gepubliceerd op 10 april 2017
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de bevoorradingseenheden bestemd om één of meer op aardgas rijdende voertuigen te bevoorraden met aardgas, bij een maximale vuldruk van 30 MPa , zonder tussentijdse opslag van hogedrukgas
16 MAART 2017. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de bevoorradingseenheden bestemd om één of meer op aardgas rijdende voertuigen te bevoorraden met aardgas, bij een maximale vuldruk van 30 MPa (300 bar), zonder tussentijdse opslag van hogedrukgas
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
11/03/1999
pub.
08/06/1999
numac
1999027439
bron
ministerie van het waalse gewest
Decreet betreffende de milieuvergunning
sluiten betreffende de milieuvergunning, artikel 4, gewijzigd bij het decreet van 24 oktober 2014 en het decreet van 13 maart 2014, artikel 5, artikel 7, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007, artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 24 oktober 2013 en artikel 9;
Gelet op het advies nr. 59.716/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2016, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat dit besluit op 26 oktober 2016 aan de Europese Commissie is meegedeeld overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 98/34/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij; overwegende dat de Commissie geen bemerkingen had op dit besluit;
Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsveld en begripsomschrijvingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de brandstofverdeelinstallaties bestemd voor de bevoorrading van motorvoertuigen met gecomprimeerd aardgas, bedoeld in rubriek 50.50.04.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 04/07/2002 pub. 21/09/2002 numac 2002027818 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten sluiten tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 2.De bevoorradingseenheid wordt ontworpen en uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk 22 van de norm NBN D 60-001 betreffende de installaties voor de aflevering van gecomprimeerd aardgas voor motorvoertuigen.
Daarnaast wordt genoemde eenheid : 1° vastgemaakt op een stabiele, in de bodem vastgeankerde structuur om te voorkomen dat gesteund wordt op het buizenwerk en de aansluitingen 2° zodanig gebouwd dat het stilstaan van voertuigen het verkeer op de openbare weg noch de doorgang van voetgangers op de stoep hindert;3° zodanig gebouwd en indien nodig beschermd dat ze niet, en zelfs niet per ongeluk, door een voertuig aangereden kan worden;4° en is ze toegankelijk voor onderhoud en gebruik.
Art. 3.Wanneer de bevoorrading verricht wordt in een besloten ruimte, moet deze meer dan zestig kubieke meter volume hebben en uitgerust zijn met de veiligheidssystemen bedoeld in hoofdstuk 4.
Art. 4.De materialen waaruit de leidingen en de aansluitingssystemen, gebruikt in de bevoorradingseenheid, vervaardigd zijn, zijn speciaal gemaakt voor het doel waarvoor ze bestemd zijn. HOOFDSTUK III. - Uitbating
Art. 5.De handelingen m.b.t. de bevoorrading van voertuigen worden verricht overeenkomstig hoofdstuk 22 van norm NBN D 60-001 betreffende de installaties voor de aflevering van gecomprimeerd aardgas voor motorvoertuigen. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 6.De uitbater maakt bij aanplakking op of in de nabijheid van de bevoorradingseenheid zichtbaar duidelijk dat het verboden is de voertuigen te bevoorraden zonder vooraf de motor afgezet te hebben.
Art. 7.Bij aanplakking wordt eveneens op of in de nabijheid van de bevoorradingseenheid duidelijk gemaakt dat het verboden is een gastank van een voertuig, voorzien voor een ander gas dan gecomprimeerd aardgas, of een andere mobiele gastank, te bevoorraden.
Art. 8.Er wordt via onderstaande verbodstekens gewezen op het verbod om te roken of vuur te maken op of in de nabijheid van de bevoorradingseenheid:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Er wordt via een zichtbaar en leesbaar bord op of in de nabijheid van de bevoorradingseenheid gewezen op het verbod om gebruik te maken van gsm's, fototoestellen, meetinstrumenten en andere apparaten die niet overeenstemmen met de Europese wetgeving inzake het gebruik in explosiegevaarlijke zones.
Art. 9.Het gasdetectiesysteem, voorzien bij norm NBN D60-01 wanneer de bevoorradingseenheid of het leveringspunt zich in een ingesloten ruimte bevindt: 1° werkt continu;2° is uitgerust met een continu werkend doorverbindingssysteem voor defecten, gebouwd en gebruikt overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant;3° is in staat, minstens op één niveau alarm te slaan. Betreffende 3° wordt het niveau geregeld op twintig percent van de ondergrens inzake explosiviteit van methaangas.
Wanneer een alarm afgaat, stelt het gasdetectiesysteem automatisch een kraan in werking die de gastoevoer afsluit en de beheerseenheid geheel van het stroomnet afschakelt.
Art. 10.Elk alarm van het gasdetectiesysteem wordt minstens ter plaatse visueel en akoestisch aangeduid. HOOFDSTUK V. - Controle en zelfcontrole
Art. 11.De uitbater doet minstens één maal bij de oplevering, voor de inbedrijfstelling, vervolgens minstens één maal om de twee jaar volgens de specificaties van de fabrikant, een beroep op een installateur of een controleur die erkend is om het bewijs uit te reiken bedoeld in artikel 48 van het koninklijk besluit van 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen.
Elk defect apparaat wordt hersteld of vervangen.
Elke optredende technicus sluit zijn interventie af met een onderhouds- en controleverslag.
Art. 12.De gasslangen en de slangpilaren worden bij een druk van 25 MPa, ofte 250 bar, minstens één maal om de twee jaar gecontroleerd.
Als er geen enkel gebrek waargenomen wordt tijdens die proef en bij afwezigheid van enige visueel vaststelbare schade, kunnen de geteste slangen opnieuw worden gebruikt.
Als de bevoorradingseenheid wordt uitgerust met het automatisch gasdetectiesysteem bedoeld in artikel 9, wordt de resistentieproef één maal om de vier jaar verricht.
Art. 13.Het gasdetectiesysteem bedoeld in artikel 9 wordt periodiek gecontroleerd, de eerste van die controles vindt plaats bij de oplevering, voor de inbedrijfstelling van de bevoorradingseenheid.
De periodieke controle houdt hetvolgende in : 1° de ijking van elke gasdetector middels een gecertificeerd ijkingsgasmengsel;2° de controle van de regelingen op het geheel van het systeem;3° de uitvoering van een integrale werkingstest, met inbegrip van de daaraan verbonden acties. De periodieke controle wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant en minstens : 1° één maal om de drie jaar voor de bevoorradingseenheid die door een particulier voor eigen rekening wordt uitgebaat;2° één maal om de twee jaar voor de bevoorradingseenheid die in een onderneming wordt uitgebaat voor de bevoorrading van een voertuigenpark in eigen beheer of voor eigen rekening. De gasdetectoren worden in functie van de voorschriften van de fabrikant vervangen, rekening houdend met de werkingsvoorwaarden en telkens al een herijking niet meer mogelijk is.
Elke optredende technicus sluit zijn interventie af met een onderhouds- en controleverslag. HOOFDSTUK VI. - Bijhouden van de registers en informatie
Art. 14.De onderhouds- en controleverslagen bedoeld in de artikelen 11 en 13 worden door de uitbater in een register bewaard.
De vervanging van de slijtagestukken, de gasslang of de gasdetectoren wordt erin bijgehouden.
Het register bedoeld in lid 1 worden gedurende vijf jaar te beschikking gehouden van de ambtenaar belast met het toezicht en van de regionale brandweerdienst van het ambtsgebied. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 15.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de inrichtingen die behoorlijk vergund of aangegeven zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 16.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 16 maart 2017.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Vervoer en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO