gepubliceerd op 03 juni 2005
Bijzonder decreet houdende oprichting van een autonome hogeschool
21 FEBRUARI 2005. - Bijzonder decreet houdende oprichting van een autonome hogeschool (1)
Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Toepassingsgebied
Artikel 1.Voorliggend bijzonder decreet is toepasselijk op de autonome hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap, hierna « hogeschool » genoemd.
Hoedanigheden
Art. 2.In voorliggend decreet gelden de hoedanigheden voor beide geslachten. HOOFDSTUK II. - Rechtskarakter, vorm en werking van de hogeschool Afdeling 1. - Oprichting
Oprichting
Art. 3.De autonome hogeschool in de Duitstalige Gemeenschap wordt opgericht door de sluiting van een desbetreffende overeenkomst tussen de inrichtende machten die in de Duitstalige Gemeenschap een hoger onderwijs van het korte type organiseren : enerzijds de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, anderzijds het gesubsidieerd confessioneel vrij onderwijs, vertegenwoordigd door de vereniging zonder winstoogmerk « Bischöfliche Schulen in der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Bisschoppelijke scholen in de Duitstalige Gemeenschap) en de vereniging zonder winstoogmerk « Krankenpflegehochschule am Sankt-Nikolaus Hospital Eupen » (Verplegingsschool).
De inrichtende machten vermeld in vorig lid worden hierna als oprichtingspartners aangeduid.
Inhoud van de oprichtingsovereenkomst
Art. 4.De overeenkomst bedoeld in artikel 3 omvat bepalingen die ten minste de volgende punten betreffen : 1° naam en zetel van de inrichtende macht;2° naam en vestiging van de hogeschool;3° aanwijzing van de eerste directeur;de duur van de aanwijzing beloopt ten hoogste 6 jaar; 4° uitwerking van het opleidingsproject;5° staat van de onroerende goederen en van de belangrijkste roerende goederen die overgedragen of ter beschikking worden gesteld;6° opzegging van de overeenkomst. Onverminderd de bepalingen van voorliggend bijzonder decreet en andere decretale bepalingen m.b.t. de oprichting van een autonome hogeschool kan de overeenkomst bijkomende bepalingen over de volgende punten omvatten : 1° bijzondere bepalingen m.b.t. de secundaire school aangesloten bij de verplegingshogeschool; 2° beschrijving van de bestuurs- en medezeggenschapsstructuren;3° financiering van de school. Afdeling 2. - Rechtskarakter
Rechtskarakter
Art. 5.De hogeschool is een autonome publiekrechtelijke rechtspersoon. Afdeling 3. - Bestuursstructuur van de hogeschool
Onderafdeling 1. - Algemeenheden Bestuurs- en medezeggenschapsorganen
Art. 6.De bestuursorganen van de hogeschool zijn de raad van bestuur en de directie.
De medezeggenschapsorganen zijn de academische raad en de studentenraad.
Onderafdeling 2. - Raad van bestuur Samenstelling en duur van de mandaten
Art. 7.§ 1. De raad van bestuur is als volgt, uit 11 stemgerechtigde leden, samengesteld : 1° vier vertegenwoordigers van de inrichtende machten van het gemeenschapsonderwijs;2° vier vertegenwoordigers van de inrichtende machten van het gesubsidieerd confessioneel vrij onderwijs;3° één vertegenwoordiger uit de sector van het basisonderwijs;4° één vertegenwoordiger uit de gezondheidsmilieus;5° één vertegenwoordiger uit de economische of culturele milieus. Wonen de zittingen van de raad van bestuur bij met raadgevende stem : 1° de regeringscommissaris vermeld in artikel 30;2° de directeur van de hogeschool, behoudens de raad van bestuur voor een bepaalde zitting daarover anders beslist. De mandaten van de leden vermeld in het eerste lid duren vijf jaar en zijn hernieuwbaar.
De in lid 1, 3°, 4°, en 5°, vermelde leden van de raad van bestuur mogen geen politiek mandaat uitoefenen. § 2. Voor elk van de in § 1, lid 1, vermelde leden wordt er in een plaatsvervanger voorzien. Indien een lid van de raad van bestuur de hoedanigheid verliest op grond waarvan het lid van de raad van bestuur is geworden, dan wordt er een einde gemaakt aan zijn mandaat, hetgeen door de opvolger wordt beëindigd. Geeft het plaatsvervangend lid zijn ontslag, dan vindt een nieuwe aanwijzing voor de resterende termijn plaats. De leden hebben bovendien de mogelijkheid om zich bij de zittingen door hun plaatsvervanger te laten vertegenwoordigen. § 3. Elke oprichtingspartner wijst zelf zijn vertegenwoordigers aan.
Hij kan hen te allen tijde het mandaat intrekken en voor de resterende termijn nieuwe vertegenwoordigers afzenden.
De vertegenwoordigers vermeld in § 1, lid 1, 3°, 4° en 5°, worden door de oprichtingspartners samen aangewezen en afgezet. § 4. De raad van bestuur staat onder de leiding van een voorzitter die uit de leden ervan wordt aangewezen. Bovendien wordt er in een plaatsvervangende voorzitter voorzien die eveneens uit de leden van de raad van bestuur wordt aangewezen Bij de aanwijzingsprocedure zijn de bepalingen van de artikelen 11, leden 2 en 3, en 12, lid 2, van toepassing. De betrokken zitting staat onder het voorzitterschap van het oudste der in § 1, lid 1, vermelde leden. Het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 9 legt de nadere regels van de procedure vast.
In afwijking van lid 1 worden de eerste voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de raad van bestuur door de oprichtingspartners in onderlinge overeenstemming aangewezen. § 5. De raad van bestuur kan deskundigen uitnodigen om zijn zittingen bij te wonen alsmede, voor elk departement, één van de in artikel 17, § 1, vermelde vertegenwoordigers van de personeelsleden. De raad van bestuur legt de nadere regels in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 9.
Opdrachten
Art. 8.De raad van bestuur beschikt over alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de organisatie en het bestuur van de hogeschool, nl. : 1° de aanwijzing van de directeur;2° de benoeming in vast verband van de personeelsleden;3° de aanwijzing van de tijdelijke personeelsleden;4° de aanwending van de financiële middelen (begroting);5° de gunning van opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;6° het opstellen van een inventaris van alle onroerende goederen van de hogeschool;7° de bepaling van architectonische maatregelen en onderhoudswerken;8° het opstellen van het opleidingsproject;9° de vastlegging van het school-, studie- en examenreglement;10° het opstellen van het opleidingsaanbod;11° de vaststelling van het onderzoeksprogramma;12° de bepaling van de opdrachten toevertrouwd aan het personeel. De raad van bestuur kan de directeur of de academische raad beslissingsbevoegdheden overdragen.
Huishoudelijk reglement
Art. 9.De raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op.
Activiteitenverslag
Art. 10.De raad van bestuur stelt een jaarlijks activiteitenverslag op.
Aanwezigheidsquorum
Art. 11.De raad van bestuur kan rechtsgeldig beraadslagen, indien ten minste 6 leden aanwezig zijn.
In afwijking van lid 1 mogen beslissingen m.b.t. de overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de directeur of aan de academische raad, het opstellen of de wijziging van het opleidingsproject, het opstellen of de wijziging van het huishoudelijk reglement alsmede de aanwijzing van de directeur slechts genomen worden, als ten minste 8 leden aanwezig zijn en als ten minste 3 van de leden van elke groep vermeld in artikel 7, § 1, lid 1, 1° en 2°, vertegenwoordigd zijn.
Wordt het aanwezigheidsquorum niet bereikt dat noodzakelijk is om rechtsgeldig te beraadslagen, dan wordt de raad van bestuur opnieuw ten vroegste 7 dagen en ten laatste 14 dagen na deze zitting opnieuw bijeengeroepen. Onverminderd artikel 12, lid 2, kan tijdens deze vergadering een beslissing worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Stemquorum
Art. 12.De beslissingen worden met de eenvoudige meerderheid der stemmen genomen. Stemonthoudingen zijn niet toegelaten.
In afwijking van lid 1 worden beslissingen m.b.t. de overdracht van beslissingsbevoegdheden aan de directeur of aan de academische raad, het opstellen of de wijziging van het opleidingsproject, het opstellen of de wijziging van het huishoudelijk reglement alsmede de aanwijzing van de directeur geacht genomen te zijn, als ten minste 6 leden in totaal en ten minste 3 van de leden van elke groep vermeld in artikel 7, § 1, lid 1, 1° en 2°, vóór stemmen.
Adviezen en raadpleging
Art. 13.De raad van bestuur kan adviezen inwinnen bij de academische raad. De beslissingen die van een advies afwijken moeten behoorlijk met redenen omkleed worden.
Voor de beslissingen m.b.t. het personeel, zoals bepaald in het huishoudelijk reglement, wordt het personeel geraadpleegd. Dit gebeurt onverminderd de bevoegdheden van de onderhandelings- en overlegcomités, geregeld door de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en door de desbetreffende uitvoeringsbepalingen.
Onderafdeling 3. - Directie Algemene samenstelling
Art. 14.De directie is samengesteld uit de directeur en de departementshoofden die onder hem ressorteren.
Departementshoofden
Art. 15.De hogeschool is samengesteld uit departementen die door decreet bepaald worden. Elk departement staat onder de leiding van een departementshoofd.
Opdrachten van de directie en werking
Art. 16.§ 1. Bij de directie berust het dagelijks beheer en de dagelijkse organisatie van de hogeschool op administratief, technisch, financieel en pedagogisch vlak.
Bovendien heeft de directie volgende opdrachten : 1° ze zet de beslissingen van de raad van bestuur om;2° ze legt de raad van bestuur de begroting ter goedkeuring voor;3° ze stelt een lijst met de vacante en tijdelijke betrekkingen op;4° ze stelt het onderhoudspersoneel aan binnen de perken van de beschikbare middelen;5° ze maakt jaarlijks een jaarverslag op waarin de activiteiten van het de hogeschool worden weergegeven en dat als basis dient voor het activiteitenverslag vermeld in artikel 10; 6° ze dient voorstellen in m.b.t. architectonische maatregelen en onderhoudswerken; 7° ze zorgt voor de inachtneming van het werkreglement;8° ze kent de vrijstelling van cursussen en de vermindering van de studieduur toe. De raad van bestuur maakt een precieze taakomschrijving voor de directeur en de departementshoofden op. § 2. Komt het niet tot een akkoord, dan worden de beslissingen door de directeur genomen.
Binnen de perken van de in § 1, lid 3, vermelde taakomschrijving, kan de directeur opdrachten en beslissingsbevoegdheden aan de departementshoofden overdragen.
Onderafdeling 4. - Academische raad Samenstelling
Art. 17.§ 1. De academische raad is samengesteld uit de directeur, de departementshoofden en twee vertegenwoordigers van de personeelsleden voor elk der departementen.
De boekhouder van de hogeschool is lid met raadgevende stem van de academische raad.
De academische raad kan deskundigen uitnodigen om zijn zittingen bij te wonen. Hij legt de nadere regels vast in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 20. § 2. De directeur is de voorzitter van de academische raad. § 3. De vertegenwoordigers van de personeelsleden worden in de loop van de maand september, bij geheime stemming, aangewezen.
Alle leden van het onderwijzend en opvoedend personeel mogen aan de verkiezing van de vertegenwoordigers van de personeelsleden per departement deelnemen en zijn verkiesbaar, zelfs de tijdelijke personeelsleden die tot het einde van het academisch jaar zijn aangewezen. Verliest een vertegenwoordiger van de personeelsleden zijn hoedanigheid als personeelslid, dan wordt er een einde gemaakt aan zijn mandaat. Een nieuwe vertegenwoordiger wordt gekozen die het mandaat beëindigt.
Het mandaat duurt 5 jaar. Het is hernieuwbaar.
Opdrachten
Art. 18.De academische raad heeft volgende opdrachten : 1° hij werkt het opleidingsproject uit en legt het aan de raad van bestuur ter goedkeuring voor;2° hij werkt het school-, studie- en examenreglement uit en legt het aan de raad van bestuur ter goedkeuring voor; 3° hij dient voorstellen in m.b.t. het onderzoeksprogramma; 4° hij organiseert de activiteiten van de hogeschool m.b.t. de voortgezette opleiding; 5° hij dient voorstellen in m.b.t. het opstellen van de wekelijkse lessentabel; 6° hij coördineert de jaarlijkse planning van de extra-muros-activiteiten van de hogeschool;7° hij legt het academisch kalender vast;8° hij stelt het plan op voor de voortgezette opleiding van het personnel; 9° hij dient voorstellen in m.b.t. de aanschaffing van didactisch materieel; 10° hij dient voorstellen in m.b.t. de vastlegging van de pedagogiek en van de onderwijsmethoden; 11° hij dient voorstellen in m.b.t. de organisatie van de interne kwaliteitscontrole van de hogeschool; 12° hij brengt de in artikel 13, lid 1, vermelde adviezen uit. Informatieplicht
Art. 19.De academische raad deelt zijn beslissingen en voorstellen mede aan de raad van bestuur en legt hem jaarlijks een activiteitenverslag voor.
Huishoudelijk reglement
Art. 20.De academische raad stelt een huishoudelijk reglement op.
Aanwezigheidsquorum
Art. 21.De academische raad kan rechtsgeldig beraadslagen, indien ten minste de helft van de leden aanwezig zijn.
In afwijking van lid 1 mogen beslissingen m.b.t. het opstellen of de wijziging van het huishoudelijk reglement slechts genomen worden, als ten minste twee derden van de leden vertegenwoordigd zijn.
Wordt het aanwezigheidsquorum niet bereikt dat noodzakelijk is om rechtsgeldig te beraadslagen, dan wordt de academische raad opnieuw ten vroegste 7 dagen en ten laatste 14 dagen na deze zitting opnieuw bijeengeroepen. Tijdens deze vergadering een beslissing worden genomen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Stemquorum
Art. 22.De beslissingen worden met de eenvoudige meerderheid der stemmen genomen. Stemonthoudingen zijn niet toegelaten.
In afwijking van voorafgaand lid worden beslissingen m.b.t. het opstellen of de wijziging van het huishoudelijk reglement van de academische raad geacht genomen te zijn, als ten minste twee derden van de leden vóór stemmen.
Onderafdeling 5. - Studentenraad Samenstelling en opdracht
Art. 23.§ 1. De studentenraad bestaat uit ten hoogste zes gekozen vertegenwoordigers van de studenten, waarbij elk departement door ten minste twee studenten vertegenwoordigd is.
De studentenraad stelt een huishoudelijk reglement op. § 2. De raad van bestuur en de academische raad informeren de studentenraad over alle beslissingen die de leerlingen rechtstreeks aanbelangen, inzonderheid wat de gebieden « organisatie van het onderwijs » en « examenverloop » betreft.
De departementshoofden dienen als tussenpersonen tussen de academische raad en de studentenraad. Zij wonen de zittingen van de studentenraad met raadgevende stem bij. § 3. De studentenraad kan adviezen uitbrengen m.b.t. de in § 2 vermelde beslissingen. § 4. Twee leden van de studentenraad hebben het recht door de raad van bestuur en de academische raad gehoord te worden over de in § 2 vermelde beslissingen. HOOFDSTUK III. - Filosofische basis Filosofische basis van de hogeschool/gearticuleerde pluraliteit
Art. 24.§ 1. De gearticuleerde pluraliteit is de filosofische basis voor de opleidingsopdracht en het opleidingsaanbod van de hogeschool.
Zij is van toepassing zowel op de individuen als op de hogeschool als inrichting. § 2. De gearticuleerde pluraliteit betekent dat elk personeelslid het recht heeft hetgeen te articuleren dat het als persoon binnen de opleidingsopdracht en binnen zijn ambt kan rechtvaardigen, met inachtneming van de overtuigingen van de anderen alsmede van de Universele verklaring van de rechten van de mens van 10 december 1948, van het Europees Verdrag over de Bescherming van de Mensenrechten en de Fundamentele Vrijheden van 4 november 1950 en van de Grondwet. § 3. De opleidingsopdracht en het opleidingsaanbod van de hogeschool worden aangepakt met een zo groot mogelijke wetenschappelijke rigueur en objectiviteit.
Binnen de pluralistische schoolgemeenschap vervullen het onderrichten, het aanleren en het onderzoek formatieve opdrachten die voor de betrokkenen relevant zijn alsmede opdrachten op het vlak van de kritiek en van de sociale organisatie. HOOFDSTUK IV. - Begroting, onroerende goederen en toezicht Afdeling 1. - Begroting
Begroting
Art. 25.§ 1. De raad van bestuur van de hogeschool stelt een jaarlijks budgettair voorstel op met allerhande ontvangsten en uitgaven van de hogeschool. Ten laatste op 31 mei van het jaar vóór het betrokken begrotingsjaar wordt het budgettair voorstel aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd.
Het begrotingsjaar stemt overeen met het kalenderjaar. § 2. Met instemming van de Regering mag de begroting niet-limitatieve kredieten omvatten. § 3. Indien de hogeschool het budgettair voorstel niet binnen de bepaalde termijn aan de Regering overzendt, kan deze de afbetaling van de werkingsmiddelen schorsen na de raad van bestuur gehoord te hebben. § 4. Is de begroting op de eerste dag van het begrotingsjaar niet aangenomen, dan mogen de kredieten bepaald in het budgettair voorstel gebruikt worden, voor zover het niet om uitgaven m.b.t. nieuwe opdrachten gaat die niet door de begroting van het voorafgaande jaar werden toegelaten. § 5. De kredietoverschrijdingen en -overdrachten binnen de perken van de begroting van de hogeschool moeten door de Regering vóór elke uitvoering worden goedgekeurd.
Kan een kredietoverschrijding ertoe leiden dat de Gemeenschap meer middelen ter beschikking van de hogeschool moet stellen dan oorspronkelijk in de begroting bepaald, dan moet deze overschrijding vooraf toegelaten worden door een overeenstemmend krediet in de algemene uitgavenbegroting goed te keuren.
Jaarrekening, balans en winst- en verliesrekening
Art. 26.Ten laatste op 31 mei stelt de raad van bestuur de jaarlijkse uitvoeringsrekening van de begroting m.b.t. het voorafgaande begrotingsjaar alsmede de balans en de winst- en verliesrekening overeenkomstig de voorschriften van een behoorlijke financiële boekhouding. Deze documenten worden door de Regering goedgekeurd die ze ten laatste op 30 juni van het jaar volgend op het betrokken begrotingsjaar aan het Rekenhof ter controle voorlegt.
Het Rekenhof kan een controle van de boekhouding en van de transacties van de hogeschool ter plaatse organiseren.
Het Rekenhof kan de rekeningen in zijn boeken van opmerkingen publiceren.
Jaarlijks bericht
Art. 27.Naast de jaarlijkse rekening vermeld in artikel 26 legt de hogeschool eveneens een jaarlijks financieel bericht aan de Regering voor. Zij levert de Regering alle andere inlichtingen die deze zou kunnen opvragen.
Specifieke modaliteiten
Art. 28.De Regering kan algemene en specifieke modaliteiten vastleggen m.b.t. 1° de voorstelling van de begroting;2° de jaarlijkse rekening;3° het jaarlijks bericht. Afdeling 2. - Onroerende goederen
Inventaris van de onroerende goederen
Art. 29.De raad van bestuur stelt een inventaris van alle onroerende goederen van de hogeschool op waarin hij de afkomst en de bestemming ervan vermeldt. Hij zendt die inventaris aan de Regering over.
De Regering legt de modaliteiten vast voor het opstellen van die inventaris.
De inventaris wordt permanent geactualiseerd door de raad van bestuur.
Elke wijziging of aanpassing wordt jaarlijks, samen met het budgettair voorstel, aan de regeringscommissaris medegedeeld die deze documenten aan de Regering overzendt. Afdeling 3. - Toezicht
Opdracht
Art. 30.De Regering wijst een regeringscommissaris aan die het financieel en budgettair toezicht op de hogeschool uitoefent. Hij zorgt ervoor dat de hogeschool geen beslissing neemt die strijdig zou zijn met de wettelijke of decretale bepalingen of die het financieel evenwicht van de hogeschool in het gedrang zou kunnen brengen. De Regering wijst bovendien een plaatsvervanger aan die de regeringscommissaris bij afwezigheid vertegenwoordigt.
Jaarlijks stelt de regeringscommissaris een bericht op m.b.t. de financiële en budgettaire situatie van de hogeschool. Hij legt het aan de Regering voor.
De Regering stelt een gedetailleerde lijst op met alle toezichtsopdrachten die aan de regeringscommissaris toevertrouwd zijn.
Opdrachten binnen de raad van bestuur
Art. 31.§ 1. De regeringscommissaris woont de zittingen van de raad van bestuur met raadgevende stem bij. Hij heeft inzagerecht in de desbetreffende documenten die de raad van bestuur ter beraadslaging en beslissing worden voorgelegd. Hij formuleert bemerkingen en deelt ze mede aan de raad van bestuur. § 2. Binnen de tien dagen heeft de regeringscommissaris de mogelijkheid om een beroep in te dienen tegen elke beslissing van de raad van bestuur die strijdig zou zijn met de wettelijke of decretale bepalingen of die het financieel evenwicht van de hoge school in het gedrang zou kunnen brengen. Het beroep is opschortend. De termijn van tien dagen loopt vanaf de dag waarop de betrokken beslissing door de raad van bestuur werd genomen, voor zover de regeringscommissaris behoorlijk tot de zittingen werd opgeroepen. Zo niet loopt de termijn vanaf de dag waarop de beslissing ter kennis van de regeringscommissaris werd gebracht. § 3. Deelt de Regering het standpunt van de regeringscommissaris, dan informeert ze de raad van bestuur binnen de dertig dagen na het begin van de in § 2 vermelde termijn en nodigt deze raad uit een nieuwe beslissing te nemen. Neemt de raad van bestuur geen nieuwe beslissing binnen de twintig dagen nadat hij geïnformeerd werd, dan vernietigt de Regering de beslissing of schort de afbetaling van de werkingsmiddelen geheel of gedeeltelijk op.
Indien de Regering binnen de dertig dagen na het begin van de in vorig lid vermelde termijn de raad van bestuur niet uitnodigt een nieuwe beslissing te nemen, dan heeft de door de raad van bestuur genomen beslissing uitwerking. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding Inwerkingtreding
Art. 32.Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2005.
Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Eupen, 21 februari 2005.
K.-H. LAMBERTZ, Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Lokale Besturen B. GENTGES, Vice-Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Vorming en Werkgelegenheid, Sociale Aangelegenheden en Toerisme O. PAASCH, Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Mevr. I. WEYKMANS, Minister van Cultuur en Media, Monumentenzorg, Jeugd en Sport _______ Nota's (1) Zitting.2004-2005 Bescheiden van de Raad. - Ontwerp van bijzonder decreet, 14 (2004) - nr. 1. - Voorstellen tot wijziging, 14 (2004-2005) - nrs 2-3. - Verslag, 14 (2004-2005) - nr. 4. - Voorstellen tot wijziging betreffende de tekst aangenomen door de commissie, 14 (2004-2005) - nr. 5 Integraal verslag. - Bespreking en stemming. Zitting van 21 februari 2005.