gepubliceerd op 03 juni 2011
Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen
12 MEI 2011. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen
De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, inzonderheid op artikel L2212-4, zoals gewijzigd bij het
decreet van 3 juli 2008Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
03/07/2008
pub.
15/07/2008
numac
2008202532
bron
ministerie van het waalse gewest
Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 12 februari 2004 tot organisatie van de Waalse provincies en van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie
type
decreet
prom.
03/07/2008
pub.
01/08/2008
numac
2008202766
bron
ministerie van het waalse gewest
Decreet tot wijziging van het decreet van 16 juli 1985 betreffende natuurparken
type
decreet
prom.
03/07/2008
pub.
29/07/2008
numac
2008202676
bron
ministerie van het waalse gewest
Decreet betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië
sluiten;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 25 januari 2011;
Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 9 december 2010;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 9 december 2010;
Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 9 december 2010;
Gelet op advies 49.417/4 van de Raad van State, gegeven op 11 april 2011, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad en van de Minister van Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit : Titel I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen Artikel. 1. Dit besluit is van toepassing op de arrondissementscommissarissen, hierna " commissaris " genaamd.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° " Minister ": het Regeringslid bevoegd voor de Plaatselijke Besturen;2° " gouverneur ": de gouverneur van de provincie waar de commissaris benoemd is;3° " Code ": het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 18/12/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003027783 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering houdende de Waalse Ambtenarencode sluiten houdende de Waalse Ambtenarencode. Titel II. - Benoeming
Art. 3.De kandidaten voor de functie van commissaris moeten voldoen aan volgende gezamenlijke voorwaarden: 1° Belg zijn;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° voldoen aan de wetten op de dienstplicht;4° van een gedrag zijn in overeenstemming met de vereisten van de functie;5° minstens dertig jaar oud zijn;6° drager zijn van een diploma dat toegang verschaft tot de betrekkingen van niveau A in de code of laureaat zijn van een vergelijkend overgangsexamen tot het niveau A, ingericht voor het Gewest;7° vijf jaar ervaring in België voorleggen in administratieve of wetenschappelijke functies van niveau A.
Art. 4.De betrekkingen van commissaris worden door de Regering vacant verklaard. De procedure voor de toekenning van de betrekking kan aanvangen één jaar voor de datum van de vaststaande vacature.
Art. 5.Binnen de maand volgend op de vacantverklaring van de betrekking wordt de oproep tot de kandidaten bij wijze van bericht bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en verspreid op de Intranet en Internet websites van de diensten van de Regering.
De oproep tot de kandidaten bevat de benoemingsvoorwaarden bedoeld in artikel 3 en de procedure die voor de kandidaatstelling gevolgd moet worden.
De benoemingsvoorwaarden moeten verenigd zijn de dag van de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
Art. 6.De kandidaturen worden bij ter post aangetekende zending gericht aan de Voorzitter van de selectiecommissie binnen de dertig dagen volgend op de bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad.
Op straffe van onontvankelijkheid worden bij de kandidaturen gevoegd: 1° de stukken waaruit blijkt dat de kandidaat de voorwaarden bepaald in artikel 3 vervult;2° een omstandige nota waarin de kandidaat de redenen uiteenzet waarom hij meent geschikt te zijn om het ambt uit te oefenen en waarin hij eveneens zijn kwaliteiten laat gelden inzake beheer van overheidsdiensten en in de aangelegenheden die onder de bevoegdheden van de geambieerde functie vallen.
Art. 7.Er bestaat een selectiecommissie, samengesteld als volgt: 1° de betrokken provinciegouverneur;2° de directeur-generaal van het Overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene Zaken van de Waalse Overheidsdienst;3° de directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Plaatselijke Besturen, Sociale Actie en Gezondheid van de Waalse Overheidsdienst;4° een commissaris of een adjunct-arrondissementscommissaris van een andere Waalse provincie;5° een externe deskundige bevoegd voor de andere aangelegenheden, vastgesteld door de Waalse Regering. De Ministerraad kan op verzoek van de Waalse Regering een federale ambtenaar-generaal aanstellen om deel uit te maken van de selectiecommissie.
Art. 8.De commissie wordt voorgezeten door de gouverneur. Bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde wordt de selectiecommissie voorgezeten door de dienstdoende provinciegouverneur. De voorzitter wijst de secretaris van de commissie aan onder de leden van het Overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene Zaken.
Bij afwezigheid of verhindering worden de ambtenaren-generaal vervangen door ambtenaren van de onmiddellijk lagere graad die afhangen van hetzelfde Directoraat-generaal.
Art. 9.Binnen de vijftien dagen volgend op het verstrijken van de termijn voor de indiening van de kandidaturen maakt de voorzitter van de commissie een afschrift over van alle kandidaturen aan elk lid en roept de commissie bijeen voor een vergadering die gehouden wordt binnen de dertig dagen volgend op diezelfde termijn.
Art. 10.Na de ontvankelijkheid ervan te hebben onderzocht, vergelijkt de commissie de kandidaturen. De selectiecommissie hoort elke kandidaat binnen de dertig dagen volgend op de eerste vergadering.
De hoorzitting heeft onder andere betrekking op de kennis van de plaatselijke instellingen, de kennis van het ambt van arrondissementscommissaris en dat van gouverneur, evenals op andere onderwerpen die de Waalse Regering vastgelegd heeft bij het openstellen van de vacante betrekking.
Art. 11.De commissie stelt op grond van haar voorkeur een voorstel tot rangschikking op met ten hoogste vijf kandidaten.
Art. 12.Het voorstel tot rangschikking wordt met redenen omkleed.
Binnen de vijftien dagen na het gemotiveerde voorstel geeft de voorzitter er per aangetekend schrijven kennis van aan alle kandidaten. De kandidaten beschikken over een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag van versturen van de zending om hun bemerkingen over te maken of een bezwaarschrift in te dienen bij de voorzitter van de commissie. De kennisgeving maakt gewag van de beroepsmiddelen.
De commissie beslist over het bezwaar binnen de twee maanden na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord indien laatstgenoemde dat wenst. De bezwaarindiener heeft het recht om zich te laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.
De gemotiveerde beslissing van de commissie over de bemerkingen of het bezwaarschrift wordt per aangetekend schrijven medegedeeld aan degene die de bemerkingen maakte of het bezwaarschrift indiende.
Bij wijziging van het voorstel tot rangschikking wordt het nieuwe voorstel met redenen omkleed en per aangetekend schrijven medegedeeld aan alle kandidaten. Er wordt gewag gemaakt van de beroepsmiddelen.
Het voorstel tot rangschikking wordt, zodra het definitief geworden is, overgemaakt aan de Minister binnen de vijftien dagen.
Als er geen enkel bezwaarschrift wordt ingediend, maakt de voorzitter het voorstel aan de Minister over binnen de vijftien dagen na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de bezwaarschriften.
Art. 13.§ 1. De Minister legt het definitieve voorstel tot rangschikking voor aan de Waalse Regering. Als laatstgenoemde van de rangschikking afwijkt, dient dat voorstel bijzonder gemotiveerd te worden op het ogenblik van de aanwijzing van de kandidaat. § 2. De regeringsbeslissing wordt voor eensluidend afschrift aan de Ministerraad overgemaakt zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VIII, lid 4, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980. § 3. Binnen de dertig dagen volgend op de ontvangst van het eensluidend advies van de Ministerraad wordt de commissaris door de Regering benoemd. § 4. Bij gebrek aan een eensluidend advies van de Ministeraad wordt er een nieuwe oproep tot het indienen van kandidaturen verricht.
Titel III. - Rechten en plichten
Art. 14.De bepalingen van artikel 2 van het Wetboek betreffende de plichten van de personeelsleden zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 15.De bepalingen van artikel 3, §§ 1, 2, 3, 4, 5 en 7 van het Wetboek betreffende de rechten van de personeelsleden zijn van toepassing op de commissarissen.
Titel IV. - Opdrachten en evaluatie HOOFDSTUK I. - De opdrachten
Art. 16.Op uiterlijk 31 maart richt de commissaris de balans van de uitoefening van zijn gewestelijke opdrachten in het afgelopen kalenderjaar aan de gouverneur ten behoeve van de Regering.
Art. 17.Om zijn bevoegdheden en opdrachten uit te oefenen, wordt de commissaris bijgestaan door het personeel dat hem door de gouverneur ter beschikking wordt gesteld. Het kan gaan om gewestelijke, federale dan wel provinciale personeelsleden. HOOFDSTUK II. - Evaluatie
Art. 18.De commissaris krijgt elke twee jaar een evalutie door de gouverneur in de gradaties gunstig, met voorbehoud of ongunstig. Hij krijgt echter een nieuwe evaluatie één jaar nadat hij een evaluatie in de gradatie met voorbehoud of ongunstig kreeg.
Art. 19.De evaluatie bepaalt de wijze waarop de commissaris zijn ambt uitoefent.
Art. 20.De evaluatie vindt haar beslag na een onderhoud tussen de gouverneur en de commissaris in het bijzijn van de directeur-generaal van het Overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene Zaken of diens gemachtigde van minstens rang A3.
De gouverneur geeft per aangetekend schrijven kennis van zijn voorstel tot evaluatie aan de commissaris, binnen de vijftien dagen na afsluiting ervan.
Art. 21.Binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van het voorstel tot evaluatie in een andere gradatie dan gunstig door de gouverneur mag de commissaris een beroep indienen bij de kamer van beroep met inachtneming van de procedure bedoeld in artikel 335 van het Wetboek.
Na kennis te hebben genomen van het advies van de kamer van beroep legt de gouverneur de definitieve evaluatie van de commissaris vast en geeft hem per aangetekend schrijven kennis van zijn beslissing.
Art. 22.Na twee opeenvolgende ongunstige evaluaties, definitief toegewezen, en op voorstel van de gouverneur geeft de Minister per aangetekend schrijven kennis van het voorstel tot ontslag wegens beroepsonbekwaamheid aan de commissaris en licht de Ministerraad daarover in.
Binnen de vijftien dagen na die kennisgeving kan de commissaris een beroep indienen voor de kamer van beroep met inachtneming van de procedure zoals bedoeld in artikel 335 van het Wetboek.
De Regering beslist over het ontslag wegens beroepsonbekwaamheid van de commissaris na kennis te hebben genomen van het advies van de kamer van beroep en van het eensluidend advies van de Ministerraad.
De gouverneur geeft per aangetekend schrijven kennis van het ontslag wegens beroepsonbekwaamheid.
Titel V. - Administratieve posities en verloven HOOFDSTUK I. - Administratieve posities
Art. 23.Afgezien van de bepalingen betreffende zijn recht op weddeverhoging en de mogelijkheid om zijn aanspraak op bevordering te doen gelden, zijn de bepalingen van de artikelen 208 tot en met 215, en 217, van het Wetboek betreffende de administratieve posities van toepassing op de commissarissen.
Art. 24.Afgezien van de bepalingen betreffende zijn recht op weddeverhoging en de mogelijkheid om zijn aanspraak op bevordering te doen gelden, zijn de bepalingen van de artikelen 216, 1°, en 428 tot en met 431 van het Wetboek betreffende de disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid die geen definitieve dienstongeschiktheid inhoudt, van toepassing op de commissarissen. HOOFDSTUK II. - Verloven Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepaling voor de verschillende
soorten verloven
Art. 25.Voor het nemen van verlof van meer dan vijf werkdagen vraagt de commissaris de toelating van de gouverneur en maakt hem tegelijk een voorstel over wat zijn vervanging betreft. Daartoe kan hij tot aanwijzing door de gouverneur ofwel een andere arrondissementscommissaris ofwel een personeelslid van niveau A voorstellen onder het personeel dat de gouverneur ter beschikking wordt gesteld of, in voorkomend geval, onder het personeel van het Gewest dat niet tot zijn beschikking wordt gesteld maar onder voorbehoud, in dat geval, van de instemming van de directeur-generaal van wie dat personeelslid afhangt. Afdeling II. - Jaarlijks vakantieverlof en feestdagen
Art. 26.De bepalingen van de artikelen 371 en 372 van het Wetboek betreffende het jaarlijks vakantieverlof zijn van toepassing op de commissarissen.
Voor de toepassing van artikel 372, lid 3, dienen onder de woorden " het overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene Zaken " de woorden " de gouverneur " verstaan.
Art. 27.§ 1. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op het jaarlijks vakantieverlof.
Het jaarlijks vakantieverlof wordt evenwel verhoudingsgewijs verminderd indien de commissaris in dienst treedt in de loop van het jaar, uit zijn ambt treedt, in de loop van het jaar één van de verloven heeft gekregen of afwezig is geweest om één van de volgende redenen : 1° verlof wegens loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of wegens een ernstige ziekte;2° afwezigheden tijdens welke hij op non-actief als administratieve positie wordt geplaatst; § 2. De bepalingen van de artikelen 373, § 1, leden 3 en 4, en §§ 2 tot en met 4 van het Wetboek betreffende het jaarlijks vakantieverlof zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 28.De bepalingen van artikel 375, leden 1 tot en met 3 en 5, zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling III. - Omstandigheidsverloven
Art. 29.De bepalingen van artikelen 376, lid 1, lid 2, 1 tot en met 8°, en 10° tot en met 12°, en lid 4, van het Wetboek betreffende de omstandigheidsverloven zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling IV. - Buitengewone verloven
Art. 30.De bepalingen van artikel 379 van het Wetboek betreffende de buitengewone verloven zijn van toepassing op de commissarissen.
Voor de toepassing van paragraaf 1, lid 1, 4°, van artikel 379, bovenvermeld, dient onder " hiërarchische meerdere van minstens rang A4 " het woord " gouverneur " verstaan te worden. Afdeling V. - Verloven met een filantropisch doel
Art. 31.De bepalingen van de artikelen 381 tot en met 383 van het Wetboek betreffende de verloven met een filantropisch doel zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling VI. - Borstvoedingspauses - Bescherming van het moederschap
Art. 32.De bepalingen van de artikelen 384 tot en met 395 van het Wetboek betreffende de bescherming van het moederschap zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling VII. - Vaderschapsverlof
Art. 33.De bepalingen van de artikelen 396 en 397 van het Wetboek betreffende het vaderschapsverlof zijn van toepassing op de commissarissen.
Voor de toepassing van artikel 396 van het Wetboek dient onder " overheid waaronder hij valt " het woord " gouverneur " te worden verstaan. Afdeling VIII. - Verlof voor de opvang met het oog op adoptie
Art. 34.De bepalingen van de artikelen 398 en 399 van het Wetboek betreffende het verlof voor de opvang met het oog op adoptie zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling IX. - Ouderschapsverlof
Art. 35.De bepalingen van artikel 400, § 1, leden 1 en 3 tot en met 6, en 400bis van het Wetboek betreffende het ouderschapsverlof zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling X. - Verloven om dwingende familiale redenen
Art. 36.De bepalingen van de artikelen 401, 402 en 404 van het Wetboek betreffende verloven om dwingende familiale redenen zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling XI. - Ziekteverlof
Art. 37.De bepalingen van de artikelen 405, leden 1 en 3, en 406 van het wetboek betreffende het ziekteverlof zijn van toepassing op de commissarissen.
Voor de toepassing van artikel 406, § 1, wordt 1° als volgt verstaan : 1° een verlof heeft gekregen voor beroepsloopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of ernstige ziekte.
Art. 38.Het ziekteverlof stelt geen einde aan de regelingen voor beroepsloopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of ernstige ziekte.
Art. 39.De bepalingen van de artikelen 408, 409, 410, § 1, lid 1, 1°, en lid 2, en § 2, en 410bis tot en met 413 van het Wetboek betreffende het ziekteverlof zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 40.De bepalingen van de artikelen 414 tot en met 418 van het Wetboek betreffende de verminderde prestaties wegens ziekte zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 41.De bepalingen van artikel 419 van het Wetboek betreffende de dienstvrijstelling wegens preventief geneeskundig onderzoek zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling XII. - Verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan voor
palliatieve zorgen of ernstige ziekte
Art. 42.De bepalingen van de artikelen 448 en 449 van het Wetboek betreffende het verlof wegens loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een gezins- of familielid dat aan een ernstige ziekte lijdt, zijn van toepassing op de commissarissen.
De commissaris mag zijn loopbaan evenwel enkel volledig onderbreken.
Voor de toepassing van de bepalingen bedoeld in het eerste lid dient onder de woorden " overheid waaronder hij valt " het woord " de gouverneur " te worden verstaan.
Art. 43.§ 1. De bepalingen van artikel 450 van het Wetboek betreffende het verlof wegens loopbaanonderbreking zijn van toepassing op de commissarissen, behoudens de mogelijkheid om zijn aanspraak op bevordering te gelde te maken. § 2. De bepalingen van artikel 451 van het Wetboek betreffende het verlof wegens loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve zorgen zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling XIII. - Verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel
kabinet, om een activiteit uit te oefenen bij een erkende politieke groep van een wetgevende vergadering van de Federale Staat, een Gemeenschap of een Gewest, of bij de voorzitter van één van die groepen of wegens terbeschikkingstelling van de Koning of een Prins of een Prinses van België
Art. 44.De commissaris mag, mits advies van de gouverneur, door de Minister gemachtigd worden om een tijdelijke opdracht te aanvaarden voor zover de taken die hij uitvoert in het kader van die opdracht hem in staat stellen zijn ambt van commissaris uit te oefenen.
Titel VI. - Tuchtregeling
Art. 45.De commissaris die zijn plichten verzuimt of een strafrechtelijke veroordeling opliep kan gestraft worden met volgende sancties : 1° berisping;2° inhouding van wedde;3° lagere inschaling zoals omschreven in artikel 169, lid 1, van de Waalse Ambtenarencode;4° ontslag van ambtswege;5° afzetting.
Art. 46.De inhouding van wedde kan enkel worden uitgesproken voor een langere periode dan drie maanden. De inhouding van wedde mag niet hoger zijn dan één vijfde van de nettobezoldiging zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Art. 47.De bepalingen van de artikelen 170, 171 en 172, § 3, van het Wetboek betreffende de tuchtregeling zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 48.De Minister kan de gouverneur gelasten een tuchtvordering in te stellen voor de feiten die hij aangeeft en een voorstel tot tuchtstraf overmaken.
Art. 49.De gouverneur kan een tuchtvordering instellen en een voorstel tot tuchtstraf uitspreken ten opzichte van de commissaris die onder zijn gezag staat.
Art. 50.§ 1. De gouverneur roept de commissaris op, die gehoord wordt in zijn verweer in het bijzijn van een personeelslid van minstens rang A2 van het Overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene Zaken.
Als de gouverneur het ontslag van ambtswege of de afzetting voorstelt, roept de Minister de commissaris op. § 2. Elke oproeping gebeurt bij aangetekend schrijven en omvat minstens volgende gegevens : 1° de ten laste gelegde feiten;2° de door de gouverneur voorgestelde tuchtstraf;3° de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting;4° de vermelding van het recht van betrokkene om zich te laten bijstaan door een raadsman of zich te laten vertegenwoordigen door hem in geval van wettige verhindering;5° de plaats waar en de termijn waarin inzage in het tuchtdossier kan worden genomen en het recht om kosteloos fotokopies te maken.
Art. 51.Proces-verbaal wordt opgemaakt van het horen van de commissaris. Het proces-verbaal wordt behoorlijk ondertekend door de commissaris en door de persoon die als secretaris optrad bij het verhoor.
Elke persoon die een verhoor bijwoont is tot geheimhouding gedwongen.
Art. 52.De berisping of de inhouding op de wedde worden door de gouverneur opgelegd.
Het voorstel tot lagere inschaling, het ontslag van ambtswege of de afzetting wordt opgesteld door de gouverneur en per aangetekend schrijven aan de commissaris medegedeeld.
Daarin worden de verschillende beroepsmogelijkheden vermeld.
Art. 53.De commissaris gehoord, worden de Ministerraad en de commissaris binnen de vijftien dagen door de Minister over diens voornemen ingelicht indien laatstgenoemde het ontslag van ambtswege of de afzetting als tuchtstraf wenst op te leggen. De Regering spreekt zich binnen de dertig dagen uit te rekenen van de ontvangst van het eensluidend advies van de Ministerraad.
Art. 54.De commissaris beschikt over een beroep bij de kamer van beroep van de ambtenaren-generaal bedoeld in artikel 335 van het Wetboek.
Art. 55.De lagere inschaling wordt door de Regering opgelegd.
Het ontslag van ambtswege of de afzetting worden door de Regering opgelegd na eensluidend advies van de Ministerraad.
Art. 56.De bepalingen van de artikelen 170 tot en met 182 van het Wetboek betreffende de tuchtregeling zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 57.De doorhaling van de tuchtstraffen wordt van ambtswege uitgevoerd na een termijn die ingaat op de datum waarop de straf is opgelegd.
De doorhaling heeft als enig gevolg elke vermelding van of verwijzing naar de tuchtstraf uit het dossier te nemen.
Art. 58.De tuchtrechtelijke overheid mag geen nieuwe tuchtvordering opstarten voor feiten waarvoor de commissaris reeds veroordeeld werd, behalve indien nieuwe elementen de heropening van het dossier verantwoorden.
Art. 59.Bij gerechtelijke vervolging kan de tuchtprocedure verder worden gezet met een gemotiveerde beslissing van de Minister.
De tuchtstraf wordt door de Regering bevestigd, ingetrokken dan wel aangepast binnen de zes maanden te rekenen van de dag waarin een gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden.
Titel VII. - Verlies van de hoedanigheid van commissaris en ambtsneerlegging
Art. 60.De bepalingen van de artikelen 228 en 229 van het Wetboek betreffende het verlies van hoedanigheid van personeelslid zijn van toepassing op de commissarissen.
Voor de toepassing van artikel 229, 1°, van het Wetboek worden onder de woorden " het Overkoepelend Directoraat-generaal Personeel en Algemene zaken " de woorden " de gouverneur " verstaan.
Titel VIII. - Geldelijk statuut. HOOFDSTUK I. - Wedde
Art. 61.Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° " schaal A4 " : de weddeschaal A4, opgenomen in bijlage XIII bij het Wetboek;2° " schaal A4S " : de weddeschaal A4S, opgenomen in bijlage XIII bij het Wetboek;3° " schaal A3 " : de weddeschaal A3, opgenomen in bijlage XIII bij het Wetboek.
Art. 62.De jaarlijkse wedde van de commissaris wordt vastgesteld in schaal A4.
Art. 63.De commissaris die voldoet aan hiernavolgende voorwaarden wordt bij verhoging in weddeschaal bevorderd : 1° een anciënniteit in de ambtsuitoefening hebben van acht jaar voor de bevordering in de schaal A4S en zestien jaar voor de bevordering in de schaal A3;2° aantonen dat de evaluatie positief is;3° niet getroffen zijn door een definitieve en niet-geschrapte tuchtsanctie.
Art. 64.De bepalingen van de artikelen 244, § 1, 245 et 246, § 1, van het Wetboek zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 65.De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. HOOFDSTUK II. - Geldelijke anciënniteit
Art. 66.De bepalingen van de artikelen 238 tot en met 242 van het Wetboek betreffende de geldelijke anciënniteit zijn van toepassing op de commissarissen.
Art. 67.De diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit worden door de gouverneur vastgesteld op aanvraag van de commissaris die alle nuttige bewijsgegevens bij zijn aanvraag voegt.
De in aanmerking genomen diensten worden in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. HOOFDSTUK III. - Toelagen Afdeling I. - Vakantiegeld
Art. 68.De bepalingen van de artikelen 261 tot en met 263, 265, 266 en 267, en 269 tot en met 272 van het Wetboek betreffende de tuchtregeling zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling II. - Eindejaarspremie
Art. 69.De bepalingen van de artikelen 273, 274, 1°, 4° en 5°, 275, 277 en 279 tot en met 281 van het Wetboek betreffende de tuchtregeling zijn van toepassing op de commissarissen. HOOFDSTUK IV. - Vergoedingen Afdeling I. - Representatievergoeding
Art. 70.De commissaris krijgt een forfaitaire vergoeding voor representatiekosten ten bedrage van 1.200 euro jaarlijks.
Die vergoeding wordt maandelijks in twaalfden aan het einde van de maand betaald, gelijk met de wedde. Deze vergoeding wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138 van 1 januari 1990. Afdeling II. - Vergoedingen voor reis-, verblijf- en
verplaatsingskosten op de weg naar het werk.
Art. 71.§ 1. De bepalingen van de artikelen 519 tot en met 538 van het Wetboek betreffende de reiskosten zijn van toepassing op de commissarissen. § 2. De bepalingen van de artikelen 539 tot en met 545 van het Wetboek betreffende de verblijfkosten zijn van toepassing op de commissarissen. § 3. De bepalingen van de artikelen 546 tot en met 559 van het Wetboek betreffende de verplaatsingskosten op weg naar het werk zijn van toepassing op de commissarissen. § 4. De Minister van Ambtenarenzaken regelt de gevallen waarvoor een gepaste oplossing vereist wordt. Afdeling III. - Interimtoelage
Art. 72.§ 1. Er wordt een interimtoelage toegekend voor elk personeelslid van niveau A in de zin van artikel 5, lid 2, 1°, van het Wetboek dat gedurende minstens één maand het ambt van commissaris uitoefent. § 2. De toelage wordt maandelijks aan het einde van de maand betaald.
Wanneer deze vergoeding voor een gehele maand betaald wordt, is het bedrag ervan gelijk aan 1/50e van de minimum brutto-jaarwedde van het uitgeoefende ambt zonder dat het meer mag bedragen dan het verschil tussen de brutto-maandwedde die de interimaris zou krijgen als hij in dat ambt benoemd zou worden en de brutto-maandwedde die hij in zijn eigen ambt zou krijgen.
Indien de vergoeding niet voor een gehele maand verschuldigd is, wordt zij uitbetaald tegen 1/30e van het maandbedrag per gepresteerde dag. § 3. De vergoeding wordt in dezelfde mate verhoogd of verminderd als de wedde van de titularis van het uitgeoefende ambt met verwijzing naar de gezondheidsindex. Afdeling IV. - Vertrektoelage.
Art. 73.De bepalingen van artikel 286 van het Wetboek betreffende de vertrektoelage zijn van toepassing op de commissarissen. Afdeling V. - Vergoeding voor begrafeniskosten
Art. 74.De bepalingen voor de toekenning van een vergoeding voor begrafeniskosten bij overlijden van een personeelslid, van toepassing op de personeelsleden van de diensten van de Regering, zijn van toepassing op de commissarissen.
Titel IX. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 75.Opgeheven worden : - het koninklijk besluit van 16 februari 1937 betreffende de inruststelling van de provinciegouverneurs en de arrondissementscommissarissen, voor wat betreft de betalingen met betrekking tot de arrondissementscommissarissen; - het koninklijk besluit van 15 juni 1960 tot vaststelling van de waarnemingstoelage voor de uitoefening van het ambt van provinciegouverneur, provinciegriffier of arrondissementscommissaris; - tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1983 en het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1983 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de arrondissementscommissarissen; - het koninklijk besluit van 7 augustus 1996 gewijzigd bij de besluiten van 22 juli 1999 en 20 maart 2000 betreffende de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen; - het ministerieel besluit van 9 juni 1998Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 09/06/1998 pub. 23/06/1998 numac 1998000386 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot toekenning van een forfaitaire toelage aan de adjunct-arrondissementscommissaris die bevoegd is voor het Duitse taalgebied sluiten tot toekenning van een forfaitaire toelage aan de adjunct-arrondissementscommissaris die bevoegd is voor het Duitse taalgebied; - het koninklijk besluit van 3 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/1999 pub. 01/06/1999 numac 1999000395 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken sluiten tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 2001 voor wat betreft de bepalingen met betrekking tot de arrondissementscommissaris.
Art. 76.Voor de commissarissen die dat ambt uitoefenden op 12 december 1987 blijft de weddeberekening vastgesteld in weddeschaal A3 met behoud van de anciënniteit die hen toegekend is bij hun benoeming.
Voor de toepassing van lid 1 dient onder " weddeschaal A3 " : de weddeschaal A3, opgenomen in bijlage XIII bij het Wetboek verstaan te worden.
De commissarissen die in ambt traden na 12 december 1987 en voor de inwerkingtreding van dit besluit worden geacht de voorwaarde te vervullen vastgesteld bij artikel 63, 2°, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 77.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.
Art. 78.De Minister van Plaatselijke Besturen en de Stad is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 12 mei 2011.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN