gepubliceerd op 14 juli 1999
Besluit van de Waalse Regering inzake de opstelling en de financiering van de gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingsplannen
27 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering inzake de opstelling en de financiering van de gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingsplannen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 21 april 1994 betreffende de milieuplanning in het kader van de duurzame ontwikkeling, inzonderheid op artikel 18bis, gewijzigd bij het decreet van 22 januari 1998;
Gelet op het Milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling in het Waalse Gewest, goedgekeurd door de Waalse Regering op 9 maart 1995, inzonderheid op de acties met nummers 40, 168, 242 en 243;
Gelet op het Waalse afvalplan « Horizon 2010 », goedgekeurd door de Waalse Regering op 15 januari 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 29 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de « Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne » (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 7 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat de procedure bepaald moet worden ter goedkeuring van het gemeentelijk milieu- en natuurbevorderingsplan waarbij de burgers nauw betrokken worden en in de voorwaarden moet worden voorzien voor de toekenning van subsidies aan de gemeenten met het oog op de uitwerking en uitvoering van een gemeentelijk milieu- en natuurbevorderingsplan en dat die procedure onverwijld dient goedgekeurd zodat de streefdata voor de acties en de specifieke maatregelen opgenomen in het Milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling en in het Waalse afvalplan « Horizon 2010 » gehaald worden;
Overwegende dat de gemeenten bij voorrang als doorgeefluik voor het gewestelijke milieubeschermingsbeleid ingeschakeld kunnen worden en dat hen een impuls dient gegeven te worden in hun contact met de burgers door hen middelen ter beschikking te stellen waarmee een globale strategie die alle milieusectoren omhelst, zijn beslag kan krijgen.
Op de voordracht van De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw;
Na erover te hebben beraadslaagd, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister bevoegd voor het leefmilieu;2° DGNHM : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Milieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° GMNBP : gemeentelijk milieu- en natuurbevorderingsplan;4° Gemeentelijke commissie : de gemeentelijke adviescommissie bedoeld in artikel 2 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Gemeentelijke commissie
Art. 2.§ 1. De gemeenteraad kan beslissen om ofwel een gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingscommissie op te richten ofwel de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening, ingericht krachtens het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de bevoegdheden toe te kennen inzake milieu en natuurbevordering. § 2. Indien de gemeente beslist om de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening de bevoegdheden toe te kennen inzake milieu en natuurbevordering, gedraagt de gemeenteraad zich naar artikel 7 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en naar de krachtens bedoelde tekst goedgekeurde regelgevende bepalingen. § 3. Indien de gemeente beslist om een gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingscommissie op te richten, werkt de gemeenteraad de regels uit over de samenstelling en de werking van bedoelde commissie.
Door de gemeenteraad worden de kandidaten opgeroepen door openbare aanplakking en door een bericht in het plaatselijke blad. De leden van de commissies moeten uitgekozen worden met naleving van hierna vermelde beginselen : 1° het vinden van een evenwichtige geografische verspreiding;2° het bestaan van een vertegenwoordiging die geschikt is om de items van het GMNBP voorzien bij artikel 4, § 2, van dit besluit te behandelen en, in het algemeen, de maatschappelijke, economische, patrimoniale en milieubelangen van de gemeente in ogenschouw te nemen;3° het beperken van de vertegenwoordiging afkomstig van de gemeenteraad tot één vierde der leden en het rekening houden met de evenredige vertegenwoordiging van elke fractie die in de gemeenteraad zitting heeft;4° de deelname van één der milieuraadgevers. De gemeenteraad wijst een voorzitter, de leden van de gemeentelijke commissie en de vervangende leden voor alle gewone leden aan.
Er wordt in de gemeentelijke commissie zo vaak als nodig en ten minste drie keer per jaar én na bijeenroeping door de voorzitter vergaderd.
Bovendien roept de voorzitter de gemeentelijke commissie op vraag van het college van burgemeester en schepenen bijeen.
Het gemeentebestuur neemt het secretariaat van de gemeentelijke commissie waar. HOOFDSTUK III. - Inhoud en procedure ter goedkeuring van het plan
Art. 3.De gemeenteraad heeft de mogelijkheid om een GMNBP op te stellen waarin de bestanddelen omschreven worden die inzake het gemeentelijke duurzame-ontwikkelingsbeleid in werking moeten worden gezet. Het GMNBP voert op gemeentelijk vlak de door het Gewest bepaalde plannen, programma's, reglementen en hoofdlijnen inzake milieu en natuurbevordering voor een duurzame ontwikkeling uit en vult ze aan.
Art. 4.§ 1. Het GMNBP wordt opgesteld volgens een modelplan dat de Minister ter beschikking van de gemeenten stelt. § 2. Daarin worden de volgende items van het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling in het Waalse Gewest behandeld : 1° afvalpreventie- en beheer;2° kwaliteit der oppervlaktewateren;3° grondwater- en bodembescherming;4° bevordering van natuur en biodiversiteit;5° terugdringing van de lawaaihinder;6° luchtkwaliteit;7° milieubescherming in : - de industrie- en landbouwbedrijvigheid; - de toerisme- en recreatieactiviteiten; - het vervoer en de infrastructuur; - het energiebeleid; - de ruimtelijke ordening; 8° sensibilisatie, deelneming, voorlichting en vorming van de burgers wat betreft bovenbedoelde items en de impact van bedoelde beleidsdaden op milieu en leefklimaat. § 3. Voor alle door het plan behandelde items worden, in het kader van de gemeentebevoegdheden en onverminderd de bevoegdheden van de federale, gewestelijke en provinciale overheid, 1° een desbetreffende staat opgemaakt, de behoeften en de mogelijke gevolgen omschreven;2° de doelstellingen in kwaliteit en kwantiteit omschreven die de gemeente op korte en middellange termijn wenst te bereiken;3° een programma opgesteld met alle acties die ontwikkeld en alle middelen die aangewend kunnen worden, alsook een analyse van de weerslag van het geheel op de werking van de gemeentediensten, van de financiële en economische gevolgen en van een evaluatie van de milieueffecten.
Art. 5.§ 1. Het GMNBP-project wordt opgesteld op initiatief van de gemeenteraad, die de auteur van het project aanwijst. De gemeenteraad werkt een manier uit om de burgers deelachtig aan het project te laten worden. § 2. Het college van burgemeester en schepenen legt het GMNBP-project voor advies voor aan het DGNHM, dat alle Directoraten-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest en van het Ministerie van Uitrusting en Vervoer raadpleegt wat betreft de materies die onder bedoelde ministeries ressorteren. De directoraten-generaal brengen advies uit binnen een termijn van 45 dagen na ontvangst van de vraag om advies.
De DGNHM maakt aan het college van burgemeester en schepenen een samenvattend advies over binnen een termijn van 90 dagen nadat de vraag om advies toegestuurd werd.
Wordt het advies niet opgestuurd binnen de termijn zoals voorzien in het voorgaande lid, worden de adviezen geacht gunstig te zijn. Na verstrijken van de termijn van 90 dagen raadpleegt het college van burgemeester en schepenen de gemeentelijke commissie. § 3. Het GMNBP-project wordt door het college van burgemeester en schepenen aan de bevolking voorgelegd in een 45 dagen durend, plaatselijk openbaar onderzoek. Tussen 16 juli en 15 augustus wordt de voorgeschreven termijn voor plaatselijke openbare onderzoeken opgeschort. § 4. Het GMNBP-project en alle andere stukken die het college van burgemeester en schepenen nuttig acht, liggen ter inzage op het gemeentehuis op werkdagen en, voor zover mogelijk, één dag per week tot en met twintig uur of op zaterdagvoormiddag. § 5. In het kader van het openbaar onderzoek voorziet het college van burgemeester en schepenen in één of verschillende informatievergaderingen. § 6. De openbare voorlichting wordt tijdens de duur van het openbaar onderzoek aangekondigd door aanplakking in de gemeente en door een bericht dat geplaatst wordt in een plaatselijk blad of een huis-aan-huisblad. § 7. Bij het afsluiten van het openbaar onderzoek stelt de auteur een verslag op dat de uitgebrachte meningen en voorstellen tot amendering samenvat. § 8. Indien het college van burgemeester en schepenen het DGNHM om advies wil vragen naar aanleiding van het GMNBP-project zoals gewijzigd als gevolg van het openbaar onderzoek, is de procedure voorzien onder § 2 van toepassing. § 9. Het GMNBP wordt door de gemeenteraad goedgekeurd. § 10. Het GMNBP wordt door de gemeenteraad aan de Minister en inhoudelijk aan de plaatselijke bevolking medegedeeld. § 11. Het college van burgemeester en schepenen wijst een coördinator aan die belast wordt met de uitvoering van het GMNBP. Voor de functie van coördinator kan een beroep worden gedaan op de milieuraadgever bedoeld in artikel 14.
Art. 6.Het GMNBP heeft een loopduur van vijf jaar en blijft van toepassing zolang er geen ander plan in de plaats is gekomen of zolang het niet is bijgewerkt.
Jaarlijks bestaat de mogelijkheid om de doelstellingen en actiemiddelen opnieuw te evalueren. Artikel 5, §§ 2, 8 en 9 is van toepassing op elke aanpassing of revisie van het plan. Het DGNHM en de gemeentelijke milieucommissie mogen vragen dat de procedure omschreven onder artikel 5, §§ 3 tot en met 7, wordt toegepast.
Art. 7.Het college van burgemeester en schepenen vergewist zich ervan dat elk gemeentelijk project en elke gemeentelijke beslissing in overeenstemming zijn met het GMNBP. Indien ze daarvan afwijken, moet bedoeld college zich verantwoorden.
Art. 8.Ten minste één keer per jaar licht het college van burgemeester en schepenen de gemeenteraad en de gemeentelijke commissie in over de stand van zaken wat betreft de GMNBP-acties.
Daarvan wordt een verslag opgesteld, dat aan de Minister dient voorgelegd.
Inlichting en verslag hebben met name betrekking op : 1° de stand van zaken in het GMNBP : die stand van zaken wordt opgemaakt aan de hand van een situatieoverzicht met vooropgestelde doelstellingen, aangewende middelen en evaluatie van de resultaten;2° de uitvoering van de door het Gewest bepaalde plannen, reglementen en hoofdlijnen. HOOFDSTUK IV. - Toelagen Afdeling 1. - Toelagen : doel en bedrag
Art. 9.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten en tegen de voorwaarden van dit besluit worden door de Minister aan de gemeenten toegekend : 1° een toelage van 500 000 frank voor het opstellen van een GMNBP, vermeerderd met 20 % van de kosten boven het bedrag van 500 000 frank, waarbij het totaalbedrag van de toelage niet meer mag bedragen dan één miljoen frank;2° een toelage van 50 % van de kosten die gemaakt worden voor het nemen van acties inzake milieu en natuurbevordering;de toelage is beperkt tot 500 000 frank tijdens de duur van het GMNBP; 3° een toelage van 50 % van de kosten die gemaakt worden voor het voeren van een informatie- en sensibilisatiecampagne om de burgers op het GMNBP voor te bereiden of om de doelstellingen en activiteiten voorzien door het GMNBP bekend te maken;die toelage is beperkt tot een jaarlijks bedrag van 200 000 frank, vermeerderd met 20 frank per inwoner, berekend op grond van het door het federale Ministerie van Economische Zaken bepaalde werkelijke bevolkingscijfer op 1 januari van het jaar waarin de actie haar beslag krijgt. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten en tegen de voorwaarden van dit besluit wordt door de Minister een jaarlijkse toelage toegekend 1° van 500 000 frank per voltijdse betrekking voor een milieuraadgever;2° van 250 000 frank per deeltijdse betrekking voor een milieuraadgever.
Art. 10.Het maximumaantal milieuraadgevers waarvoor de gemeente de toelage voorzien bij artikel 9, § 2, kan krijgen, wordt als volgt vastgesteld : - één per gemeente met minder dan 20 000 inwoners; - twee per gemeente van 20 000 tot en met 49 999 inwoners; - drie per gemeente van 50 000 tot en met 100 000 inwoners; - vier per gemeente met meer dan 100 000 inwoners.
Art. 11.Om de toelagen bedoeld bij artikel 9 te berekenen, wordt er enkel rekening gehouden met de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van de overeenkomstclausules die door de Minister zijn goedgekeurd.
De toelage voorzien bij artikel 9, § 1, 3, kan worden gecumuleerd met de toelage voorzien bij artikel 19 van het besluit van de Waalse Regering van 30 april 1998 betreffende de verlening van toelagen voor afvalpreventie en -beheer aan de ondergeschikte besturen, zonder dat het aandeel van het bedrag dat recht evenredig is met het aantal inwoners, meer mag bedragen dan 25 frank. Afdeling 2. - Toelagen : toekenningsvoorwaarden
Art. 12.Om voor een toelage in aanmerking te komen, moet de gemeente zich er voor de punten vermeld onder de nummers 1 tot en met 6 uitdrukkelijk toe verbinden om : 1° de ontwikkeling en de coördinatie van het milieu- en natuurbevorderingsbeleid gedurende ten minste vijf jaar toe te vertrouwen aan een milieuraadgever die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 14;2° een gemeentelijke commissie op te richten overeenkomstig artikel 2;3° jaarlijks ten minste drie actiedagen te organiseren voor de sensibilisatie van de burgers in verband met één of verschillende items voorzien bij artikel 4, § 2;4° de Minister of de bevoegde ambtenaar op diens aanvraag alle inlichtingen over te maken in verband met de gesubsidieerde acties inzake milieu en natuurbevordering;5° een permanente inventaris van de aan de bedrijven toegekende vergunningen en milieuvergunningen op te maken en bij te houden;6° een activiteitenregister met alle activiteiten in de verschillende onderdelen van het milieu- en natuurbevorderingswezen op te maken en bij te houden;7° de klachten op te volgen en de gepaste schikkingen te treffen om de overtredingen in milieu- en natuurzaken te bestraffen, eventueel in verbinding met de bevoegde diensten van het Gewest.
Art. 13.Om in aanmerking te komen voor de toelagen bedoeld in artikel 9, § 1, 1 en 3, en in artikel 9, § 2, moet de gemeente zich er bij beslissing van de gemeenteraad uitdrukkelijk toe verbinden een GMNBP-project op te stellen binnen een termijn van 24 maanden nadat de beslissing daartoe is getroffen.
De toelage bedoeld in artikel 9, § 1, 2, wordt toegekend voor zover de gemeenteraad het GMNBP heeft goedgekeurd.
De toelage bedoeld in artikel 9, § 2, blijft behouden voor zover het GMNBP goedgekeurd wordt binnen een termijn van 36 dagen nadat de beslissing bedoeld in het eerste lid getroffen is.
Art. 14.Voor het toekennen van subsidies voor de betrekking van milieuraadgever moeten volgende voorwaarden worden nageleefd : 1° de persoon moet : a.ofwel een universitair diploma of een diploma van het hoger, niet-universitair onderwijs van het lange type bezitten en slagen voor een examen dat de gemeente georganiseerd heeft vóór een milieuraadgever in dienst wordt genomen of in de loop van het eerste jaar waarin bedoelde aan het werk wordt gezet; het examenprogramma wordt door de Minister bepaald; b. ofwel een universitair diploma of een diploma van het hoger, niet-universitair onderwijs van het lange type bezitten en een werkelijke en bewezen ervaring van drie jaar kunnen voorleggen als milieuraadgever;c. ofwel een diploma van het hoger, niet-universitair onderwijs van het korte type bezitten, dat voorzien heeft in of aangevuld werd door een theoretische, minstens 240 lesuren tellende opleiding inzake milieu en natuurbevordering en slagen voor het examen bedoeld onder a;2° bovendien moet de persoon een minstens 30 uren tellende opleiding in communicatie en sociaal overleg met het oog op milieubeheer hebben gevolgd of zich ertoe verbinden bedoelde opleiding te volgen in het eerste jaar waarin hij/zij aan het werk wordt gezet;3° indien de gemeente meer dan één milieuraadgever in dienst heeft, moet één van hen een universitair diploma of een diploma van het hoger onderwijs van het lange type bezitten. Afdeling 3. - Procedure voor aanvraag en toekenning der toelagen
Art. 15.§ 1. Vóór de eerste toelageaanvraag sluit de gemeente een overeenkomst af met de Minister. De ontwerp-overeenkomst wordt opgemaakt volgens het model dat door de Minister is vastgelegd.
In die overeenkomst worden met name behandeld : 1° de verbintenissen, rechten en verplichtingen der partijen voortvloeiende uit de uitvoering van dit besluit;2° een omschrijving van de specifieke acties die de gemeente gevoerd heeft in het kader van het opstellen van het GMNBP;3° de wijze van uitbetaling van de toelagen;4° de wijze van terugbetaling van de toelage en van de eventuele voorschotten indien de gemeenten de toekenningsvoorwaarden of haar verplichtingen niet naleeft. Die overeenkomst kan jaarlijks worden gewijzigd, met name onder invloed van de acties die de gemeente van plan is te voeren. § 2. Binnen een termijn van 45 dagen na ontvangst van de aanvraag wordt die aanvraag met advies door het DGNHM overgemaakt aan de Minister, die binnen een termijn van 15 dagen na ontvangst ervan zijn beslissing treft.
Art. 16.§ 1. De toelagen bedoeld in artikel 9, § 1, worden in twee schijven gestort : 1° 50 % op het ogenblik waarop van de overeenkomst of van de beslissing tot toekenning van een toelage kennis is gegeven;2° 50 % op grond van een door de gemeente onmiddellijk na het voeren van de actie ingediende aangifte van schuldvordering onder voorlegging der bewijsstukken voor het aangaan en de goedkeuring van de uitgaven door het DGNHM. § 2. De toelage bedoeld in artikel 9, § 2, wordt gestort op grond van een aangifte van schuldvordering die door de gemeente is ingediend samen met de bewijsstukken en het jaarlijks verslag bedoeld in artikel 8 of, in voorkomend geval, de stand van zaken van het GMNBP-project. § 3. Indien de overeenkomstclausules of de voorwaarden voor de toekenning van de toelage niet worden nageleefd, doet het college van burgemeester en schepenen wederafstand van het aandeel van de toelagen die betrekking hebben op de clausules waarvoor ze werden toegekend.
Art. 17.De gemeenten mogen zich verenigen om een GMNBP op te stellen of specifieke acties gemeenschappelijk te voeren. In dat geval worden de toelagen aan de gemeenten toegekend in evenredigheid met de last die ze dragen.
Art. 18.Het DGNHM is verantwoordelijk voor de contrôle op de aanwending van de aan de gemeenten in het kader van dit besluit toegekende toelagen. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 19.De gemeenten die een gemeentelijk milieu- en natuurbevorderingsplan hebben goedgekeurd vóór inwerkingtreding van dit besluit kunnen de toelagen bedoeld in artikel 9 krijgen tegen de voorwaarden vastgesteld bij de artikelen 12, 14, 15 en 16 van dit besluit en voor zover de gemeenteraad dat plan in het GMNBP integreert.
Art. 20.De personen die overeenkomstig het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 7 mei 1991 betreffende de toekenning door het Waalse Gewest van een premie aan de gemeenten die de hulp van de diensten van een leefmilieuadviseur inroepen, door de gemeente als milieuraadgever in dienst zijn genomen sinds meer dan één jaar vóór inwerkingtreding van dit besluit, kunnen bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen vrijgesteld worden van de diplomavereisten en van het examen, allebei bedoeld in artikel 14.
Art. 21.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 7 mei 1991 betreffende de toekenning door het Waalse Gewest van een premie aan de gemeenten die de hulp van de diensten van een leefmilieuadviseur inroepen, wordt opgeheven.
Namen, 27 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN