gepubliceerd op 03 april 2008
Interministeriële conferentie. - Aanhangsel nr. 2 bij het protocol van 24 mei 2004 gesloten tussen de federale Overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een Gelet op het protocol gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikel 128, (...)
Interministeriële conferentie. - Aanhangsel nr. 2 bij het protocol van 24 mei 2004 gesloten tussen de federale Overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status Gelet op het protocol gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status;
Gelet op het aanhangsel nr. 1 bij het protocol van 24 mei 2004 gesloten tussen de federale Overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status;
Gelet op het « Eindrapport van het federaal deskundigenplatform gecreëerd in naleving van het protocol van 24 mei 2004 betreffende het gezondheidsbeleid ten aanzien van patiënten in een persisterende vegetatieve status : Een aangepast Zorgnetwerk », van september 2006;
Gelet op het advies van de NRZV m.b.t. de structurele integratie van de proefprojecten inzake het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in permanent vegetatieve status (PVS) en minimaal responsieve status (MRS) van 14/09/2006;
Gelet op de beslissingen genomen bij de Raad van Ministers van 18 oktober 2006 betreffende de begroting 2007;
Overwegende het belang om voor personen die lijden aan een niet- aangeboren hersenletsel (NAH) en in het bijzonder voor de doelgroep PVS en MRS; aangepaste huisvestingsstructuren en verzorging te organiseren;
Overwegende de positieve evaluatie van het project dat in 2004 is opgesteld, is het belangrijk om het netwerk van zorgen voor de patiënten in PVS en MRS structureel te maken vanaf 1 juli 2007.
Tussen de Federale Overheid enerzijds, en de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en de Franse (FGC) Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad en het Waalse Gewest anderzijds, hierna de deelgebieden genoemd, wordt het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK 1. - Over het te voeren beleid De Federale Staat en de deelgebieden komen overeen om in uitvoering van de beslissingen genomen tijdens de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid op 11 december 2006 samen te werken met het oog op de verdere structurering van een geïntegreerd zorgnetwerk voor de doelgroep PVS en MRS waarin de patiënt centraal staat en de zorgcontinuïteit wordt gewaarborgd.
Het zorgnetwerk is uitgewerkt op basis van de criteria expertise en nabijheid. Deze criteria variëren in de loop van het zorgnetwerk en zullen meebepalend zijn voor het verlenen van de erkenning door de Gemeenschappen en Gewesten (zie hoofdstuk 3) van 97 expertisebedden en 165 « ComaRVT-bedden » in de centra voor niet aangeboren hersenletsels (= erkende RVT's), hierna NAH-centra genoemd.
Daarnaast zullen in de gemengde interkabinettenwerkgroep « Ouderenzorgbeleid » en « Chronische ziekten - niet aangeboren hersenletsel », volgende thema's verder worden uitgewerkt : - het harmoniseren van de financiële discrepanties tussen de verschillende long-term care mogelijkheden; - prioriteit geven aan patiënten van minder dan 65 jaar voor opname in de long-term sector; - het operationaliseren en concretiseren van het zorg- en opnamebeleid in de instellingen van het VAPH en AWIPH; - ter ondersteuning van de thuiszorg kortverblijf en dagrevalidatie als optie in de long-term care opnemen voor de NAH-centra; - het aanpassen van de reglementering betreffende de ROB's om opname van patiënten van minder dan 65 jaar mogelijk te maken; - het voorzien van bijkomende financiële middelen voor 0,5 FTE psycholoog vanaf 5 « ComaRVT-bedden » en dit ter ondersteuning van de omgeving van de patiënt en het hulpverlenende team; - het verder analyseren van het financiële aspect van het benodigde materiaal in de NAH-centra; - het geven van een formele erkenning aan de regionale overlegplatformen. HOOFDSTUK 2. - Programmatie Voor het Rijk wordt een maximum van 97 bedden (80 reeds bestaande en verhoogd met een uitbreiding van 17 bedden) voorzien op de afdelingen in de expertisecentra voor comapatiënten.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van het « Eindrapport van het federaal deskundigenplatform, opgericht met toepassing van het protocol van 24 mei 2004 betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status : een aangepast zorgnetwerk » werd er in het kader van de begroting van de ziekteverzekering besloten om 17 nieuwe ziekenhuisbedden op te richten in expertisecentra.
De Federale Staat en de deelgebieden hebben zich ertoe verbonden deze expertisebedden te verdelen op basis van de verdeelsleutel van hoofdstuk 2 van het protocol van 24 mei 2004, namelijk 10 % voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 57 % voor de Vlaamse Gemeenschap en 33 % voor het Waalse Gewest.
De 97 bedden worden dus verdeeld als volgt : - 10 bedden (2 extra bedden) voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - 55 (9 extra bedden) voor de Vlaamse Gemeenschap; - en 32 (6 extra bedden) voor het Waalse Gewest.
In de Duitstalige Gemeenschap bestaat er geen erkend expertisecencentrum. Daarom kunnen personen woonachtig in deze Gemeenschap die in gelijkaardige afdelingen opgenomen zijn, in een NAH-centrum worden opgenomen, op voorwaarde dat via een voorafgaand overleg tussen de instelling waarin de patiënt verzorgd wordt en een expertisecentrum, een gunstig advies m.b.t. de opname wordt geformuleerd. Bovendien moeten die personen binnen de 3 dagen na hun opname in een NAH-centrum onderzocht worden door een geneesheer-specialist van een erkende afdeling van een expertisecentrum dat voor de externe liaisonfunctie instaat.
Voor het Rijk wordt binnen de programmatie RVT een maximum van 165 bedden voorzien met het oog op een bijzondere erkenning als NAH-centrum.
Op basis van de verdeelsleutel van hoofdstuk 2 van het protocol van 24 mei 2004 worden die 165 bedden verdeeld als volgt : - 20 bedden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - 80 bedden voor de Vlaamse Gemeenschap; - en 65 bedden voor het Waalse Gewest. HOOFDSTUK 3 Criteria voor de toewijzing van de in hoofdstuk 2 vermelde capaciteit 1) De Federale staat en de deelgebieden komen overeen om bij de erkenning van de 97 ziekenhuisbedden in de expertisecentra rekening te houden met de volgende criteria : - de bedden in de bestaande expertisecentra zullen worden erkend voor een capaciteit van minimum 4 bedden en maximum 20 bedden; - de aanvullende bedden zullen eerst aan de bestaande expertisecentra toegekend worden in functie van de bezettingsgraad van de bestaande centra, zoals die blijkt uit het eindrapport van het voornoemde federale deskundigenplatform; - en in functie van het gevraagde aantal plaatsen zoals blijkt uit de bevraging door de FOD Volksgezondheid begin 2007; - Vervolgens kunnen bedden aan nieuwe instellingen toegekend worden met het oog op een gerechtvaardigde geografische spreiding om iedereen toegang tot de zorg te geven voor zover deze instellingen zich gespecialiseerd hebben in de doelgroep PVS/MRS. De federale Staat vraagt aan de deelgebieden om hun keuze kenbaar te maken in functie van de bovenvermelde criteria en in functie van de specifieke kenmerken van hun deelgebied.
Bijgevolg wordt bijlage 2 van het protocol van 24 mei 2004 gesloten tussen de federale Overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status, vervangen door de volgende bijlage : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2) De Federale Staat en de deelgebieden komen overeen om bij de erkenning van 165 bedden in de NAH-centra rekening te houden met de volgende criteria : Rekening houdende met de vaststelling dat : - de bezettingsgraden van de NAH-centra voor personen in PVS of MRS sterk uiteen lopen en dit zowel op gewestelijk als op provinciaal niveau; - het totale aantal beschikbare bedden per deelgebied onveranderd blijft; is het aangewezen om de verdeling van deze bedden te herzien binnen elk deelgebied, om een herverdeling door te voeren tussen de verschillende instellingen binnen het PVS/MRS project.
In januari 2007 werd een enquête gehouden onder alle RVT's die deelgenomen hebben aan het project : - wenst het RVT zijn « ComaRVT-bedden » te behouden ? ja/neen; - indien ja, wenst het RVT extra « ComaRVT-bedden » ? ja/neen; - indien ja, hoeveel extra bedden? Deze enquête heeft uitgewezen dat bij de RVT's die reeds « ComaRVT-bedden » hebben, de vraag naar nieuwe bedden het aantal beschikbare bedden met 38 eenheden overschrijdt.
Er werd derhalve besloten : 1° om binnen de deelgebieden een pool op te richten met - de bedden van de RVT's die het project « coma » niet wensen verder te zetten; - de bedden van de RVT's met bezettingsgraad nul; - het aantal bedden van de RVT's waarvan de bezettingsgraad, zoals blijkt uit het Eindrapport van het federaal expertenplatform, minder dan 50 % bedraagt, te beperken tot 5. 2° De bedden van deze pool zullen eerst aan de NAH-centra toegekend worden in functie van de bezettingsgraad van de bestaande centra, zoals blijkt uit het Eindrapport van het voornoemde deskundigenplatform en in functie van het gevraagde aantal plaatsen zoals blijkt uit de bevraging door de FOD begin 2007. Vervolgens kunnen bedden aan nieuwe instellingen toegekend worden met het oog op een gerechtvaardigde geografische spreiding om iedereen toegang tot de zorg te geven voor zover deze instellingen zich gespecialiseerd hebben in de doelgroep PVS/MRS. De federale Staat vraagt aan de deelgebieden om de naam van de instellingen te bezorgen die uitgekozen zijn in functie van de bovenvermelde criteria en de specifieke kenmerken van hun deelgebied.
Bijgevolg wordt bijlage 3 van het protocol van 24 mei 2004 gesloten tussen de Federale Overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status, vervangen door de volgende bijlage : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Artikel 3.Deze bepalingen treden in werking vanaf 11 december 2006.
Voor de Federale Regering : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, D. DONFUT Voor de Vlaamse Regering : De Minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, St. VANACKERE Für die Regierung der Deutschsprachigen Gemeinschaft: Der Minister für Jugend und Familie, Denkmalschutz, Gesundheit und Soziales, B. GENTGES Voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, G. VANHENGEL