gepubliceerd op 27 augustus 2009
Besluit van de Waalse Regering betreffende het investeringsprogramma en de investeringssubsidies inzake openbaar vervoerinfrastructuur
18 JUNI 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het investeringsprogramma en de investeringssubsidies inzake openbaar vervoerinfrastructuur
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest, inzonderheid op artikel 2, 3°, vervangen bij het decreet van 26 november 1992;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 21 januari 1993 betreffende het investeringsprogramma en de investeringstoelagen inzake openbare vervoerinfrastructuren;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 betreffende de financiering van de uitwerking van gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de uitvoering van gemeentelijke mobiliteitsplannen en het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 juni 2009;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 30 april 2009;
Gelet op advies 46.611/4 van de Raad van State, gegeven op 8 juni 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Vervoer;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Percentage van de subsidies
Artikel 1.Binnen de perken van de beschikbare kredieten mag de Minister van Vervoer, hierna "de Minister" genoemd, aan de "Société régionale wallonne du Transport" (Waalse Gewestelijke Vervoermaatschappij), hierna de "Société régionale" genoemd, subsidies naar rato van 100 % verlenen voor de uitvoering van het investeringsprogramma inzake openbaar vervoerinfrastructuur bedoeld in artikel 2, tweede lid, 3°, van het decreet van 21 december 1989 betreffende de diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest. HOOFDSTUK II. - Voorwerp van de subsidies
Art. 2.Er kunnen subsidies verleend worden voor de investeringen betreffende de volgende infrastructuurwerken : 1° de uitvoering, inrichting en uitrusting van de vaste werken en installaties die nuttig zijn voor de exploitatie van een busnetwerk, zoals busstroken en -banen, haltepunten, eindpunten, overstapparkings, autobusstations, overstapstations, sanitaire voorzieningen, wachthuisjes, kruispunten met lichten,...; 2° de uitvoering, inrichting en uitrusting van de vaste of mobiele werken en installaties die nuttig zijn voor de exploitatie van een metro- of tramnetwerk;3° de demonstratieprojecten die nodig zijn voor het uitproberen van nieuwe vervoerswijzen;4° het demonteren van uitrustingen en de afbraak van infrastructuren die niet meer nuttig zijn voor de exploitatie, alsook het herstel van de plaats;5° het onderhoud en de bescherming van de niet-geëxploiteerde werken;6° de werken, de inrichtingen ter bevordering van de intermodaliteit tussen het vervoer per bus, tram of metro en de andere vervoerswijzen; 7° de uitrusting van de overstapstations en/of haltepunten met parkeervoorzieningen voor fietsen (bogen, boxen, stallingen,...); 8° doorgaans alle inrichtings- en uitrustingsuitgaven met het oog op een betere mobiliteit als alternatief op de individuele wagen;9° het grote onderhoud van voornoemde sites en installaties;10° de verplaatsing van de kabels en leidingen die nodig waren om genoemde werken uit te voeren. Voor de subsidiëring van de investeringen betreffende de infrastructuurwerken bedoeld in het eerste lid kunnen ook in aanmerking genomen worden : 1° de aanwervingen van de onroerende goederen die nodig zijn voor de uitvoering ervan;2° de conceptuele studies die nodig zijn voor de modernisering en de verbetering van de openbaar vervoersnetwerken;3° de prijsherzieningen die de bouwheer moet uitvoeren overeenkomstig de wettelijke, reglementaire en contractuele bepalingen die op dat gebied toepasselijk zijn;4° de werken uitgevoerd bovenop de veronderstelde hoeveelheden vermeld in de posten met prijsborderel, voor zover de waarde van die werken niet hoger is dan 10 % van het totaalbedrag van de opdracht, excl. BTW, behalve redelijk voorspelbare omstandigheid; 5° de werken besteld overeenkomstig artikel 42 van de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken, gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken; 6° de specifieke kosten gegenereerd door prestaties van derden, o.a. de geologische en geotechnische campagnes, de honoraria van projectontwerpers, de aanbestedingskosten, de toezichtskosten, de kosten voor de oplevering van de materialen, de verzekeringskosten, met uitsluiting van die welke de aansprakelijkheid van de ondernemingen dekken, de kosten van authentieke akten en van de deskundige landmeters, de kosten van de prestaties inzake de coördinatie veiligheid-gezondheid; 7° de werken die noodzakelijk gemaakt worden wegens buitengewone en onvoorspelbare omstandigheden;8° de kosten voortvloeiend uit het in gebreke blijven van de aannemer, voor zover ze niet te zijner laste ingevorderd kunnen worden;9° de schadevergoeding verschuldigd aan de aannemers voor zover ze niet te wijten is aan een feit dat aan de "Société régionale" toe te schrijven is;10° de niet-verhaalbare BTW en, doorgaans, elke belasting die de te subsidiëren uitgaven, zoals omschreven in dit besluit, bezwaart.
Art. 3.Komen niet in aanmerking voor het voordeel van de subsidies : 1° de onderhoudswerken, alsook de vernieuwingswerken ingevolge een gebrek aan onderhoud van de infrastructuren;2° de leveringen en de uitrustingen met een louter esthetisch karakter die niet noodzakelijk zijn voor de veiligheid of voor een rationele, economische en efficiënte exploitatie van de installaties, tenzij daarin voorzien wordt in wetsbepalingen of in voorschriften voor de goede inrichting van de plaats;3° de opdrachten of gedeelten van opdrachten betreffende de infrastructuurwerken bedoeld in artikel 2, voor zover ze krachtens een andere regelgeving gesubsidieerd worden;4° de verwijlinteresten en de vergoedingen verschuldigd aan de aannemer wegens niet-betaling binnen de voorgeschreven termijnen of wegens nalatigheden toe te schrijven aan de bouwheer.
Art. 4.Voor de in artikel 2 bedoelde infrastructuurwerken die op verzoek van de "Société régionale" in regie uitgevoerd worden door de exploitatiemaatschappijen bedoeld in hoofdstuk II van het decreet van 21 december 1989, worden de subsidies berekend met inachtneming van de volgende elementen : 1° de levering van de materialen;2° de vervoerskosten;3° de kosten voor de huur van groot materiaal dat nodig is voor de uitvoering van de werken;4° het bedrag van de werken uitbesteed door de exploitatiemaatschappijen;5° de arbeidskosten, incluis de salarissen, lonen, verplaatsingskosten van het personeel van de exploitatiemaatschappijen, behalve de kosten betreffende de personeelsleden van niveau 1;6° de kosten voor de studies en de controle die niet zijn uitgevoerd door personeel van de "Société régionale" en de controleverzekeringspolissen;7° de algemene kosten, forfaitair beperkt tot 5 % van het te subsidiëren bedrag. HOOFDSTUK III. - Procedure Afdeling 1. - Programmering en beschrijvende nota's
Art. 5.De "Société régionale" maakt uiterlijk 20 januari van het jaar N het jaarlijks programma betreffende het begrotingsjaar N op en legt het ter goedkeuring aan de Minister over.
Elk investeringsdossier opgenomen in het programma is het voorwerp van een nota met de omschrijving en de rechtvaardiging van de overwogen handelingen, een kostenraming en een programma van de uitvoering ervan.
De Minister keurt het jaarlijks programma goed, gaat uiterlijk 15 april over tot de vastlegging van de overeenstemmende subsidie en geeft de "Société régionale" kennis van het besluit.
Indien een opdracht waarin het programma van het jaar N voorziet niet is meegedeeld na afloop van het jaar N+2, gaat de Minister over tot de vernietiging van het gedeelte van de overeenstemmende vastlegging.
Gedurende die periode van drie jaar kan de "Société régionale" wijzigingen in het jaarlijks programma ter goedkeuring aan de Minister overleggen met inachtneming van de procedure waarin dit artikel voorziet.
Art. 6.De "Société régionale" maakt samen met het jaarlijks programma een meerjarenprogramma betreffende de jaren N+1 à N+3 ter informatie aan de Minister over.
Elk project opgenomen in het meerjarenplan is het voorwerp van een dossier bevattende een globale weergave alsook een uitvoeringsprogrammering en een financiële programmering van de vastleggingen en de betalingen. Afdeling 2. - Tenuitvoerlegging van het jaarlijks programma
Art. 7.Na een in het jaarlijks programma opgenomen opdracht die in de in artikel 5 bedoelde nota omschreven wordt, te hebben toegewezen, maakt de "Société régionale" de aanvraag tot betaling van de desbetreffende subsidies aan de Minister over, samen met het dossier dat nodig is voor de controle door het Rekenhof. HOOFDSTUK IV. - Betaling van de subsidies
Art. 8.Voor de opdrachten waarvan het oorspronkelijk bedrag hoger is dan 50.000 euro, excl. BTW : 1° wordt een som gelijk aan 50 % van het oorspronkelijk bedrag van de opdracht in de loop van de maand van de aanvraag van de "Société régionale" betaald op basis van de datum waarop opdracht tot het opstarten van de prestaties is gegeven;2° wordt een som gelijk aan 85 % van het bedrag van de opdracht, herzieningen inbegrepen, in de loop van de maand van de aanvraag van de "Société régionale" na aftrek van de voor de eerste tranche betaalde bedragen betaald op basis van een proces-verbaal waaruit blijkt dat de opdracht is uitgevoerd ten belope van 50 % van het oorspronkelijk bedrag, excl.herzieningen; 3° wordt een som gelijk aan 100 % van het bedrag van de opdracht, herzieningen inbegrepen, na aftrek van de voor de twee eerste tranches betaalde bedragen betaald op basis van de eindafrekening van de prestaties.
Art. 9.Voor de opdrachten waarvan het oorspronkelijk bedrag gelijk is aan 50.000 euro of minder, excl. BTW, worden de subsidies betaald op basis van de eindafrekening of, desgevallend, van de bewijsstukken.
Art. 10.De subsidies betreffende de kosten voor de aanwerving van onroerende goederen en de bijkomende kosten worden betaald op basis van de bewijsstukken, o.a. het jaarlijks programma, de authentieke akten en het advies van het Comité voor de aanwerving van onroerende goederen.
Art. 11.Onerminderd de bepalingen van artikel 10, worden de subsidies, wat betreft de dossiers bedoeld in artikel 2, tweede lid, 9°, betaald op basis van de bewijsstukken, o.a., desgevallend, de beslissingen van de raad van bestuur van de "Société régionale" waarbij toestemming tot betaling van de vergoedingen of de verwijlinteresten is gegeven. HOOFDSTUK V. - Slot- en opheffingsbepalingen
Art. 12.Opgeheven worden : 1° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 21 januari 1993 betreffende het investeringsprogramma en de investeringstoelagen inzake openbare vervoerinfrastructuren, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 januari 1997 en bij het besluit van de Waalse Regering van 13 december 2001;2° hoofdstuk I van Titel III van het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 betreffende de financiering van de uitwerking van gemeentelijke mobiliteitsplannen en van de uitvoering van gemeentelijke mobiliteitsplannen en het schoolvervoer en de plannen inzake schoolverplaatsingen, dat de artikelen 7 tot 11 inhoudt.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 14.De Minister bevoegd voor Openbaar Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 18 juni 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE