gepubliceerd op 31 januari 2007
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de maneges met één of meer banen en een totaaloppervlakte van 2 000 m2 of minder
21 DECEMBER 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de maneges met één of meer banen en een totaaloppervlakte van 2 000 m2 of minder
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, §§ 2 en 3, 7, § 1, 8 en 9;
Gelet op het advies 41.100/4 van de Raad van State, gegeven op 26 september 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1.Deze integrale voorwaarden zijn van toepassing op de maneges met één of meer banen en een totaaloppervlakte van 2 000 m2 of minder die opgenomen zijn in de rubriek 92.61.09.02.01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art. 2.Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder : - baan : al dan niet overdekte werkruimte bestemd voor paardrij-oefeningen en ingericht met losse materialen; - nieuwe baan of nieuw gebouw : accomodatie of bouw uitgevoerd na de inwerkingtreding van dit besluit. Dit besluit is niet van toepassing op uitbreidingen van bestaande banen onder 25 % van de voorheen toegelaten oppervlakte; - dierlijke mest : organische bemestingsmiddelen, met name dierenuitwerpselen of, ongeacht de verhoudingen, mengsels van dierenuitwerpselen en andere bestanddelen, zelfs na verwerking; - bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk is vergund vóór de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 3.Elke nieuwe baan of elk nieuw gebouw waar een baan aangelegd is, mag niet gevestigd zijn op minder dan : 1° 20 meter van een oppervlaktewater, een waterwinvoorziening, een piëzometer, een ingangspunt van een openbare riolering;2° 50 meter van een woning van derden.
Art. 4.De baanoppervlakte bestaat uit losse materialen. HOOFDSTUK III. - Exploitatie
Art. 5.De baan wordt regelmatig losgewerkt. De paardenvijgen worden afgevoerd naar een dichte container of een dichte ruimte uit beton die voor de opslag van dierlijke mest bestemd is.
Art. 6.De banen die zich buiten een gesloten gebouw bevinden, mogen niet gebruikt worden tussen 22 uur en 7 uur. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 7.Binnen de inrichting zijn de blussers en slangenwagens permanent toegankelijk.
Art. 8.Er worden maatregelen genomen om ontsnapping van de dieren te voorkomen. HOOFDSTUK V. - Water
Art. 9.Het is verboden dierlijke mest en ander afvalwater dan huishoudelijk afvalwater en regenwater rechtstreeks of onrechtstreeks te lozen in de ondergrond, een openbare riolering, een oppervlaktewater of een afvoer voor regenwater.
Art. 10.§ 1. Het dakwater wordt d.m.v. een gootsysteem opgevangen. § 2. Het opgevangen dakwater wordt afgevoerd naar een regenput, een verliesput, draineerbuizen, kunstmatige afvoerwegen of oppervlaktewateren. HOOFDSTUK VI. - Lucht
Art. 11.Bij droog weer moet de exploitant de banen bevochtigen om het massaal wegwaaien van stoffen te voorkomen. HOOFDSTUK VII. - Afvalbeheer
Art. 12.§ 1. Bij gebrek aan valorisatie door de exploitant worden de dierlijke mest en het afgewerkte en vervuilde los baanmateriaal aan een valorisatiecontract onderworpen of door een geregistreerde ophaler ingezameld. § 2. De exploitant houdt een register waarin hij voor elke afvoer van dierlijke mest en afgesleten en vervuild los materiaal de volgende gegevens vermeldt : 1° de ophaaldatum;2° de opgehaalde hoeveelheid in t of in m3;3° het soort afvoeringskanaal;4° de naam van de afvoerder;5° de bestemming van de dierlijke mest en van het afgesleten en vervuilde los materiaal. HOOFDSTUK VIII. - Controle en toezicht
Art. 13.Een huishoudelijk reglement, waarin de werking van de inrichting vastligt, wordt op verschillende plaatsen zichtbaar aangeplakt.
Art. 14.De exploitant bewaart het in artikel 12, § 2, bedoelde register gedurende vijf jaar op de exploitatiezetel van de inrichting.
Het register ligt ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar. HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 15.Dit besluit is van toepassing op de bestaande inrichtingen.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten en verschillende besluiten van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden.
Art. 17.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 21 december 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN