Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 september 2005
gepubliceerd op 05 oktober 2005

Besluit van de Waalse Regering houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht, alsmede van enkele jachtprocessen of -technieken

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2005202621
pub.
05/10/2005
prom.
22/09/2005
ELI
eli/besluit/2005/09/22/2005202621/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 2005. - Besluit van de Waalse Regering houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht, alsmede van enkele jachtprocessen of -technieken


De Waalse Regering, Gelet op de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, ondertekend te Brussel op 10 juni 1970 en goedgekeurd door de wet van 29 juli 1971, inzonderheid op artikel 4 gewijzigd bij het protocol ondertekend te Luxemburg op 20 juni 1977 en goedgekeurd door de wet van 20 april 1982;

Gelet op Richtlijn (79/409/EEG) van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 april 1979 betreffende de bescherming van wildvogels, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de overeenkomst van 23 juni 1979 inzake de instandhouding van migrerende wilde diersoorten, goedgekeurd bij de wet van 27 april 1990;

Gelet op beschikking M(83) 17 van het Comité van Ministers van 24 september 1984 strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen wapens en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten;

Gelet op beschikking M(96)8 van het Comité van Ministers van 2 oktober 1996, aangevuld bij beschikking M(98)4 van het Comité van Ministers van 17 december 1998;

Gelet op de overeenkomst inzake de bescherming van Afrikaans-Euraziatisch watervogels, die op 1 november 1999 in werking is getreden, inzonderheid op punt 4.1.4 van haar actieplan;

Gelet op de jachtwet van 28 februari 1882, inzonderheid op artikel 7, vervangen bij het decreet van 14 juli 1994 en gewijzigd bij het decreet van 6 december 2001, en artikel 9bis, § 1, ingevoegd bij het decreet van 14 juli 1994;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 4 juni 1987 houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en van hun munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht in het Waalse Gewest;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 waarbij de vernietiging van sommige soorten wild mogelijk gemaakt wordt;

Gelet op het overleg van de Benelux-Staten van 20 april 2005;

Gelet op het advies van de Waalse Hoge Jachtraad, gegeven op 22 juni 2005;

Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering van 20 juli 2005 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 38.929/2/V, gegeven op 24 augustus 2005, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Gebruik van vuurwapens en munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht

Artikel 1.Voor het uitoefenen van de jacht mogen alleen de onderstaande vuurwapens worden gebruikt : 1° geweren met gladde loop (lopen) met een minimum en maximum kaliber van respectievelijk "24" en "12";2° karabijnen met getrokken loop (lopen) met een nominaal kaliber van ten minste 22 of 5,58 mm;3° gemengde wapens met hetzelfde kaliber dan dit vermeld in de punten 1° en 2°. Worden evenwel verboden : 1° de automatische geweren;2° de semi-automatische geweren waarvan het magazijn meer dan twee patronen kan bevatten;3° de geweren voorzien van kunstmatige lichtbronnen of van voorzieningen om de prooi te verlichten;4° de geweren voorzien van een visier met een beeldomzetter of een elektronische beeldversterker of elk ander instrument om 's nachts te schieten;5° de geweren voorzien van een geluiddemper.

Art. 2.Voor het schieten van het grof wild kunnen alleen karabijnkogels gebruikt worden, waarvan het nominale kaliber minstens 6,5 mm is en die op 100 m van de loopmond een energie kleiner dan 2 200 joules ontwikkelen.

In afwijking van het eerste lid kunnen de volgende kogels worden gebruikt : 1° voor de bersjacht of de loerjacht op de reebok : karabijnkogels waarvan het nominale kaliber minstens 5,58 mm is en die op 100 m van de loopmond een energie kleiner dan 980 joules ontwikkelen;2° voor de drijfjacht op grof wild : kogelpatronen voor gladde loop van het kaliber 12, 16 en 20, die op de inslag deformeerbaar zijn.

Art. 3.Voor het schieten op het klein wild en op het waterwild kunnen alleen hagelpatronen gebruikt worden, waarvan de doorsnede van de korrelgrootte van de hagel kleiner dan of gelijk aan 3,5 mm is.

Voor het schieten van het waterwild is het gebruik van hagelpatronen verboden op minder dan 50 meter van de moerassen, meren, vijvers, bekkens, waterlopen, rivieren en kanalen. Het gebruik van hagelpatronen met nikkel blijft toegelaten.

Art. 4.Voor het schieten op het overige wild kunnen alleen de volgende munities worden gebruikt : 1° hagelpatronen waarvan de korrelgrootte van de hagel een doorsnede gelijk aan of kleiner dan 4 mm is.2° patronen van geweer of karabijn.

Art. 5.Voor het schieten van wild met een karabijn is het verboden de volgende kogels te gebruiken : 1° militaire kogels, met inbegrip van fosfor- en lichtspoorkogels;2° patronen met volmantel;3° kogels die niet vervormen bij het treffen. HOOFDSTUK II. - Het afmaken van het gewond grof wild

Art. 6.Het afmaken van het gewond grof wild geschiedt met kogels overeenkomstig de in de artikelen 1, 2 en 5 bedoelde voorwaarden.

Art. 7.In afwijking van artikel 6 : 1° mogen de houder van een jachtvergunning of de personen bedoeld in artikel 14, § 1, tweede lid, van de jachtwet van 28 februari 2002 evenwel een mes gebruiken om een gewond grof wild af te maken;1° mag de leider van een bloedhond een pantserjachtkogel gebruiken of die kogel door zijn begeleider die houder is van jachtvergunning, laten gebruiken om een gewond grof wild af te maken. HOOFDSTUK III. - Gebruik van honden, lokmiddelen en lokvogels tijdens de uitoefening van de jacht

Art. 8.Het gebruik van hazewinden is verboden zowel voor de jacht als voor het zoeken naar welk soort wild ook.

Art. 9.De jacht met hond is verboden tussen 1 maart en 31 juli. Het gebruik van een aan de leidband gebonden bloedhond wordt nochtans toegelaten met het oog op het zoeken en het volgen van het spoor van het gewonde wild. De hond mag vrijgelaten worden om het gewonde wild onbeweeglijk te maken.

Art. 10.Het gebruik van het fret is verboden behalve voor konijnjacht.

Art. 11.Het gebruik van lokvogels is verboden behalve voor de bers- en loerjacht op de reebok, de wild geworden kat, de vos alsmede voor de jacht op de wilde eend en op de houtduif.

Het is verboden mechanische of elektronische lokmiddelen te gebruiken.

Art. 12.Het gebruik van levende lokvogels is verboden behalve voor de jacht op de wilde eend en op de houtduif.

Het gebruik van levende blindgemaakte en verminkte lokvogels is verboden. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 13.Artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 waarbij de vernietiging van sommige soorten wild mogelijk gemaakt wordt wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.Het gebruik van vuurwapens en munitie in het kader van de vernietiging wordt geregeld door dezelfde bepalingen bedoeld voor de uitoefening van de jacht.

Worden evenwel toegelaten : a) vuurwapens met gladde loop(lopen) voor de bersjacht of de loerjacht op het wild zwijn b) vuurwapens met gladde loop(lopen) met een kaliber van 28, 32 of 36 voor de vernietiging van de vos, de steenmarter de bunzing, de konijn of de houtduif."

Art. 14.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 4 juni 1987 houdende regeling van het gebruik van vuurwapens en van hun munitie met het oog op het uitoefenen van de jacht in het Waalse Gewest wordt opgeheven.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2006.

Art. 16.De Minister bevoegd voor de Jacht is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 22 september 2005.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^