Etaamb.openjustice.be
Decreet van 07 december 2023
gepubliceerd op 07 februari 2024

Decreet tot wijziging van het decreet van 4 februari 2021 betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2023048623
pub.
07/02/2024
prom.
07/12/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2023. - Decreet tot wijziging van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/02/2021 pub. 26/03/2021 numac 2021020568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten sluiten betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.In artikel 1.3-1 van het decreet van 4 februari 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/02/2021 pub. 26/03/2021 numac 2021020568 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten sluiten betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 2° wordt vervangen als volgt : "2° Aankoop van een programma: elke aankoop, door of voor rekening van een dienstenuitgever, van een uitzendrecht op een programma dat wordt geproduceerd door ten minste één onafhankelijke producent gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die er de gedelegeerde productie van verzekert, met uitsluiting van commerciële communicatie;». 2° er wordt een punt 3° /1 ingevoegd, luidend als volgt : "3° /1 Aansluitnetwerk : een door de transmissiesignalen gebruikt fysiek kanaal dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een hoofdverdeler of elke andere vergelijkbare voorziening van het vaste elektronische communicatienetwerk;". 3° punt 6° wordt vervangen als volgt : "6° Bestelling van een programma : de bestelling door een dienstenuitgever van een programma, met uitzondering van commerciële communicatie, dat geproduceerd of gecoproduceerd wordt door ten minste één onafhankelijke producent gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die er de gedelegeerde productie van verzekert.De volgende programma's vallen niet onder deze definitie: a) audiovisuele werken ;b) programma's waarvan het hoofddoel commerciële communicatie is;c) programma's die een financiële bijdrage van de gebruiker vereisen in het kader van zijn interactie met deze programma's;d) spelletjes waarbij deelnemers tests ondergaan om een prijs te winnen;e) nieuwsprogramma's ;f) reality-tv-programma's, gedefinieerd als programma's waarin het dagelijks leven wordt gefilmd van mensen die zijn geselecteerd om eraan deel te nemen;g) uitzendingen van sportwedstrijden. In afwijking van het eerste lid kunnen de onder d) tot en met f) uitgesloten programma's geacht worden onder de definitie van bestelling van programma te vallen wanneer zij in hoofdzaak tot doel hebben kunstenaars naar voren te brengen wier woonplaats, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel in het Franse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd is, of het cultureel erfgoed van deze gebieden;". 4° De punten 6° /1 tot 6° /4 worden ingevoegd tussen de punten 6° en 7°, luidend als volgt : "6° /1 Commerciële communicatie: elke vorm van boodschap bestemd om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit uitoefent, te promoten of te verkopen.Deze berichten worden ingevoegd in een audiovisuele mediadienst of videoplatformdienst tegen betaling of een andere tegenprestatie, of voor zelfpromotiedoeleinden. Commerciële communicatie omvat interactieve commerciële communicatie, split-screen commerciële communicatie, gerichte reclame, virtuele reclame, sponsoring, telewinkelen, zelfpromotie en productplaatsing; 6° /2 Interactieve commerciële communicatie: elke commerciële communicatie die wordt ingevoegd in een audiovisuele mediadienst of in een videoplatformdienst waarmee gebruikers - die daartoe een individueel verzoek indienen door middel van invoeging in de dienst van een elektronisch toegangsmiddel - via een retourkanaal kunnen worden verwezen naar een nieuwe reclame-, promotie- of commerciële omgeving;6° /3 Split-screen commerciële communicatie: elke commerciële communicatie die wordt uitgezonden parallel met de uitzending van een televisieprogramma of een video die door de gebruiker wordt gecreëerd door ruimtelijke opdeling van het scherm;6° /4 Commerciële sluikreclame": de verbale of visuele presentatie van de goederen, de diensten, de naam, het merk of de activiteiten van een producent van goederen of een dienstenverlener in programma's of door de gebruiker gemaakte video's, wanneer deze presentatie opzettelijk door de dienstenuitgever of de verlener van videoplatformdiensten wordt gemaakt voor reclame- of verkoopdoeleinden en wanneer het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze presentatie.Een presentatie wordt met name geacht opzettelijk te zijn, wanneer ze gebeurt tegen betaling of een andere tegenprestatie;". 5° punt 8° wordt vervangen als volgt : "8° Coproductie van een audiovisueel werk: de productie van een audiovisueel werk door een dienstenuitgever of dienstenverdeler en ten minste één onafhankelijke producent gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die er de gedelegeerde productie van verzekert;". 6° tussen de punten 11° en 12° wordt een punt 11° /1 ingevoegd, luidend als volgt : "11° /1 Ontwikkeling: de aan de productie voorafgaande voorbereidingsfasen van een audiovisueel werk of programma, te weten herschrijven, script-doctoring, coaching, onderzoeken, pre-casting, voorbereiding van de financiering, budgettering, plaatsbepaling en voorbereiding van de promotie- en distributiestrategie, met dien verstande dat de uitgaven voor ontwikkeling ook de uitgaven voor de opname van pilots omvatten;". 7° in punt 14° wordt de woorden "met name" geschrapt. 8° punt 23° wordt vervangen als volgt : "audiovisueel werk van Belgisch Franstalig initiatief: audiovisueel werk dat beantwoordt aan de culturele, artistieke en technische criteria bepaald door de Regering met toepassing van het decreet van 10 november 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/11/2011 pub. 09/12/2011 numac 2011029587 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie sluiten betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie ;" 9° De punten 33° /1 tot 33° /4 worden ingevoegd tussen de punten 33° en 34°, luidend als volgt : "33° /1 Sponsoring: elke bijdrage in de vorm van betaling of een andere tegenprestatie van een publieke of private instelling of onderneming, of van een natuurlijke persoon die geen activiteit uitoefent als dienstenuitgever, aanbieder van videoplatformdiensten of programmaproductie, in de financiering van audiovisuele mediadiensten, videoplatformdiensten, door gebruikers gemaakte video's of programma's met het oog op de promotie van zijn naam, merk, imago, activiteiten, realisaties of producten;33° /2 Productplaatsing: de invoeging van een product, dienst of het merk daarvan, of verwijzing naar dit product, deze dienst of het merk daarvan, in een programma of door de gebruiker gemaakte video, tegen betaling of een andere tegenprestatie;33° /3 Gesloten distributieplatform: elk platform voor de verdeling van audiovisuele mediadiensten waartoe een dienstenuitgever slechts toegang heeft na voorafgaande toestemming van de voor dat platform verantwoordelijke dienstenverdeler.Indien de dienstenuitgever zijn eigen verdeler is, worden de door hem uitgegeven en verdeelde audiovisuele mediadiensten geacht via een gesloten distributieplatform te worden aangeboden indien voor de toegang tot het elektronische communicatienetwerk de voorafgaande toestemming van de netwerkexploitant of het verkrijgen van capaciteit op hertzgolfnetwerken vereist is. 33° /4 Open distributieplatform: het distributieplatform van audiovisuele mediadiensten waartoe een dienstenuitgever geen voorafgaande toestemming van een dienstenverdeler of netwerkexploitant nodig heeft;". 10° punt 34° wordt vervangen als volgt : "Vooraankoop van een audiovisueel werk": elke verwerving, door een dienstenuitgever of een dienstenverdeler, van een uitzendrecht voor een audiovisueel werk dat moet worden gerealiseerd en gecoproduceerd door ten minste één onafhankelijke producent gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die er de gedelegeerde productie van verzekert. 11° een punt 35° /1 wordt ingevoegd tussen de punten 35° en 36°, luidend als volgt : "35° /1 Gedelegeerde producent: de producent die verantwoordelijk is voor de productie van het audiovisuele werk of programma en die zowel financieel als technisch instaat voor de goede afloop ervan voor het deel van de verplichtingen die contractueel op hem rusten.". 12° De punten 40° /1 tot 40° /4 worden ingevoegd tussen de punten 40° en 41°, luidend als volgt : "40° /1 Reclame: elke vorm van tegen betaling of een andere tegenprestatie in een audiovisuele mediadienst of videoplatformdienst ingevoegde boodschap van een publieke of private instelling, onderneming of natuurlijke persoon in het kader van een commerciële, industriële, ambachtelijke activiteit of vrij beroep met het oog op de promotie van de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;40° /2 Gerichte reclame: reclame die op basis van de verwerking van persoonsgegevens wordt voorgesteld aan een specifieke ontvanger of groep van ontvangers;40° /3 Virtuele reclame: reclame die is ingebed in het beeld of een op de plaats van een evenement aanwezige reclame vervangt, door middel van een elektronisch beeldvormingssysteem dat het uitzendsignaal wijzigt;40° /4 Effectief uitgestraald vermogen ;het product van de vermenigvuldiging van het aan het uiteinde van de antenne geleverde vermogen met de winst van de antenne ten opzichte van een halvegolfdipool in een gegeven richting;". 13° De punten 42° /1 tot 42° /3 worden ingevoegd tussen de punten 42° en 43°, luidend als volgt : "42° /1 Netwerkradio: een private klankdienst die over een radiofrequentienetwerk voor analoge uitzendingen beschikt of over een gebruiksrecht op een radiofrequentienetwerk met een theoretisch communautair, multiprovinciaal of provinciaal verzorgingsgebied voor digitale uitzendingen;42° /2 Onafhankelijke radio: een private klankdienst die in zijn oorspronkelijke vergunning beschikt over één radiofrequentie voor analoge uitzendingen of over een recht om een radiofrequentie of een radiofrequentienetwerk met een lokaal verzorgingsgebied te gebruiken voor digitale uitzendingen;42° /3 Associatieve en expressieradio met een cultureel doeleinde of voor permanente opvoeding : de onafhankelijke radio die : a) een minimumaantal uren aan actualiteitenprogramma's, permanente opvoeding, culturele ontwikkeling en burgerparticipatie uitzendt, waarvan een deel in eigen productie en werken voor creatie op radio. Dat aantal uren wordt door de Regering bepaald; b) hoofdzakelijk een beroep doet op vrijwilligerswerk;c) vrijwilligers laat deelnemen aan zijn beheersorganen; d) geen beroep doet op reclame of over beperkte reclame-inkomsten beschikt waarvan het maximumbedrag door de Regering wordt bepaald;". 14° punt 53° wordt opgeheven.

Art. 2.In de artikelen 2.3-2, § 3, en 2.4-2, § 3, van hetzelfde decreet worden de woorden "betreffende de toepassing van paragrafen 1 en 2. "telkens ingevoegd tussen het woord "gebruikers" en het woord "Dit".

Art. 3.In artikel 2.5-2 van hetzelfde decreet wordt tussen de paragrafen 2 en 3 een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2/1. Elke aanbieder van een videoplatformdienst moet een intern mechanisme opzetten om geschillen met zijn gebruikers over de toepassing van de paragrafen 1 en 2 te beslechten. Dit mechanisme moet een onpartijdige beslechting van geschillen mogelijk maken en mag de gebruiker de gewone rechtsmiddelen niet ontnemen. ».

Art. 4.In artikel 3.1.1-2 van hetzelfde decreet worden het vierde lid en het laatste lid opgeheven.

Art. 5.In de artikelen 3.1.2-1, 3.1.3-3, 3.1.3-7, 3.1.3-8, 3.1.3-12, 3.2.2-3, 3.3-1, 3.4-1, 3.5.1-1, 3.5.1-2, 3.5.2-2, 3.5.3-1, 4.2.1-3, 5.7-1, 6.1.2-1, 6.2.2-2, 9.1.2-3, 9.2.2-3, 9.2.3-1 en 9.2.3-2 van hetzelfde decreet worden de woorden "een ter post aangetekend schrijven" telkens vervangen door de woorden "langs elektronische weg met ontvangstbevestiging".

Art. 6.In artikel 3.1.2-1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "de artikelen 8.2.1-14 tot en met 8.2.1-22" vervangen door de woorden "3.5.0-14 tot en met 3.5.0-22" ; 2° het eerste lid van paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : "In afwijking van paragraaf kunnen de administratieve aangifteformaliteiten worden versoepeld voor de uitgevers van audiovisuele mediadiensten die via een open distributieplatform worden verspreid.» ; 3° aan het einde van het tweede lid van paragraaf 3 wordt een punt toegevoegd.

Art. 7.In artikel 3.1.3-1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede lid tot het vijfde lid opgeheven ; 2° in paragraaf 3 worden de woorden "8.2.1-5 tot 8.2.1-12" vervangen door de woorden "3.5.0-5 tot 3.5.0-12".

Art. 8.In artikel 3.1.3-2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "8.2.1-7" wordt telkens vervangen door het woord "3.5.0-7" ; 2° het woord "8.2.1-11" wordt telkens vervangen door het woord "3.5.0-11".

Art. 9.In artikel 3.1.3-3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worde de woorden "8.2.1-7 of 8.2.1-11" vervangen door de woorden "3.5.0-7 of 3.5.0-11"; 2° in paragraaf 3, 7°, worden de woorden "3.1.3-1, § 1, vierde lid" vervangen door de woorden "1.3-1, 42° /3".

Art. 10.In artikel 3.1.3-4, § 2, van hetzelfde decreet wordt de woorden "3.1.3-1, § 1, vierde lid" telkens vervangen door de woorden "1.3-1, 42° /3".

Art. 11.In artikel 3.1.3-7 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 5 vervangen als volgt : « § 5. Uiterlijk op 30 juni van elk jaar moet de vergunninghouder het College voor vergunning en controle : 1° een activiteitenverslag van het afgelopen jaar sturen.Dat verslag omvat inzonderheid de elementen, waaronder de uitzendlijsten van muziekwerken, aan de hand waarvan de naleving van de decreetverplichtingen en van het bestek van de offerteaanvraag geverifieerd kan worden, evenals van de verbintenissen die in de beschrijvende fiche van de klankdienst opgenomen zijn. In afwijking daarvan moeten de onafhankelijke radio's het activiteitenverslag van het afgelopen jaar gedurende de eerste drie jaar en vervolgens om de twee jaar voorleggen. Het College voor vergunning en controle kan steekproefcontroles uitvoeren voor de periodes waarvoor geen verslag wordt uitgebracht; 2° de balansen en de jaarrekeningen van de vennootschap of van de vereniging zonder winstoogmerk afgesloten per 31 december van elk jaar;3° een verslag over de financiële gezondheid van de vennootschap of van de vereniging zonder winstoogmerk, met inbegrip van de omzet van de reclame, de werkgelegenheidssituatie en, indien van toepassing, een lijst van de exploitanten met hun balans en resultatenrekening;4° in voorkomend geval, een verslag waaruit blijkt hoe de vergunninghouder het behoud van zijn hoedanigheid als associatieve en expressieradio met een cultureel doeleinde of voor permanente opvoeding heeft kunnen verantwoorden.».

Art. 12.In artikel 3.1.3-8 § 3 van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen als volgt : "In afwijking van paragraaf 2 kunnen de administratieve aangifteformaliteiten worden versoepeld voor uitgevers van klankmediadiensten die via een open distributieplatform worden verdeeld. ».

Art. 13.In artikel 3.1.3-12 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 3.1.3-12, § 1, wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "Onder "Schoolradio" wordt verstaan de radio met één frequentie die wordt uitgegeven door een basisschool, een middelbare school of een hogeschool met een afdeling gericht op communicatie of onderwijsopleiding, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap. » ; 2° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "8.2.1-5 tot 8.2.1-8 en 8.2.1-11" vervangen door de woorden "3.5.0-5 tot 3.5.0-8 en 3.5.0-11"; 3° het vorige zevende lid van paragraaf 1 wordt opgeheven; 4° In paragraaf 1, negende lid, worden de woorden "8.2.1-9" vervangen door de woorden "3.5.0-9"; 5° In paragraaf 1, tiende lid, worden de woorden "8.2.1-2, § 2" vervangen door "3.5.0-2, § 2"; 6° in paragraaf 2 wordt het woord "bij" vervangen door de woorden "langs elektronische weg met ontvangstbevestiging bij de diensten".

Art. 14.In artikel 3.2.1-1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "uitgevers van audiovisuele nabijheidsmediadiensten, hierna "nabijheidsmedia" genoemd" worden opgeheven ;2° de aanhalingstekens rond "nabijheidsmedia" worden opgeheven;3° aan het einde van het eerste lid wordt een punt toegevoegd.

Art. 15.Artikel 3.2.1-4, § 1, tweede lid van hetzelfde decreet wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : "Voor de toepassing van het eerste lid, 6°, wordt een coproductie uitgevoerd door een nabijheidsmedia gelijkgesteld met een eigen productie, naar rato van het budget dat het effectief heeft vastgelegd.

Gefilmde radioprogramma's of gelijkgestelde, kunnen niet worden meegerekend als eigen productie. ».

Art. 16.In artikel 3.2.2-3, § 2, van hetzelfde decreet wordt een vijfde lid ingevoegd, luidend als volgt : "De aldus berekende werkingssubsidie omvat, voor een bedrag van 10.583 euro per vaste betrekking, een deel van de jaarlijkse forfaitaire subsidie voorzien in het decreet van 24 oktober 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/10/2008 pub. 12/11/2008 numac 2008029570 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap sluiten tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de verhouding tussen de gezondheidsindex die geldt op 1 januari van het betreffende boekjaar en die welke geldt op 1 januari 2022. ».

Art. 17.Artikel 3.2.3-3 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 3.2.3-3. Niemand kan als bestuurder of waarnemer van de Regering worden aangesteld, indien hij een mandaat, een ambt of een betrekking uitoefent in de dienstenuitgever, een dienstenverdeler, een netwerkexploitant, een orgaan van de geschreven pers of van een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke vennootschap die een gelijkaardige activiteit als doel heeft, voor zover dit mandaat, dit ambt of deze betrekking waarschijnlijk aanleiding zal geven tot een belangenconflict met de belangen van de betrokken nabijheidsmedia. ».

Art. 18.In artikel 3.2.4-1, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd luidend als volgt : "De aldus berekende werkingssubsidie omvat, voor een bedrag van 10.583 euro per vaste betrekking, een deel van de jaarlijkse forfaitaire subsidie voorzien in het decreet van 24 oktober 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/10/2008 pub. 12/11/2008 numac 2008029570 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap sluiten tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socioculturele sectoren van de Franse Gemeenschap. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de verhouding tussen de gezondheidsindex die geldt op 1 januari van het betreffende boekjaar en die welke geldt op 1 januari 2022. ».

Art. 19.Paragraaf 4 van artikel 3.2.4-1 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « § 4. De werkingssubsidies van de nabijheidsmedia worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de index van de consumptieprijzen van de maand januari. ».

Art. 20.In artikel 3.4-1, § 1, van hetzelfde decreet wordt een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : "In afwijking van het eerste lid zijn de RTBF, de nabijheidsmedia en uitgevers van private klankdiensten die via analoge terrestrische hertzgolven worden uitgezonden, niet onderworpen aan de bepalingen van dit artikel voor wat betreft de verdeling van hun eigen diensten. ».

Art. 21.In hetzelfde besluit wordt tussen de artikelen 3.4-1 en titel V van Boek III een artikel 3.4-2 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3,4- 2. De netwerkexploitanten via digitale terrestrische hertzgolven bedoeld in de artikelen 3.5.0-12, §§ 3 tot 5, en 3.5.0-19, §§ 4 tot 7, worden beschouwd als dienstenverdelers, met uitzondering van diensten waarvan de verdeling wordt verzorgd door de uitgever van deze diensten of door een derde vennootschap die door de uitgever is aangewezen.

De vennootschappen bedoeld in het eerste lid doen aangifte overeenkomstig artikel 3.4-1. ».

Art. 22.In het boek III, titel V van hetzelfde decreet wordt een inleidend hoofdstuk ingevoegd « INLEIDEND HOOFDSTUK : netwerkexploitanten via terrestrische hertzgolven » genoemd

Art. 23.In het boek III, titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een eerste afdeling ingevoegd, "EERSTE AFDELING genoemd: Gemeenschappelijke regels".

Art. 24.In de eerste afdeling ingevoegd bij artikel 23, wordt een artikel 3.5.0-1 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-1. Behalve zoals bepaald voor de analoge uitzending van televisiediensten, stelt de regering de lijsten van radiofrequenties op die kunnen worden toegewezen aan elke categorie van audiovisuele mediadiensten bedoeld in deze afdeling.

De Regering zal de lijsten van radiofrequenties opstellen in overeenstemming met de federale technische normen terzake. Anders zal de regering de internationale normen op dit gebied naleven. De regering kan normen vaststellen die in overeenstemming zijn met de bovengenoemde normen.

Uitzendingen van audiovisuele mediadiensten worden in hun respectieve dienstgebieden beschermd tegen interferentie door uitzendingen van andere audiovisuele mediadiensten overeenkomstig de normen bedoeld in het tweede lid. ».

Art. 25.In dezelfde eerste afdeling wordt een artikel 3.5.0-2 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-2. § 1. Naargelang van het geval verleent het College voor vergunning en controle vergunning voor het gebruik en wijst het de radiofrequenties toe volgens de lijst bepaald door de Regering.

De toewijzing van de radiofrequentie maakt het voorwerp uit van een vergunning verleend voor een termijn van negen jaar en houdt het gebruik in van alle technische kenmerken die ermee verbonden zijn. De vergunning is niet overdraagbaar.

In afwijking van het tweede lid zal, in het geval van toewijzing van radiofrequenties voor de uitzending van private digitale terrestrische klankdiensten, het verstrijken van deze vergunning overeenstemmen met het verstrijken van de vergunningen voor de door de netwerkexploitant uitgezonden klankdiensten.

Elke vergunning vervalt automatisch indien de radiofrequentie gedurende een periode van zes opeenvolgende maanden niet gebruikt wordt. Op verzoek van de vergunninghouder, dat uiterlijk een maand vóór het verstrijken van de vergunning wordt ingediend, kan deze termijn door het College voor vergunning en controle met zes maanden worden verlengd, indien wordt vastgesteld dat een of meer vreemde en onweerstaanbare belemmeringen hem verhinderen de radiofrequentie te gebruiken. Deze mogelijkheid tot verlenging heeft noch tot doel noch tot gevolg de duur van de in het tweede lid bedoelde vergunning te verlengen.

De netwerkexploitant is ertoe gehouden het College voor vergunning en controle op de hoogte brengen wanneer de radiofrequentie voor het eerst wordt ingeschakeld en van elke onderbreking of hervatting van het gebruik. Als dergelijke kennisgevingen ontbreken, wordt aangenomen dat de radiofrequentie niet wordt gebruikt. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het College voor vergunning en controle tijdelijk, analoge radiofrequenties, toewijzen aan rechtspersonen, na onderzoek van de technische mogelijkheden door de diensten van de regering. Alleen radiofrequenties die door diensten van de regering worden onderzocht en voorgesteld, kunnen worden toegewezen.

Radiofrequenties mogen alleen worden toegewezen voor dekkingsdoeleinden, door een specifieke dienst, van een evenement van culturele, sportieve, wetenschappelijke of algemene aard. Binnen dit kader onderzoekt de het College voor vergunning en controle de geschiktheid van de toekenning van de radiofrequentie op basis van het dekkingsgebied en de locatie van het betreffende evenement.

De toewijzingsakte omvat de technische kenmerken voor het gebruik van de radiofrequentie, het doel waarvoor de radiofrequentie voorlopig is toegewezen en de maximale gebruiksduur van de radiofrequentie, die niet meer dan 30 dagen mag bedragen. In afwijking hiervan kan het College voor vergunning en controle een vergunning verlenen voor een periode van 90 dagen, afhankelijk van de tijd dat de antenne aanstaat.

De aanvraag moet uiterlijk 60 dagen voordat de specifieke dienst moet worden uitgezonden, worden ingediend en moet ten minste het volgende bevatten : 1° de naam van de rechtspersoon ;2° het adres van de maatschappelijke zetel en van het exploitatiezetel van de rechtspersoon;3° de statuten van de rechtspersoon;4° de locatie en de beschrijving van het evenement dat gedekt moet worden en de dekkingszone die overwogen is;5° de data waarop de specifieke dienst zal worden uitgezonden en de rechtvaardiging voor de gevraagde duur. § 3. In afwijking van paragraaf 1 kan de regering radiofrequenties voorlopig toewijzen aan rechtspersonen met bewezen technische deskundigheid met testdoeleinden die bedoeld zijn om bij te dragen tot het vinden van een efficiënt gebruik van het radiospectrum, in het bijzonder in het kader van de ontwikkeling van nieuwe uitzendtechnologieën. De totale duur van deze voorlopige toewijzing voor testdoeleinden mag niet meer dan achttien maanden bedragen. De regering kan ook radiofrequenties toewijzen aan internationale organisaties die zich in het algemeen belang inzetten van de openbare veiligheid. § 4. Als vergoeding voor de concessie door de Franse Gemeenschap voor het gebruik van haar radiofrequenties en de diensten die verband houden met het beheer van dit gebruik, kan een jaarlijkse bijdrage door de Regering worden geheven bij elke netwerkexploitant. De regering stelt het bedrag van de bijdrage vast, die compenserend van aard moet zijn zodat er een redelijke verhouding is tussen de waarde van de verleende dienst en de het bedrag van de bijdrage. § 5. De netwerkexploitant moet garanderen dat zijn technische installaties voldoen aan de technische kenmerken van de radiofrequenties die hem zijn toegewezen.

Wanneer de netwerkexploitant zijn vergunning ontvangt, vult hij een technische fiche in dat de volgende informatie bevat: 1° het vermogen aan de uitgang van het of de zendtoestel(len);2° het type en de kenmerken van de antenne(s), met inbegrip van de richting, de winst, het richtingsdiagram evenals een nauwkeurige beschrijving van de samenstelling ervan (aantal en aard van de elementen);3° het type en de lengte van de gebruikte kabel;4° het type van alle apparatuur die tussen de zender en de antenne wordt geschakeld;5° het totale vermogensverlies in het antennevoedingssysteem;6° de gebruikte PI-code (Program Identification). De technische fiche wordt naar het College voor vergunning en controle gestuurd om te controleren of de kenmerken van de vergunning worden nageleefd. In voorkomend geval legt het College voor vergunning en controle wijzigingen op aan de elementen die in de technische fiche vermeld zijn.

Wanneer de netwerkexploitant een of meer gegevens van de technische fiche wenst te wijzigen, brengt hij dat vooraf ter kennis van het College voor vergunning en controle voor verificatie.

De CSA zendt een afschrift van de technische fiche aan de Minister, evenals aan de diensten van de Regering en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. ».

Art. 26.In dezelfde eerste afdeling wordt een artikel 3.5.0-3 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-3. Voor elke verandering, met inbegrip van een uitwisseling van radiofrequenties, of elke wijziging van radiofrequenties moet een vergunning worden verleend door het College voor vergunning en controle.

Wanneer het daartoe een aanvraag ontvangt en nadat de technische verenigbaarheid van die aanvraag door de diensten van de Regering is nagekeken, lanceert het College voor vergunning en controle een openbare raadpleging over de aanvraag. Elke vergunde netwerkexploitant en elke persoon die een belang om tussen te komen rechtvaardigt, kunnen het College voor vergunning en controle binnen een maand in kennis stellen van elke reden die de weigering van de aanvraag kan rechtvaardigen.

In geval van een positieve beslissing van het College voor vergunning en controle wordt het vergunningsbewijs aangepast. ».

Art. 27.In dezelfde eerste afdeling wordt een artikel 3.5.0-4 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-4. § 1. Op verzoek van de Regering kan het College voor vergunning en controle een toegewezen radiofrequentie wijzigen of aanpassen telkens dat nodig is om : 1° een doeltreffende bescherming tegen mogelijke interferentie met andere radiocommunicatiediensten te verzekeren, met name in de nabijheid van luchthavens en luchtwegen;2° om storingen tussen verschillende audiovisuele mediadiensten te vermijden. § 2. Deze wijziging, evenals voor elke andere wijziging die krachtens artikel 3.5.0-3 is toegestaan, of elke wijziging die in het algemeen wordt aangebracht aan de elementen die op het vergunningsbewijs of de technische fiche vermeld zijn, maakt het voorwerp uit van een aanhangsel. Dit laatste wordt door het College voor vergunning en controle naar de houder van de betrokken radiofrequentie gestuurd, evenals naar de diensten van de Regering en de diensten van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie. ».

Art. 28.In Boek III, Titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een afdeling II ingevoegd, "AFDELING II genoemd : Private analoge klankdiensten".

Art. 29.In de afdeling II ingevoegd bij artikel 28, wordt een artikel 3.5.0-5 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-5. Het gebruik van radiofrequenties voor het analoge uitzenden van klankdiensten via terrestrische hertzgolven wordt door het College voor vergunning en controle vergund onder de in deze afdeling opgelegde voorwaarden. ».

Art. 30.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-6 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-6. Na de lijst te hebben vastgelegd van radiofrequenties die aan de uitzending van klankdiensten in analoge modus kunnen worden toegewezen overeenkomstig artikel 3.5.0-1, stelt de Regering het volgende vast : 1° de lijst van radiofrequenties die aan onafhankelijke radio's kunnen worden toegewezen;2° het aantal netwerkradio's, hun theoretische verzorgingsgebieden en de toewijsbare radiofrequenties waaruit ze zijn samengesteld.».

Art. 31.In dezelfde afdeling II wordt een artikel 3.5.0-7 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-7. De Regering publiceert een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector.

De offerteaanvraag bevat de volgende elementen: 1° de lijst van radiofrequenties die kunnen worden toegewezen aan onafhankelijke radio's en netwerkradio's overeenkomstig de verdeling die is vastgesteld bij het in artikel 3.5.0-6 ; 2° de bestekken voor de onafhankelijke en netwerkradio's zoals opgesteld krachtens artikel 3.1.3-2; 3° het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 3.5.0-2, § 4. Indien geen bijdrage werd vastgesteld, is geen bijdrage verschuldigd voor de duur van de vergunningen die in het kader van de offerteaanvraag worden toegekend; 4° de termijn waarbinnen en de nadere regels volgens dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend; 5° op voorstel van het College voor vergunning en controle of op eigen initiatief, de criteria en de eventuele weging daarvan die door het College zullen worden gebruikt om de kandidaturen te beoordelen overeenkomstig artikel 3.1.3-4.

Op advies van het College voor vergunning en controle kan de Regering andere nadere regels vastleggen in de offerteaanvraag of de aanvragers vrijstellen van de indiening van bepaalde documenten bedoeld in artikel 3.1.3-3, § 2 tot en met 4, indien ze al op andere offerteaanvragen voor dezelfde klankdienst hebben gereageerd. ».

Art. 32.In dezelfde afdeling II wordt een artikel 3.5.0-8 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-8. De aanvragen worden onderzocht overeenkomstig de artikelen 3.1.3-3 en 3.1.3-4.

Het College voor vergunning en controle kent een radiofrequentie toe aan elke onafhankelijke radio en een netwerk van radiofrequenties aan elke netwerkradio. Het College kan de dienstzone van onafhankelijke radio's en netwerkradio's verbeteren met een of meer storingsvrije uitzendfrequenties, na onderzoek van de technische mogelijkheden door de diensten van de regering.

Wanneer ze vaststelt dat er nieuwe radiofrequenties beschikbaar zijn, kan de Regering het in artikel 3.5.0-6 bedoelde besluit wijzigen om de theoretische dienstzone van een netwerkradio met nieuwe radiofrequenties aan te vullen.

In geval van faillissement van de dienstenuitgever keert de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk terug naar de Franse Gemeenschap zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan. ».

Art. 33.In Boek III, Titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een afdeling III ingevoegd, "AFDELING III genoemd : Private digitale klankdiensten".

Art. 34.In de afdeling III ingevoegd bij artikel 33, wordt een artikel 3.5.0-9 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-9. Het gebruik van radiofrequenties voor het uitzenden van digitale klankdiensten via terrestrische hertzgolven wordt door het College voor vergunning en controle vergund onder de in deze afdeling opgelegde voorwaarden. ».

Art. 35.In dezelfde afdeling III wordt een artikel 3.5.0-10 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-10. Na de lijst te hebben vastgelegd van radiofrequenties die aan de uitzending van digitale klankdiensten kunnen worden toegewezen overeenkomstig artikel 3.5.0-1, bepaalt de Regering : 1° de lijst van radiofrequenties die door onafhankelijke radio's kunnen worden gebruikt met de verdeling van de capaciteit in kbps;2° het aantal netwerkradio's, hun theoretische dienstzones en de bruikbare radiofrequenties waaruit ze zijn samengesteld, met de verdeling van de capaciteit in kbps.».

Art. 36.In dezelfde afdeling III wordt een artikel 3.5.0-11 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-11. De Regering publiceert een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector.

De offerteaanvraag bevat de volgende elementen: 1° de lijst van radiofrequenties, met de verdeling van de capaciteit in kbps, die gebruikt kunnen worden door onafhankelijke radio's en netwerkradio's overeenkomstig de verdeling die is vastgesteld bij het in artikel 3.5.0-10 ; 2° de bestekken voor de onafhankelijke en netwerkradio's zoals opgesteld krachtens artikel 3.1.3-2; 3° het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 3.5.0-2, § 4. Indien geen bijdrage werd vastgesteld, is de netwerkexploitant geen bijdrage verschuldigd voor de duur van de vergunningen die in het kader van de offerteaanvraag worden toegekend; 4° de termijn waarbinnen en de nadere regels volgens dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend; 5° op voorstel van het College voor vergunning en controle of op eigen initiatief, op advies van het College voor vergunning en controle, de criteria en de eventuele weging daarvan die door het College zullen worden gebruikt om de kandidaturen te beoordelen overeenkomstig artikel 3.1.3-4.

Op advies van het College voor vergunning en controle kan de Regering andere nadere regels vastleggen in de offerteaanvraag of de aanvragers vrijstellen van de indiening van bepaalde documenten bedoeld in artikel 3.1.3-3, § 2 tot en met 4, indien ze al op andere offerteaanvragen voor dezelfde klankdienst hebben gereageerd. ».

Art. 37.In dezelfde afdeling III wordt een artikel 3.5.0-12 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-12. § 1. De aanvragen worden onderzocht overeenkomstig de artikelen 3.1.3-3 en 3.1.3-4.

Het College voor vergunning en controle levert een gebruiksrecht voor de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk af aan elke onafhankelijke radio en netwerkradio. Het College kan de dienstzone van onafhankelijke radio's en netwerkradio's verbeteren met een of meer storingsvrije uitzendfrequenties, na onderzoek van de technische mogelijkheden door de diensten van de regering.

De Regering kan het in artikel 3.5.0-10 bedoelde besluit wijzigen om de theoretische dienstzone van een netwerkradio met nieuwe radiofrequenties aan te vullen.

In geval van faillissement van de dienstenuitgever keert het gebruik van de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk terug naar de Franse Gemeenschap zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan. § 2. De dienstenuitgevers die houder zijn van een gebruiksrecht op dezelfde radiofrequentie of hetzelfde radiofrequentienetwerk, kunnen op basis van een overeenkomst gesloten met ten minste 80% van deze dienstenuitgevers, en in voorkomend geval met de RTBF wanneer ze ook over capaciteit op deze radiofrequentie of dit radiofrequentienetwerk beschikt, aan het College voor vergunning en controle een vennootschap voorstellen die belast is met de uitvoering van de nodige technische handelingen voor de uitzending van de betrokken auditieve diensten.

De offerteaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en omvat de volgende elementen : 1° de radiofrequentie(s) die kan (kunnen) worden toegewezen en de lijst van de klankdiensten die beschikken over een gebruiksrecht van de genoemde radiofrequenties met hun respectieve capaciteiten;2° de eventuele capaciteiten van de toe te wijzen radiofrequentie(s) die voor datatransmissie kan worden gebruikt;3° de uitzending van de betrokken klankdiensten. § 3. Bij ontstentenis van een voorstel van de dienstenuitgevers overeenkomstig paragraaf 2 kan de Regering een offerteaanvraag lanceren voor de radiofrequentie of het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 3.5.0-2, § 4. Indien geen bijdrage werd vastgesteld, is geen bijdrage verschuldigd voor de duur van de vergunning die in het kader van de offerteaanvraag wordt toegekend; 4° de termijn waarbinnen en de nadere regels volgens dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend. § 4. De kandidaturen voor de in de vorige paragraaf bedoelde offerteaanvraag worden langs elektronische weg met ontvangstbevestiging ingediend bij de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector binnen de termijn vastgesteld in de offerteaanvraag. Ze omvatten de volgende elementen: 1° de rechtsvorm van de kandidaat, evenals, in voorkomend geval, de samenstelling van zijn kapitaal en zijn bestuursorganen;2° het adres van de maatschappelijke zetel en van zijn exploitatiezetel indien dit verschilt van de maatschappelijke zetel;3° de commerciële voorwaarden voor toegang tot de technische handelingen, met inbegrip, in voorkomend geval, van de toegang tot het systeem met voorwaardelijke toegang;4° een financieel plan opgesteld over een periode van ten minste 3 jaar;5° de technische kenmerken van signaalvorming, transmissie en uitzending. § 5. Binnen de maand na de datum waarop de offerteaanvraag werd afgesloten, neemt het College voor vergunning en controle een beslissing over de kandidaturen. Het beoordeelt de kandidaturen op grond van de volgende elementen : 1° de commerciële voorwaarden voor toegang tot de technische handelingen;2° de ervaring van de kandidaten op het gebied van signaaltransmissie van audiovisuele mediadiensten. § 6. Indien de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk reeds gedeeltelijk ter beschikking van de RTBF is gesteld, kan de RTBF door de Regering worden aangewezen als de netwerkexploitant van de betrokken radiofrequentie of het betrokken radiofrequentienetwerk. § 7. Het College voor vergunning en controle verleent de in de paragrafen 2 tot en met 5 bedoelde netwerkexploitant een vergunning en wijst hem de bijbehorende radiofrequentie(s) toe.

Het vergunningsbewijs vermeldt : 1° de identiteit van de houder ;2° het adres van de maatschappelijke zetel van de houder;3° de toegewezen radiofrequentie(s) en de lijst van de klankdiensten die beschikken over een gebruiksrecht van de genoemde radiofrequenties met hun respectieve capaciteiten;4° de eventuele capaciteit voor datatransmissie;5° de datum van inwerkingtreding van de vergunning. De vergunning komt niet in het gedrang door de verlening van een nieuwe vergunning voor een gebruiksrecht overeenkomstig de in de artikelen 3.1.3-2 tot en met 3.1.3-4 bedoelde procedure. § 8. De netwerkexploitant moet de toegang tot technische handelingen garanderen onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. § 9. In afwijking van artikel 3.5.0-2, § 1, vierde lid, wanneer de in de paragrafen 1 en 7 bedoelde vergunningen verleend zijn, stelt het College voor vergunning en controle de datum vast waarop de uitgever zijn dienst moet uitzenden, dit door middel van een aanhangsel bij de gebruiksvergunning van de dienstenuitgever bedoeld in artikel 3.1.3-7.

Deze datum wordt bepaald in overleg met de dienstenuitgever en de betrokken netwerkexploitant. § 10. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector stuurt een voor eensluidend verklaard afschrift van het vergunningsbewijs van de netwerkexploitant naar de Minister, evenals naar de diensten van de Regering en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. ».

Art. 38.In het boek III, titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een afdeling IV ingevoegd, "AFDELING IV genoemd : Private analoge en digitale klankdiensten".

Art. 39.In de afdeling IV ingevoegd bij artikel 38, wordt een artikel 3.5.0-13 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-13. In een gemeenschappelijke procedure kan de Regering de toewijzing van radiofrequenties voor de uitzending van analoge klankdiensten koppelen aan de toekenning van een gebruiksrecht van radiofrequenties voor de uitzending van digitale klankdiensten.

In dat geval publiceert de Regering een offerteaanvraag waarin de in de artikelen 3.5.0-7 en 3.5.0-11 bedoelde elementen verenigd zijn om aan dezelfde klankdienst radiofrequenties voor de analoge uitzending en voor de digitale uitzending. ».

Art. 40.In het Boek III, Titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een afdeling V ingevoegd, "AFDELING V genoemd : Private digitale televisiediensten".

Art. 41.In de afdeling V ingevoegd bij artikel 40, wordt een artikel 3.5.0-14 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-14. Het gebruik van radiofrequenties voor het uitzenden van digitale televisiediensten via terrestrische hertzgolven wordt door het College voor vergunning en controle vergund onder de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden. ».

Art. 42.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-15 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-15. Voor de toepassing van deze afdeling worden twee categorieën van digitale televisiediensten via terrestrische hertzgolven onderscheiden : 1° digitale televisiediensten die bedoeld zijn om te worden ontvangen via een vaste of draagbare antenne;2° persoonlijke mobiele televisiediensten, bestemd om in beweging te worden ontvangen met volledige energie-autonomie.».

Art. 43.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-16 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-16. Na de lijst te hebben vastgelegd van radiofrequenties die aan de uitzending van digitale televisiediensten kunnen worden toegewezen overeenkomstig artikel 3.5.0-1, bepaalt de Regering, voor elke in artikel 3.5.0-15 bedoelde categorie, het aantal televisiediensten, hun theoretische dienstzones en de bruikbare radiofrequenties waaruit ze zijn samengesteld, met de verdeling van de capaciteit in kbps. ».

Art. 44.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-17 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-17. De Regering publiceert een offerteaanvraag in het Belgisch Staatsblad.

De offerteaanvraag bevat de volgende elementen: 1° de lijst van radiofrequenties die door televisiediensten kunnen worden gebruikt overeenkomstig de verdeling die is vastgesteld bij het in artikel 3.5.0-16 bedoelde besluit; 2° het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 3.5.0-2, § 4. Indien geen bijdrage werd vastgesteld, is de netwerkexploitant geen bijdrage verschuldigd voor de duur van de vergunningen die in het kader van de offerteaanvraag worden toegekend; 3° de termijn waarbinnen en de nadere regels volgens dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend; 4° op voorstel van het College voor vergunning en controle of op eigen initiatief, op advies van het College voor vergunning en controle, de criteria en de eventuele weging ervan die het College zal gebruiken bij de beoordeling van de kandidaturen overeenkomstig artikel 3.5.0-19, § 1.

De regering kan in de offerteaanvraag andere nadere regels bepalen op advies van het College voor Vergunning en Controle. ».

Art. 45.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-18 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-18. § 1. De kandidaturen voor de offerteaanvraag worden langs elektronische weg met ontvangstbevestiging ingediend bij de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector binnen de termijn vastgesteld in de offerteaanvraag.

De aanvrager specificeert de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk waarvan hij het gebruik aanvraagt. De aanvrager kan zich kandidaat stellen voor meerdere radiofrequenties of radiofrequentienetwerken. In dit geval moet hij zijn voorkeuren opsommen en motiveren.

De aanvraag moet vergezeld gaan van de volgende elementen : 1° voor een kandidaat die nog niet is aangegeven met toepassing van Onderafdeling 1 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2, van Titel 1 van Boek III, alle gegevens bedoeld in artikel 3.1.2-1, § 2, met uitzondering van 8° en 9° ; 2° voor een reeds aangegeven dienstenuitgever of, in voorkomend geval, een reeds vergund nabijheidsmedia, in het geval van de integrale overname van een of meer van zijn televisiediensten, de gegevens 1° en 5° bedoeld in artikel 3.1.2-1, § 2; 3° voor een dienstenuitgever die over een vergunning of een gelijkaardige akte beschikt die in een lidstaat van de Europese Unie is uitgereikt in het geval van volledige overname van een of meer van zijn televisiediensten, alle gegevens bedoeld in artikel 3.1.2-1, § 2, met uitzondering van 8° en 9°, evenals een afschrift van de overeenkomstige vergunning(en) of gelijkaardige akte; 4° in voorkomend geval, de nadere regels voor de commercialisering van de betrokken dienst(en), evenals elke overeenkomst die is gesloten of wordt overwogen met een exploitant van een systeem voor voorwaardelijke toegang;5° de eventuele voorstellen van de kandidaat betreffende de technische of commerciële groepering van zijn televisiedienst(en) met andere televisiediensten die door derden worden uitgegeven. § 2. Binnen een maand na de datum waarop de offerteaanvraag werd afgesloten, deelt de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector de kandidaat mee dat zijn aanvraag in aanmerking werd genomen en deelt dat ook mee aan de Minister evenals aan de diensten van de Regering. ».

Art. 46.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-19 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-19. § 1. Het College voor vergunning en controle levert de vergunningen voor het gebruik van radiofrequenties af aan de uitgevers van televisiediensten binnen drie maanden nadat de offerteaanvraag werd gesloten.

Het College voor vergunningen en controle beslist over alle aanvragen die op grond van artikel 3.5.0-18, § 1 worden ingediend en levert vergunningen af voor het gebruik van radiofrequenties door het belang van elke aanvraag af te wegen tegen de noodzaak om het pluralisme en de diversiteit van de culturele expressie van het televisielandschap van de Franse Gemeenschap te garanderen, en van de verbintenissen die de kandidaten in toepassing van artikel 6.1.1-1, § 3, zijn aangegaan of hun bijdrage aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector in toepassing van artikel 6.1.1-1, § 1.

Het houdt ook zoveel mogelijk rekening met de samenhang van de voorstellen geformuleerd door de aanvragers wat betreft de technische of commerciële groepering van diensten binnen een digitaal netwerk.

In de mate waarin ze financieel en economisch levensvatbaar zijn, geeft het College de voorkeur aan diensten waarvoor de gebruikers geen vergoeding moeten betalen.

In het geval van offerteaanvragen waarin een radiofrequentie of een radiofrequentienetwerk met een multiprovinciale of provinciale theoretische dienstzone wordt aangeboden, ziet het College erop toe dat elke nabijheidsmedia die een kandidatuur heeft ingediend voor de volledige overname van een van zijn televisiediensten, beschikt over capaciteit op de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk met een theoretische dienstzone die de dekkingszone van de nabijheidsmedia bestrijkt, zodat het zijn openbare opdracht kan uitoefenen overeenkomstig artikel 3.2.1-2.

Het vergunningsbewijs vermeldt : 1° de naam van de televisiedienst ;2° de identiteit van de houder ;3° het adres van de maatschappelijke zetel van de houder;4° de radiofrequentie(s) waarvoor een gebruiksrecht wordt verleend met vermelding van de capaciteit in kbps;5° de datum van inwerkingtreding van de vergunning. § 2. Wanneer vergunningen voor het gebruik van een radiofrequentie of een radiofrequentienetwerk worden afgeleverd aan uitgevers van televisiediensten met een vergunning of een soortgelijke akte die in een lidstaat van de Europese Unie is afgeleverd, worden de betrokken televisiediensten beschouwd als televisiediensten die onder dit decreet vallen en aan alle bepalingen ervan zijn onderworpen. § 3. Vergunningen voor het gebruik van een radiofrequentie of radiofrequentienetwerk zijn niet overdraagbaar. De looptijd van een vergunning bedraagt maximaal negen jaar. Voor nabijheidsmedia en de in paragraaf 2 bedoelde uitgevers wordt deze beperkt tot de duur van de vergunning om de betrokken televisiedienst uit te zenden, onverminderd de eventuele verlenging van deze vergunning in overeenstemming met de geldende regelgeving.

De regering kan het in artikel 3.5.0-16 bedoelde besluit wijzigen om de theoretische dienstzone van een televisiedienst aan te vullen met nieuwe radiofrequenties.

In geval van faillissement van de dienstenuitgever keert het gebruik van de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk terug naar de Franse Gemeenschap zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan.

Indien het gebruik van een radiofrequentie of radiofrequentienetwerk zou worden vrijgegeven wegens het verstrijken van een vergunning, wegens de stopzetting van de activiteit of wegens een faillissement, lanceert de Regering een nieuwe offerteaanvraag voor de vrijgegeven capaciteit in de vormen en onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 3.5.0-17 tot en met 3.5.0-19, § 1. In dit geval verstrijkt de verleende gebruiksvergunning op de vervaldatum van de eerder voor deze capaciteit toegekende vergunning. § 4. De dienstenuitgevers die houder zijn van een gebruiksrecht op dezelfde radiofrequentie of hetzelfde radiofrequentienetwerk, kunnen gezamenlijk, en in voorkomend geval samen met de RTBF wanneer ze ook over capaciteit op deze radiofrequentie of dit radiofrequentienetwerk beschikt, aan het College voor vergunning en controle een vennootschap voorstellen die belast is met de uitvoering van de nodige technische handelingen voor de uitzending van de betrokken televisiediensten. § 5. Bij ontstentenis van een gezamenlijk voorstel van de dienstenuitgevers kan de Regering een offerteaanvraag lanceren voor de betrokken radiofrequentie of het betrokken radiofrequentienetwerk.

De offerteaanvraag wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en omvat de volgende elementen : 1° de radiofrequentie(s) die kan (kunnen) worden toegewezen en de lijst van de televisiediensten die beschikken over een gebruiksrecht van de genoemde radiofrequenties met hun respectieve capaciteiten;2° de eventuele capaciteit van de toe te wijzen radiofrequentie(s) die voor datatransmissie kan worden gebruikt; 3° het bedrag van de bijdrage bedoeld in artikel 3.5.0-2, § 4. Indien geen bijdrage werd vastgesteld, is de netwerkexploitant geen bijdrage verschuldigd voor de duur van de vergunning die in het kader van de offerteaanvraag wordt toegekend; 4° de termijn waarbinnen en de nadere regels volgens dewelke de kandidaturen moeten worden ingediend;5° op voorstel van de het College voor vergunning en controle of op eigen initiatief, op advies van het College voor vergunning en controle, de criteria en de eventuele weging daarvan die door het College zullen worden gebruikt om de kandidaturen te beoordelen overeenkomstig paragraaf 7. De regering kan in de offerteaanvraag andere nadere regels bepalen op advies van het College voor Vergunning en Controle. § 6. De kandidaturen voor de in de vorige paragraaf bedoelde offerteaanvraag worden langs elektronische weg met ontvangstbevestiging ingediend bij de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector binnen de termijn vastgesteld in de offerteaanvraag. Ze omvatten de volgende elementen: 1° de rechtsvorm van de kandidaat, evenals de samenstelling van zijn kapitaal en zijn bestuursorganen;2° het adres van de maatschappelijke zetel en van zijn exploitatiezetel indien dit verschilt van de maatschappelijke zetel;3° de commerciële voorwaarden voor toegang tot de technische handelingen, met inbegrip, in voorkomend geval, van de toegang tot het systeem met voorwaardelijke toegang;4° een financieel plan opgesteld over een periode van ten minste 3 jaar;5° de technische kenmerken van signaalvorming, transmissie en uitzending. § 7. Het College voor vergunning en controle neemt een beslissing over de kandidaturen binnen een maand na de datum waarop de offerteaanvraag werd afgesloten. Het beoordeelt de kandidaturen op grond van de volgende elementen : 1° de commerciële voorwaarden voor toegang tot de technische handelingen;2° de ervaring van de kandidaten op het gebied van signaaltransmissie van audiovisuele mediadiensten. § 8. Indien de radiofrequentie of het radiofrequentienetwerk reeds gedeeltelijk ter beschikking van de RTBF is gesteld, kan de RTBF door de Regering worden aangewezen als de netwerkexploitant van de betrokken radiofrequentie of het betrokken radiofrequentienetwerk. § 9. Het College voor vergunning en controle verleent de in de paragrafen 4 tot en met 7 bedoelde netwerkexploitant een vergunning en wijst hem de bijbehorende radiofrequentie(s) toe.

Het vergunningsbewijs vermeldt : 1° de identiteit van de houder ;2° het adres van de maatschappelijke zetel van de houder;3° de toegewezen radiofrequentie(s) en de lijst van de televisiediensten die beschikken over een gebruiksrecht van de genoemde radiofrequenties met hun respectieve capaciteiten;4° de eventuele capaciteit voor datatransmissie;5° de datum van inwerkingtreding van de vergunning. De vergunning komt niet in het gedrang door de verlening van een nieuwe vergunning voor een gebruiksrecht overeenkomstig de in de artikelen 3.5.0-17 tot en met 3.5.0-19 bedoelde procedure. § 10. De netwerkexploitant moet de toegang tot technische handelingen garanderen onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. § 11. In afwijking van artikel 3.5.0-2, § 1, vierde lid, wanneer de in de paragrafen 1 en 9 bedoelde vergunningen verleend zijn, stelt het College voor vergunning en controle de datum vast waarop de uitgever zijn dienst moet uitzenden, dit door middel van een aanhangsel bij de gebruiksvergunning van de dienstenuitgever bedoeld in paragraaf 1.

Deze datum wordt bepaald in overleg met de dienstenuitgever en de betrokken netwerkexploitant. § 12. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector stuurt een voor eensluidend verklaard afschrift van de in paragrafen 1 en 9 bedoelde vergunningsbewijzen naar de Minister, evenals naar de diensten van de Regering en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. ».

Art. 47.In het boek III, titel V, inleidend hoofdstuk, ingevoegd bij artikel 22, wordt een afdeling VI ingevoegd, "AFDELING VI genoemd : Private analoge televisiediensten ".

Art. 48.In de afdeling VI ingevoegd bij artikel 47, wordt een artikel 3.5.0-20 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-20. Het gebruik van radiofrequenties voor het uitzenden van analoge televisiediensten wordt door het College voor vergunning en controle vergund onder de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden. ».

Art. 49.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-21 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-21. Elke dienstverlener die een of meer radiofrequenties wenst te gebruiken om in analoog uit te zenden, moet daartoe een aanvraag indienen bij de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector langs elektronische weg met ontvangstbevestiging.

De aanvraag bevat de volgende elementen : 1° voor een reeds aangegeven dienstenuitgever, in geval van volledige overname van een van zijn televisiediensten, de benaming van de dienstenuitgever en de televisiedienst waarvoor de radiofrequentie(s) wordt (worden) aangevraagd; 2° voor een kandidaat-dienstenuitgever die nog niet is aangegeven in toepassing van Onderafdeling 1 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2, van Titel 1 van Boek III, alle gegevens bedoeld in artikel 3.1.2-1; 3° een financieel plan opgesteld over een periode van 3 jaar;4° de geografische coördinaten van de vermoedelijke plaats van uitzending, evenals de hoogte van de antenne ten opzichte van de grond;5° de gewenste radiofrequentie of -frequenties. De dienstenuitgever kan de diensten van de regering verzoeken aan te geven welke radiofrequentie(s) eventueel beschikbaar is (zijn). In dat geval moet de dienstenuitgever een rekenrecht betalen in de gevallen bedoeld in artikel 3.5.0-3. ».

Art. 50.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3.5.0-22 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 3.5.0-22. § 1. Binnen een maand na ontvangst van de aanvraag deelt de voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector de aanvrager mee dat zijn aanvraag in aanmerking werd genomen en zendt hij die door naar de Regering. Indien een coördinatie van de radiofrequentie(s) noodzakelijk blijkt, wordt de aanvrager in kennis gesteld van het verwachte tijdschema voor die coördinatie.

Indien de door de aanvrager gewenste radiofrequentie(s) verenigbaar is (zijn) of indien een of meer beschikbare radiofrequenties zijn geïdentificeerd, legt de Regering de lijst vast van deze radiofrequenties.

Binnen een maand na de datum waarop de lijst werd vastgelegd door de Regering, kent het College voor vergunning en controle de radiofrequentie(s) toe aan de aanvrager.

Het College voor vergunning en controle mag geen andere radiofrequenties toewijzen dan die welke door de Regering zijn voorgesteld. § 2. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector zendt een afschrift van het bewijs dat het gebruik van een of meer radiofrequenties door een dienstenuitgever toestaat naar de Minister, evenals naar de diensten van de regering en het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. ».

Art. 51.In het boek III, titel V, van het decreet wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt : « HOOFDSTUK III : Andere netwerkexploitanten van elektronische communicatienetwerken en aanbieders van elektronische communicatiediensten".

Art. 52.In artikel 3.5.3-1, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden "de artikelen 3.5.1-1 en 3.5.2-1, alsmede de hoofdstukken 1 en 2 van titel 2 van het boek VIII" vervangen door de woorden "de inleidende, eerste en tweede hoofdstukken van titel V van boek III".

Art. 53.In artikel 4.1-1 van hetzelfde decreet worden de woorden « een de verdelers » ingevoegd tussen de woorden « De uitgevers » en « van de diensten ».

Art. 54.In artikel 4.2.1-4, § 1van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikel 6.1.1-1, § 3" en "6.1.1-1, § 4" worden elk vervangen door de woorden "6.1.1-1, § 2" ; 2° de woorden "gedeeltelijke of volledige bestelling, aankoop van programma's, externe prestaties, vooraankoop en coproductie" worden vervangen door de woorden "bestelling van programma's, aankoop van programma's, externe prestaties, vooraankoop en coproductie van audiovisuele werken";3° de woorden "coproductie of vooraankoop" worden vervangen door de woorden "coproductie of vooraankoop van audiovisuele werken".

Art. 55.Artikel 4.2.2-1, § 4, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « § 4. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op een dienstenuitgever met een omzet in de zin van artikel 6.1.1-1, § 2, van minder dan 700.000 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumentenprijsindex voor januari 2023.

De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op niet-lineaire televisiediensten waarvan het aandeel van kijkdichtheid per specifieke dienst minder dan 1% bedraagt van de totale kijkdichtheid voor soortgelijke diensten op de markt van de Franse Gemeenschap het voorgaande jaar. Het College voor vergunning en controle berekent en evalueert de kijkdichtheid per dienst, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen betaalde abonnementsdiensten, diensten die toegankelijk zijn via een transactionele aanvraag, diensten die deel uitmaken van een gegroepeerde dienstenaanbod en gratis toegangsdiensten, volgens een methodologie die door het College is gedefinieerd en door de regering is goedgekeurd.

De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op een dienstverlener wiens televisiedienst van nature bedoeld is om uitsluitend of hoofdzakelijk niet-Europese producties aan te bieden. Onder "hoofdzakelijk" wordt verstaan 80% van de catalogus. ».

Art. 56.In artikel 4.2.3-1, § 1, van hetzelfde decreet wordt een derde lid ingevoegd luidend als volgt : "Wanneer het College voor vergunning en Controle een verzoek tot afwijking ontvangt om de linguïstische en culturele diversiteit op grond van dit artikel te waarborgen, houdt het rekening met de quota die zijn toegestaan in het kader van het beheerscontract van de RTBF, om ervoor te zorgen dat een verschillend en pluralistisch medialandschap wordt gehandhaafd, met inbegrip van een evenwicht tussen de publieke en de private sector. ».

Art. 57.Artikel 5.1- 1 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 58.In artikel 5.2-1 van hetzelfde decreet worden de woorden "en Europese richtlijnen" ingetrokken en vervangen door het woord "Europese".

Art. 59.In artikel 5.5-1 van hetzelfde decreet wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2/1. Elke aanbieder van een videoplatformdienst moet een intern mechanisme opzetten om geschillen met zijn gebruikers over de toepassing van de paragrafen 1 en 2 te beslechten. Dit mechanisme moet een onpartijdige beslechting van geschillen mogelijk maken en mag de gebruiker de gewone rechtsmiddelen niet ontnemen. ».

Art. 60.Artikel 6.1.1-1 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 6.1.1-1. § 1. Elke uitgever van lineaire en niet-lineaire televisiediensten dragen bij aan de audiovisuele productie. Deze bijdrage wordt geleverd in de vorm van investeringen in coproductie of vooraankoop van audiovisuele werken of in bestelling van programma's, ofwel in de vorm van een storting aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.

In afwijking van het eerste lid is de bij dit artikel ingestelde bijdrage niet van toepassing op : 1° een dienstenuitgever die minder dan 10% van de jaarlijkse zendtijd van elk van de diensten die hij uitgeeft, besteedt aan de uitzending van audiovisuele werken;2° RTBF ;3° nabijheidsmedia; 4° dienstenuitgevers met een omzet van niet meer dan 700.000 euro; 5° de lineaire televisiediensten waarvan de kijkdichtheid per specifieke dienst minder dan 2% bedraagt van de totale kijkdichtheid die tijdens het voorbije jaar door gelijkaardige diensten op de markt van de Franse Gemeenschap werd behaald;het College voor vergunning en controle berekent en evalueert de kijkdichtheid per dienst volgens een methodologie die door het College wordt bepaald en door de Regering wordt goedgekeurd; 6° de niet-lineaire televisiediensten waarvan de kijkdichtheid per specifieke dienst minder dan 1% bedraagt van de totale kijkdichtheid die tijdens het voorbije jaar door gelijkaardige diensten op de markt van de Franse Gemeenschap werd behaald;het College voor vergunningen en controle berekent en evalueert de kijkdichtheid per dienst, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen betalende abonnementsdiensten, diensten die toegankelijk zijn op transactionele aanvraag, diensten die deel uitmaken van een gegroepeerd dienstenaanbod en gratis toegangsdiensten, volgens een methodologie die door het College wordt bepaald en door de Regering wordt goedgekeurd. § 2. De jaarlijkse bijdrage bedoeld in paragraaf 1 van de dienstverlener bedraagt ten minste : 0% van de omzet als deze minder is dan 700.000 euro; 2% van zijn omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 700.000 euro en lager dan 10 miljoen euro; 2,5% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 10 miljoen euro en lager dan 20 miljoen euro; 3% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 20 miljoen euro en lager dan 30 miljoen euro; 3,5% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 30 miljoen euro en lager dan 45 miljoen euro; 4,25% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 45 miljoen euro en lager dan 60 miljoen euro; 5% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 60 miljoen euro en lager dan 75 miljoen euro ;5,75% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 75 miljoen euro en lager dan 90 miljoen euro; 6,50% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 90 miljoen euro en lager dan 105 miljoen euro; 7,25% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 105 miljoen euro en lager dan 120 miljoen euro; 8% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 120 miljoen euro en lager dan 135 miljoen euro; 8,75% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan 135 miljoen euro en lager dan 150 miljoen euro; 9,50% van de omzet als deze hoger is dan of gelijk is aan150 miljoen euro.

Indien de informatie bedoeld in paragraaf 4, eerste en tweede lid niet binnen de gestelde termijnen is verstrekt, wordt de bijdrage van de dienstenuitgever op onweerlegbare wijze geacht 3 miljoen euro te bedragen, te betalen aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.

De bedragen bedoeld in de paragrafen 1, tweede lid, 4°, en 2, eerste en tweede lid, worden jaarlijks aangepast op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 2023.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "omzet" verstaan : de som van de bedragen die de dienstenuitgever, exclusief belasting op toegevoegde waarde, heeft gefactureerd in verband met het opnemen van commerciële communicatie in zijn televisiediensten, na aftrek van commissies en bonussen, en in verband met het tegen betaling beschikbaar stellen van zijn televisiediensten of -programma's in het voorafgaande kalenderjaar. Indien de dienstenuitgever zelf de activiteit van dienstenverdeler zoals bedoeld in artikel 3.4-1 uitoefent voor de televisiediensten waarvoor hij aangifte deed of op grond van dit decreet vergund is, omvat de omzet de omzet die uit zijn activiteit als dienstenverdeler resulteren van zijn eigen diensten zoals bepaald in artikel 6.1.2-1, § 3.

Voor de uitgevers van televisiediensten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, wordt de omzet zonder marktonderscheid in aanmerking genomen, in voorkomend geval na aftrek van de omzet uit een lidstaat van de Europese Unie waarop de dienstenuitgever zich richt en waar hij onderworpen is aan een stelsel van financiële bijdrage voor de productie van Europese werken.

Voor externe uitgevers van televisiediensten houdt de omzet alleen rekening met inkomsten uit de markt van de Franse Gemeenschap. § 3. Wanneer de dienstverlener een bijdrage levert in de vorm van een investering, wordt het minimumbedrag van de bijdrage bedoeld in paragraaf : 1° voor minstens 35% geïnvesteerd in de coproductie of vooraankoop van Franstalige Belgische audiovisuele werken;2° mag dat minimumbedrag maximaal 30% investeren in de bestelling van programma's.Ten minste 20% van de subsidiabele investering in bestellingen van programma's betreft de schrijf- en ontwikkelingskosten; 3° kan dat bedrag worden geïnvesteerd in het schrijven van scenario's en de ontwikkeling van audiovisuele werken waarvan de scenarist een contract heeft naar Belgisch recht.Deze investeringen worden meegerekend tegen het dubbele van hun bedrag; 4° kan tot maximaal 5% geïnvesteerd worden in beroepsopleiding in de audiovisuele sector;5° mag tot maximaal 5% geïnvesteerd worden in het toegankelijk maken van audiovisuele werken voor mensen met een zintuiglijke beperking;6° maximaal 5% geïnvesteerd worden in de nasynchronisatie of ondertiteling van audiovisuele werken;7° omvat geen deelname in coproductie- of vooraankoop met toepassing van enige andere wettelijke verplichting of met een wettelijk voordeel. De nadere regels voor de bijdrage in de vorm van investeringen worden bepaald door de overheid, in overeenstemming met de volgende principes: 1° de investeringen van elke dienstenuitgever voor een gelijkwaardig bedrag economische gevolgen genereren in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, behoudens afwijking voorzien door de Regering;2° de dienstuitgever kan de uitvoering van zijn jaarlijkse bijdrage geheel of gedeeltelijk uitstellen over de twee volgende boekjaren.Na deze termijn wordt het bedrag van de verplichting dat niet is geïnvesteerd, betaald aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector ; 3° behalve voor de bestellingen van programma's kan de dienstenuitgever, onder zijn uitsluitende verantwoordelijkheid, zijn verplichtingen geheel of gedeeltelijk aan een derde onderneming toevertrouwen;4° begeleidingscomités worden opgericht om geïnformeerd te worden over de investeringen die elke uitgever doet en kunnen er een advies over uitbrengen.Elk begeleidingscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de dienstuitgever, de diensten van de regering en de beroepsorganisaties die de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap en de auteurs en vertolkers van audiovisuele werken in de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen; 5° tussen elke dienstenuitgever en de diensten van de Regering kunnen, na advies van de Begeleidingscomités, overeenkomsten worden gesloten om de verplichtingen van de dienstenuitgever te richten op één of meer specifieke soorten audiovisuele werken of bestelde programma's.Deze overeenkomsten kunnen ook een bijdrage bepalen die hoger is dan de bijdrage bedoeld in paragraaf 2, of enige andere bijkomende verbintenis die de dienstenuitgever zou moeten aangaan. § 4. Vóór 15 februari van elk bijdragejaar stelt de dienstverlener de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector langs elektronische weg met ontvangstbevestiging in kennis van de door hem gekozen bijdragevorm.

De uitgever stuurt ook een schatting van zijn omzet voor het voorgaande jaar zoals gedefinieerd in paragraaf 2. Voor het eerste activiteitenjaar wordt de informatie verstrekt binnen 30 dagen na de eerste dag van de uitgeversactiviteit. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector stuurt deze informatie uiterlijk 28 februari naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector.

Vóór 15 september van elk bijdragejaar moet de dienstenuitgever aan de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector het bewijs leveren aan de hand waarvan het bedrag van zijn omzet voor het vorige jaar, zoals gedefinieerd in paragraaf 2, kan worden vastgesteld. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector controleert de omzet en stuurt het bedrag van de gevalideerde omzet uiterlijk op 15 november naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector en naar de betrokken uitgever van televisiediensten.

Een dienstenuitgever die kiest voor een bijdrage in de vorm van een storting aan het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector moet het verschuldigde bedrag betalen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de aangifte van bijdrage. Bij de betaling stelt de uitgever het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector langs elektronische weg met ontvangstbevestiging in kennis van de betaling van zijn bijdrage.

Het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector dient jaarlijks bij de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector een verslag in over de naleving van de bijdrageplicht door elke dienstenuitgever, samen met de adviezen van de Begeleidingscomités. ».

Art. 61.Artikel 6.1.2-1 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 6.1.2-1. § 1. Elke verdeler van lineaire en niet-lineraire televisiediensten moet bijdragen aan de productie van audiovisuele werken. Deze bijdrage wordt geleverd in de vorm van investeringen in coproductie of vooraankoop van audiovisuele werken of in bestelling van programma's, ofwel in de vorm van een storting aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.

In afwijking van het vorige lid is de door dit artikel ingevoerde bijdrage niet van toepassing op de volgende dienstenverdelers : 1° een dienstenuitgever die de activiteit van verdeler uitoefent om televisiediensten aan te bieden waarvoor hij krachtens dit decreet is aangegeven of erkend, waarbij deze vrijstelling enkel voor deze diensten geldt.Indien hij echter ook derde diensten aanbiedt en een gebruiker zowel de door hem uitgegeven diensten als deze van derden gebruikt, en hij opteert voor de forfaitaire bijdrage per gebruiker bedoeld in 1° van paragraaf 2, draagt hij voor deze gebruiker niet bij indien het resultaat van het percentage toegepast op de jaarlijkse inkomsten gegenereerd door deze gebruiker overeenkomstig artikel 6.1.1-1 hoger is dan de forfaitaire bijdrage bedoeld in 1° van paragraaf 2; 2° een dienstenverdeler die een aanvullend aanbod televisiediensten voorstelt wanneer hij reeds bijdraagt tot de productie van audiovisuele werken op basis van het aantal gebruikers van zijn basisaanbod bedoeld in artikel 7.2-1; die vrijstelling geldt enkel voor het aantal gebruikers die in de loop van het jaar zowel van het basisaanbod als van het aanvullende aanbod gebruik hebben gemaakt en op voorwaarde dat de verdeler heeft geopteerd voor de forfaitaire bijdrage per gebruiker bedoeld in 1° van paragraaf 2; 3° RTBF ;4° nabijheidsmedia. § 2. De jaarlijkse bijdrage van de dienstenverdeler bedoeld in paragraaf 1 bedraagt ten minste : 1° ofwel 3,875 euro per gebruiker ten opzichte van vorig jaar.Dit bedrag wordt om de twee jaar aangepast op basis van de index van de consumptieprijzen van september 2022; 2° ofwel 3,125% van de omzet van het vorige jaar. Indien de informatie bedoeld in paragraaf 4, eerste en tweede lid, niet binnen de gestelde termijnen is verstrekt, wordt de bijdrage van de dienstenverdeler op onweerlegbare wijze geacht 3 miljoen euro te bedragen, te betalen aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast op basis van de consumptieprijzen voor januari 2023.

De bijdrage voor het eerste boekjaar van de dienstenverdeler wordt vastgesteld op basis van het aantal gebruikers of van de omzet voor dat eerste jaar. Deze bijdrage wordt berekend tijdens het tweede boekjaar en toegevoegd aan de bijdrage berekend voor het tweede boekjaar.

Voor de toepassing van dit artikel is het aantal gebruikers, in het geval van gebruikers die een abonnement nemen, het op 30 september van het voorgaande jaar geregistreerde aantal. Voor gebruikers waarvan de woon- of verblijfplaats niet kan worden vastgesteld, geeft de verdeler het deel van het aantal gebruikers op dat overeenkomt met het percentage dat de bevolking van zijn verdelingszone in het Franse taalgebied vertegenwoordigt ten opzichte van het geheel van zijn verdelingszone. Indien zijn activiteit in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uitsluitend verband houdt met de Franse Gemeenschap, verklaart hij het aandeel van het aantal gebruikers van wie de woon- of verblijfplaats niet kan worden vastgesteld, dat overeenstemt met het percentage dat de bevolking van zijn verdelingsgebied in het Franse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vertegenwoordigt ten opzichte van de bevolking van zijn volledige verdelingszone;

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "omzet" verstaan : de som van de bedragen die de dienstenuitgever, exclusief belasting op toegevoegde waarde en auteursrechten heeft gefactureerd in verband met de verkoop van zijn aanbod aan de gebruiker en de invoeging van commerciële communicatie in zijn gebruikersinterface, na aftrek van commissies en bonussen van reclamebureaus, alsmede in verband met de integratie van diensten of programma's van uitgevers van televisiediensten in zijn aanbod tegen betaling.

Voor het deel van de omzet van gebruikers van wie de woon- of verblijfplaats niet kan worden vastgesteld, geeft de verdeler van diensten het deel van deze omzet op dat overeenkomt met het percentage dat de bevolking van zijn verdelingszone in het Franse taalgebied vertegenwoordigt ten opzichte van de bevolking van zijn volledige verdelingszone. Indien zijn activiteit in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uitsluitend verband houdt met de Franse Gemeenschap, geeft hij het aandeel aan van de omzet afkomstig van gebruikers van wie de woon- of verblijfplaats niet kan worden vastgesteld, dat overeenstemt met het percentage dat de bevolking van haar verdelingszone in het Franse taalgebied en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vertegenwoordigt ten opzichte van de bevolking van zijn volledige verdelingszone. § 3. Wanneer de verdeler van de diensten bijdraagt in de vorm van een investering, wordt het minimumbedrag van de bijdrage bedoeld in paragraaf 2 : 1° voor minstens 35% geïnvesteerd in de coproductie of vooraankoop van Franstalige Belgische audiovisuele werken;2° mag maximaal 30% geïnvesteerd worden in de bestelling van programma's.Ten minste 20% van de subsidiabele investering in bestellingen van programma's betreft de schrijf- en ontwikkelingskosten; 3° kan dat bedrag worden geïnvesteerd in het schrijven van scenario's en de ontwikkeling van audiovisuele werken waarvan de scenarist een contract heeft naar Belgisch recht.Deze investeringen worden meegerekend tegen het dubbele van hun bedrag; 4° kan tot maximaal 5% geïnvesteerd worden in beroepsopleiding in de audiovisuele sector;5° mag tot maximaal 5% geïnvesteerd worden in het toegankelijk maken van audiovisuele werken voor mensen met een zintuiglijke beperking;6° mag tot 5% investeren in de nasynchronisatie of ondertiteling van audiovisuele werken geïnvesteerd worden.7° omvat geen deelname in coproductie- of vooraankoop met toepassing van enige andere wettelijke verplichting of met een wettelijk voordeel. De nadere regels voor de bijdrage in de vorm van investeringen worden bepaald door de overheid, in overeenstemming met de volgende principes: 1° de investeringen die elke dienstenverdeler in audiovisuele werken doet, voor een gelijkwaardig bedrag, economische gevolgen genereren in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, behoudens afwijking voorzien door de Regering;2° een dienstenverdeler die bijdraagt in de vorm van investeringen, kan de uitvoering van zijn jaarlijkse bijdrage geheel of gedeeltelijk uitstellen over de twee volgende boekjaren.Na deze termijn wordt het bedrag van de verplichting dat niet is geïnvesteerd, betaald aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector ; 3° de dienstverdeler kan, onder zijn uitsluitende verantwoordelijkheid, zijn verplichtingen geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan een derde onderneming;4° de begeleidingscomités worden opgericht om geïnformeerd te worden over de investeringen die elke verdeler doet en kunnen er een advies over uitbrengen.Elk begeleidingscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de dienstenverdeler, de diensten van de regering en de beroepsorganisaties die de onafhankelijke producenten van de Franse Gemeenschap en de audiovisuele auteurs en uitvoerende kunstenaars van de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen; 5° Tussen elke dienstenverdeler en de diensten van de Regering kunnen, na advies van de begeleidingscomités, overeenkomsten worden gesloten om de verplichtingen van de dienstenverdeler te richten naar één of meer specifieke soorten audiovisuele werken.In deze overeenkomsten kan ook een bijdrage worden vastgesteld die hoger is dan de in § 2 vastgestelde bijdrage, of enige andere aanvullende verbintenis die de dienstenverdeler zou moeten aangaan. § 4. Vóór 15 februari van elk bijdragejaar stelt de dienstverdeler de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector langs elektronische weg met ontvangstbevestiging in kennis van de door hem gekozen bijdragevorm.

Hij vermeldt tevens zijn keuze van de in § 2 bedoelde bijdragegrondslag door ofwel het aantal gebruikers in het voorgaande jaar ofwel een raming van zijn omzet in het voorgaande jaar, zoals omschreven in § 2, mee te delen. Voor het eerste jaar van activiteit wordt informatie over de keuze van de bijdragevorm en de grondslag binnen 30 dagen na de eerste dag van de verdelingsactiviteit meegedeeld. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector stuurt deze informatie uiterlijk 28 februari naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector.

Wanneer de verdeler voor een op de omzet gebaseerde bijdrage heeft gekozen, moet hij vóór 15 september van elk bijdragejaar aan de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector bewijsstukken overleggen aan de hand waarvan hij het bedrag van zijn omzet over het voorgaande jaar, zoals gedefinieerd in § 3, kan vaststellen. De Hoge Raad voor de Audiovisuele sector controleert de omzet en stuurt het bedrag van de gevalideerde omzet uiterlijk op 15 november naar het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector en naar de betrokken uitgever van televisiediensten.

Een dienstenverdeler die ervoor kiest om een bijdrage te betalen aan het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector moet het verschuldigde bedrag betalen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de aangifte van de bijdrage. Bij de betaling stelt de uitgever het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector langs elektronische weg met ontvangstbevestiging in kennis van de betaling van zijn bijdrage.

Het Centrum voor de Film en de Audiovisuele sector dient jaarlijks bij de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector een verslag in over de naleving van de bijdrageplicht door elke dienstenverdeler, samen met de adviezen van de begeleidingscomités. ».

Art. 62.Artikel 6.2.1-1 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Artikel 6.2.1-1. De regering kan steun verlenen voor het schrijven, ontwikkelen en produceren van audiovisuele werken door Franstalige Belgische initiatieven in de vorm van fictie, documentaires en animatieseries. ».

Art. 63.In hetzelfde decreet wordt een artikel 6.2.1-2 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 6.2.1-2. Om voor steun in aanmerking te komen, moet de aanvraag : 1° worden ingediend door een onafhankelijke producent ;2° bewijzen dat de onafhankelijke producent de rechten op het te produceren werk bezit;3° de vaste verbintenis bevatten van één of meer uitgevers van televisieomroepdiensten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen of externe uitgevers om een bedrag bij te dragen dat ten minste gelijk is aan het bedrag van de toegekende steun.».

Art. 64.In hetzelfde decreet wordt een artikel 6.2.1-3 ingevoegd, luidend als volgt : « Artikel 6.2.1-3. De regering bepaalt de procedures voor het verlenen, goedkeuren en uitbetalen van steun, en de minimum- en maximumbedragen die aan series kunnen worden toegekend, overeenkomstig de volgende beginselen : 1° de steun kan enkel worden uitbetaald aan de begunstigden van wie de maatschappelijke zetel, een vast agentschap of een vaste inrichting gevestigd is in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;2° de minimum- en maximumbedragen die aan series worden toegekend, worden bepaald naargelang het type bijstand en naargelang het gaat om fictie, documentaire of animatie;3° de toegekende steun, gecumuleerd met andere overheidssteun, mag niet meer bedragen dan vijftig procent van het budget van het audiovisuele werk, met uitzondering van moeilijke audiovisuele werken in de zin van artikel 12 van het decreet van 10 november 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/11/2011 pub. 09/12/2011 numac 2011029587 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de ondersteuning van de filmsector en de audiovisuele creatie sluiten betreffende de steun aan de cinematografische en audiovisuele creatie;4° het volledige bedrag van de toegekende steun moet in België worden uitgegeven en het grootste deel in het Franstalige gebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.Deze verplichting is beperkt tot een bedrag van tachtig procent van het seriebudget. 5° de steun bedoeld in artikel 6.2.1-2 is onderworpen aan Verordening nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun verenigbaar met de interne markt worden verklaard op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, in het bijzonder artikel 54. ».

Art. 65.In hetzelfde decreet wordt een artikel 6.2.1-4 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 6.2.1-4. § 1. Er is een commissie series opgericht. § 2. De Commissie bestaat uit minimaal 15 leden en maximaal 35 leden die de volgende beroepscategorieën vertegenwoordigen en aanzienlijke ervaring hebben op het gebied van series: Producenten ;

Auteurs: scenarioschrijvers en regisseurs ;

Technici ;

Acteurs ;

Internationale verkopers ;

Vertegenwoordigers van culturele onderwerpen (leraren, journalisten, experts, enz.).

De leden van de Commissie worden benoemd door de regering voor een termijn van twee jaar, die tweemaal kan worden verlengd, zonder dat meer dan vijftig procent van de leden tot dezelfde beroepscategorie behoort.

De Commissie komt bijeen in werksessies, waarvan de samenstelling is gericht op een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende sectoren en beroepen en een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen. Aan elke werksessie mag niet meer dan vijftig procent van de leden van dezelfde beroepscategorie bedoeld in het eerste lid deelnemen. § 3. De Commissie series brengt een gemotiveerd advies uit over de toekenning van een subsidie aan het project en over het bedrag van de subsidie. Hiervoor gebruikt het de volgende evaluatiecriteria: 1° de culturele, artistieke en technische aspecten van het project;2° de kenmerken van het project ;3° het culturele belang van het project voor de Franse Gemeenschap;4° de Belgische verankering van het subject en het universum ;5° de financiële haalbaarheid van het artistieke project;6° de adequatie tussen het project en het doelpubliek;7° technische, creatieve en financiële steun van de uitgever voor het project. § 4. De regering bepaalt : 1° de werkwijze van de Commissie en de minimuminhoud van haar huishoudelijk reglement;2° het bedrag van het presentiegeld ;3° het bedrag van de afleestoelagen.4° de reiskosten van zijn leden.

Art. 66.In artikel 6.2.2-2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragraaf 1, derde lid, wordt vervangen als volgt : "De forfaitaire bedragen en de omzetschalen bedoeld in het vorige lid kunnen jaarlijks worden aangepast op basis van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 2008";2° in paragraaf 1, vierde lid, wordt het woord "Onder" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van dit artikel, onder";3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "dat ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "De elektronische post" en worden de woorden "aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "van de elektronische post";4° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "het ter post aangetekende schrijven" vervangen door de woorden "van de elektronische post";5° in paragraaf 5, vierde lid, worden de woorden "aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg met ontvangstbevestiging".

Art. 67.In artikel 6.2.2-4 van hetzelfde decreet worden de woorden "wordt jaarlijks aangepast op basis van het gewone indexcijfer 01.01.2009 = 100 volgens de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen. " vervangen door de woorden "wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de index van de consumptieprijzen voor januari 2009. ».

Art. 68.In artikel 6.2.2-7 van hetzelfde decreet worde de woorden « 8.2.1-12 » telkens vervangen door de woorden « 3.5.0-12 ».

Art. 69.Artikel 7.1-1. van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 70.In artikel 7.1-4, § 1, van hetzelfde decreet wordt een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : "In afwijking van het eerste en het tweede lid is RTBF niet onderworpen aan de bepalingen van dit artikel wanneer zij diensten van nabijheidsmedia verdeelt. ».

Art. 71.In artikel 7.2-2, § 1, 3° van hetzelfde decreet worden de woorden « een dienst van » ingevoegd tussen het woord « waaronder » en het woord « TV5Monde ».

Art. 72.In hetzelfde besluit wordt titel III "VERDELING VAN AUDIOVISUELE MEDIADIENSTEN VIA TERRESTRISCHE DIGITALE HERTZGOLVEN" van boek VII opgeheven.

Art. 73.In artikel 8.1.1-2, § 1, vierde lid, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden « 8.1.3-5 et 8.1.3-6 » vervangen door de woorden « 8.3.2-1, § 4 en 8.3.2-2 ».

Art. 74.In artikel 8.1.3-5, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden "; onder "aansluitnetwerk" wordt verstaan: een door de transmissiesignalen gebruikt fysiek kanaal dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een hoofdverdeler of elke andere vergelijkbare voorziening van het vaste elektronischecommunicatienetwerk;" vervangen door de woorden "zoals gedefinieerd in artikel 1.3-1, 3° /1".

Art. 75.In hetzelfde decreet wordt titel II van boek VIII opgeheven.

Art. 76.In artikel 9.1.2-1, § 1, eerste lid, 5°, van hetzelfde decreet worden de woorden « 8.2.1-6, 8.2.1-10 en 8.2.1-16 » vervangen door de woorden « 3.5.0-6, 3.5.0-10 en 3.5.0-16 ».

Art. 77.In artikel 9.1.2-2 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden ", op voorstel van het Bureau van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector," ingevoegd tussen het woord "wijst" en het woord "in";2° in paragraaf 2, vijfde lid, wordt het woord "De" vervangen door de woorden "Op voorstel van het Bureau van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector, de";3° in paragraaf 2, zesde lid, wordt het woord "Regering" telkens vervangen door de woorden "Bureau van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector";4° in paragraaf 4, 2°, wordt het woord "vicevoorzitters" vervangen door het woord "vicevoorzitter".

Art. 78.In artikel 9.1.2-7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de vier leden" vervangen door "de twee leden"; 2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin "Ingeval een lid vervangen wordt, voltooit het plaatsvervangende lid het lopende mandaat.". » opgeheven ; 3° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "de tien leden" vervangen door de woorden "de acht leden";4° in paragraaf 2, 6°, wordt het woord "vicevoorzitters" vervangen door "vicevoorzitter" ; 5° in paragraaf 6 worden de woorden "9.1.2-3, § 1, 12° " vervangen door de woorden "9.1.2-3, § 1, 13° ".

Art. 79.In artikel 9.1.3-3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "9.1.2-6" worden telkens vervangen door de woorden "9.1.2-7" ; 2° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en de eerste, tweede en derde vicevoorzitter" vervangen door "en een vicevoorzitter";3° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "in naleving van de evenredige vertegenwoordiging van de bestaande democratische politieke strekkingen binnen het Parlement van de Franse Gemeenschap" vervangen door de woorden "door ervoor te zorgen dat zij niet tot dezelfde democratische politieke groep behoren die in het Parlement van de Franse Gemeenschap erkend is";4° in de paragrafen 2 en 5 wordt het woord "vicevoorzitters" vervangen door het woord "vicevoorzitter";5° in paragraaf 3 worden de woorden " van een vicevoorzitter" vervangen door "van de vicevoorzitter";6° in paragraaf 4 worden de woorden "de vicevoorzitters" vervangen door "de vicevoorzitter".

Art. 80.Artikel 9.1.4-2 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 9.1.4-2. Artikel 9.1.5-6 is van toepassing op de onderzoekssecretaris. ».

Art. 81.Artikel 9.1.5-2 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « Art. 9.1.5-2. De voorzitter van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector zit van rechtswege de Colleges voor. De vicevoorzitter woont alle vergaderingen van de Colleges en is stemgerechtigd. Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door de vicevoorzitter. Het huishoudelijk reglement van het college bepaalt de nadere regels voor deze vervanging. ».

Art. 82.In artikel 9.1.5-5 van hetzelfde decreet worden de woorden « de vicevoorzitters » vervangen door de woorden « de vicevoorzitter ».

Art. 83.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9.1.5-6 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 9.1.5-6. De onverenigbaarheden bedoeld in artikel 9.1.2-7, §§ 2 en 3, zijn van toepassing op de personeelsleden van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector.

De personeelsleden van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector zijn ertoe gehouden de deontologische regels na te leven die vastgelegd zijn in de huishoudelijke reglementen van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector. ».

Art. 84.In artikel 9.2.2-5, § 2, van hetzelfde decreet worden de woorden "van het onderzoekssecretariaat" opgeheven.

Art. 85.Artikel 10.2.2 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Artikel 7.2-2, § 1, eerste lid, 3°, treedt in werking twee jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. ».

Art. 86.In de artikelen 1.1-3, § 1, 3.1.3-7, § 2, tweede lid, 4°, en 6.2.2-1, § 1, tweede lid, wordt het woord « dienstuitgever » vervangen door het woord « dienstenuitgever ». HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 87.De omzetpercentages die bedoeld zijn in artikel 6.1.1-1, § 2, eerste lid, treden in werking met ingang van 1 januari 2027.

Tussen 1 januari 2024 en 1 januari 2027 zijn de omzetpercentages per jaar van toepassing als volgt:

Omzetniveaus

2024

2025

2026

Minder dan 700.000 euro

0,00 %

0,00 %

0,00 %

Meer dan of gelijk aan 700.000 euro en minder dan 10 miljoen euro

1,52 %

1,68 %

1,84 %

Hoger dan of gelijk aan 10 miljoen euro en lager dan 20 miljoen euro

1,94 %

2,13 %

2,31 %

Hoger dan of gelijk aan 20 miljoen euro en lager dan 30 miljoen euro ;

2,20 %

2,47 %

2,73 %

Hoger dan of gelijk aan 30 miljoen euro en lager dan 45 miljoen euro ;

2,46 %

2,81 %

3,15 %

Hoger dan of gelijk aan 45 miljoen euro en lager dan 60 miljoen euro ;

2,61 %

3,16 %

3,70 %

Hoger dan of gelijk aan 60 miljoen euro en lager dan 75 miljoen euro ;

2,76 %

3,51 %

4,25 %

Hoger dan of gelijk aan 75 miljoen euro en lager dan 90 miljoen euro ;

2,91 %

3,86 %

4,80 %

Hoger dan of gelijk aan 90 miljoen euro en lager dan 105 miljoen euro

3,06 %

4,21 %

5,35 %

Hoger dan of gelijk aan 105 miljoen euro en lager dan 120 miljoen euro ;

3,21 %

4,56 %

5,90 %

Hoger dan of gelijk aan 120 miljoen euro en lager dan 135 miljoen euro ;

3,36 %

4,91 %

6,45 %

Hoger dan of gelijk aan 135 miljoen euro en lager dan 150 miljoen euro ;

3,51 %

5,26 %

7 %

Hoger dan of gelijk aan 150 miljoen euro

3,66 %

5,61 %

7,55 %


Aan het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding en aan het einde van het vijfde jaar wordt onder toezicht van de Hoge Raad voor de Audiovisuele sector een impactstudie uitgevoerd met betrekking tot de toepassing van de bijdragepercentages bedoeld in het vorige lid en de absorptiecapaciteit van de lokale markt voor deze investeringen, indien nodig met de steun van de diensten van de Regering.

Art. 88.Het bedrag per gebruiker en het percentage van de omzet bedoeld in artikel 6.1.2-1, § 2, eerste alinea, treden in werking met ingang van 1 januari 2027.

Voor 2024 is het bedrag per gebruiker vastgesteld op 3,294 euro en het percentage van de omzet op 2,656%.

Voor 2025 is het bedrag per gebruiker vastgesteld op 3,487 euro en het percentage van de omzet op 2,812%.

Voor 2026 is het bedrag per gebruiker vastgesteld op 3,681 euro en het percentage van de omzet op 2,968%.

Aan het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding en aan het einde van het vijfde jaar wordt onder toezicht van de Hoge Raad van de Audiovisuele sector een impactstudie uitgevoerd met betrekking tot de toepassing van de bijdragepercentages bedoeld in de vorige leden en de absorptiecapaciteit van de lokale markt voor deze investeringen, indien nodig met de steun van de diensten van de regering.

Art. 89.Dit decreet werd bekendgemaakt overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2015/1535 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

Art. 90.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2024.

De Regering is bevoegd om de decreten die zijn genomen met toepassing van de artikelen 6.1.1-1, 6.1.2-1, 6.2.1-1, 6.2.1-2, 6.2.1-3 en 6.2.1-4 te laten terugwerken tot ten vroegste 1 januari 2024.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 7 december 2023.

De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, Sport en Onderwijs voor sociale promotie, P.-Y. JEHOLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en het toezicht op Wallonie-Bruxelles Enseignement, F. DAERDEN De Vicepresidente en Minister van Kind, Gezondheid, Cultuur, Media en Vrouwenrechten, B. LINARD Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Universitaire ziekenhuizen, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Jeugd en Promotie van Brussel, F. BERTIEAUX De Minister van Onderwijs, C. DESIR _______ Nota (1) Zitting 2023-2024 Stukken van het Parlement.- Ontwerp van decreet, nr. 611-1 - Commissieamendement(en), nr. 611-2 - Commissieverslag, nr. 611-3 - Amendement(en) tijdens de vergadering, nr. 611-4 - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 611 -5.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 6 december 2023.

^