gepubliceerd op 10 november 2008
Besluit van de Waalse Regering tot regeling van het vervoer van doodgeschoten grof wild met het oog op de traceerbaarheid
25 SEPTEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot regeling van het vervoer van doodgeschoten grof wild met het oog op de traceerbaarheid
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 februari 1882 op de jacht, inzonderheid op artikel 10, vierde en vijfde lid, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1994;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 april 2008;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 3 juli 2008;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur wallon de la Chasse" (Waalse Hoge Jachtraad), gegeven op 14 november 2007 en op 9 januari 2008;
Gelet op het advies van het Permanent Comité van de "Conseil supérieur wallon de la Chasse" (Waalse Hoge Jachtraad), gegeven op 4 september 2008;
Gelet op het advies nr. 44.885/2/V van de Raad van State, gegeven op 24 juli 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder bevoegde ambtenaar, de directeur van de buitendiensten van het Departement Natuur en Bossen in wiens ambtsgebied het grootste deel gelegen is van : 1° de territoriale ruimte van de jachtraad wanneer de in artikel 6 bedoelde aanvraag door een jachtraad wordt ingediend;2° het jachtgebied wanneer de in artikel 6 bedoelde aanvraag door een jachtrechthouder wordt ingediend die geen lid is van een jachtraad;3° percelen die het ontwerp uitmaken van een aanvraag tot vernietiging overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering tot machtiging van de vernietiging van sommige soorten wild.
Art. 2.Het vervoer naar de uitsnijderij van elk grof wild onttrokken in het Waalse Gewest na een jacht- of een vernietigingsactiviteit kan, behalve wanneer het na een toegelaten slachting in een kweekpark gebeurt overeenkomstig artikel 12bis, § 2, van de jachtwet, enkel plaatsvinden als het dier een onverwijderbare ring tussen de pees en het been van één van de achterpoten draagt, waarvan de kenmerken in artikel 3 worden beschreven.
Art. 3.Wat het soort edelhert betreft, stemt de ring overeen met de vereiste ring overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering betreffende het afschotplan voor de jacht op edelhert.
Wat de soorten ree, everzwijn, damhert en moeflon betreft, is de ring een niet-herbruikbare klemring met vermelding van het jachtjaar van gebruik, de letters "RW" alsook een volgnummer. Zijn kleur is dezelfde voor de 4 soorten en moet verschillen van de kleuren van de ringen gebruikt om de dieren van het soort edelhert te merken. Ze verandert ieder jaar.
Art. 4.De ring moet worden geplaatst voordat het dier het jachtgebied verlaat waar de jacht- of vernietigingsactiviteit plaatsvond. Voor de dieren van het soort edelhert moet de ring echter worden geplaatst op de schietplek zelf.
Art. 5.Wat het soort edelhert betreft, worden de ringen bestemd voor het markeren van de dieren onttrokken gedurende de jacht, afgeleverd en gebruikt overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering betreffende het afschotplan voor de jacht op edelhert.
Art. 6.§ 1. Wat de soorten ree, everzwijn, damhert en moeflon betreft, worden de ringen bestemd voor het markeren van de dieren onttrokken gedurende de jacht, vanaf 1 juni afgeleverd door de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde, op verzoek van de jachtraden of van de jachtrechthouders die geen lid zijn van een jachtraad.
De jachtrechthouder die deel uitmaakt van een jachtraad moet zijn aanvraag voor ringen indienen via de jachtraad die de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde een globale aanvraag voor ringen bezorgt.
De jachtrechthouder die geen lid is van een jachtraad bezorgt bij zijn eerste aanvraag de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde de grenzen van zijn gebied door middel van een kaart op een schaal van 1/20 000 of 1/25 000. Bij latere aanvragen moeten alleen de aan deze grenzen aangebrachte eventuele wijzigingen worden vermeld.
Voor elk gebied dient de jachtrechthouder, die geen lid is van een jachtraad en die in het bezit is van verschillende jachtgebieden in het ambtsgebied van de bevoegde ambtenaar, een aanvraag in. § 2. De in § 1 bedoelde ringen worden afgeleverd tegen inlevering van de jachtbuit gemaakt voor elk van de 4 betrokken soorten tijdens de periode vanaf 1 mei van het voorafgaande jaar tot 30 april van het lopende jaar, volgens het door de Afdeling Natuut en Bossen bepaald model.
De jachtraad stelt de in vorig lid bedoelde jachtbuit op, globaal en voor elk van de gebieden van zijn leden.
Voor elk gebied stelt de jachtrechthouder, die geen lid is van een jachtraad en die in het bezit is van verschillende jachtgebieden in het ambtsgebied van de bevoegde ambtenaar, de in vorig lid bedoelde jachtbuit op. § 3. De jachtraad verzorgt vóór 1 juli de aflevering van de in § 1 bedoelde ringen aan zijn leden. Hij stelt de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde in kennis van de verdeling van de ringen.
Art. 7.§ 1. Wat de soorten ree, everzwijn, damhert en moeflon betreft, kunnen de ringen enkel worden gebruikt voor het markeren van de dieren onttrokken op het gebied waarvoor ze worden afgeleverd, hetzij door de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde in geval van een jachtrechthouder die deel van een jachtraad uitmaakt, hetzij door de jachtraad in geval van een jachtrechthouder die geen deel van een jachtraad uitmaakt. § 2. In afwijking van § 1, kan de jachtrechthouder op een bepaald gebied een ring bestemd voor het markeren van een dier onttrokken op het gebied van een andere jachtrechthouder afstaan op de voorwaarde dat hij binnen 24 uur de bevoegde ambtenaar of de jachtraad die hem de ring heeft afgeleverd hiervan op de hoogte brengt. Hij moet het nummer van de afgeleverde ring, de identiteit van de jachtrechthouder aan wie hij de ring heeft gegeven en de plaats van het gebied van laatstgenoemde vermelden.
Elk bevoegde ambtenaar en elke jachtraad neemt de nodige maatregelen om de opvolging van die overdrachten te verzekeren. § 3. In afwijking van § 1, kan de jachtrechthouder op een bepaald gebied de voor dit gebied gekregen ringen op een ander gebied gebruiken waarvan hij ook jachtrechthouder is, op de voorwaarde dat hij steeds in staat is te vermelden op welk gebied een bepaalde ring wordt gebruikt.
Op verzoek moet hij de bevoegde ambtenaar of zijn afgevaardigde in kennis stellen van die informatie.
Art. 8.Wat het grof wild betreft, waarvan de vernietiging is toegelaten overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering tot machtiging van de bestrijding van sommige soorten wild, worden de nodige ringen gevraagd bij de aanvraag om bestrijdingsmachtiging bedoeld bij dit besluit.
In het kader van de vernietiging op zijn gebied mag de jachtrechthouder de ringen bestemd voor het markeren van de dieren van de soorten ree, everzwijn, damhert en moeflon, en afgeleverd voor de beoefening van de jacht op die soorten op dit gebied, gebruiken.
Art. 9.Het besluit van de Waalse Regering van 8 juni 2001 tot regeling van het vervoer van doodgeschoten grof wild met het oog op de traceerbaarheid wordt opgeheven.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009.
Art. 11.De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 25 september 2008.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN