gepubliceerd op 13 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Aat in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimtes van Aat-Gellingen (blad 38/3S), van de gedeeltelijke desaffectatie van de bestaande gemengde bedrijfsruimte van Aat-Gellingen en de inschrijving ervan als groengebied (bladen 38/2S en 38/3S), en de inschrijving als landbouwgebied te Vloesberg (blad 30/6S)
22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Aat (Gellingen en Meslin-l'Evêque) in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimtes van Aat-Gellingen (blad 38/3S), van de gedeeltelijke desaffectatie van de bestaande gemengde bedrijfsruimte van Aat-Gellingen en de inschrijving ervan als groengebied (bladen 38/2S en 38/3S), en de inschrijving als landbouwgebied te Vloesberg (blad 30/6S)
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;
Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 17 juli 1986 tot vaststelling van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen, o.m. gewijzigd door de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 20 december 1990 en 6 september 1991 en het besluit van de Waalse Regering van 22 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van de herziening van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Aat (Gellingen) in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimtes (plaat 38/3S), van de desaffectatie van de bestaande gemengde bedrijfsruimte langs de Sille (platen 38/2S en 38/3S), en van de desaffectatie van de industriële bedrijfsruimte van Vloesberg (plaat 30/6S);
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Aat -Lessen-Edingen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Aat (Gellingen) in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimtes (plaat 38/3S), van de desaffectatie van de terreinen van de bestaande gemengde bedrijfsruimte langs de Sille (platen 38/2S en 38/3S) en van de desaffectatie van de industriële bedrijfsruimte van Vloesberg (plaat 30/6S);
Gelet op de klachten en opmerkingen geformuleerd tijdens het openbare onderzoek dat werd gevoerd te Aat tussen 20 oktober en 3 december 2003 en te Vloesberg tussen 3 november en 17 december 2003, aangaande volgende thema's : - behoud van de gemengde bedrijfsruimte zoals bepaald in 2000; - behoud van de bedrijfsruimte; - impact op de landbouwfunctie; - stedenbouw; - de renovatie van bedrijfsruimtes; - milieubepalingen (ook impact op het landschap); - bijkomende voorschriften; - volledigheid van het milieueffectenrapport; - bereikbaarheid; - spaarzaam omgaan met de bodem;
Gelet op het gunstige advies met een verzoek van de gemeenteraad van Aat van 23 december 2003;
Gelet op het gunstige advies van de gemeenteraad van Vloesberg van 13 januari 2004;
Gelet op het gedeeltelijk gunstige advies betreffende de herziening van het gewestplan van Aat -Lessen-Edingen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Aat (Gellingen) in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimtes (plaat 38/3S), van de desaffectatie van de terreinen van de bestaande gemengde bedrijfsruimte langs de Sille en de inschrijving ervan als groengebied (platen 38/2S en 38/3S), en van de desaffectatie van de industriële bedrijfsruimte van Vloesberg (plaat 30/6S) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 19 maart 2004;
Gelet op het gunstige advies van de CWEDD Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement Durable (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;
Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;
Overwegende dat klagers wijzen op onjuist gebruik van sommige termen en op fouten in de planologie in het milieueffectenrapport; dat een klager de beknoptheid vaststelt van het milieueffectenrapport voor wat betreft de motivering van de inschrijving als groengebied van het gebied op de linkeroever, ten zuiden van de Sille;
Overwegende dat de CWEDD meent de kwaliteit van het door de auteur afgeleverde werk bevredigend was, ondanks een gebrek aan duidelijkheid en uitleg;
Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening, hoewel ze erop wijst dat er in het milieueffectenrapport enkele lacunes en gebreken staan, meent dat de kwaliteit ervan bevredigend is;
Overwegende dat het milieueffectenrapport voldoet aan artikel 42 van het CWATUP en aan het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;
Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;
Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van de Intercommunale d'aménagement et de développement économique van Doornik, Aat en de omliggende gemeentes (IDETA) in twee subruimtes moest worden onderverdeeld : het westen (regio van Doornik) en centrum-oosten (regio's Leuze en Aat, en Edingen); dat hij heeft gemeend dat deze subruimte (regio centrum-oosten), beschouwd als het referentiegebied in voorliggend besluit, globaal genomen op 10 jaar een behoefte aan voor economische activiteit bestemde terreinen vertoont van ongeveer 89 hectare netto-oppervlakte, waarbij nog een forfaitaire 10 % bijkomende oppervlakte noodzakelijk is voor de technische uitrusting van het gebied, dus een oppervlakte van ongeveer 90 hectare die als bedrijfsruimte moet worden ingeschreven;
Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse niet in twijfel heeft getrokken : zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan van socio-economische behoeften in dit gebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd;
Overwegende dat voor het onderzoek van de relevantie van de door voorliggend besluit voorgestelde antwoorden op de door de DGEE geschatte behoeften, rekening moet worden gehouden met de wil van de Regering om 65 hectare in te schrijven als bedrijfsruimte, wat de oppervlakte nieuwe ruimtes bestemd voor economische activiteiten in de regio centrum-oost van het grondgebied van de IDETA op 102 hectare brengt;
Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening achter de evaluatie van de behoeften staat;
Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gegrond is op de beschouwing dat in de nabijheid van de bestaande bedrijfsruimtes van Aat I en II, er geen enkel terrein bestaat met een aangepaste topografie en bereikbaarheid dat het ontwerp kan ontvangen en waarvan de bebouwing een mindere weerslag zou hebben op het landelijke landschap;
Overwegende dat het milieueffectenrapport meent dat de optie van het voorontwerp van wijzigingplan gegrond is voor wat betreft de inschrijving van een bedrijfsruimte van 37 hectare op het grondgebied van de stad Aat;
Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;
Overwegende dat twee lokalisatiealternatieven werden bestudeerd : - de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte in uitbreiding van het activiteitengebied van Aat- Gellingen II, tussen de autosnelweg A8 en het gehucht van Stoquoi; - de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte ten noorden van de stadskern van Aat, op terreinen gelegen aan beide kanten van de Dender, tussen de N56 en de spoorlijn 90, in het verlengde van de terreinen die momenteel het voorwerp uitmaken van de opstelling van een afwijkend gemeentelijk plan van aanleg (het zogenaamde « Aat -plage »);
Overwegende dat het eerste beslist een aantal voordelen telt : goede bereikbaarheid via de weg (via de A8), waarbij het dorp beschermd blijft van de impact van het verkeer dat het ontwerpgebied zou genereren; mogelijkheid van een toekomstige bediening van het gebied via de spoorweg (lijn 94); aantasting van minder kwaliteitsvolle en minder homogene landbouwgebieden; betere verbinding met de bestaande bedrijfsruimte, ze is immers niet gescheiden door een regionale weg (N7); dat ze nochtans heel moeilijk bereikbaar is via trein of bus; dat ze ondanks mogelijke voorzorgsmaatregelen een moeilijk aanvaardbare impact zou hebben op het gehucht Stoquoi, o.m. door het verkeer dat er onvermijdelijk zou door lopen;
Overwegende dat het tweede alternatief ook een aantal voordelen telt : situatie in het verlengde van de stadspool van Aat, als aanvulling op de bebouwing die is gepland door het afwijkend gemeentelijk plan van aanleg van Aat -plage, wat meer bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel; trimodale bereikbaarheid mogelijk dankzij de Dender die geschikt is voor schepen tot 300 ton; mindere aantasting van de landbouwfunctie; dat er toch een aantal grote nadelen zijn : grote visuele impact op het geklasseerde kasteel van Coron; impact op een natuurreservaat; gevaarlijke toegang naar de weg naar Lessen; wandelcircuit komt in het gedrang; bovendien bevindt ze zich in een overstroombaar gebied;
Overwegende dat klagers menen dat de alternatieven het voordeel hadden over een weg te beschikken die het verkeer van de toekomstige gemengde bedrijfsruimte kon droogleggen zonder grote wijziging aan de weg;
Overwegende nochtans dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het door de Regering gekozen ontwerp compacter is, dus zuiniger wat de uitrusting ervan betreft; dat ze niettemin een wijziging van de afbakening wenst zoals voorgesteld tijdens het openbare onderzoek.
Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende anderzijds dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied aanzienlijk zouden kunnen worden verminderd indien de afbakening werd gewijzigd, door, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te wijzigen, haar een meer compacte configuratie te geven, waardoor de landbouwgronden minder zouden zijn ingesloten en de impact op het landschap minder zou zijn; dat dit afbakeningsalternatief ook minder hinder voor de woonfunctie zou betekenen omdat daardoor het verkeer door het dorp Gellingen wordt vermeden; dat het ook niet meer schade aan de landbouwfunctie zou berokkenen, ook al zou het vermoedelijk het verdwijnen van een landbouwexploitatie tot gevolg hebben;
Overwegende uit deze vergelijkende studie blijkt dat de beste oplossing om te beantwoorden aan de door de Regering nagestreefde doelstellingen erin bestaat te opteren voor het voorontwerp, door de oppervlakte te herzien volgens de door de auteur van het milieueffectenrapport geformuleerde suggesties en dus als herziening van het gewestplan te opteren voor de inschrijving van dit gebied volgens een gewijzigde afbakening;
Overwegende dat meerdere klagers menen dat er redenen zijn om de woningen en de HORECA-zaak langs de weg « chemin Brimboriau » als landbouwgebied te behouden; dat andere klagers dan weer de percelen ten noorden van het stuwbekken van de Sille als gemengde bedrijfsruimte willen behouden;
Overwegende dat la de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening achter deze vraag staat, de Regering stelt voor de gemengde bedrijfsruimte te beperken om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de klagers; dat de Regering ook achter het voorstel van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat en de percelen ten noorden van het stuwbekken van de Sille geen andere bestemming te geven en ze te laten als gemengde bedrijfsruimte;
Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;
Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;
Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;
Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;
Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;
Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Impact op de landbouw In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het plan een impact had op de landbouwfunctie, wat gerechtvaardigd was door het marginale karakter ervan in verhouding tot de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (socio-economische impact van het ontwerp zou zich moeten vertalen in het scheppen van ongeveer 720 arbeidsplaatsen op de site) en de door de lokalisatie en de voormelde troeven afgeleide economische ontwikkeling.
Klagers wijzen erop dat sommige landbouwbedrijven worden aangetast, vooral het bedrijf aan de steenweg « chaussée de Grammont » nr. 66.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening dringt erop aan dat de overheden een oplossing vinden om gronden te vinden waardoor het voortzetten van het bedrijf niet in gevaar komt.
Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.
Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.
Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.
Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.
Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3 % vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.
Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.
Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.
De Regering stelt voor dat de getroffen landbouwers hun gronden kunnen blijven bebouwen tot ze daadwerkelijk worden opgeëist en dat maatregelen worden genomen om de landbouwers in kwestie te helpen in de best mogelijke omstandigheden nieuwe gronden te vinden.
De Regering legt tevens op dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu geschikte oplossingen (o.m. fasering) voorstelt om de continuïteit van de landbouwbedrijven mogelijk te maken op een manier die verenigbaar is met de toepassing van het gebied. Als natuurlijke en menselijke maatregel zal er een gedetailleerde nota moeten instaan, waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken. - Bebouwing Een klager vraagt zich af waarom recent gerestaureerde woningen door die uitbreiding worden getroffen en welke afzonderingsmaatregelen zullen worden genomen.
De Regering heeft beslist de aanbevelingen van de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op te volgen en de betroffen woningen van de oppervlakte van het gebied uit te sluiten.
Bovendien zullen de bepalingen uit artikel 30 en uit het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu volstaan om geschikte afzonderingsinfrastructuur aan te leggen. - Milieuoverlast Wat de aantasting van het landschap betreft menen klagers dat de impact van het ontwerp geringer zal zijn dat het alternatief Aat -Plage.
Het milieueffectenrapport bevestigt de impact van het ontwerp op het landschap.
De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening raadt aan dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu een luik landschap wordt opgenomen dat de visuele impact van het gebied op zijn onmiddellijke omgeving moet verzachten.
Wat de geur- en geluidshinder betreft vrezen de klagers een verhoging van de overlast omwille van de ligging onder de dominerende winden.
Het milieueffectenrapport raadt aan erover te waken dat de goede luchtkwaliteit wordt behouden, eens de juiste aard van de activiteiten zal bekend zijn. Bovendien wordt een vermoedelijke stijging van de geluidshinder voor de omgeving bevestigd.
De Regering verplicht dus dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu een specifiek luik wordt opgenomen dat beschermingsmaatregelen neemt om het behoud van de luchtkwaliteit te garanderen alsook de bescherming van de woongebieden tegen de geluidshinder. - Waterbeheer Klagers vrezen een verhoging van het overstromingsgevaar door het ondoorlaatbaar maken van de oppervlaktes; dit kan mogelijks leiden tot een verzadiging van het afwateringsysteem van het gebied door de massale toevloed van regenwater en insijpelend water.
Het milieueffectenrapport heeft de impact van het ontwerp onderzocht op het ondoorlaatbaar maken van de bodem en heeft aangeraden verschillende maatregelen te nemen om de afwatering en het insijpelen van regenwater te beperken, net als het water van de Sille.
Bovendien bestaat de vrees dat het afwateringsnet verzadigd raakt, het milieueffectenrapport raadt dan ook sterk aan het regenwater niet naar de beek Buissenal af te leiden zonder beperking van het hoogste debiet om het hydrologische stelsel niet te verstoren.
Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal dus een passend ontwerp opmaken dat rekening zal houden met de bijzondere maatregelen die het afwateringsysteem zullen aanpassen aan een verhoging van de volumes insijpelend water. - Bereikbaarheid Klagers wijzen op mogelijke verstoring van het verkeersnetwerk binnen en buiten het gebied.
Ze vrezen ook voor de verkeersveiligheid met de toename van het verkeer.
Anderen betreuren de niet gepaste inzet van wegeninfrastructuur die een vlot verkeer in de weg zal staan.
Het milieueffectenrapport stelt vast dat vooral aan de wegen « chemins des Skippes » en « de Chièvres », een verhoging van het verkeer het sowieso reeds onaangename aspect, en soms zelf gevaarlijk voor de zachte vervoersmodi, door het drukke en snelle verkeer, zal versterken.
Het milieueffectenrapport raadt bovendien af een rechtstreekse toegang tot het industriegebied op de N 7 aan te leggen, een oplossing die het verkeer op de N7 ernstig dreigt te belemmeren.
Ook de doortocht van Gellingen moet worden vermeden.
Toch werden een aantal infrastructuurwerken, o.m. de aanleg van nieuw rondpunt, uitgevoerd om o.m. het kruispunt N7/N57 te ontlasten en die doortocht te vermijden. De huidige resultaten lijken overtuigend.
In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu verplicht de Regering de meest geschikte oplossing te bestuderen om het op de site reeds bestaande verkeersprobleem op te lossen, waardoor het door de bedrijfsruimte gegenereerde bijkomende verkeer kan worden opgevangen.
Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;
Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;
Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;
Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.
Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;
Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);
Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;
Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;
Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Moeskroen, Doornik - Blandain - Marquain, Leuze-en-Hainaut en Doornik - Vaulx, Pecq - Hérinnes en Pecq - Estaimpuis - Moeskroen);
Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;
Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;
Overwegende dat, in voorliggend geval, het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden aangevuld met specifieke maatregelen, die verder gaan dan artikel 31bis van het CWATUP en zijn toepassingscirculaire van 29 januari 2004, om een betere bescherming van het milieu te garanderen (het behoud van de beek van Boutonville en de schikkingen die zijn getroffen om het ecologische netwerk van de streek te verzekeren) : dat die specifieke maatregelen moeten worden beschouwd als maatregelen die gunstig zijn voor het milieu, die een aanvulling zijn op de maatregelen die een nieuwe bestemming geven aan een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, in toepassing van artikel 46, § 1er, alinea 2, 3°, van het CWATUP;
Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;
CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;
Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;
Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;
Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - maatregelen om het gebied af te zonderen; - specifiek luik dat beschermingsmaatregelen neemt om het behoud van de luchtkwaliteit te garanderen alsook de bescherming van de woongebieden tegen de geluidshinder; - bestuderen en definiëren van maatregelen om de ecologische doorgangen te in stand te houden; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van ruimtes die zijn voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer, om het op de site reeds bestaande verkeersprobleem op te lossen, waardoor het door de bedrijfsruimte gegenereerde bijkomende verkeer kan worden opgevangen.
Conclusie Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;
Na beraadslaging;
Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :
Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen goed, die de inschrijving inhoudt van, op het grondgebied van de gemeente Aat, in uitbreiding van de bestaande industriële bedrijfsruimte (plaat 38/3S) : - een gemengde bedrijfsruimte - een groengebied langs de Sille (plaat 38/3S), - en een landbouwgebied op het grondgebied van de gemeente Vloesberg (plaat 30/6S).
Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte ingeschreven op het plan door voorliggend besluit : « Kleinhandel en diensten aan de bevolking hebben geen toelating om zich te vestigen binnen het gebied *R 1.1, behalve indien ze verbonden zijn met de binnen het gebied toegelaten activiteiten ».
Art. 3.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.
Art. 4.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - maatregelen om het gebied af te zonderen; - specifiek luik dat beschermingsmaatregelen neemt om het behoud van de luchtkwaliteit te garanderen alsook de bescherming van de woongebieden tegen de geluidshinder; - bestuderen en definiëren van maatregelen om de ecologische doorgangen te in stand te houden; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van ruimtes die zijn voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer, om het op de site reeds bestaande verkeersprobleem op te lossen, waardoor het door de bedrijfsruimte gegenereerde bijkomende verkeer kan worden opgevangen.
Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.
Namen, 22 april 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.
Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.