gepubliceerd op 16 juni 2010
Besluit van de Waalse Regering houdende het statuut van de reisbureaus
27 MEI 2010. - Besluit van de Waalse Regering houdende het statuut van de reisbureaus
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 22 april 2010Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
22/04/2010
pub.
05/05/2010
numac
2010202434
bron
waalse overheidsdienst
Decreet houdende het statuut van de reisbureaus
sluiten houdende het statuut van de reisbureaus;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur du Tourisme" (Hoge Raad voor Toerisme), gegeven op 29 april 2008;
Gelet op het advies van het technisch comité van de reisbureaus, gegeven op 22 april 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 april 2008;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 april 2008;
Op de voordracht van de Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad;
Na beraadslaging, Besluit : Titel 1. - Vergunningen HOOFDSTUK I. - Verschillende categorieën van vergunningen
Artikel 1.§ 1. In deze tekst wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 22 april 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/04/2010 pub. 05/05/2010 numac 2010202434 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende het statuut van de reisbureaus sluiten houdende het statuut van de reisbureaus;2° bevoegde overheid : een bevoegde overheid zoals bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;3° richtlijnen : - Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, en de latere wijzigingen ervan; - Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt; 4° reisbureau : het reisbureau zoals bepaald in artikel 1, § 2, 2°, van het decreet;5° dienstverrichter : de dienstverrichter zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, van het decreet;6° gereglementeerd beroep : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden zoals bepaald in artikel 3 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;7° opleidingstitel : een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;8° aangetekende brief : zending zoals bepaald in artikel 1, § 2, 4°, van het decreet. § 2. De berekening van de termijnen wordt verricht volgens de volgende regels : - de dag van ontvangst van de akte, die het vertrekpunt is voor een termijn, is er niet in begrepen. - inbegrepen in de termijn is de vervaldag. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag.
Art. 2.§ 1. Er bestaan drie categorieën van vergunningen welke de uitoefening van de in artikel 2, § 1, van het decreet omschreven werkzaamheid toelaten, volgens de hiernavolgend onderscheidingen : 1° de vergunning van categorie A voor : a) de organisatie, als aannemer of onderaannemer, en de verkoop van individuele of groepsreizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som;b) de verkoop, als tussenpersoon, van door derden georganiseerde reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, van logiesbons en van maaltijdbons;c) de verkoop, als tussenpersoon, van biljetten voor alle vervoermiddelen;2° de vergunning van categorie B voor : a) de verkoop, als tussenpersoon, van door derden georganiseerde reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, van logiesbons en van maaltijdbons;b) de verkoop, als tussenpersoon, van biljetten voor alle vervoermiddelen;3° de vergunning van categorie C die aan autocarexploitanten verleend wordt voor : a) de organisatie, als aannemer of onderaannemer, en de verkoop van reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som wanneer het grootste deel van het vervoer per autocar moet geschieden;b) de verkoop, als tussenpersoon, van reizen en verblijven die door derden, houders van één der in dit artikel bedoelde vergunningen, worden georganiseerd tegen een vaste som, wanneer het grootste deel van het vervoer per autocar moet geschieden. § 2. Eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon mag geen houder van vergunningen van verschillende categorieën zijn. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning Afdeling 1. - Voorwaarden met betrekking tot de personen
Nationaliteit
Art. 3.De vergunningsaanvrager of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één der volgende hoedanigheden bezitten : 1° onderdaan zijn van één lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op die landen van toepassing zal zijn;2° onderdaan zijn van één van de lidstaten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag hebben bekrachtigd;3° burger zijn van een derde land, die een statuut van ingezetene op lange termijn in België heeft gekregen en/of die lid is van het gezin van een burger van de Europese Unie die zijn recht van vrij verkeer binnen de Europese Unie uitoefent. Beroepsbekwaamheid
Art. 4.§ 1. De aanvrager van een vergunning van categorie A of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één van de volgende voorwaarden vervullen : A. houder zijn : 1° van een bachelor- of masterdiploma in toerisme dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen;of 2° van een bachelor- of masterdiploma dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en die een relevante ervaring van twee jaar in een reisbureau kan bewijzen;of 3° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige opleiding in toerisme of een bijzondere opleiding als reisbureau-uitbater georganiseerd door het "Institut wallon de la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" (Waals Instituut voor alternerende vorming en voor zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen;of 4° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige of bijzondere opleiding in toerisme erkend door de Minister bevoegd voor Toerisme en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen; B. een relevante beroepservaring in de reisbureau-activiteiten kunnen bewijzen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/36/EG. § 2. De aanvrager van een vergunning van categorie B of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één van de volgende voorwaarden vervullen : A. houder zijn : 1° van een bachelor- of masterdiploma in toerisme dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap;of 2° van een bachelor- of masterdiploma dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen;of 3° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige opleiding in toerisme of een bijzondere opleiding als reisbureau-uitbater georganiseerd door het "Institut wallon de la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen;of; 4° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige of bijzondere opleiding in toerisme erkend door de Minister bevoegd voor Toerisme en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen; B. een relevante beroepservaring in de reisbureau-activiteiten kunnen bewijzen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/36/EG. § 3. De aanvrager van een vergunning van categorie C of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één van de volgende voorwaarden vervullen : A. houder zijn : 1° van een bachelor- of masterdiploma in toerisme dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap;of 2° van een bachelor- of masterdiploma dat afgesloten is met een diploma erkend door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen;of 3° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige opleiding in toerisme of een bijzondere opleiding als reisbureau-uitbater georganiseerd door het "Institut wallon de la formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises" en die een relevante ervaring van één jaar in één reisbureau kan bewijzen;of; 4° van een titel toegekend krachtens een gelijkwaardige of bijzondere opleiding in toerisme erkend door de Minister bevoegd voor Toerisme en die een relevante ervaring van één jaar in een reisbureau kan bewijzen; B. een relevante beroepservaring in de reisbureau-activiteiten kunnen bewijzen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/36/EG. § 4. De aanvragers die onderdaan zijn van één lidstaat waar het beroep van reisbureau gereglementeerd is, en die een vergunning van categorie A, B of C willen krijgen of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één van de volgende voorwaarden vervullen : A. houder zijn van een bekwaamheidsattest of een opleidingstitel voorgeschreven door een lidstaat om tot het gereglementeerd beroep van reisbureau-uitbater op zijn grondgebied te worden toegelaten, dan wel deze activiteit aldaar uit te oefenen, dat beantwoordt aan de volgende voorwaarden 1° het attest wordt in een lidstaat door een bevoegde overheid afgegeven, die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;en 2° uit het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel blijkt dat de houder : - ofwel een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar heeft gevolgd aan een universiteit of een andere instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en in voorkomend geval, en dat hij de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist;of - een postsecundaire studiecyclus van ten minste één jaar heeft gevolgd, waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het postsecundair onderwijs waarvan sprake vereist is, of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook, in voorkomend geval, de beroepsopleiding gevolgd heeft, die als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is.
Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld, de titel die in een lidstaat is afgegeven, die met een in de Europese Economische Ruimte gevolgde opleiding is afgesloten, wanneer laatstgenoemde door deze Lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend.
Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld, de titel die in een derde land is afgegeven, wanneer de betrokken opleidingstitel erkend werd door de lidstaat en als de houder ervan in die lidstaat een beroepservaring van drie jaar heeft opgedaan; of B. een relevante beroepservaring in de reisbureau-activiteiten kunnen bewijzen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/36/EG. § 5. De aanvragers die onderdaan zijn van één lidstaat waar het beroep van reisbureau niet gereglementeerd is en die een vergunning van categorie A, B of C willen krijgen of de persoon(onen) die met het dagelijks beheer van de onderneming belast is (zijn), moet(en) één van de volgende voorwaarden vervullen : A. het beroep van reisbureau-uitbater tijdens de voorafgaande tien jaar uitgeoefend hebben; en B. een bekwaamheidsattest of een opleidingstitel bezitten die voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° het attest wordt in een lidstaat door een bevoegde autoriteit afgegeven, die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;en 2° uit het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel blijkt dat de houder : - ofwel een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar heeft gevolgd aan een universiteit of een andere instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en in het voorkomend geval, en dat hij de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist en die hem op de uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater heeft voorbereid;of - een postsecundaire studiecyclus van ten minste één jaar heeft gevolgd, waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat men de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het postsecundair onderwijs waarvan sprake vereist is, of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook, in voorkomend geval, de beroepsopleiding gevolgd heeft, die als aanvulling op deze cyclus van postsecundair onderwijs vereist is, en die hem op de uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater heeft voorbereid.
Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld, de titel die in een lidstaat is afgegeven, die met een in de Europese Economische Ruimte gevolgde opleiding is afgesloten, wanneer laatstgenoemde door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend.
Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld, de titel die in een derde land is afgegeven, wanneer de betrokken opleidingstitel erkend werd door de lidstaat en als de houder ervan in die lidstaat een beroepservaring van drie jaar heeft opgedaan; of C. een relevante beroepservaring in de reisbureau-activiteiten kunnen bewijzen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2005/36/EG. § 6. De in de vorige paragrafen bedoelde voorwaarden worden geacht vervuld te zijn in de twee volgende gevallen : A. wanneer de betrokkene houder is van een opleidingstitel, dan wel een geheel van opleidingstitels die door een bevoegde autoriteit in zijn Staat van oorsprong zijn afgegeven, voor zover die titel met een verworven opleiding is afgesloten welke erkend is door deze Staat als zijnde van gelijkwaardig niveau als het niveau vereist in de vorige paragrafen en die dezelfde rechten toekent inzake toegang tot het beroep reisbureau of uitoefening ervan, of die op de uitoefening van dat beroep voorbereidt;
B. wanneer de betrokkene een beroepskwalificatie heeft, die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van zijn lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent. § 7. Voor de toepassing van de vorige paragrafen worden zowel voltijdse als deeltijdse prestaties in aanmerking genomen, met dien verstande dat de totale duur van de deeltijdse arbeidstijd overeenkomt met de vereiste voltijdse ervaring die in die paragrafen wordt opgelegd. § 8. Het bezitten van de vereiste beroepskwalificaties wordt door de Commissaris-generaal voor Toerisme beoordeeld op basis van één of meer van de volgende documenten : a. de diploma's, bekwaamheidsattesten of opleidingstitels;b. een op eer afgeleverde verklaring van de huidige of vroegere werk- of opdrachtgever;c. getuigenverklaringen;d. elk stuk dat door de Commissaris-generaal voor Toerisme als bewijs wordt aanvaard.
Art. 5.De betrokkene moet een aanpassingsstage gedurende maximum drie jaar lopen of zich onderwerpen aan een bekwaamheidsproef, wanneer hij : 1° een opleiding in zijn Staat van oorsprong heeft gevolgd die minstens één jaar minder bedraagt dan deze bedoeld in artikel 4 van het besluit;2° een opleiding in zijn Staat van oorsprong heeft gevolgd, die betrekking heeft op materies die substantieel verschillen van deze gedekt door de opleidingstitel van reisbureau-uitbater;3° in zijn Staat van oorsprong over een attest of een vaardigheid beschikt voor een beroep dat substantieel verschilt van het beroep reisbureau. De keuze tussen de aanpassingsstage of de bekwaamheidsproef wordt aan de betrokkene gelaten.
Wanneer de betrokkene een aanpassingsstage moet lopen of zich aan een bekwaamheidsproef onderwerpen, moet hij informatie omtrent zijn opleiding te verstrekken, voor zover dat noodzakelijk is om vast te stellen of er eventuele substantiële verschillen bestaan met de opleiding die in het Waalse Gewest van kracht is. Indien de betrokkene die informatie niet kan verstrekken, richt de Commissaris-generaal voor Toerisme zich tot het meldpunt, de bevoegde overheid of elke andere instelling die in de Staat van oorsprong bevoegd is.
Art. 6.Wanneer een met het dagelijks beheer belaste persoon de onderneming verlaat, moet hij binnen zes maanden vervangen worden. Die vervanging hangt af van de naleving van de bepalingen van de artikelen 3 en 4 inzake nationaliteit en beroepsbevoegdheid. Afdeling 2. - Voorwaarden met betrekking tot de ondernemingen
Borgtocht
Art. 7.§ 1. De vergunningsaanvrager moet het bewijs leveren dat hij een borgtocht heeft gesteld tot een beloop van : 1. voor een vergunning van de categorieën A of C, als de onderneming haar reizen tegen een vaste som of verblijven tegen een vaste som overwegend verkoopt door toedoen van andere reisbureaus : voor ten hoogste 20 bedienden : 50.000 euro, vermeerderd met 25.000 euro voor elke groep van 10 bedienden; 2. voor een vergunning van categorie A, als de onderneming tewerkstelt : ten hoogste 2 bedienden : 10.000 euro; van 3 tot 5 bedienden : 15.000 euro; van 6 tot 10 bedienden : 20.000 euro; meer dan 10 bedienden : 25.000 euro, vermeerderd met 7.500 euro per bijhuis; 3. voor een vergunning van categorie B : 7.500 euro, vermeerderd met 7.500 euro per bijhuis; 4. voor een vergunning van categorie C als de onderneming exploiteert : van 1 tot 5 autocars in de categorie "Toerisme" : 7.500 euro; van 6 tot 10 autocars in de categorie "Toerisme" : 10.000 euro; van 11 tot 15 autocars in de categorie "Toerisme" : 12.500 euro, vermeerderd met 5.000 euro per gedeelde van 5 autocars in de categorie "Toerisme"; vermeerderd met 7.500 euro per bijhuis; § 2. Voor de toepassing van § 1, wordt rekening gehouden met : - de bedienden die in het hoofdkwartier en de bijhuizen van de onderneming tewerkgesteld zijn op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens, op 1 juli van ieder jaar; - de autocars in de categorie "Toerisme" door het hoofdkantoor en de bijhuizen van de onderneming aangewend voor de organisatie van reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens op 1 juli van ieder jaar; - de bijhuizen in exploitatie.
Het bedrag van de borgstelling moet worden aangepast bij de opening van een bijhuis en, in voorkomend geval, vóór het verstrijken van de maand juli.
Art. 8.De borgtocht mag bestaan in de hoofdelijke borg van een bank of van een verzekeringsmaatschappij, of voor de onderdanen van de andere lidstaten dan België en van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op die landen van toepassing zal zijn, overeenkomstig de in de Staat van oorsprong vigerende wetgeving.
Art. 9.De borgtocht kan bij de Deposito- en Consignatiekas gestort worden of, voor de onderdanen van de andere Lidstaten dan België en van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op die landen van toepassing zal zijn, bij een deposito- en consignatieinstelling, overeenkomstig de in de Staat van oorsprong vigerende wetgeving en reglementering.
Bedrijfszetel
Art. 10.De vergunningsaanvrager moet over vaste lokalen beschikken, die voor het publiek toegankelijk zijn en die het mogelijk maken de activiteit op erkenbare en waardige wijze uit te oefenen. HOOFDSTUK III. - Procedure voor het verlenen van de vergunningen
Art. 11.De vergunningsaanvraag wordt aan de commissaris-generaal voor Toerisme gericht.
Art. 12.§ 1. Bij de vergunningsaanvraag moeten de volgende documenten worden gevoegd : 1° een uittreksel uit het strafregister van model 2 voor de Belgische onderdanen of van het gelijkwaardige model voor de buitenlandse onderdanen, dat sedert ten hoogste drie maanden afgeleverd is ten name van de aanvrager indien het een natuurlijk persoon betreft, van de beheerders of zaakvoerders indien het een rechtspersoon betreft, alsmede ten name van de persoon(onen) belast met het dagelijks beheer van de onderneming. Indien de betrokkene onderdaan is van een in artikel 3 bedoelde andere Staat dan België, mag het uittreksel uit het strafregister worden vervangen door om het even welk document uitgereikt door een bevoegde overheid waaruit blijkt dat de eis inzake nationaliteit voorgeschreven bij artikel 3 van dit besluit en deze inzake eerbaarheid voorgeschreven bij artikel 8, 2°, van het decreet worden nagekomen.
Indien de in 1° bedoelde documenten niet door de bevoegde overheden van de Staat van oorsprong worden afgegeven, worden ze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de Staten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - door de betrokkene afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of administratieve autoriteit of in voorkomend geval tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging van de lidstaat van oorsprong of herkomst, die een attest verstrekt waaruit blijkt dat de verklaring onder ede of de plechtige verklaring is afgelegd. Als de formule van deze eed of gelofte niet door de betrokkene in de Staat waarvan sprake kan worden gebruikt, kan de betrokkene in één of ander geval een passende gelijkwaardige formule gebruiken. 2° de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad waarin de laatst geldende beschikkingen betreffende de vennootschap of de vereniging waarvan de wet de bekendmaking voorschrijft, bekendgemaakt werden. Die bijlagen kunnen evenwel vervangen worden door een exemplaar van de statuten die behoorlijk voorzien zijn van de stempel van de rechtbank van koophandel voor hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Indien de betrokkene onderdaan is van een in artikel 3 bedoelde andere Staat dan België, mag dat document worden vervangen door om het even welk document dat openbaar beschikbaar is en dat betrekking heeft op de vennootschap of de vereniging waarvan de wet de bekendmaking voorschrijft; 3° de getuigschriften of andere stukken waaruit de beroepsbekwaamheid van de persoon(onen) belast met het dagelijks beheer van de onderneming kan blijken;4° de documenten waaruit de toepassing van de vrijstellings- of overgangsmaatregelen kan blijken;5° het bericht van de Deposito- en Consignatiekas of het afschrift van de akte van verbintenis van de hoofdelijke borg waaruit de borgstelling blijkt of, voor de onderdanen van een in artikel 3 bedoelde andere Staat dan België, van een deposito- en consignatie-instelling. § 2. Er dient gebruik te worden gemaakt van de formulieren geleverd door de Commissaris-generaal voor Toerisme. § 3. Elke wijziging die eender welk element van de vergunningsaanvraag en van de documenten die haar vergezelden betreft, moet bij aangetekende brief, ter kennis gebracht aan de Commissaris-generaal voor Toerisme binnen een termijn van tien dagen. § 4. In geval van gegronde twijfel kan de Commissaris-generaal voor Toerisme zich het recht voorbehouden om elk originele document te vragen. § 5. In geval van gegronde twijfel kan de Commissaris-generaal voor Toerisme de Staat van oorsprong vragen om bevestiging van de echtheid van de in die andere Staat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels. § 6. In geval van gegronde twijfel, wanneer een bevoegde overheid van een lidstaat een opleidingstitel heeft afgegeven die een opleiding omvat die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de Commissaris-generaal voor Toerisme bij de bevoegde instelling van de Staat van oorsprong waar de titel is afgegeven, nagaan : 1° of de opleiding verzorgd door de betrokken instelling, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de Staat van oorsprong vanwaar de titel afkomstig is, 2° of de verleende opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend indien de opleiding in zijn geheel was gevolgd in de Staat van oorsprong vanwaar de titel afkomstig is;en 3° of de verleende opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de Staat van oorsprong vanwaar de titel afkomstig is.
Art. 13.De vergunning vermeldt de naam van de onderneming, de plaatsen van het hoofdkantoor en van de bijhuizen, de toegelaten werkzaamheden, de namen van de houders, de afgevaardigden-beheerders, de zaakvoerders en de personen belast met het dagelijks beheer.
Art. 14.Geen enkele onderneming mag in exploitatie gesteld worden vóór het verlenen van de vereiste vergunning.
Titel 3. - Verplichtingen van de vergunningshouders HOOFDSTUK I. - Schilden en vergunningen
Art. 15.De Commissaris-generaal voor Toerisme bezorgt aan de houder van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 2, § 1 of 2, 1° van het decreet een schild, in evenveel exemplaren als de onderneming hoofdzetel en bijhuizen telt, dat eigendom van Wallonië blijft en dat dicht bij de ingang voor het publiek zichtbaar op de inrichting moet worden aangebracht.
De modellen van schild verschillen volgens de toegelaten werkzaamheden en maken het voorwerp uit van de modellen bedoeld in de bijlagen 1, 2 en 3.
Art. 16.§ 1. In geval van intrekking of schorsing van de vergunning of bij het ophouden van de werkzaamheden, moeten de vergunning alsmede de schilden van de betrokken instellingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de verzending van de kennisgeving van de definitieve beslissing tot intrekking of schorsing of binnen tien dagen na het ophouden van de werkzaamheden. § 2. In geval van wijziging in de vermeldingen op de vergunning, moeten de vergunning en in voorkomend geval de schilden van de betrokken instellingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de uitreiking van de nieuwe vergunning en, in voorkomend geval, van de nieuwe schilden. HOOFDSTUK II. - Vermeldingen
Art. 17.De benaming van de onderneming, de categorie en het nummer van de vergunning moeten worden vermeld op de beroepsdocumenten en in de reclame van de onderneming De dienstverrichter zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, van het decreet moet ook die verplichting nakomen. HOOFDSTUK III. - Plichtenleer
Art. 18.De houder van een vergunning is ertoe gehouden : 1. tegenover zijn cliënten : a) de juiste nodige inlichtingen betreffende de prijzen en de voorwaarden van een reis of van een verblijf te geven;b) de, in de voorziene voorwaarden, diensten te verstrekken waartoe hij zich verplicht heeft;c) het geheim te bewaren van al de voorwaarden van een reis of verblijf, zelfs als deze reis of verblijf niet gedaan werd, tenzij hij onderrichtingen van de cliënt daaromtrent heeft ontvangen, tenzij hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen of de wet hem verplicht die voorwaarden bekend te maken;d) de door een cliënt gestorte fondsen niet te gebruiken voor andere doeleinden dan die van de onderneming en de aan cliënten verschuldigde fondsen zonder verwijl terug te bezorgen;e) geen beroep te doen op leveranciers of onderaannemers die niet de betrouwbare beroeps- of morele waarborgen bieden;2. tegenover zijn leveranciers : a) de sommen die hen toekomen in hun handen te bezorgen binnen de overeengekomen termijnen, zoniet, binnen de gebruikelijke termijnen;b) inzake ontbinding van contracten, de overeengekomen termijnen te eerbiedigen, zoniet, de gebruikelijke termijnen;3. tegenover zijn confraters : zich onthouden van iedere handeling strijdig met de eerlijke gebruiken inzake handel waardoor hij hun of aan een onder hen een gedeelte van hun cliënteel zou ontnemen of zou trachten te ontnemen, of hun krediet zou aantasten of zou trachten aan te tasten of, meer algemeen, hun concurrentievermogen zou aantasten of zou trachten aan te tasten. Begaat een daad strijdig met de eerlijke gebruiken inzake handel, inzonderheid hij die : a) verwarring sticht of tracht te stichten tussen zijn persoon, zijn onderneming, zijn vertegenwoordigingen, zijn werkzaamheden en die van een mededinger, en dit door gelijk welk middel zoals gelijkenis in de benaming van het reisbureau, in de naam van een reis of verblijf of in de handelsreclame;b) valse aantijgingen verspreidt of wetens en willens onjuiste aanduidingen verstrekt omtrent de persoon, de onderneming, de werkzaamheden of het personeel van een mededinger;c) onjuiste aanduidingen verstrekt omtrent zijn handelspersoon of zijn reizen of verblijven;d) een niet toegelaten gebruik maakt van materieel van een mededinger, inzonderheid van zijn vlugschriften, rondzendbrieven, prospectussen en aanplakbiljetten, zelfs zonder het inzicht een verwarring te scheppen tussen de personen;e) met het inzicht om te schaden, het personeel van een mededinger doet vertrekken of het aanzet de zakengeheimen van zijn mededinger openbaar te maken. De dienstverrichter zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, van het decreet moet ook die verplichting nakomen. HOOFDSTUK IV. - Gebruik maken van de borgtocht
Art. 19.De borgtocht dient uitsluitend tot zekerheidstelling van de beroepsverbintenissen aangegaan bij de uitoefening van de werkzaamheden gedekt door de vergunning.
Hij kan echter niet dienen ter betaling van schuldeisers reeds voorzien van een andere waarborg, binnen de perken hiervan.
Art. 20.Van de borgtocht mag alleen gebruik worden gemaakt als betaling van de gewaarborgde schuldvorderingen werd gevorderd overeenkomstig de volgende bepalingen.
Art. 21.De schuldeiser moet zijn schuldenaar een aanmaning en een afschrift ervan samen met het afschrift van de onbetaalde facturen aan de Commissaris-generaal voor Toerisme sturen binnen twaalf maanden na de uitvoering van de werkzaamheden die de schuld hebben doen ontstaan.
De Commissaris-generaal voor Toerisme zendt binnen tien dagen een verwittiging aan de schuldenaar waarbij hem wordt herinnerd aan de bepalingen van artikel 26 van dit besluit en zendt, desgevallend, afschrift aan de hoofdelijke borg.
Al die mededelingen worden bij aangetekende brief gedaan.
Art. 22.§ 1. Indien binnen tien dagen na de verzending van de in artikel 21, tweede lid, beoogde verwittiging, de Commissaris-generaal voor Toerisme geen bij aangetekende brief ontvangen heeft vanwege de schuldenaar of vanwege de hoofdelijke borg waarbij hij, hetzij kennis krijgt van het bewijs van de betaling, hetzij van de kennisgeving dat de schuldvordering of de waarborg ervan geheel of gedeeltelijk betwist wordt, wordt de schuldvordering beschouwd als zeker, vaststaand, opeisbaar en gewaarborgd voor het niet-betaalde en niet-betwiste gedeelte en van de borgtocht wordt alsdan gebruik gemaakt overeenkomstig § 2. § 2. Wanneer overeenkomstig § 1 van de borgtocht gebruik dient te worden gemaakt, geeft de Commissaris-generaal voor Toerisme de Deposito- en Consignatiekas of, al naar het geval, de hoofdelijke borg onderrichtingen, bij aangetekende brief, de schuldeiser te betalen.
De hoofdelijke borg beschikt voor de betaling over een termijn van tien dagen te rekenen van de verzending van de aangetekende brief van de Commissaris-generaal voor Toerisme. Hij moet, binnen dezelfde termijn, bij aangetekende brief, van die betaling kennis geven aan de commissaris-generaal voor Toerisme. § 3. De Commissaris-generaal voor Toerisme geeft de schuldeiser kennis van de betaling van de schuldvordering. In geval van betwisting deelt hij aan de schuldeiser mede dat hij eventueel zijn rechten op de borgtocht kan uitoefenen door de gewone wettelijke middelen.
Het geval dat de schuldeiser de betaling tegenspreekt en het geval dat de hoofdelijke borg zijn verplichtingen niet nakomt binnen de in § 2 bepaalde termijn, worden geacht betwistingen te zijn.
Art. 23.Indien van de borgtocht gebruik werd gemaakt overeenkomstig artikel 21, moet de vergunninghouder, zonder ertoe uitgenodigd te zijn, de voormelde borgtocht opnieuw samenstellen binnen tien dagen.
Art. 24.De schuldvorderingen worden behandeld en betaald al naargelang de ontvangst ervan, waarbij de postdatum als bewijs geldt.
Wanneer de borgtocht ontoereikend is om al de schuldeisers te betalen die overeenkomstig artikel 21 de betaling hebben gevraagd van hun schuldvorderingen die dezelfde poststempel hebben, dan geschiedt de verdeling bij omslag. Die bepalingen zijn ook van toepassing in geval van failliet van de onderneming.
Art. 25.Iedere bestelbon en iedere factuur uitgaande van een vergunninghouder moet op de voorzijde of op de ommezijde - maar in dat geval moet op de voorzijde een duidelijke verwijzing staan - melding maken van het feit dat zijn beroepsverbintenissen gedekt zijn door de borgtocht onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden, het bedrag van de borgtocht en de aanduiding dat de borgtocht slechts kan aangewend worden na de verzending bij aangetekende brief van een aanmaning aan de schuldenaar en van een afschrift ervan aan de Commissaris-generaal voor Toerisme.
Art. 26.§ 1. De borgtocht is bevrijd in de gevallen en op de data die hierna zijn bepaald : 1° in geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de werkzaamheden die door de vergunning zijn gedekt : op de dag waarop de Commissaris-generaal voor Toerisme de aangetekende brief ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van de stopzetting van die werkzaamheden;2° als de hoofdelijke borg beslist zich van zijn verplichtingen te ontdoen : bij het verstrijken van een termijn van drie maanden ingaande de dag waarop de Commissaris-generaal voor Toerisme de aangetekende brief ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van die beslissing; § 2. De borgtocht blijft bestaan voor het waarborgen van de schuldvorderingen die vóór zijn bevrijding zijn ontstaan en waarvan de betaling is gevorderd overeenkomstig artikel 21, en ten laatste binnen zes maanden na de datum van de bevrijding. HOOFDSTUK V. - Statistieken
Art. 27.De houder van een vergunning moet ieder jaar de inlichtingen in verband met het toeristische bedrijf die de Commissaris-generaal voor Toerisme hem vraagt, verstrekken.
Die inlichtingen zijn vertrouwelijk en uitsluitend bestemd voor statistieken inzake toerisme.
De dienstverrichter zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, van het decreet moet ook die verplichting nakomen. HOOFDSTUK VI. - Europese administratieve samenwerking
Art. 28.De Commissaris-generaal voor Toerisme kan voor elke dienstverlening aan de bevoegde overheden van de Staat van oorsprong van de dienstverrichter erom verzoeken dat ze elke relevante informatie betreffende de wettelijkheid van de inrichting en het goede gedrag van de dienstverrichter alsmede het gebrek aan disciplinaire of strafsanctie met professioneel karakter verstrekken.
In geval van klacht moet de dienstverrichter op de hoogte worden gebracht van de gevolgen van de klacht.
Titel 4. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 29.De koninklijke besluiten van 30 juni 1966, 1 februari 1975, 9 maart 1977, 22 oktober 1987 en 22 september 1988 betreffende het statuut van de reisbureaus worden opgeheven.
Art. 30.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt
Art. 31.De Minister bevoegd voor Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 27 mei 2010.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN