gepubliceerd op 23 november 2005
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de lijst van handelingen en werken waarvoor de stedenbouwkundige vergunning, het voorafgaande advies van de gemachtigde ambtenaar of de medewerking van een architect niet vereist zijn of die een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring vereisen en tot wijziging van artikel 307 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium
27 OKTOBER 2005. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de lijst van handelingen en werken waarvoor de stedenbouwkundige vergunning, het voorafgaande advies van de gemachtigde ambtenaar of de medewerking van een architect niet vereist zijn of die een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring vereisen en tot wijziging van artikel 307 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op artikelen 4, 6, 84, § 2, 129, 192, 262 tot 265 en 307;
Gelet op het advies van de « Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne » (Hoge Raad voor Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), uitgebracht op 13 juni 2005;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 juli 2005;
Gelet op het advies van de Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening, gunstig geacht ter uitvoering van artikel 4, eerste lid, 3°, van het Wetboek;
Op voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :
Artikel 1.Hoofdstuk IV, titel I van boek IV van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Handelingen en werken die vrijgesteld zijn van de stedenbouwkundige vergunning, het voorafgaande advies van de gemachtigde ambtenaar en de medewerking van een architect of die een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring vereisen
Art. 262.Voorzover de hierna vermelde handelingen en werken geen afwijking van de wettelijke, decretale of regelgevende bepalingen inhouden en ze geen voorbereidende handelingen en werken onderworpen aan de stedenbouwkundige vergunning vereisen, zijn ze vrijgesteld van de stedenbouwkundige vergunning : 1° het optrekken van voorlopige bouwwerken voor de infrastructuur van bouwwerven die betrekking hebben op toegelaten handelingen en werken, waaronder eetzalen, logeerruimtes, sanitaire ruimtes en onthaalbalies, tijdens de duur van de handelingen en werken en voorzover de uitvoering ervan zonder onderbreking verloopt;2° het plaatsen van thermische of fotovoltaïsche zonnecollectoren, voorzover alle zonnecollectoren op het dak vastgezet zijn en ze in het geheel nergens boven of onder het dak van het gebouw uitsteken of ze in het dak geïntegreerd zijn;3° het uitvoeren van binnenhuis- of buitenhuisinrichtingen of de instandhoudings- en onderhoudswerken die het gebouwde volume of de architectuur ervan niet wijzigen op voorwaarde dat de stabiliteit van het gebouw niet bedreigd wordt of dat ze niet bestemd zijn om een nieuwe woning te bouwen noch de bestemming van het geheel of een gedeelte van een goed te wijzigen in de zin van artikel 84, § 1, 6° en 7°;4° in voor- en achtertuinen, voorzover het bodemreliëf geen enkele ingrijpende wijziging ondergaat, het voorzien van een inrichting die overeenstemt met de bestemming als voor- en achtertuin en die het volgende beoogt : a) het aanleggen van paden, terrassen, het plaatsen van plantenbakken, het aanleggen van sierfonteinen of van een vijver met een grondoppervlakte van hoogstens 15,00 m2;b) het plaatsen van tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilbakken, compostbakken, pergola's of zuilen voorzover ze een totale hoogte van 2,50 meter niet overschrijden en op minstens 1,90 meter van de gemeenschappelijke grens staan;c) het plaatsen van kandelaberzuilen en verlichtingspalen zonder dat de door de grond weerkaatste lichtbundel verder mag reiken dan de gemeenschappelijke grens;d) het plaatsen van de toestellen die strikt noodzakelijk zijn voor het spel met een maximumhoogte van 3,50 meter;e) per eigendom, het plaatsen of wegnemen van een schuilplaats niet bestemd voor één of meerdere dieren die niet meer dan 15,00 m2 beslaat en die niet hoger reikt dan 2,50 m aan de goot en 3,50 aan de nok, waarbij die afstanden vanaf het natuurlijke niveau van de bodem worden berekend, voorzover deze schuilplaats vanaf de openbare weg aan de achterkant van het gebouw staat en op minstens 3,00 m van de gemeenschappelijke grens;f) het plaatsen van hoogstens 2,00 m hoge afsluitingen bestaande uit ofwel heggen met inheemse struiken ofwel paaltjes die onderling verbonden zijn door middel van één of twee dwarsbalkjes, ijzerdraad of breedmazig traliewerk dat in voorkomend geval steunt op een betonplaat of een muurtje met een hoogte van hoogstens 0,50 m alsmede portalen en hulpdeuren met een maximumhoogte van 2,00 m die een open uitzicht op het eigendom mogelijk maken;g) het ingraven van water- of brandstoftanken, van draineersloten, sterfputten, greppels, inspectieputten, septische putten, het aanleggen van platen, ondergrondse leidingen en elk ander individueel systeem voor waterzuivering, voor zover ze verband houden met de infrastructuur die nodig is voor de inrichting van het (de) eigendom(men);5° het plaatsen van radio- of televisieantennes of paraboolantennes die : a) niet meer dan 1 m2 beslaan;b) aan de grond vastgehecht zijn, in de voor- en achtertuinen die vanaf de openbare weg aan de achterkant van het gebouw gelegen zijn of op een ophoging of een dakvlak aan de achterkant van het gebouw vanaf de openbare weg;in dit laatste geval moeten de antennes een kleur van dezelfde aard hebben als die van hun steunpunt; c) op een minimumafstand van 3,00 m van de gemeenschappelijke grens opgesteld zijn;6° het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief doel voor een maximumduur van zestig dagen;7° voorzover ze worden uitgevoerd met dezelfde materialen als die van het dak, het opvullen, het plaatsen of het wijzigen van gevelopeningen in opgaande muren, op hoogstens één verdieping, waarbij de wijzigingen een oppervlakte van niet meer dan een kwart van de lengte mogen beslaan van de opgaande muur waarin deze handeling wordt uitgevoerd;8° de vervanging van het raamwerk in de bekleding of van dakopeningen door isolerende raamwerken en gevelopeningen met hetzelfde buitenuitzicht of de vervanging van bedekkingen voor opgaande muren en daken door isolerende bekledingen en bedekkingen met hetzelfde buitenuitzicht, voorzover de constructie niet dikker is dan 0,30 m;9° op het openbaar domein : a) voor rijwegen die niet breder zijn dan 7,00 m en voorzover de grondslag van die rijwegen niet verbreed en de wezenskenmerken van het dwarsprofiel niet gewijzigd worden, het vernieuwen van de funderingen en van de bedekking van de rijwegen, bermen, straatboorden en trottoirs, behalve het wijzigen van de wegbedekking indien die uit natuursteen bestaat;b) zonder de wezenskenmerken van het dwarsprofiel te wijzigen, het vernieuwen, het verplaatsen of het wegnemen van bijkomende elementen zoals brugleuningen, vangrails, schampranden, met uitzondering van steunmuren en geluidswerende panelen;c) het aanleggen of wegnemen van waterafvoersystemen zoals greppels, sterfputten, platen, riolen en watervergaarbakken die minder dan 1,25 m hoog zijn;d) onverminderd de toepassing van artikel 129, § 3, de installatie, de verplaatsing, de verbouwing of de uitbreiding van de netwerken die op de openbare weg bevestigd zijn erop gesteund zijn, eraan vastgeankerd zijn of die erover uitsteken;e) het voorlopig inrichten van wegen met een maximale duur van twee jaar;f) het uitvoeren van werken ter inrichting en voor plaatselijke verruiming van zones voor voetgangers, personen met verminderde beweeglijkheid of fietsers, alsook werken ter verfraaiing of beveiliging van bedoelde zones;g) het plaatsen en vernieuwen van kleine openbare stadsvoorzieningen zoals zitbanken, tafels, stoelen, afvalbakken, kandelaberzuilen, plantenbakken, kleine waterpartijen;h) het uitvoeren van werken ter inrichting van zones voor aanplantingen;i) het plaatsen, verplaatsen of wegnemen van volgende systemen of voorwerpen : - de verkeerstekens, met inbegrip van de draagsteun hiervan en de verkeersportalen, alsmede de beschermende omhulsels; - vastgehechte of verplaatsbare verkeerstekens voor het inperken van het verkeer of de parkeerplaatsen; - controletoestellen op parkeerplaatsen zoals parkeermeters of parkeerautomaten; - parkeerstangen voor tweewielers; - buisleidingen voor al dan niet ondergrondse technische installaties zoals elektrische schakelkasten voor verkeerslichten of openbare verlichting, praatpalen, waterkranen, schakelkasten voor telediffusie; j) het plaatsen, verplaatsen of wegnemen van straatverlichting;k) het plaatsen, verplaatsen of wegnemen van hierna vermelde reclame- en aanplakzuilen : - reclamezuilen waarvan de schacht een diameter van hoogstens 1,20 m heeft en niet hoger is dan 3,50 m; - de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogten en breedten respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt; l) het plaatsen of het wijzigen van de grondmarkering;m) het plaatsen, het verplaatsen of het wegnemen van verkeersdrempels;n) het plaatsen, het wegnemen of het vernieuwen van systemen voor de exploitatie van sporen en lijnen voor openbaar vervoer zoals bovenleidingsmasten, tekens, portalen, seinhuizen, en kasten of haltepalen voor de reizigers;o) het plaatsen, onverminderd het voorafgaande verkrijgen van een wegvergunning, van een open seizoenterras in de horecasector, met een maximumoppervlakte van 50,00 m2;10° het plaatsen van wildkansels in bosgebieden zoals bedoeld in artikel 1, § 1, 9°, van het decreet van 14 juli 1994 tot wijziging van de jachtwet van 28 februari 1882.
Art. 263.§ 1. Voorzover de hiernavermelde handelingen en werken geen afwijking van de wettelijke, decretale of regelgevende bepalingen inhouden en ze geen voorbereidende handelingen en werken onderworpen aan de stedenbouwkundige vergunning vereisen, is voor genoemde handelingen en werken geen vergunning vereist maar wel een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring : 1° met uitzondering van de daken en van de in artikel 262, 7°, bedoelde handelingen en werken, wat betreft de opgaande muren die niet op de rooilijn staan, het plaatsen of wijzigen van openingen, voorzover ze vooral een verticale dimensie krijgen en daarvoor hetzelfde bouwmateriaal wordt gebruikt als voor de opgaande muur;2° in voor- en achtertuinen, de volgende handelingen en werken : a) per eigendom, de bouw of vervanging van een bestaand bijvolume door een bijvolume zonder verdieping, al dan niet bestemd voor de woning, belendend aan een bestaand gebouw, achteraan dat gebouw of achter de rooilijn met meer dan 4,00 m of aangesloten op dat gebouw door een volume met een vlak dak, voorzover : - de vestiging op minder dan minstens 1,90 m ligt van de gemeenschappelijke grens; - de totale uitbreidingsoppervlakte niet meer beslaat dan 30,00 m2 en de hoogte niet meer bedraagt dan 3,00 m aan de goot en 5,00 m aan de nok; - het volume overdekt is met een dak met één helling of met twee hellingen die dezelfde hellingsgraad en lengte hebben en waarvan het niveau van de dakgoot lager is dan dat van het hoofdvolume; - het materiaal voor de bekleding van de opgaande muren en voor de bedekking van de daken bestaat uit glas, gelijkwaardig is aan het materiaal van het bestaande gebouw en het geheel van de aangebrachte openingen een verticale dimensie krijgt; b) per eigendom, de bouw of vervanging van een bijvolume door een bijvolume zonder verdieping, niet bestemd voor de woning, alleenstaand, opgericht op minstens 1,90 m van de gemeenschappelijke grens en achteraan een bestaand gebouw, met een maximale oppervlakte van 20,00 m2, overdekt met een dak met twee hellingen die dezelfde hellingsgraad en lengte hebben en waarvan de materialen bestaan uit hout, glaswerk of gelijkwaardig zijn aan die van het hoofdgebouw;c) het plaatsen van schuilplaatsen voor één of meerdere dieren, voorzover : - per eigendom, de maximale oppervlakte gelijk is aan 15,00 m2 en, wat duiventillen betreft, aan 25,00 m2; - ze op minstens 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen staan; - ze op minstens 20,00 m van naburige woningen staan; - ze niet hoger zijn dan 2,50 meter aan de goot en 3,50 meter aan de nok, waarbij die afstanden vanaf het natuurlijke bodemniveau worden berekend; - het materiaal voor de bekleding van de opgaande muren bestaat uit glas of traliewerk of gelijkwaardig is aan het materiaal van het bestaande hoofdgebouw; d) een bijenstal, onverminderd de toepassing van de in het Veldwetboek bedoelde bepalingen;e) het optrekken van afsluitingen, portalen en hulpdeuren die niet bedoeld zijn in artikel 262, 5°, f) ;f) per eigendom en voorzover het bodemreliëf geen enkele ingrijpende wijziging ondergaat, een openluchtzwembad waarvan de oppervlakte niet meer beslaat dan 75,00 m2;3° de afbraak van bouwwerken zonder verdieping of kelder, voorzover : a) de grondoppervlakte minder bedraagt dan 30,00 m2;b) ze niet op de rooilijn staan;4° wat landbouwbedrijven betreft : a) de bouw van opslagsilo's, geheel of gedeeltelijk ingegraven, voorzover de bovenkant van de steunmuren niet hoger is dan 1,50 m boven het niveau van het bodemreliëf;b) de vestiging van een mestplaat voorzover : - de constructie staat op minstens 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen en op minstens 20,00 m van alle woningen die niet behoren tot de exploitant; - de bovenkant van de plaat of van de steunmuren niet hoger is dan 1,50 m boven het bodemreliëf; c) de aanleg van een tank bestemd om water of dierlijke mest te verzamelen of op te slaan, geheel of gedeeltelijk ingegraven, voorzover de bovenkant van de steunmuur niet hoger is dan 0,50 m en de tank gevestigd is op minstens 10,00 m van elke al dan niet bevaarbare waterloop, op minstens 3,00 m van het openbaar domein en op minstens 20,00 m van elke woning die niet behoort tot die van de exploitant;5° voor de teelt van kerstbomen;6° in gebieden niet bestemd voor bebouwing, de aanleg of wijziging van een draineersysteem. § 2. Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om kennis te nemen van de in § 1 bedoelde verklaring.
Niemand mag de in § 1 bedoelde handelingen en werken verrichten zonder vooraf een verklaring te richten per brief of neerlegging, tegen ontvangstbewijs, aan het college van burgemeester en schepenen noch zonder gelijktijdig een afschrift daarvan te sturen aan de gemachtigde ambtenaar.
De verklaring is niet ontvankelijk : 1° indien zij is gericht of neergelegd in overtreding van dit artikel of indien ze de voorschriften daarvan niet naleeft;2° indien zij het volgende niet bevat : a) een kadastraal uittreksel betreffende het onroerend goed waarvan de geldigheidsdatum niet voorafgaat aan de verklaringsdatum met meer dan twaalf maanden;b) drie genummerde foto's van de lokalisatie van de geplande handelingen en werken met vermelding op het kadastraal uittreksel van de verschillende fotografische opnamepunten;c) een beschrijving in grafische of tekstvorm, de vestiging en een maatschets van de geplande handelingen en werken, in voorkomend geval vergezeld van de desbetreffende technische documentatie. Binnen vijftien dagen vanaf de ontvangst van de verklaring stelt het college van burgemeester en schepenen de verklarende persoon er per brief van in kennis dat de verklaring al dan niet ontvankelijk is. In geval van niet-ontvankelijkheid bepaalt het college van burgemeester en schepenen de grond daarvan en in voorkomend geval maakt een lijst van de ontbrekende stukken op en vermeldt dat de verklaringsprocedure moet worden herbegonnen. Binnen dezelfde termijn richt het college van burgemeester en schepenen een afschrift van genoemde brief aan de gemachtigde ambtenaar.
In geval van ontvankelijke verklaring, mag de verklarende persoon overgaan tot de uitvoering van de handelingen en werken binnen twintig dagen nadat de verklaring is gestuurd.
De verklaring wordt aangeplakt op het terrein langs het openbare domein en is daarvanuit zichtbaar door toedoen van de verklarende persoon tijdens de hele duur van de uitvoering van de handelingen en werken.
Het college van burgemeester en schepenen stelt een register van de verklaringen ter beschikking van de betrokken derden.
De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling kan de vorm en inhoud van de verklaring bepalen.
Art. 264.Voorzover de hierna vermelde handelingen en werken geen afwijking van de wettelijke, decretale of regelgevende bepalingen inhouden en ze geen voorbereidende handelingen en werken vereisen die onderworpen zijn aan de stedenbouwkundige vergunning of die een dergelijk advies vereisen, zijn ze vrijgesteld van het voorafgaande advies van de gemachtigde ambtenaar : 1° elke verbouwing of uitbreiding van de grondinneming die hoogstens 60,00 m2 bedraagt van een gebouw bestemd voor de woning voorzover het geheel van de openingen naar het openbar domein, wanneer de verbouwing of uitbreiding betrekking heeft op een ophoging naar genoemd domein, gekenmerkt is door een verticale dimensie en een lagere oppervlakte beslaat dan die van de volle delen van de ophoging, dakwerk niet inbegrepen;2° onverminderd de toepassing van punt 1°, de oprichting van een nieuwe woning in een gebouw;3° in de voor- en achtertuinen die vanaf het openbaar domein aan de achterkant van de woningen gelegen zijn, de in artikel 263, § 1, 2°, d) niet bedoelde volières, schuilplaatsen voor dieren en duiventillen alsook het slopen van gebouwen zonder boven- of ondergrondse verdieping voorzover de grondoppervlakte lager is dan 60,00 m2;4° in de voor- en achtertuinen die vanaf het openbare domein aan de achterkant van de woningen gelegen zijn, het aanleggen van een vijver of een openluchtzwembad, die niet bedoeld zijn in artikel 262, 4°, a) en 263, 2°, f) ;5° het optrekken van scheidingsmuren;6° het optrekken van steunmuren;7° het aanleggen van parkeerplaatsen voor meer dan twee en minder dan tien voertuigen;8° het aanleggen van een terrein voor minder dan vijf afgedankte voertuigen of minder dan 60,00 m3 schroot, materiaal of afval, voorzover het geheel vanaf de openbare weg aan de achterkant van de gebouwen staat;9° het plaatsen van één of meerdere reclameborden of één of meerdere reclamezuilen of -panelen;10° het aanleggen van één niet overdekt sportterrein per eigendom, voorzover de afstand tot de gemeenschappelijke grens minstens 3,00 m bedraagt en de afmetingen van het sportterrein niet meer bedragen dan 45,00 m per 25,00 m;11° het uitvoeren van handelingen en werken die in overeenstemming zijn met de normale bestemming van binnenpleinen en tuinen, voorzover ze tot de handelingen en werken behoren, bedoeld in artikel 262, 4°, a) tot en met d), maar de voorwaarden ervan niet vervullen;12° het plaatsen van niet-ingegraven water- of brandstoftanken voorzover ze verband houden met de infrastructuur die nodig is voor de inrichting van het eigendom en niet bestemd zijn voor een handelsactiviteit;13° in gebieden bestemd voor stedenbouw, het bebossen met loofsoorten, ontbossen en vellen van losstaande hoogstammige bomen die geplant zijn in de groengebieden bepaald in een vigerend gemeentelijk plan van aanleg alsmede van de bomen van een onroerend goed waarvoor een verkavelingsplan werd opgesteld, met uitzondering van de bijzondere bomen bedoeld in artikel 84, § 1, 11°;14° het plaatsen op een gebouw van zonnecollectoren die niet bedoeld zijn in artikel 262, 2°;15° de bouw van opslagsilo's, mestplaten en verzamel- of opslagtanken die niet voldoen aan de in artikel 263, 4° bedoelde voorwaarden;16° het plaatsen van één of meerdere vaste of verplaatsbare installaties die niet aaneengebouwd moeten worden;17° het optrekken van antennes, met inbegrip van paraboolantennes, masten en andere gelijkaardige structuren, voorzover : - die handelingen en werken niet bedoeld zijn in artikel 262, 5°; - ze op een afstand tot de gemeenschappelijke grenzen staan die minstens gelijk is aan de totale hoogte; - die handelingen en werken niet ressorteren onder telecommunicatienetwerken, met name telefoon-, radiofoon-, radiotelefoon- en teledistributienetwerken; 18° de windgeneratoren voorzover ze : - niet ressorteren onder een net voor de elektriciteitsproductie en -distributie behoren; - ze op een afstand tot de gemeenschappelijke grenzen staan die minstens gelijk is aan de totale hoogte; 19° de instandhoudings- en onderhoudswerken waarbij het architectonische uitzicht van een gebouw gewijzigd wordt, zoals het vervangen van het bouwmateriaal van het dak of van de bekleding van opgaande muren of het wijzigen van het uitzicht daarvan door zandstraling, verven, cimenteren, aanbrengen van pleisterkalk of gevelbekleding, ofwel het vervangen van deuren en raamwerken;20° het wijzigen van de bestemming van een gebouw bedoeld in artikel 84, § 1, 7°, voorzover geen handeling en werken hiervoor vereist zijn die een wijziging van het gebouwde volume of van het architectonische uitzicht van het gebouw met zich meebrengen;21° de handelingen en werken betreffende de wijziging van de bestemming van een gebouw die niet bedoeld is in artikel 84, § 1, 7°, voorzover ze geen wijziging van het gebouwde volume of van het architectonische uitzicht van het gebouw met zich meebrengen.22° de overdekte halteplaatsen voor reizigers van het openbaar vervoer.
Art. 265.De medewerking van een architect is niet vereist voor : 1° de in artikelen 262 en 263 bedoelde handelingen en werken;2° de oprichting van een nieuwe woning in een gebouw voorzover de werken de draagstructuren van het gebouw niet veranderen en ze noch de wijziging van het volume, noch de wijziging van het architectonische uitzicht vergen;3° de bouw van broeikassen en veranda's die tegen het hoofdgebouw leunen voorzover ze : a) ze gelijkvloers aangelegd worden;b) de diepte ervan niet meer dan 3,50 m bedraagt;4° de gevoelige wijziging van het bodemreliëf;5° de handelingen en werken bedoeld in artikel 264, 4° tot 22°;6° het bebossen, ontbossen, vellen of snoeien van bomen of hagen;7° de tenuitvoerlegging van het plan voor het beheer van een staats- of erkend natuurreservaat, goedgekeurd door de Regering krachtens artikel 14 of 19 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
Art. 265/1.De vrijstellingen bedoeld in artikel 262, 9°, met inbegrip van het openbaar domein bedoeld in de gemeentelijke plannen van aanleg en de geldig toegelaten en niet vervallen verkavelingsvergunningen, en in artikel 264, 1°, 5° tot 10°, 12°, 14°, 16° tot 22°, zijn niet van toepassing : 1° in een gebied dat valt onder de toepassing van het algemeen reglement op gebouwen van toepassing op beschermde gebieden van sommige gemeenten op stedenbouwkundig vlak, bedoeld in hoofdstuk XVII van titel I van boek IV;2° in een gemeentelijk grondgebied of een gedeelte daarvan waarop het algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden, bedoeld in hoofdstuk XVIIquater van titel I van boek IV, van toepassing is;3° binnen een omtrek van culturele, historische of esthetische waarde bedoeld in artikel 40, 4°;4° op de handelingen en werken betreffende een onroerend goed dat opgenomen is in de inventaris van het patrimonium bedoeld in artikel 192.»
Art. 2.Artikel 307 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « 4° de gevoelige wijzigingen van het bodemreliëf. »
Art. 3.De aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning waarvan het ontvangstbewijs dateert van vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt verder behandeld volgens de vóór bedoelde datum vigerende bepalingen.
Art. 4.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 27 oktober 2005.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE