gepubliceerd op 30 december 2020
Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 74 betreffende de toekenning van een investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19
22 DECEMBER 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 74 betreffende de toekenning van een investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 29 oktober 2020Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
29/10/2020
pub.
03/11/2020
numac
2020043484
bron
waalse overheidsdienst
Decreet tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering om te reageren op de tweede golf van de gezondheidscrisis door COVID-19
type
decreet
prom.
29/10/2020
pub.
03/11/2020
numac
2020043485
bron
waalse overheidsdienst
Decreet tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering om te reageren op de tweede golf van de gezondheidscrisis COVID-19 voor de aangelegenheden geregeld bij artikel 138 van de Grondwet
sluiten tot toekenning van bijzondere machten aan de Waalse Regering om te reageren op de tweede golf van de gezondheidscrisis door Covid-19, artikel 1, § 1;
Gelet op het verslag van 3 december 2020 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2020;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 10 december 2020;
Gelet op advies nr. 68.470/2 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2020, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de mededeling van de Commissie in verband met de tijdelijke omkadering van de staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie in de actuele context van de wijd verspreide COVID-19 epidemie, afdeling 3.8;
Gelet op artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat het voorzorgsbeginsel huldigt in het kader van het beheer van een internationale gezondheidscrisis en de actieve voorbereiding op de potentialiteit van deze crisis; dat dit beginsel inhoudt dat het, wanneer een ernstig risico zich allerwaarschijnlijkst voor kan doen, de publieke overheden toekomt, dringende en tijdelijke maatregelen aan te nemen;
Gelet op de het bestaan van een tweede golf van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied en in België;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid en het gezondheidsrisico dat het coronavirus COVID-19 voor de Belgische bevolking inhoudt;
Overwegende dat het, om de verspreiding van het virus te vertragen en te beperken, nodig is onmiddellijk de in overweging genomen maatregelen te bevelen, welke onontbeerlijk blijken op vlak van volksgezondheid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, ingegeven door het feit dat de sanitaire crisis COVID-19 de gezondheid en het leven van de Waalse bevolking hard treft;
Overwegende dat het nodig is zo spoedig mogelijk oplossingen te vinden om de beheersing van de gezondheidscrisis COVID-19 te handhaven, met name via de vervaardiging van de producten waarmee het opflakkeren van de epidemie kan worden bestreden;
Overwegende dat rekening is gehouden met het gemeenschappelijk doel nagestreefd door huidige regeling en het positief effect ervan op de bestrijding van de sanitaire noodtoestand te wijten aan COVID-19;
Overwegende dat het belangrijk is de ondernemingen, die bij machte zijn zulke producten te vervaardigen, financieel bij te staan om ze van de middelen te voorzien om zo snel mogelijk te kunnen reageren;
Dat de investeringspremie daarom zo snel mogelijk moet kunnen uitgekeerd worden, en de dringende noodzakelijkheid dus verantwoord is;
Op de voordracht van de Minister van Economie;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° onderneming : de micro-onderneming, de kleine of middelgrote onderneming en de onderneming die niet overeenstemt met de personeelsaantallen en financiële bedragen uit de begripsomschrijving micro-onderneming, kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van bijlage I bij Verordening (EU) nr.651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, uitgezonderd de publiekrechtelijke rechtspersonen en de verenigingen zonder winstgevend doel; 2° Minister : de Minister bevoegd voor Economie en kmo's;3° de Administratie : de "Service public de Wallonie Economie, Emploi et Recherche" (de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling en Onderzoek).
Art. 2.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de Minister of de daartoe afgevaardigde ambtenaar tot en met 30 juni 2021 uiterlijk, volgens de door hem bepaalde nadere regels, een investeringspremie toekennen voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, aan de onderneming die : 1° die in het Waalse Gewest eigenaar is van een vestigingseenheid als bedoeld in artikel I.2., 16°, van Boek I van het Wetboek van economisch recht; 2° er een investering verricht, bestaande uit de vervaardiging van producten in verband met COVID-19;3° een eerste dwingende rechtsverbintenis of enige andere verbintenis heeft verricht die de investering onomkeerbaar maakt afhankelijk van de gebeurtenis die zich het eerst voordoet met betrekking tot de investering bedoeld in 2°, te rekenen van 1 februari 2020;4° geen onderneming in moeilijkheden is op 31 december 2019 in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr.651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; 5° niet in faillissement, ontbinding of vrijwillige dan wel gerechtelijke vereffening verkeert; 6° een investering als bedoeld in 2° van minstens 50.000 euro uitvoert; 7° zijn werkgelegenheid berekend op het jaar 2019 op hetzelfde niveau aanhoudt in de jaren 2020 en 2021;8° in orde is met de wettelijke bepalingen over de uitoefening van hun activiteit en met de wetgeving en reglementering inzake fiscaal recht, sociaal recht en milieurecht. De producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 1, 2°, zijn effectieve geneesmiddelen, vaccins en medische behandelingen, de tussenproducten ervan, de werkzame farmaceutische stoffen en de grondstoffen, alsmede de diagnosemiddelen.
De afgevaardigd ambtenaar, bedoeld in lid 1, is houder van volgende ambten in het Departement Investeringen om de beslissingen te nemen inzake toekenning, weigering en vereffening van de investeringspremies voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, ter hoogte van bedragen als volgt : 1° directeur-generaal : 1.500.000 euro; 2° inspecteur-generaal : 1.000.000 euro; 3° directeur : 700.000 euro.
De bedragen als bedoeld in lid 3 dienen te worden verstaan als toelaatbare investeringskosten bij toekenning of vereffening van een investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 2.
De Minister kan de lijst producten in verband met COVID-19, als bedoeld in lid 2, nader bepalen.
Art. 3.De investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 stemt overeen met 50% van de toelaatbare investeringskosten in verband met de vervaardiging van producten in verband met COVID-19, als bedoeld in artikel 2, lid 2.
De investeringspremie als bedoeld in lid 1 is beperkt tot 1.500.000 euro per onderneming.
De in het eerste lid bedoelde investeringspremie voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 kan slechts eenmaal per onderneming ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen worden toegekend, overeenkomstig boek III, Titel 2, hoofdstuk 1, van het Wetboek van Economisch recht.
De investeringspremie kan niet worden toegekend als er reeds andere gewestelijke, federale of Europese steun is toegekend voor de kosten als bedoeld in artikel 4, lid 2.
Art. 4.§ 1. De toelaatbare investeringskosten als bedoeld in artikel 3 dienen in de vaste activa te worden opgenomen en zijn noodzakelijk voor de vervaardiging van producten in verband met COVID-19 als bedoeld in artikel 2, lid 2.
De als vaste activa opgenomen toelaatbare kosten zijn : 1° het inrichten en uitrusten van gebouwen;2° nieuw, tweedehands of herverpakt materieel, en de bijkomende desbetreffende kosten nodig voor de vervaardiging, daaronder inbegrepen de opslag en het vervoer en het eventueel inpakken van de producten vernoemd in artikel 2, lid 2, vervaardigd door de aanvrager;3° de kosten in verband met de inbedrijfsnameproeven van nieuwe productie-installaties;4° de kosten in verband met de certificering van producten. § 2. De investeringen zijn uitgesloten, verband houdend met: 1° de verpakkingen met statiegeld;2° het materieel, het meubilair of de onroerende goeden die voor verhuur bestemd zijn;3° tweedehands of herverpakt materieel aangekocht door de onderneming van een onderneming in de zin van artikel 3, § 3, van bijlage I bij Verordening (EU) nr 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Art. 5.De investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, dienen op dwingende wijze afgewerkt te zijn binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van toekenning van de investeringspremie.
Behoudens als de achterstand te wijten is aan factoren buiten de wil van de onderneming om, is de onderneming, bij niet-inachtneming van de termijn van zes maanden, verplicht om per maand achterstand 25% van het bedrag van de toegekende investeringspremie terug te storten.
De investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, worden als afgewerkt beschouw bij de laatste uitgaande factuur uiterlijk zes maanden na de datum van toekenning van de investeringspremie.
Art. 6.Volgens de nadere regels, als bepaald door de Minister, dient de onderneming, uiterlijk tegen 30 april 2021, een dossier bij de administratie in, gebaseerd op een type-formulier bepaald door de Minister op voorstel van de administratie.
Bij de indiening van het dossier dient de onderneming een verklaring op erewoord voor te leggen waaruit blijkt dat de onderneming in orde is met de wettelijke bepalingen over de uitoefening van haar activiteit en met de wetgeving en reglementering inzake fiscaal recht, sociaal recht en milieurecht overeenkomstig artikel 2, lid 1, 8°.
De dossiers worden in de volgorde van hun indiening bij de administratie behandeld en het bedrag van de investeringspremie wordt overeenkomstig artikel 3 behandeld.
Art. 7.De onderneming dient uiterlijk drie maanden na de laatste factuur als bedoeld in artikel 5, lid 3, een aanvraag in bij de administratie tot vereffening van de investeringspremie, omvattende het bewijs van de verwezenlijking en de betaling van de volledige investeringen als bedoeld in artikel 2, lid 2.
Art. 8.Onverminderd artikel 61, 5°, van het decreet van 15 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/12/2011 pub. 29/12/2011 numac 2011027237 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende organisatie van de begroting en van de boekhouding van de diensten van de Waalse Regering sluiten houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de verslaggeving van de Waalse openbare bestuurseenheid wordt de investeringspremie, bij niet-inachtneming van de voorwaarden van dit besluit en de daaruit voortvloeiende maatregelen, niet toegekend of teruggestort wanneer de onderneming bewust onjuiste of onvolledige informatie mededeelt, ongeacht het gevolg dat die informatie mag hebben op het bedrag van de investeringspremie, onverminderd de strafrechtelijke vervolgingen die van toepassing zouden zijn op de personen die zulke informatie mede zouden hebben gedeeld.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Art. 10.De Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 22 december 2020.
Voor de Regering : De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Economie, Buitenlandse Handel, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Ruimtelijke Ordening, Landbouw, het "IFAPME", en de Vaardigheidscentra, W. BORSUS