van het fiscale toezicht;f) de veiligheid van het vervoer;g) de bescherming van het milieu en het stedelijk milieu;h) de diergezondheid;i) de intellectuele eigendom;j) de bescherming en instandhouding van het nationaal historisch en artistiek erfgoed, doelstellingen van het sociaal beleid en doelstellingen van het cultuurbeleid. Redenen van zuiver economische aard of zuiver administratieve redenen vormen geen dwingende redenen van algemeen belang die een beperking van de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen rechtvaardigen. HOOFDSTUK III. - Evenredigheidsbeoordeling
Art. 6.§ 1. Voorafgaand aan de invoering of de wijziging van bestaande bepalingen tot reglementering van een beroep onderwerpt de autoriteit de voorgestelde bepalingen of wijzigingen aan een evenredigheidsbeoordeling, waarvan de omvang evenredig is met de aard, de inhoud en de effecten van de bepalingen.
De beoordeling bedoeld in het eerste lid wordt op objectieve en onafhankelijke wijze uitgevoerd.
De Regering kan een onafhankelijk orgaan oprichten of aanwijzen om de autoriteiten bij te staan bij het opstellen ervan.
Hij kan de modaliteiten van de beoordeling voorzien. § 2. De aanneming van de in paragraaf 1 bedoelde bepalingen moet berusten op een toelichting die voldoende gedetailleerd is om de naleving van het evenredigheidsbeginsel te beoordelen.
De redenen waarom een bepaling gerechtvaardigd en evenredig wordt geacht, worden met kwalitatieve en, indien mogelijk en relevant, kwantitatieve elementen onderbouwd.
Art. 7.§ 1. De autoriteit ziet erop toe dat de voorgestelde bepalingen of wijzigingen evenredig zijn.
Ze zorgt ervoor dat ze geschikt zijn om de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling te waarborgen en niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. § 2. Daartoe houdt de autoriteit rekening met: 1° de aard van de risico's die verbonden zijn aan de nagestreefde doelstellingen van algemeen belang, met name de risico's voor afnemers van diensten, met inbegrip van consumenten, voor beroepsbeoefenaars of voor derden;2° de vraag of bestaande voorschriften van specifieke of meer algemene aard, zoals die welke zijn neergelegd in het recht inzake productveiligheid of het consumentenrecht, ontoereikend zijn om de nagestreefde doelstelling te bereiken;3° de geschiktheid van de bepaling om het nagestreefde doel te bereiken en de vraag of zij daadwerkelijk op coherente en stelselmatige wijze aan die doelstelling beantwoordt en dus gericht is op de risico's die op soortgelijke wijze als bij vergelijkbare activiteiten is vastgesteld;4° de effecten op het vrij verkeer van personen en diensten in de Europese Unie, op de keuzemogelijkheden voor de consument en op de kwaliteit van de dienstverlening;5° de mogelijkheid om gebruik te maken van minder beperkende maatregelen om de doelstelling van algemeen belang te bereiken;6° het effect van nieuwe of gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van het beroep beperken en met name de vraag hoe de nieuwe of de gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere vereisten, bijdragen tot het bereiken van dezelfde doelstelling van algemeen belang en of ze daar noodzakelijk voor zijn. Voor de toepassing van het eerste lid, 5 °, onderzoekt de autoriteit of de doelstelling kan worden bereikt door middel van minder beperkende middelen dan het voorbehouden van activiteiten, wanneer de bepalingen alleen worden gerechtvaardigd door de bescherming van consumenten en wanneer de vastgestelde risico's uitsluitend verband houden met de verhouding tussen de beroepsbeoefenaar en de consument en derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor derden.
Voor de toepassing van het eerste lid, 6°, beoordeelt de autoriteit het effect van de nieuwe of gewijzigde bepalingen wanneer die worden gecombineerd met een of meerdere vereisten, met dien verstande dat er zowel positieve als negatieve effecten kunnen zijn, in het bijzonder met de volgende vereisten: 1° voorbehouden activiteiten, beschermde beroepstitel of iedere andere vorm van reglementering in de zin van artikel 3, § 1, punt a), van richtlijn 2005/36/EG;2° verplichtingen om een opleiding inzake permanente beroepsontwikkeling te volgen;3° regels betreffende de organisatie van het beroep, beroepsethiek en toezicht;4° verplicht lidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan alsmede registratie- of vergunningsregelingen, met name wanneer die vereisten het bezit van een specifieke beroepskwalificatie impliceren;5° kwantitatieve beperkingen, met name vereisten op grond waarvan het aantal vergunningen voor de uitoefening van een beroep wordt beperkt dan wel een minimum- of maximumaantal werknemers, leidinggevenden of vertegenwoordigers in het bezit van specifieke beroepskwalificaties wordt vastgesteld;6° specifieke vereisten inzake rechtsvorm of vereisten die verband houden met de deelneming in of het bestuur van een onderneming, voor zover deze vereisten rechtstreeks gekoppeld zijn aan de uitoefening van het gereglementeerde beroep;7° territoriale beperkingen, met inbegrip van het geval waarbij het beroep in delen van het grondgebied van een lidstaat anders is gereglementeerd dan in andere delen;8° vereisten op grond waarvan het gezamenlijk of in partnerschap uitoefenen van een gereglementeerd beroep wordt beperkt, alsmede incompatibiliteitsregels;9° vereisten inzake verzekering of andere individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid;10° vereisten inzake talenkennis, voor zover nodig voor de uitoefening van het beroep;11° vereisten inzake vaste minimum- en/of maximumtarieven;12° vereisten inzake reclame. § 3. De autoriteit besteedt ook aandacht aan de volgende elementen, indien ze relevant zijn voor de aard en de inhoud van de bepalingen die worden ingevoerd of gewijzigd: 1° het verband tussen de omvang van de activiteiten die onder een beroep vallen of daaraan zijn voorbehouden en de vereiste beroepskwalificatie;2° het verband tussen de complexiteit van de taken in kwestie en de noodzaak dat degenen die ze uitvoeren over specifieke beroepskwalificaties beschikken, met name wat betreft het niveau, de aard en de duur van de vereiste opleiding of ervaring;3° de mogelijkheid om de beroepskwalificatie via alternatieve trajecten te verkrijgen;4° de vraag of en waarom de aan bepaalde beroepen voorbehouden activiteiten al dan niet met andere beroepen kunnen worden gedeeld;5° de mate van zelfstandigheid bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep en de gevolgen van organisatorische en toezichtregelingen voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling, in het bijzonder wanneer de met een gereglementeerd beroep verband houdende activiteiten worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van een naar behoren gekwalificeerde beroepsbeoefenaar;6° de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de asymmetrie van informatie tussen beroepsbeoefenaars en consumenten daadwerkelijk kunnen verkleinen of vergroten. § 4. Alvorens bepalingen tot reglementering van een beroep in te voeren of te wijzigen waarborgt de autoriteit daarnaast ook de conformiteit met het evenredigheidsbeginsel van specifieke vereisten met betrekking tot de tijdelijke of incidentele verrichting van diensten, zoals bedoeld in titel II van richtlijn 2005/36/EG, waaronder: 1° automatische tijdelijke registratie bij of pro-formalidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, a), van richtlijn 2005/36/EG;2° een van tevoren af te leggen verklaring overeenkomstig artikel 7, § 1, van richtlijn 2005/36/EG, documenten die vereist zijn overeenkomstig paragraaf 2 van hetzelfde artikel of iedere andere equivalente vereiste;3° de betaling van een vergoeding of van kosten, voor administratieve procedures, die verband houdt of houden met de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen en die voor rekening komt of komen van de dienstverrichter. Het eerste lid is niet van toepassing op maatregelen die zijn ontworpen om de conformiteit te waarborgen met de toepasselijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die overeenkomstig het recht van de Europese Unie worden toegepast. § 5. Indien de bepalingen tot reglementering van een beroep betrekking hebben op de reglementering van beroepen m.b.t. de gezondheidszorg en gevolgen hebben voor de veiligheid van de patiënt, houdt de autoriteit in haar evenredigheidsbeoordeling rekening met de doelstelling om te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid. HOOFDSTUK IV. - Informatie en participatie van de belanghebbenden
Art. 8.§ 1. Voorafgaand aan de invoering of de wijziging van bepalingen tot reglementering van een beroep stelt de autoriteit informatie beschikbaar aan burgers, afnemers van diensten en andere relevante belanghebbenden, met inbegrip van degenen die geen beoefenaars zijn van het betrokken beroep.
Ze overlegt met alle betrokken belanghebbenden en geeft hen de gelegenheid hun standpunten kenbaar te maken.
De Regering stelt de in de leden 1 en 2 bedoelde procedures voor openbaarheid, inspraak en meningsuiting vast. § 2. Wanneer dat nodig en gepast is, worden een openbare raadpleging door de autoriteit georganiseerd. HOOFDSTUK V. - Toezicht
Art. 9.Na de invoering of de wijziging van bestaande bepalingen controleert de autoriteit of deze bepalingen in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Deze controle houdt rekening met de ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van desbetreffende bepalingen hebben voorgedaan.
De Regering bepaalt de modaliteiten van de in het eerste lid bedoelde controle. HOOFDSTUK VI. - Transparantie en uitwisseling van informatie met andere lidstaten
Art. 10.De autoriteit deelt de Europese Commissie overeenkomstig artikel 59, § 5, van Richtlijn 2005/36/EG de bepalingen en de redenen mee waarom de bepalingen gerechtvaardigd en evenredig worden geacht, en neemt deze redenen op in de databank met gereglementeerde beroepen als bedoeld in artikel 59, lid 1, van richtlijn 2005/36/EG. De Regering bepaalt de wijze van communicatie en instandhouding als bedoeld in lid 1.
Art. 11.De Regering wijst de persoon of dienst aan die belast is met de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten van de Europese Unie over aangelegenheden die onder dit decreet vallen, alsmede over de specifieke wijze waarop zij een beroep reglementeren of over de gevolgen van een dergelijke reglementering.
De Regering deelt de Europese Commissie mee welke autoriteit belast is voor het verzenden en ontvangen van informatie met het oog op de toepassing van het eerste lid.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 8 juli 2021.
De Minister-President, E. DI RUPO De Vice-Minister-President en Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS De Vice-Minister-President en Minister van Klimaat, Energie en Mobiliteit, Ph. HENRY De Vice-Minister-President en Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE De Minister van Begroting en Financiën, Luchthavens en Sportinfrastructuren, J.-L. CRUCKE De Minister van Huisvesting, de Plaatselijke Besturen en het Stedenbeleid, Ch. COLLIGNON De Minister van Ambtenarenzaken, Informatica, Administratieve Vereenvoudiging, belast met Kinderbijslag, Toerisme, Erfgoed en Verkeersveiligheid, V. DE BUE De Minister van Leefmilieu, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden en Dierenwelzijn, C. TELLIER _______ Nota (1) Zitting 2020-2021. Stukken van het Waalse Parlement 619 (2020-2021) Nrs. 1 tot 3.
Volledig verslag, openbare vergadering van 7 juli 2021.
Bespreking.
Stemming.