gepubliceerd op 20 juli 2020
Decreet tot omzetting van richtlijn 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (1)
2 JULI 2020. - Decreet tot omzetting van richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie (1)
Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.§ 1. Bij dit decreet wordt richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie, hierna richtlijn (EU) 2017/1852 genoemd, omgezet. § 2. Bij dit decreet worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot een mechanisme ter beslechting van geschillen tussen lidstaten welke ontstaan naar aanleiding van de uitleg en toepassing van overeenkomsten en verdragen ter voorkoming van de dubbele belasting op inkomsten en, waar van toepassing, op vermogen.
Dit decreet is van toepassing voor zover deze belastingen en taksen belastingen op inkomsten en, in voorkomend geval, op het vermogen zijn in de zin van artikel 1 van richtlijn (EU) 2017/1852 betreffende: 1° gewestelijke belastingen, in hoofdsom en interesten, en boetes, die gevestigd worden door decreten behalve voor zover bedoelde decreten daarvan afwijken;2° de gewestelijke belastingen bedoeld in artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten;3° de andere belastingen en taksen waarop de artikelen L3321-1 tot en met L3321-12 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisering van toepassing zijn. HOOFDSTUK II. - Mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1° de betrokken lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie en zijn territoriale of administratieve entiteiten, met inbegrip van zijn plaatselijke overheden, die bij het geschil betrokken zijn;2° de bevoegde autoriteit: de door de Regering aangewezen autoriteit;3° de buitenlandse autoriteit: de in artikel 2, lid 1, onder a), van richtlijn (EU) 2017/1852 bedoelde autoriteit van een andere lidstaat, die als zodanig door elke betrokken lidstaat is aangewezen;4° de bevoegde rechtbank: naar gelang van het geval, de rechtbank van eerste aanleg of de president van de rechtbank van eerste aanleg, die zitting houdt als in kort geding;5° de dubbele belasting: de heffing door twee of meer lidstaten over dezelfde belastbare inkomsten of over hetzelfde belastbare vermogen met betrekking tot belastingen die vallen onder een overeenkomst of verdrag ter voorkoming van dubbele belasting op de inkomsten en, in voorkomend geval, op het vermogen, wanneer deze heffing aanleiding geeft tot: a) een additionele belastingheffing;b) een toename van de belastingverplichtingen;c) de annulering of vermindering van verliezen die met belastbare winst kunnen worden verrekend;6° de belanghebbende : elke persoon die een fiscaal ingezetene is van een lidstaat en voor wiens belastingheffing het geschilpunt rechtstreekse gevolgen heeft;7° de grote onderneming: een onderneming die op de sluitingsdatum van de balans meer dan twee van de volgende drie criteria overschrijdt: a) totaal van de balans: 20 000 000 euro;b) netto-omzet : 40 000 000 euro;c) gemiddelde personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250;8° de grote groep : een groep bestaande uit in een consolidatie op te nemen moeder- en dochterondernemingen die, op geconsolideerde basis, op de balansdatum van de moederonderneming de grensbedragen voor ten minste twee van de volgende drie criteria overschrijdt: a) totaal van de balans: 20 000 000 euro;b) netto-omzet : 40 000 000 euro;c) gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar: 250;9° het geschil: het geval dat aanleiding geeft tot een geschil als bedoeld in artikel 1, § 2;10° de verwerkingsverantwoordelijke: de persoon bedoeld in artikel 4, 7) van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), die persoon is de bevoegde autoriteit, de in artikel 7 bedoelde raadgevende commissie of de in artikel 9 bedoelde commissie voor alternatieve geschilbeslechting, elk voor de gegevensverwerking die zij verrichten ten behoeve van de uitoefening van de opdrachten van openbare dienst die hun bij dit decreet zijn toevertrouwd. Afdeling 2. - Klacht
Art. 3.§ 1. Elke belanghebbende kan een klacht indienen met betrekking tot een geschilpunt bij de bevoegde autoriteit, waarbij om de beslechting van het geschil wordt verzocht.
De klacht moet worden ingediend binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de ontvangst van de eerste kennisgeving van de handeling die tot het geschilpunt aanleiding geeft of zal geven, ongeacht of de belanghebbende de nationale rechtsmiddelen aanwendt.
De belanghebbende dient de klacht tegelijkertijd en met dezelfde gegevens bij de bevoegde buitenlandse autoriteit in en geeft in de klacht aan welke andere lidstaten betrokken zijn bij het geschil. § 2. Elke klacht wordt binnen twee maanden na ontvangst door de bevoegde autoriteit bevestigd. § 3. De bevoegde autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijn in kennis van een deze klacht. De bevoegde autoriteit stelt de buitenlandse autoriteit op dat moment in kennis van de taal of talen waarin zij tijdens de desbetreffende procedurehandelingen wil communiceren. § 4. De klacht bedoeld in paragraaf 1 wordt alleen aanvaard indien de belanghebbende die de klacht indient in een eerste fase de bevoegde autoriteit de volgende inlichtingen verschaft: 1° het/de naam (namen), adres (adressen), fisca(a)le identificatienummer(s) en alle andere inlichtingen die nodig zijn voor de identificatie van de belanghebbende (belanghebbenden) die de klacht heeft (hebben) ingediend bij de bevoegde autoriteit, de buitenlandse autoriteit en van elke andere belanghebbende;2° het betrokken aanslagjaar, of bij gebrek de belastingtijdvakken;3° nadere informatie over de relevante feiten en omstandigheden van de zaak (met inbegrip van bijzonderheden over de structuur van de transactie en over de verhouding tussen de belanghebbende en de andere partijen bij de relevante transacties, alsmede van de feiten die te goeder trouw in een wederzijds bindende overeenkomst tussen de belanghebbende en de belastingdienst zijn vastgelegd, waar van toepassing) en meer in het bijzonder de aard en de datum van de handelingen die aanleiding geven tot het geschilpunt (waaronder, in voorkomend geval, bijzonderheden over dezelfde in de andere lidstaat ontvangen inkomsten en over de opneming daarvan in de belastbare inkomsten in de andere lidstaat, en bijzonderheden over de belastingen die in verband met die inkomsten in de andere lidstaat zijn geheven of zullen worden geheven), alsmede de daarmee verband houdende bedragen in de valuta's van de betrokken lidstaten, met een afschrift van eventuele bewijsstukken;4° een verwijzing naar de toepasselijke wettelijke regels en naar de overeenkomsten of verdragen als bedoeld in artikel 1, § 2, eerste lid; indien meer dan één overeenkomst of verdrag van toepassing is, vermeldt de belanghebbende die de klacht indient welke overeenkomst of welk verdrag met betrekking tot het geschilpunt in kwestie wordt uitgelegd. Die overeenkomst of dat verdrag is voor de toepassing van dit decreet de toepasselijke overeenkomst of het toepasselijke verdrag; 5° de volgende informatie, verstrekt door de belanghebbende die de klacht heeft ingediend bij de bevoegde autoriteit, samen met een afschrift van eventuele bewijsstukken: a) een verklaring waarom de belanghebbende meent dat er sprake is van een geschilpunt;b) nadere bijzonderheden over elk door de belanghebbende ingesteld beroep en elke door de belanghebbende opgestarte rechtszaak met betrekking tot de relevante transacties, en over elke rechterlijke beslissing in verband met het geschilpunt;c) een toezegging van de belanghebbende dat hij zo volledig en zo snel mogelijk op alle toepasselijke verzoeken van een bevoegde autoriteit zal reageren en op verzoek van de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit alle documentatie zal verstrekken;d) in voorkomend geval, een afschrift van het definitieve besluit over de belastingaanslag - in de vorm van een definitieve belastingaanslag, een verslag van de belastingcontrole of een ander gelijkwaardig document - dat aanleiding geeft tot het geschilpunt, en een afschrift van elk ander document dat de belastingautoriteiten met betrekking tot het geschilpunt hebben verstrekt;e) in voorkomend geval, informatie over eventuele klachten die door de belanghebbende zijn ingediend uit hoofde van een andere procedure voor onderling overleg of uit hoofde van een andere geschilbeslechtingsprocedure, als omschreven in artikel 16, § 5, en een uitdrukkelijke toezegging van de belanghebbende dat hij het bepaalde in artikel 16, § 5, zal naleven;6° alle door de bevoegde autoriteiten gevraagde specifieke aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondig onderzoek van de zaak in kwestie. § 5. De bevoegde autoriteit kan om de in paragraaf 4, 6°, bedoelde informatie verzoeken binnen drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht.
Indien dit door de bevoegde autoriteit nodig wordt geacht, kunnen verdere verzoeken om informatie worden gedaan tijdens de in artikel 4 bedoelde procedure voor onderling overleg.
Het in het lid 1 en 2 bedoelde verzoek mag niet leiden tot de bekendmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze.
Een belanghebbende die een verzoek bedoeld in paragraaf 4, 6°, ontvangt, antwoordt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek.
Tegelijkertijd wordt ook een afschrift van dit antwoord toegezonden aan de buitenlandse autoriteit. § 6. Binnen zes maanden na ontvangst van de klacht door de bevoegde autoriteit of binnen zes maanden na ontvangst van de in paragraaf 4, 6°, bedoelde informatie, indien dit later is, neemt de bevoegde autoriteit een besluit over de aanvaarding of afwijzing van de in paragraaf 1 bedoelde klacht.
De bevoegde autoriteit stelt de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit onverwijld in kennis van haar besluit.
Binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, kan de bevoegde autoriteit besluiten het geschilpunt eenzijdig te beslechten, zonder de buitenlandse autoriteit erbij te betrekken. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit daarvan onverwijld in kennis. Na die kennisgeving worden de procedurehandelingen uit hoofde van dit decreet beëindigd. § 7. Een belanghebbende die een klacht wenst in te trekken, dient gelijktijdig bij de bevoegde autoriteiten en de buitenlandse autoriteit een schriftelijke kennisgeving van intrekking in. Met die kennisgeving worden alle procedurehandelingen uit hoofde van dit decreet onmiddellijk beëindigd. De bevoegde autoriteit die een dergelijke kennisgeving ontvangen, stelt de buitenlandse autoriteit onverwijld in kennis van die beëindiging van procedurehandelingen. § 8. Indien een geschilpunt om welke reden dan ook ophoudt te bestaan, worden alle procedurehandelingen uit hoofde van dit decreet onmiddellijk beëindigd en stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende onverwijld in kennis van deze situatie met de opgave van de algemene redenen daarvoor. § 9. De belanghebbende kan de mededelingen vermeld in respectievelijk de paragrafen 1, 5 en 7, bij wijze van afwijking van die bepalingen alleen indienen bij de buitenlandse autoriteit van de lidstaat waarvan de belanghebbende ingezetene is, of bij de bevoegde autoriteit wanneer de belanghebbende in het Waalse Gewest ingezetene is: 1° hetzij wanneer ze een natuurlijke persoon is;2° hetzij wanneer ze geen grote onderneming is en geen deel uitmaakt van een grote groep. De buitenlandse autoriteit of de bevoegde autoriteit naar gelang van het geval, stelt de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit tegelijkertijd in kennis van de mededelingen, zulks binnen twee maanden na ontvangst van deze mededelingen. Zodra een dergelijke kennisgeving is geschied, wordt de belanghebbende geacht de mededeling op de datum van die kennisgeving bij alle betrokken lidstaten te hebben ingediend.
Indien er aanvullende informatie wordt ontvangen uit hoofde van paragraaf 5, zendt de bevoegde autoriteit die de aanvullende informatie heeft ontvangen, een afschrift daarvan toe aan de buitenlandse autoriteit. Zodra deze mededeling is gedaan, wordt de buitenlandse autoriteit geacht deze aanvullende informatie te hebben ontvangen op de datum waarop de bevoegde autoriteit de informatie heeft ontvangen. Afdeling 3. - Procedure voor onderling overleg
Art. 4.§ 1. Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit een klacht bedoeld in artikel 3, § 1, aanvaarden, trachten zij binnen een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de laatste kennisgeving van een besluit van een van de lidstaten tot aanvaarding van de klacht, het geschilpunt in onderling overleg te beslechten.
De in de eerste alinea bedoelde termijn van twee jaar kan op verzoek van een bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit aan respectievelijk de buitenlandse autoriteit of de bevoegde autoriteit met ten hoogste één jaar worden verlengd, mits de verzoekende bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit dit verzoek schriftelijk motiveert. § 2. Zodra de bevoegde autoriteit binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt heeft bereikt, stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan onverwijld in kennis in de vorm van een besluit dat bindend is voor de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit en afdwingbaar door de belanghebbende, mits de belanghebbende het besluit aanvaardt en, indien toepasselijk, afziet van het recht om andere rechtsmiddelen aan te wenden.
Indien er reeds procedurehandelingen met betrekking tot dergelijke andere rechtsmiddelen waren begonnen, wordt het besluit enkel bindend en afdwingbaar zodra de belanghebbende ten overstaan van de bevoegde autoriteit bewijzen heeft verstrekt die aantonen dat er stappen zijn gezet om deze procedurehandelingen te beëindigen. Deze bewijzen worden verstrekt uiterlijk zestig dagen nadat de belanghebbende van het bovengenoemde besluit in kennis is gesteld. Het besluit wordt vervolgens onverwijld uitgevoerd, ongeacht de termijnen waarin de nationale wetgeving voorziet. § 3. Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit binnen de in paragraaf 1 vastgestelde termijn geen overeenstemming bereiken over de beslechting van het geschilpunt, stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan in kennis, met opgave van de algemene redenen waarom geen overeenstemming kon worden bereikt. Afdeling 4. - Besluit van de bevoegde autoriteit betreffende de klacht
Art. 5.§ 1. De bevoegde autoriteit kan binnen de in artikel 3, § 6, eerste lid, vastgestelde termijn tot afwijzing van een klacht besluiten wanneer: 1° de uit hoofde van artikel 3, § 4, vereiste inlichtingen ontbreken;2° er geen sprake is van een geschilpunt, of;3° de klacht niet binnen de in artikel 3, § 1, tweede lid, bedoelde termijn van drie jaar is ingediend. Wanneer de bevoegde autoriteit de belanghebbende daarvan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, § 6, in kennis stelt, geeft zij de algemene redenen voor haar afwijzing op. § 2. Indien een bevoegde autoriteit binnen de in artikel 3, § 6, vastgestelde termijn geen besluit over de klacht heeft genomen, wordt de klacht geacht door die bevoegde autoriteit te zijn aanvaard. § 3. Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit de klacht afwijzen, kan de belanghebbende een beroep instellen tegen het besluit van de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de artikelen 1385 en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek.
De belanghebbende die dit recht van beroep uitoefent, kan geen verzoek indienen uit hoofde van artikel 6, eerste lid, 1° : 1° zolang het besluit nog in beroep wordt behandeld;2° wanneer het besluit tot afwijzing nog vatbaar is voor beroep;3° wanneer het besluit tot afwijzing is bevestigd in het kader van de onder 1° bedoelde beroepsprocedure, maar het in een van de betrokken lidstaten niet mogelijk is af te wijken van het besluit van de bevoegde rechtbank of andere gerechtelijke overheden. Indien het recht van beroep is uitgeoefend, wordt het besluit van de bevoegde rechtbank in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 6, § 1, eerste lid, 1°. Afdeling 5. - Geschilbeslechting door de raadgevende commissie
Art. 6.§ 1. Op verzoek van de belanghebbende aan de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit stellen die bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 8 een raadgevende commissie in indien: 1° de klacht van die belanghebbende op grond van artikel 5, § 1, werd afgewezen door de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit, maar niet door alle autoriteiten;2° de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit de klacht van de belanghebbende hadden aanvaard, maar binnen de in artikel 4, § 1, vastgestelde termijn geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de beslechting van het geschilpunt in onderling overleg. De belanghebbende kan het verzoek bedoeld in het eerste lid enkel doen indien, tegen de in artikel 5, § 1, bedoelde afwijzing, geen beroep kan worden ingesteld, geen beroep aanhangig is of de belanghebbende formeel afstand heeft gedaan van zijn recht van beroep. Het verzoek bevat een verklaring in die zin.
De belanghebbende doet het verzoek om een raadgevende commissie op te richten schriftelijk, uiterlijk vijftig dagen na ontvangst van de kennisgeving op grond van artikel 3, § 6, of artikel 4, § 3, of uiterlijk vijftig dagen na afgifte van het besluit door de betrokken rechtbank of gerechtelijke instantie krachtens artikel 5, § 3, naargelang het geval.
De raadgevende commissie wordt uiterlijk 120 dagen na ontvangst van het verzoek ingesteld; zodra dat is gebeurd, stelt de voorzitter van deze commissie de belanghebbende daarvan onverwijld in kennis. § 2. De in het geval van paragraaf 1, eerste lid, 1°, ingestelde raadgevende commissie neemt binnen zes maanden nadat zij is ingesteld een besluit over de aanvaarding van de klacht.
Zij stelt de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit in kennis van haar besluit binnen dertig dagen na de vaststelling ervan.
Indien de raadgevende commissie heeft bevestigd dat aan alle voorschriften van artikel 3 is voldaan, wordt op verzoek van de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit de procedure voor onderling overleg van artikel 4, § 1 opgestart.
De bevoegde autoriteit stelt de raadgevende commissie, de buitenlandse autoriteit en de belanghebbende van dat verzoek in kennis. De in artikel 4, § 1, genoemde termijn begint vanaf de datum van de kennisgeving van het besluit dat de raadgevende commissie betreffende de aanvaarding van de klacht heeft genomen.
Indien noch de bevoegde autoriteit, noch de buitenlandse autoriteit binnen een termijn van zestig dagen na de datum van de kennisgeving van het besluit bedoeld in het tweede lid van de raadgevende commissie heeft verzocht om de procedure voor onderling overleg op te starten, brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 14, § 1, advies uit over de beslechting van het geschilpunt. In dat geval wordt, voor de toepassing van artikel 14, § 1, de raadgevende commissie geacht te zijn ingesteld op de datum waarop de termijn van zestig dagen verstrijkt. § 3. In het geval bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, brengt de raadgevende commissie overeenkomstig artikel 14, § 1, advies uit over de beslechting van het geschilpunt. § 4. Indien de raadgevende commissie geen advies uitbrengt binnen de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde termijn, is de in artikel 12, § 1, eerste lid, 2°, bedoelde vergoeding niet verschuldigd. § 5. De belanghebbende kan de mededelingen vermeld in de paragraaf 1, bij wijze van afwijking van die bepalingen alleen indienen bij de buitenlandse autoriteit van de lidstaat waarvan de belanghebbende ingezetene is, of bij de bevoegde autoriteit wanneer de belanghebbende in het Waalse Gewest ingezetene is: 1° hetzij wanneer ze een natuurlijke persoon is;2° hetzij wanneer ze geen grote onderneming is en geen deel uitmaakt van een grote groep. De buitenlandse autoriteit of de bevoegde autoriteit naar gelang van het geval, stelt de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit tegelijkertijd in kennis van de mededelingen, zulks binnen twee maanden na ontvangst van deze mededelingen. Zodra een dergelijke kennisgeving is geschied, wordt de belanghebbende geacht de mededeling op de datum van die kennisgeving bij alle betrokken lidstaten te hebben ingediend. Afdeling 6. - Benoemingen door bevoegde rechtbanken
Art. 7.§ 1. Indien binnen de in artikel 6, § 1, vierde lid, bedoelde termijn geen raadgevende commissie wordt ingesteld, kan de belanghebbende bij de president van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding een vordering in kort geding instellen om de raadgevende commissie in te stellen. § 2. Indien de bevoegde autoriteit heeft nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de belanghebbende de president van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding verzoeken een vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen uit de in artikel 9 bedoelde lijst.
Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit hebben nagelaten ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en een plaatsvervanger te benoemen, kan de belanghebbende de president van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding verzoeken de twee onafhankelijke personen te benoemen uit de in artikel 9 bedoelde lijst.
Deze vooraanstaande onafhankelijke personen benoemen overeenkomstig artikel 8, § 3, de voorzitter door loting uit de lijst bedoeld in artikel 9.
Wanneer meer dan één belanghebbende bij de procedure betrokken is, delen de belanghebbenden het verzoek om benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers mee aan elk van hun respectieve woonstaten.
Wanneer slechts één belanghebbende bij de procedure betrokken is, deelt deze belanghebbende het verzoek om benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen en hun plaatsvervangers mee aan de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit van de lidstaat die niet ten minste één vooraanstaande onafhankelijke persoon en één plaatsvervanger heeft benoemd. § 3. De verzoeken bedoeld in de paragrafen 1 en 2 worden pas aan de rechtbank bedoeld in paragraaf 1 of paragraaf 2 voorgelegd na het verstrijken van de in artikel 6, § 1, vierde lid, genoemde termijn van 120 dagen, en uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen na het verstrijken van die termijn. § 4. In de gevallen bedoeld in paragraaf 2 wijst de president van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding de vooraanstaande onafhankelijke personen aan overeenkomstig artikel 1680, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Tegen besluiten tot benoeming of vervanging van de vooraanstaande onafhankelijke personen kan geen beroep worden ingesteld. Tegen een dergelijke beslissing kan echter een hoger beroep worden ingesteld indien de president van de rechtbank van eerste aanleg heeft besloten geen benoeming te doen.
De rechtbank van eerste instantie stelt de bevoegde autoriteit van de benoeming in kennis. De bevoegde autoriteit stelt de betrokken lidstaten in kennis van de aanwijzing. Afdeling 7. - De raadgevende commissie
Art. 8.§ 1. De in artikel 6 bedoelde raadgevende commissie is als volgt samengesteld: 1° één voorzitter;2° één vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit en een vertegenwoordiger van de buitenlandse autoriteit.Indien de bevoegde autoriteiten en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, kan het aantal vertegenwoordigers worden verhoogd tot twee per autoriteit; 3° één vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de bevoegde autoriteit wordt benoemd en een vooraanstaande onafhankelijke persoon die door de buitenlandse autoriteit wordt benoemd uit de in artikel 9 bedoelde lijst.Indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, kan het aantal benoemde personen worden verhoogd tot twee per autoriteit. § 2. De bepalingen voor de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen worden overeengekomen tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. Na de benoeming van de vooraanstaande onafhankelijke personen wordt in overeenstemming met de voor de benoeming van de onafhankelijke personen geldende bepalingen voor ieder van hen een plaatsvervanger benoemd voor gevallen waarin de onafhankelijke personen verhinderd zijn hun functie uit te oefenen. § 3. Indien er over de bepalingen voor de benoeming van vooraanstaande onafhankelijke personen geen overeenstemming is bereikt overeenkomstig paragraaf 2, geschiedt de benoeming van die personen door loting. § 4. Tenzij de vooraanstaande onafhankelijke personen door de president van de rechtbank van eerste aanleg volgens de bepalingen van artikel 7, § 1, zijn benoemd, kan de bevoegde autoriteit bezwaar maken tegen de benoeming van een bepaalde vooraanstaande onafhankelijke persoon om elke vooraf tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeengekomen reden of om een van de volgende redenen: 1° deze persoon behoort tot of werkt namens een van de betrokken belastingadministraties of heeft op een bepaald moment tijdens de drie voorafgaande jaren in die situatie verkeerd;2° deze persoon heeft een deelneming van betekenis of stemrecht in een van de belanghebbenden in kwestie - of heeft die er in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming gehad - of is er werknemer of adviseur - of is dat in de loop van de vijf jaar vóór zijn benoeming geweest;3° deze persoon biedt onvoldoende garanties om het geschil of de geschillen objectief te behandelen;4° deze persoon is een werknemer van een bedrijf dat belastingadvies verleent of anderszins beroepsmatig belastingadvies verleent, of heeft in de loop van een periode van ten minste drie jaar vóór zijn benoeming in die situatie verkeerd. § 5. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kan eisen dat een overeenkomstig de paragrafen 2 of 3 benoemde vooraanstaande persoon of diens plaatsvervanger opening van zaken geeft wat betreft belangen, relaties of andere aangelegenheden die naar verwachting de onafhankelijkheid of onpartijdigheid van die persoon kunnen beïnvloeden, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat die persoon de procedurehandelingen met vooringenomenheid zal ingaan.
Gedurende een periode van twaalf maanden nadat het besluit van de raadgevende commissie is genomen, mag een vooraanstaande onafhankelijke persoon die deel uitmaakt van de raadgevende commissie, niet in een situatie verkeren die voor de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit een aanleiding zou zijn geweest om bezwaar te maken tegen zijn benoeming, als bedoeld in dit paragraaf, indien die persoon in die situatie had verkeerd op het moment van de benoeming voor de bewuste raadgevende commissie. § 6. De vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen die overeenkomstig paragraaf 1 zijn benoemd, kiezen een voorzitter uit de in artikel 9 bedoelde lijst van personen. Tenzij anders is overeengekomen door de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit en de vooraanstaande onafhankelijke personen, is de voorzitter een rechter. Afdeling 8. - Lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen
Art. 9.§ 1. De Regering benoemt ten minste drie bekwame en onafhankelijke personen die in staat zijn onpartijdig en integer te handelen, zodat de lijst van vooraanstaande onafhankelijke personen kan worden opgesteld die alle door de lidstaten voorgedragen vooraanstaande onafhankelijke personen omvat.
De kennisgeving van de procedure voor de benoeming van de in lid 1 bedoelde vooraanstaande onafhankelijke personen, alsook het profiel waaraan zij moeten voldoen, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De definitieve beslissing tot benoeming wordt eveneens binnen een maand na de kennisgeving in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 2. De Regering stelt de Europese Commissie in kennis van de namen van de door haar benoemde vooraanstaande onafhankelijke personen.
De Regering verstrekt de Europese Commissie tevens volledige en actuele informatie over de professionele en academische achtergrond, bekwaamheid en deskundigheid van deze personen en over elk belangenconflict dat zij mogelijk hebben. Zij specificeert welke van deze personen als voorzitter kan worden benoemd. § 3. De Regering stelt de Europese Commissie onverwijld in kennis van alle wijzigingen in de lijst van door haar aangewezen vooraanstaande onafhankelijke personen.
Met betrekking tot de verwijdering van vooraanstaande onafhankelijke personen van de lijst stelt de Regering de onafhankelijke personen per aangetekende brief op de hoogte van deze verwijdering. § 4. Indien een lidstaat, rekening houdend met de desbetreffende bepalingen van dit artikel, gegronde redenen heeft om er bezwaar tegen te maken dat een vooraanstaande onafhankelijke persoon op de bovengenoemde lijst blijft staan vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid, stelt hij de Europese Commissie daarvan in kennis en onderbouwt hij zijn bezorgdheid met passende bewijzen. De Europese Commissie stelt op haar beurt de lidstaat die de persoon in kwestie heeft benoemd in kennis van de bezwaren en de desbetreffende bewijzen.
Op grond van deze bezwaren en desbetreffende bewijzen neemt de Regering binnen zes maanden de nodige maatregelen om het bezwaar te onderzoeken, en verder neemt de Regering het besluit of de persoon op de lijst gehandhaafd wordt of van de lijst verwijderd wordt. De Regering stelt de Europese Commissie vervolgens onverwijld in kennis van zijn besluit. Afdeling 9. - De commissie voor alternatieve geschilbeslechting
Art. 10.§ 1. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen om in plaats van een raadgevende commissie bedoeld in artikel 6 een commissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen om overeenkomstig artikel 14 advies uit te brengen over de beslechting van het geschilpunt. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen tevens overeenkomen een commissie voor alternatieve geschilbeslechting in te stellen in de vorm van een commissie van permanente aard. § 2. Behalve wat betreft de bepalingen van artikel 8, §§ 4 en 5, inzake de onafhankelijkheid van haar leden, kan de commissie voor alternatieve geschilbeslechting qua vorm en samenstelling verschillen van de raadgevende commissie.
De commissie voor alternatieve geschilbeslechting kan, waar passend, elke geschilbeslechtingsprocedure of -techniek toepassen om het geschilpunt op bindende wijze op te lossen. § 3. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit komen overeenkomstig artikel 11, § 4, de werkingsregels van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting overeen. § 4. De artikelen 12 en 13 zijn van toepassing op de commissie voor alternatieve geschilbeslechting, tenzij in de werkingsregels als bedoeld in artikel 11 anders is overeengekomen. Afdeling 10. - Werkingsregels van de raadgevende commissie of van de
commissie voor alternatieve geschilbeslechting
Art. 11.§ 1. De bevoegde autoriteit stelt de belanghebbende binnen de in artikel 6, § 1, vierde lid, genoemde termijn in kennis van het volgende: 1° de werkingsregels van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting;2° de termijn waarbinnen het advies over de beslechting van het geschilpunt zal worden uitgebracht;3° de verwijzingen naar alle toepasselijke bepalingen van intern recht van de lidstaten en alle toepasselijke overeenkomsten of verdragen. § 2. De werkingsregels worden ondertekend tussen de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit van elke lidstaat die bij het geschil betrokken is.
De werkingsregels bevatten met name het volgende: 1° de beschrijving en de kenmerken van het geschilpunt;2° het mandaat waarover de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeenstemming bereiken wat de te regelen juridische en feitelijke kwesties betreft;3° de vorm van het geschilbeslechtingsorgaan, ofwel een raadgevende commissie, ofwel een commissie voor alternatieve geschilbeslechting, alsmede het soort procedure voor de alternatieve geschilbeslechting, indien de procedure verschilt van die van het onafhankelijke advies door een raadgevende commissie;4° het tijdschema van de geschilbeslechtingsprocedure;5° de samenstelling van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting met inbegrip van het aantal en de namen van de leden, gegevens over hun bekwaamheid en kwalificaties, en informatie over eventuele belangenconflicten van de leden;6° de regels voor deelname van de belanghebbende (belanghebbenden) en derde partijen aan de procedurehandelingen, de uitwisselingen van memoranda, inlichtingen en bewijsstukken, de kosten, het soort geschilbeslechtingsprocedure dat gebruikt wordt en alle andere relevante procedurele of organisatorische aangelegenheden;7° de logistieke regelingen voor de procedurehandelingen van de raadgevende commissie en het uitbrengen van haar advies Indien een raadgevende commissie overeenkomstig artikel 6, § 1, eerste alinea, 1°, is ingesteld om advies uit te brengen, dan bevatten de werkingsregels alleen de in het eerste lid, 1°, 4°, 5° en 6°, bedoelde informatie. § 3. Indien de werkingsregels onvolledig zijn of indien de betrokkene niet op de hoogte is gebracht van de werkingsregels, zijn de door de Europese Commissie vastgestelde standaardwerkingsregels van toepassing. § 4. Indien de bevoegde autoriteit geen kennis heeft gegeven van de werkingsregels aan de belanghebbende overeenkomstig paragraaf 1 en paragraaf 2, worden deze door de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter op basis van de in paragraaf 3 bedoelde standaardwerkingsregels aangevuld en aan de belanghebbende toegezonden binnen een termijn van twee weken, te rekenen vanaf de datum waarop de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting is ingesteld.
Wanneer de vooraanstaande onafhankelijke personen en de voorzitter geen overeenstemming hebben bereikt over de werkingsregels of de belanghebbende daarvan niet in kennis hebben gesteld, kunnen de belanghebbenden zich tot de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in kort geding zitting houdend, wenden om een beschikking te verkrijgen die bevel geeft tot vaststelling en toepassing van de standaardwerkingsregels bedoeld in paragraaf 3. Afdeling 11. - Kosten van de procedurehandelingen
Art. 12.§ 1. Met uitzondering van het bepaalde in paragraaf 2, en tenzij de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit anders zijn overeengekomen, worden de hierna genoemde kosten gelijk over de lidstaten verdeeld: 1° de uitgaven van de vooraanstaande onafhankelijke personen, die een bedrag vormen dat gelijk is aan het gemiddelde van de gebruikelijke terugbetaling aan hoge ambtenaren van de betrokken lidstaten;2° de vergoeding van de onafhankelijke personen, indien van toepassing, die beperkt is tot 1 000 EUR per persoon per dag voor iedere dag dat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bijeenkomt. De kosten die de belanghebbende maakt, worden niet door de lidstaten gedragen. § 2. Alle in paragraaf 1, eerste alinea, bedoelde kosten worden, voor zover de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit zulks overeenkomen, door de belanghebbende gedragen wanneer hij: 1° een kennisgeving van intrekking van de klacht heeft ingediend, overeenkomstig artikel 3, § 7;2° na een verzoek uit hoofde van artikel 6, § 1, een afwijzing overeenkomstig artikel 5, § 1 1, heeft ingediend en de raadgevende commissie heeft besloten dat de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit de klacht terecht hebben afgewezen. Afdeling 12. - Inlichtingen, bewijsmiddelen en hoorzittingen
Art. 13.§ 1. Ten behoeve van de in artikel 6 bedoelde procedure kan (kunnen) de belanghebbende (belanghebbenden), indien de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit het erover eens zijn, aan de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken verschaffen die van dienst kunnen zijn om tot een besluit te komen. Op verzoek van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschaffen de belanghebbende (belanghebbenden), de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit alle inlichtingen, bewijsmiddelen en stukken. Deze bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit mag in de volgende gevallen echter weigeren om inlichtingen aan de raadgevende commissie te verstrekken: 1° voor het verkrijgen van de inlichtingen moeten administratieve maatregelen worden genomen die in strijd zijn met de nationale wetgeving;2° de inlichtingen zijn op grond van de nationale wetgeving niet verkrijgbaar;3° de inlichtingen hebben betrekking op handelsgeheimen, bedrijfsgeheimen, nijverheidsgeheimen, beroepsgeheimen of op een fabrieks- of handelswerkwijze;4° de bekendmaking van de inlichtingen is in strijd met de openbare orde. § 2. Belanghebbenden kunnen op eigen verzoek en met instemming van de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit voor een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting verschijnen of zich daar laten vertegenwoordigen. Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting zulks verlangt, zijn de belanghebbenden gehouden voor haar te verschijnen of zich er te laten vertegenwoordigen. Afdeling 13. - Advies van de raadgevende commissie of van de commissie
voor alternatieve geschilbeslechting
Art. 14.§ 1. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting brengt uiterlijk zes maanden na de datum waarop zij is ingesteld, advies uit aan de bevoegde autoriteit of de buitenlandse autoriteit.
Indien de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting van oordeel is dat het geschilpunt van zodanige aard is dat meer dan zes maanden nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, kan deze termijn bedoeld in het eerste lid met drie maanden worden verlengd.
De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting stelt de bevoegde autoriteit, de buitenlandse autoriteit en de belanghebbenden van elke verlenging in kennis. § 2. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting baseert haar advies op de bepalingen van de toepasselijke overeenkomsten of verdragen bedoeld in artikel 1, § 2, eerste lid, alsmede op eventuele toepasselijke nationale wetgevingen. § 3. De raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting neemt haar advies aan met gewone meerderheid van leden. Indien geen meerderheid kan worden bereikt, is de stem van de voorzitter bepalend voor het definitieve advies. De voorzitter deelt het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting mee aan de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit. Afdeling 14. - Eindbesluit
Art. 15.§ 1. Binnen een termijn van zes maanden na de kennisgeving van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting bereiken de bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen een besluit nemen dat afwijkt van het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting.
Indien zij er echter niet in slagen overeenstemming over de beslechting van het geschilpunt te bereiken, zijn zij aan het advies van de raadgevende commissie of van de commissie voor alternatieve geschilbeslechting gebonden. § 3. De bevoegde autoriteit brengt het eindbesluit onverwijld ter kennis van de belanghebbende.
Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving binnen 30 dagen na het nemen van het besluit, en alleen indien de belanghebbende in België woont, kan de belanghebbende zich tot de president van de rechtbank van eerste aanleg die zoals in kort geding zetelt wenden om het eindbesluit te verkrijgen. § 4. Het eindbesluit is bindend voor de betrokken lidstaten en vormt geen precedent.
Het eindbesluit wordt ten uitvoer gelegd mits de belanghebbende (belanghebbenden) het aanvaardt (aanvaarden) en afziet (afzien) van het recht om enig internrechtelijk rechtsmiddel aan te wenden binnen zestig dagen vanaf de datum waarop het eindbesluit ter kennis is gebracht, indien van toepassing.
Behalve indien de betreffende rechtbank of andere gerechtelijke instantie van een betrokken lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving betreffende rechtsmiddelen en met toepassing van de criteria uit hoofde van artikel 8 besluit dat er sprake was van een gebrek aan onafhankelijkheid, wordt het eindbesluit ten uitvoer gelegd volgens de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten, die als gevolg van het eindbesluit hun belastingheffing wijzigen, ongeacht de termijnen in de nationale wetgeving.
Wanneer het eindbesluit niet ten uitvoer is gelegd, kan de belanghebbende zich overeenkomstig de artikelen 1385decies en 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek tot de rechtbank van eerste aanleg wenden met het oog op de tenuitvoerlegging van het besluit. Afdeling 15. - Wisselwerking met nationale procedures en afwijkingen
Art. 16.§ 1. De belanghebbende kan een beroep doen op de in dit decreet bedoelde procedure, zelfs in geval van een definitief geworden belastingaanslag of een beslissing van de ambtenaar die belast is met de vestiging of het administratieve geschil met betrekking tot de aanslag, die heeft geleid tot de definitieve beslechting van het geschil. § 2. Het feit dat het geschilpunt het voorwerp is van een procedure voor onderling overleg of een geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van respectievelijk artikel 4 en artikel 6, belet het Waals Gewest niet om voor diezelfde zaak gerechtelijke procedures of procedures met het oog op de toepassing van administratieve en strafrechtelijke sancties in te stellen of voort te zetten. § 3. Wanneer de belanghebbende een rechtsmiddel heeft aangewend, gaan de respectievelijk in artikel 3, § 5, en artikel 4, § 1, genoemde termijnen pas in op de datum waarop de beslissing in die procedure definitief is geworden of waarop die procedurehandelingen anderszins definitief zijn gesloten of wanneer de procedurehandelingen zijn opgeschort. § 4. Indien de bevoegde rechtbank uitspraak heeft gedaan over een geschil dat in kracht van gewijsde is gegaan en indien het Waals Gewest niet van deze beslissing kan afwijken, stelt de bevoegde autoriteit de buitenlandse autoriteit in kennis van de beslissing van deze rechtbank, en : 1° de in artikel 4 bedoelde procedure voor onderling overleg wordt beëindigd vanaf de datum van die kennisgeving indien op de datum van die kennisgeving geen overeenstemming over het geschil is bereikt;2° de bepalingen van artikel 6, § 1, kunnen door de belanghebbende niet meer worden ingeroepen indien het geschil tijdens de gehele duur van de in artikel 4 bedoelde procedure voor onderling overleg onopgelost is gebleven;3° de geschilbeslechtingsprocedure krachtens artikel 6 wordt beëindigd indien de beslissing van de bevoegde rechtbank is genomen nadat een verzoek door een belanghebbende was ingediend uit hoofde van artikel 6, lid 1, maar voordat de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting overeenkomstig artikel 14 aan de bevoegde autoriteit advies heeft uitgebracht.Bovendien stelt de bevoegde autoriteit de raadgevende commissie of de commissie voor alternatieve geschilbeslechting en de buitenlandse autoriteit in kennis van de gevolgen van de beslissing van de bevoegde rechtbank of andere gerechtelijke instantie. § 5. De indiening van een klacht zoals voorzien in artikel 3 maakt een einde aan alle andere lopende procedurehandelingen volgens de procedure voor onderling overleg of de geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van een overeenkomst die of een verdrag bedoeld in artikel 1, § 2, eerste lid, dat wordt uitgelegd of toegepast in verband met het desbetreffende geschilpunt. Dergelijke lopende procedurehandelingen betreffende het desbetreffende geschilpunt worden beëindigd met ingang van de datum van de eerste ontvangst van de klacht door de bevoegde autoriteit of buitenlandse autoriteit. § 6. In afwijking van artikel 6 mag de bevoegde autoriteit de toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure weigeren indien, in de nationale rechtsorde, sancties zijn opgelegd in verband met gecorrigeerde inkomsten of gecorrigeerd vermogen voor belastingfraude, opzettelijk verzuim en grove nalatigheid.
Wanneer er een gerechtelijke of administratieve procedure is opgestart die aanleiding zou kunnen geven tot dergelijke sancties, en deze procedure gelijktijdig met een van de in dit decreet bedoelde procedures wordt gevoerd, kan een bevoegde autoriteit de in dit decreet bedoelde procedure schorsen vanaf de datum van aanvaarding van de klacht tot de datum van het uiteindelijke resultaat van de procedure. § 7. De bevoegde autoriteit kan toegang tot de geschilbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 6 van geval tot geval weigeren indien een geschilpunt geen betrekking heeft op dubbele belasting. In dat geval stelt de bevoegde autoriteit de belanghebbende en de buitenlandse autoriteit daarvan onverwijld in kennis. Afdeling 16. - Openbaarmaking
Art. 17.§ 1. Raadgevende commissies en commissies voor alternatieve geschilbeslechting brengen hun adviezen bedoeld in artikel 14 schriftelijk uit. § 2. De bevoegde autoriteit en de buitenlandse autoriteit kunnen overeenkomen de in artikel 15 bedoelde eindbesluiten in hun geheel te publiceren, indien alle belanghebbenden daarmee instemmen. § 3. Indien de buitenlandse autoriteit of de belanghebbende niet met de publicatie van het volledige eindbesluit instemmen, publiceert de bevoegde autoriteit een samenvatting van het eindbesluit.
Deze samenvatting bevat een beschrijving van de kwestie en het onderwerp, de datum, de betrokken belastingtijdvakken, de rechtsgrondslag, de bedrijfstak en een beknopte beschrijving van het uiteindelijke resultaat. Deze samenvatting omvat ook een beschrijving van de gebruikte wijze van arbitrage.
De bevoegde autoriteit zendt de overeenkomstig het eerste lid te publiceren informatie vóór de publicatie ervan toe aan de belanghebbende. Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van deze informatie kan de belanghebbende de bevoegde autoriteit verzoeken geen informatie te publiceren die op een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of op een fabrieks- of handelswerkwijze betrekking heeft, of die in strijd is met de openbare orde. § 4. De informatie bedoeld in de paragrafen 2 en 3 wordt meegedeeld via standaardformulieren die door de Europese Commissie zijn opgesteld. § 5. Vóór elke publicatie worden de in paragraaf 2 bedoelde eindbesluiten en de in paragraaf 3 bedoelde samenvattingen uit de daarin opgenomen persoonsgegevens verwijderd, waardoor de identificatie van de betrokken personen wordt uitgesloten. § 6. De bevoegde autoriteit deelt de Europese Commissie onverwijld de informatie mee die overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 moet worden gepubliceerd. Afdeling 17. - Geheimhoudingsplicht
Art. 18.§ 1. De leden van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting respecteren de strikte vertrouwelijkheid van de informatie die zij in hun hoedanigheid van lid van een raadgevende commissie of een commissie voor alternatieve geschilbeslechting verkrijgen. § 2. De belanghebbende en zijn vertegenwoordiger behandelen alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die zij in de loop van de procedure verkrijgen, als vertrouwelijk.
Op verzoek van de bevoegde autoriteit verklaren de betrokken persoon en zijn vertegenwoordiger dat zij alle informatie, met inbegrip van kennis van documenten, die zij in de loop van de procedure verkrijgen, vertrouwelijk zullen behandelen.
Art. 19.De schending van de geheimhoudingsplicht van artikel 18 is onderworpen aan de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 20.Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de verwerkingen in dit decreet niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt met een maximale bewaartermijn die één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren en, in voorkomend geval, de definitieve beëindiging van de administratieve en rechterlijke procedures en rechtsmiddelen en de integrale betaling van alle hiermee verbonden bedragen niet mag overschrijden. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen
Art. 21.Artikel 20bis van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, ingevoegd bij het decreet van 10 december 2009, wordt aangevuld met een punt 3°, luidend als volgt: "3° er na een procedure voor onderling overleg in toepassing van een internationale overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting of na een geschilbeslechtingsprocedure bedoeld in de artikelen 3, 4, 6, 10 of 15 van het decreet van 2 juli 2020 tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie, nog belastingen verschuldigd zijn, in welk geval de belasting of de toeslag wordt vastgesteld binnen twaalf maanden na de datum waarop de procedure is voltooid.".
Art. 22.Artikel 27 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 17 januari 2008 en 10 december 2009, waarvan de huidige tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidend als volgt: " § 2. De door de Regering aangewezen ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van de teveel betaalde belasting, zoals vastgesteld na een procedure voor onderling overleg in toepassing van een internationale overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting of na een geschilbeslechtingsprocedure bedoeld in de artikelen 3, 4, 6, 10 of 15 van het decreet van 2 juli 2020 tot omzetting van de Richtlijn (EU) 2017/1852 van de Raad van 10 oktober 2017 betreffende mechanismen ter beslechting van belastinggeschillen in de Europese Unie, op voorwaarde dat dit overschot aan belasting door de administratie is geregistreerd of door de belastingplichtige is gemeld binnen twaalf maanden na de datum waarop de procedure is voltooid.". HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 23.Dit decreet is van toepassing op elke klacht die vanaf 1 juli 2019 wordt ingesteld met betrekking tot geschillen over inkomsten of vermogen die worden ontvangen tijdens een belastbare periode die begint op of na 1 januari 2018.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 2 juli 2020.
De Minister-President, E. DI RUPO De Vice-Minister-President en Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS De Vice-Minister-President en Minister van Klimaat, Energie en Mobiliteit, Ph. HENRY De Vice-Minister-President en Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, C. MORREALE De Minister van Begroting en Financiën, Luchthavens en Sportinfrastructuren, J.-L. CRUCKE De Minister van Huisvesting, de Plaatselijke Besturen en het Stedenbeleid, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Ambtenarenzaken, Informatica, Administratieve Vereenvoudiging, belast met Kinderbijslag, Toerisme, Erfgoed en Verkeersveiligheid, V. DE BUE De Minister van Leefmilieu, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden en Dierenwelzijn, C. TELLIER _______ Nota (1) Zitting 2019-2020. Stukken van het Waals Parlement, 154 (2019-2020) Nrs. 1 tot 4.
Volledig verslag, plenaire vergadering van 1 juli 2020.
Bespreking.
Stemming.