Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 10 februari 2022
gepubliceerd op 24 februari 2022

Besluit van de Waalse Regering betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling

bron
waalse overheidsdienst
numac
2022020340
pub.
24/02/2022
prom.
10/02/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de duurzaamheidscriteria van de biomassa voor de productie van energie en de broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 15 oktober 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 28/10/2020 numac 2020204339 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 16/12/2020 numac 2020043950 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2020 sluiten betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten, artikel 14, § 1;

Gelet op het decreet van 12 april 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/04/2001 pub. 01/05/2001 numac 2001027238 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt sluiten betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 37 tot 39, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 2 mei 2019;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling;

Gelet op het rapport van 24 augustus 2020 opgemaakt krachtens artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203532 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies van het transversaal Comité van de biomassa, gegeven op 27 augustus 2021;

Gelet op het advies 70.550/4 van de Raad van State, gegeven op 24 december 2021, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de beleidsgroep "Energie", gegeven op 3 september 2021;

Gelet op het advies van de "Fédération des biométhaniseurs agricoles", gegeven op 19 augustus 2021;

Gelet op het advies van Edora, gegeven op 27 augustus 2021;

Gelet op het advies van de "Fédération wallonne de l'agriculture" (Waalse landbouwbond), gegeven op 27 augustus 2021;

Gelet op het advies van de "Union wallonne des entreprises", uitgebracht op 30 augustus 2021;

Overwegende dat de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria bedoeld in richtlijn 2018/2001, die door dit besluit gedeeltelijk wordt omgezet, bepalen welke energie uit vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen in aanmerking kan worden genomen voor de doeleinden van : - het bijdragen aan het in artikel 3, lid 1, vastgestelde streefcijfer van de Unie en het aandeel hernieuwbare energie van het Waalse Gewest; - het meten van de naleving van de verplichtingen tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen; - het in aanmerking komen voor financiële steun voor het verbruik van vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen;

Op de voordracht van de Minister van Energie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen wordt bij dit besluit gedeeltelijk omgezet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° afvalstof: afvalstof bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen met uitzondering van stoffen die doelbewust zijn gewijzigd of besmet om aan die definitie te voldoen;2° biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong;3° "agrarische biomassa": van landbouw afkomstige biomassa;4° bosbiomassa: van bosbouw afkomstige biomassa;5° biomassabrandstoffen: gasvormige of vaste brandstoffen die uit biomassa worden geproduceerd;6° biogas: gasvormige brandstof die uit biomassa wordt geproduceerd;7° bio-afval: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;8° oorsprongsgebied: het geografisch omschreven gebied waar de grondstof voor bosbiomassa vandaan komt, waarvan betrouwbare en onafhankelijke informatie beschikbaar is en waar de omstandigheden voldoende homogeen zijn voor het beoordelen van het risico inzake de duurzaamheids- en rechtmatigheidskenmerken van de biomassa;9° herbebossing: het herstel van een bosareaal langs natuurlijke of kunstmatige weg, nadat de vorige begroeiing door het omhakken ervan of als gevolg van natuurlijke oorzaken, zoals brand of storm, is verwijderd;10° vloeibare biomassa: uit biomassa geproduceerde vloeibare brandstof voor andere energiedoeleinden dan vervoer, waaronder elektriciteit, verwarming en koeling;11° brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof: vloeibare en gasvormige brandstoffen die worden geproduceerd uit vloeibare of vaste afvalstromen van niet-hernieuwbare oorsprong die niet geschikt zijn voor terugwinning van materialen of uit afvalverwerkings- en uitlaatgas van niet-hernieuwbare oorsprong die worden geproduceerd als een onvermijdelijk en onbedoeld gevolg van het productieproces in industriële installaties;12° vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik: vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen waarvan de grondstoffen zijn geproduceerd in het kader van regelingen die verplaatsingseffecten van op voedsel- en voedergewassen gebaseerde vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen vermijden middels verbeterde landbouwmethodes, evenals door middel van het verbouwen van gewassen op arealen die voordien niet werden gebruikt voor het verbouwen van gewassen, en die werden geproduceerd overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa;13° brandstofleverancier: de entiteit die de markt brandstof levert en die brandstof langs een punt voert waar accijns wordt geheven;14° residu: een stof die niet het rechtstreekse doel van een productieproces zijnde eindproduct is;het vormt geen hoofddoel van het productieproces en het proces is niet opzettelijk gewijzigd voor het produceren ervan; 15° van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige residuen: residuen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de landbouw, de aquacultuur, de visserij en de bosbouw, en die geen residuen van aanverwante bedrijfstakken of van verwerking omvatten;16° feitelijke waarde: de broeikasgasemissiereductie die bereikt wordt met bepaalde of met alle stappen van een specifiek productieproces voor vloeibare biomassa of biomassabrandstof als berekend volgens de door de Minister vastgelegde werkwijze;17° typische waarde: een raming van de broeikasgasemissie en broeikasgasemissiereductie voor een bepaalde productieketen van vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen, die representatief is voor het verbruik in de Europese Unie;18° standaardwaarde: een waarde die is afgeleid van een typische waarde middels toepassing van tevoren vastgestelde factoren en die, onder bepaalde voorwaarden, gebruikt mag worden in plaats van een feitelijke waarde;19° Richtlijn 2018/2001: Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;20° nominaal thermisch ingangsvermogen: onder nominaal thermisch ingangsvermogen (Pn) wordt verstaan de maximale hoeveelheid thermische energie per tijdseenheid aan de ingang van het productieapparaat, uitgedrukt op basis van de door de fabrikant vastgestelde en gegarandeerde calorische onderwaarde, die door de brandstof kan worden geleverd en door het verbrandingsapparaat in continubedrijf kan worden verbruikt;21° warmtekrachtkoppeling: gelijktijdige opwekking in één proces van thermische energie en elektrische en/of mechanische energie;22° hoogrenderende warmtekrachtkoppeling: hoogrenderende warmtekrachtkoppeling is een vorm van warmtekrachtkoppeling die een besparing op primaire energie oplevert van ten minste tien procent ten opzichte van de basislijn waarbij dezelfde hoeveelheid warmte en elektriciteit of mechanische energie afzonderlijk wordt geproduceerd;23° kwaliteitswarmtekrachtkoppeling: gecombineerde productie van warmte en elektriciteit, ontworpen op basis van de warmte- of koelingsbehoeften van de afnemer, die energiebesparingen oplevert ten opzichte van de afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheden warmte en elektriciteit en, in voorkomend geval, van kou in de moderne referentie-installaties waarvan de jaarlijkse exploitatierendementen jaarlijks door de Administratie bepaald en bekendgemaakt worden;24° verbranding: de productie, in één continu proces van exotherme oxidatie, van thermische energie;25° beheers- en opvolgingsdocument: het document waarin de toestand van een onroerend goed vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt wordt beschreven, de beheersdoelstellingen op middellange of lange termijn en de planning van de kap en de werkzaamheden ;26° "TCB": het transversaal Comité voor biomassa-energie, waarvan de opdrachten in artikel 20 van dit besluit worden vastgesteld;27° conformiteitsbeoordelingsinstantie: de instantie zoals bepaald in artikel 2, 13) van Verordening (EG) nr.765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93; 30° certificaat van garantie van oorsprong: het certificaat dat aan een productiesite wordt afgeleverd overeenkomstig de wetgeving betreffende de markten voor gas, elektriciteit en thermische energie, en waaruit blijkt dat de hoeveelheden energie die door deze site uit hernieuwbare energiebronnen of door warmtekrachtkoppeling worden geproduceerd, duidelijk kunnen worden geïdentificeerd en gemeten, en dat deze energie in voorkomend geval kan worden gekwalificeerd en verkocht onder het label van gegarandeerde energie van hernieuwbare oorsprong of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling; 28° vast stedelijk afval: door of voor gemeenten ingezameld en verwerkt afval, d.w.z. huishoudelijk afval, soortgelijk afval van commerciële activiteiten, kantoren, instellingen en kleine bedrijven, alsmede afval afkomstig van het onderhoud van de tuinen en groene ruimten, straatreinigingsafval, de inhoud van openbare vuilnisbakken en marktafval, mits behandeld als huishoudelijk afval; 29° levering: het geheel van grondstoffen met dezelfde kenmerken inzake duurzaamheid en reductie van broeikasgasemissies; 30° massabalans: de balans die de verhouding tussen input en output vaststelt, d.w.z. de balans van een bepaalde stof in een gedefinieerd systeem, waarbij rekening wordt gehouden met de vorming of ontbinding van die stof in het systeem.

Met betrekking tot lid 1, 20°, wordt het nominaal thermisch ingangsvermogen berekend aan de hand van de volgende vergelijking: Pn = qv x Hi, waarin qv het brandstofvolumedebiet is en Hi de calorische onderwaarde van de brandstof;

Met betrekking tot lid 1, 22°, worden kleinschalige warmtekrachtkoppelingseenheden en micro-warmtekrachtkoppelingseenheden die een besparing op primaire energie opleveren, ook beschouwd als hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.

Met betrekking tot lid 1, 27°, geven de conformiteitsbeoordelingsinstanties: 1° een certificaat aan marktdeelnemers op basis van een certificatieregeling als bedoeld in dit besluit;2° een verklaring van verificatie aan een marktdeelnemer om aan te tonen dat hij voldoet aan de wettelijke duurzaamheidscriteria of een deel ervan;3° een jaarlijkse verklaring van overeenstemming aan een energieproducent, gebaseerd op de vereisten van het verificatieprotocol voor de duurzaamheid van biomassa. Met betrekking tot lid 1, 29°, sluit de definitie afval van de behandeling van stedelijk afvalwater alsook afval van bouw- en sloopactiviteiten uit. HOOFDSTUK II. - Duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 3.Voor de toepassing van richtlijn 2018/2001 wordt energie uit vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen enkel in aanmerking genomen indien ze voldoet aan de in de in de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk bedoelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsook aan het in artikel 4 bepaalde geval voldoet: De in het eerste lid bedoelde doeleinden zijn: 1° het bijdragen aan het in artikel 3, § 1, van richtlijn 2018/2001 vastgestelde streefcijfer van de Unie en het aandeel hernieuwbare energie van het Waalse Gewest;2° het in aanmerking komen voor financiële steun voor het verbruik van vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen, die door de Regering wordt toegekend.

Art. 4.§ 1. Vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die vervaardigd zijn uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen die eerst in een product zijn verwerkt alvorens zij verder worden verwerkt in vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen hoeven alleen te voldoen aan de in artikel 11 bepaalde broeikasgasemissiereductiecriteria om krachtens artikel 3 in aanmerking te worden genomen.

De in artikel 11 bepaalde broeikasgasemissiereductiecriteria gelden niet voor elektriciteit, verwarming en koeling die worden geproduceerd uit vast stedelijk afval.

Biomassabrandstoffen voldoen aan de in de artikelen 5 tot 11 bepaalde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria indien zij worden gebruikt in installaties voor de productie van elektriciteit of thermische energie: 1° met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 20 MW of meer in het geval van vaste biomassabrandstoffen of;2° of met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 2 MW of meer in het geval van gasvormige biomassabrandstoffen.3° Voor vloeibare biomassa geldt geen minimumdrempel. § 2. De Minister kan lagere drempelwaarden vaststellen dan de in paragraaf 1, derde lid, bedoelde drempelwaarden, teneinde het toepassingsgebied van de in de artikelen 5 tot en met 11 bedoelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria uit te breiden tot een groter aantal installaties.

De in de artikelen 5 tot 11 bepaalde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria gelden ongeacht de geografische herkomst van de biomassa.

De Minister kan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria specificeren, alsmede de wijze waarop deze moeten worden gecontroleerd. Afdeling 2. - Duurzaamheidscriteria voor agrarische biomassa

Art. 5.De vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit agrarische biomassa die krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen, mogen niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land met een hoge biodiversiteitswaarde, d.w.z. land dat in of na januari 2008 een van de hierna vermelde statussen had, ongeacht of het die status nog steeds heeft: 1° oerbos en andere beboste gronden, d.w.z. bos en andere beboste gronden met inheemse soorten, waar geen duidelijk zichtbare tekenen van menselijke activiteiten zijn en de ecologische processen niet in aanzienlijke mate zijn verstoord; 2° bos met grote biodiversiteit en andere beboste grond die rijk is aan soorten en niet is aangetast, of die door de betrokken bevoegde autoriteit is aangemerkt als grond met grote biodiversiteit, tenzij wordt aangetoond dat de productie van de grondstof in kwestie geen invloed heeft op die natuurbeschermingsdoeleinden;3° gebieden die : a) bij decreet of besluit voor natuurbeschermingsdoeleinden zijn aangewezen, of b) voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten die bij internationale overeenkomst zijn erkend of opgenomen zijn op lijsten van intergouvernementele organisaties of van de International Union for the Conservation of Nature, zijn aangewezen, mits die gebieden zijn erkend overeenkomstig artikel 16; tenzij wordt aangetoond dat de productie van de grondstof in kwestie geen invloed heeft op die natuurbeschermingsdoeleinden; 4° grasland met grote biodiversiteit van meer dan een hectare dat: a) natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen grasland zou blijven en dat zijn natuurlijke soortensamenstelling en ecologische kenmerken en processen behoudt, of b) niet-natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen zou ophouden grasland te zijn, dat rijk is aan soorten en niet is aangetast en door het Waalse Gewest is aangemerkt als grasland met grote biodiversiteit, tenzij is aangetoond dat de oogst van de grondstoffen noodzakelijk is voor het behoud van de status van grasland met grote biodiversiteit.

De Minister kan de modaliteiten tot toepassing van dit artikel bepalen.

Art. 6.De vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit agrarische biomassa die krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen, mogen niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land met hoge koolstofvoorraden, d.w.z. land dat in januari 2008 een van de hierna vermelde statussen had maar deze status niet langer heeft: 1° waterrijke gebieden, d.w.z. land dat permanent of tijdens een groot gedeelte van het jaar onder water staat of verzadigd is met water; 2° permanent beboste gebieden, d.w.z. gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 30 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken; 3° gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van 10 tot 30 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken, tenzij aangetoond wordt dat de voor en na omschakeling aanwezige koolstofvoorraden van een zodanige omvang zijn dat bij toepassing van de door de Minister vastgestelde methode aan de voorwaarden van lid 11 van dit artikel zou zijn voldaan. Het eerste lid is niet van toepassing op land dat, op het tijdstip dat de grondstof werd verkregen, dezelfde status had als in januari 2008.

De Minister kan de modaliteiten tot toepassing van dit artikel bepalen.

Art. 7.Vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit agrarische biomassa die krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen, mogen niet zijn geproduceerd uit grondstoffen verkregen van land dat in januari 2008 veengebied was, tenzij wordt aangetoond dat de teelt en oogst van die grondstof geen ontwatering van een voorheen niet-ontwaterde bodem met zich meebrengen.

De Minister kan de modaliteiten tot toepassing van dit artikel bepalen.

Art. 8.Vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden geproduceerd uit niet uit bosbouw maar uit landbouwgrond afkomstige afvalstoffen en residuen worden krachtens artikel 3 in aanmerking genomen indien de exploitanten of het Waalse Gewest toezicht- of beheerplannen hebben om de effecten op de bodemkwaliteit en de koolstof in de bodem aan te pakken.

De in het eerste lid bedoelde informatie over hoe op die effecten wordt toegezien en hoe zij worden beheerd wordt aan de Administratie overgemaakt volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten.

De Minister kan de modaliteiten tot toepassing van dit artikel bepalen. Afdeling 3. - Duurzaamheidscriteria voor bosbiomassa

Art. 9.De vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa die krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen, voldoen aan de volgende criteria om het risico op het gebruik van bosbiomassa uit niet-duurzame productie tot een minimum te beperken: 1° in het land waar de bosbiomassa is geoogst, is nationale of subnationale wetgeving van kracht die van toepassing is op de oogst, alsmede toezichts- en handhavingssystemen die ervoor zorgen dat: a) de activiteiten met betrekking tot het oogsten wettig zijn;b) de gebieden waar is geoogst, worden herbebost;c) gebieden die bij internationaal of nationaal recht of door de desbetreffende bevoegde autoriteit zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden, met inbegrip van waterrijke gebieden en veengebieden, worden beschermd, d) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden, teneinde de nadelige effecten tot een minimum te beperken, en e) er zodanig wordt geoogst dat de productiecapaciteit van het bos op lange termijn behouden blijft of vergroot wordt;2° indien geen in 1° bedoeld criterium beschikbaar is, worden vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa krachtens artikel 3 in aanmerking genomen, indien op het niveau van het oorsprongsgebied van het bos beheersystemen voorhanden zijn waarbij ervoor gezorgd wordt dat: a) de activiteiten met betrekking tot het oogsten wettig zijn;b) de gebieden waar is geoogst, worden herbebost;c) gebieden die bij internationaal of nationaal recht of door de desbetreffende bevoegde autoriteit zijn aangewezen voor natuurbeschermingsdoeleinden, met inbegrip van waterrijke gebieden en veengebieden, worden beschermd, tenzij wordt aangetoond dat de oogst van die grondstof geen invloed heeft op die natuurbeschermingsdoeleinden;d) het oogsten op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden, teneinde de nadelige effecten tot een minimum te beperken;e) er zodanig wordt geoogst dat de productiecapaciteit van het bos op lange termijn behouden blijft of vergroot wordt.

Art. 10.De vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa die krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen, voldoen aan de volgende eisen inzake landgebruik, wijzigingen in het landgebruik en bosbouw (LULUCF): 1° het land waaruit de bosbiomassa afkomstig is of de regionale organisatie voor economische integratie waaronder de bosbiomassa valt moet: a) een partij zijn bij de Overeenkomst van Parijs, b) een nationaal bepaalde bijdrage (NDC) geleverd hebben aan het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die betrekking heeft op emissies en verwijderingen van landbouw, bosbouw en landgebruik om ervoor te zorgen dat wijzigingen in de koolstofvoorraad die verband houden met de oogst van biomassa meegeteld worden voor het in de NDC gespecificeerde streefcijfer van het land voor het verminderen of beperken van broeikasgasemissies;c) er nationale of subnationale wetgeving is, overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst van Parijs, die van toepassing is op de oogst, met het oog op instandhouding en versterking van koolstofvoorraden en -putten, en die aantoont dat de in de LULUCF-sector gerapporteerde emissies niet hoger liggen dan de verwijderingen;2° indien geen in 1° bedoeld criterium beschikbaar is, worden vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen uit bosbiomassa krachtens artikel 3 in aanmerking genomen, indien op het niveau van het oorsprongsgebied van het bos beheersystemen voorhanden zijn om ervoor te zorgen dat de niveaus van de koolstofvoorraden en -putten in het bos voor lange termijn worden gehandhaafd of versterkt. Afdeling 4. - Berekening van de broeikasgasemissiereducties

Art. 11.§ 1. Om krachtens artikel 3 in aanmerking te worden genomen, bedraagt de broeikasgasemissiereductie ten gevolge van het gebruik van vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen: 1° ten minste 50 % voor biogas dat wordt verbruikt in de vervoerssector en vloeibare biomassa die worden geproduceerd in installaties die operationeel waren op of vóór 5 oktober 2015;2° ten minste 60 % voor biogas dat wordt verbruikt in de vervoerssector en vloeibare biomassa die worden geproduceerd in installaties die operationeel zijn vanaf 5 oktober 2015 tot 31 december 2020;3° ten minste 65 % voor biogas dat wordt verbruikt in de vervoerssector en vloeibare biomassa die worden geproduceerd in installaties die operationeel zijn na 1 januari 2021;4° ten minste 70 % voor de productie van elektriciteit, verwarming en koeling uit biomassabrandstoffen die worden gebruikt in installaties die operationeel zijn na 1 januari 2021 tot 31 december 2025;5° ten minste 80 % voor de productie van elektriciteit, verwarming en koeling uit biomassabrandstoffen die worden gebruikt in installaties die operationeel zijn na 1 januari 2026. Een installatie wordt geacht operationeel te zijn zodra de fysieke productie van biogas dat wordt verbruikt in de vervoerssector, en vloeibare biomassa, en de fysieke productie van verwarming en koeling, en uit biomassabrandstoffen, is gestart. § 2. Indien een installatie waarop artikel 4, § 1, derde lid, van toepassing is en die vóór 1 januari 2021 in gebruik is genomen, in aanmerking wenst te komen voor het verlengingsmechanisme in de zin van artikel 15ter, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling, dient zij te voldoen aan het broeikasgasemissiereductiecriterium van dit artikel vanaf de datum van de wijziging van het garantiecertificaat van oorsprong waarin de wijzigingen in verband met de verlenging zijn vastgelegd.

De broeikasgasemissiereductie door het gebruik van biogas dat wordt verbruikt in de vervoerssector, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die worden gebruikt in installaties die verwarming, koeling en elektriciteit produceren, wordt berekend overeenkomstig artikel 12.

Art. 12.Met het oog op de toepassing van artikel 11 wordt de broeikasgasemissiereductie door het gebruik van vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen berekend op één van de volgende manieren: 1° indien het door de Minister bepaalde systeem voorziet in een standaardwaarde voor de broeikasgasemissiereductie met betrekking tot de productieketen en indien de e1-waarde voor deze vloeibare biomassa, berekend overeenkomstig het door de Minister bepaalde systeem, gelijk is aan of lager is dan nul, wordt die standaardwaarde gebruikt ;2° de werkelijke waarde, berekend overeenkomstig de door de Minister vastgestelde methode, wordt gebruikt ;3° de berekende waarde die de som is van de factoren in de formules waarnaar in het door de Minister vastgestelde systeem wordt verwezen, wordt gebruikt. Afdeling 5. - Productie van elektriciteit of warmte uit

biomassabrandstoffen

Art. 13.§ 1. Elektriciteit en warmte uit biomassabrandstoffen worden krachtens artikel 3 in aanmerking worden genomen als ze aan één of meer van de volgende eisen voldoen: 1° ze is geproduceerd in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 50 MW, of 2° ze is, voor installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen tussen 50 en 100 MW, geproduceerd met hoogrenderende warmtekrachtkoppelingtechnologie, of in alleen op elektriciteit werkende installaties, die voldoen aan een met de best beschikbare technieken geassocieerd energie-efficiëntieniveau (BBT-GEEN's) zoals gedefinieerd in Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 van de Commissie van 31 juli 2017 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor grote stookinstallaties;3° ze is, voor installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 100 MW, geproduceerd met ofwel hoogrenderende warmtekrachtkoppelingtechnologie, of ze is, in alleen op elektriciteit werkende installaties die een netto elektrische efficiëntie behalen van ten minste 36 %;4° ze is geproduceerd uit biomassa gecombineerd met afvang en opslag van CO2. § 2. Krachtens artikel 3 worden op elektriciteit werkende installaties alleen in aanmerking genomen indien zij fossiele brandstoffen niet als voornaamste brandstof gebruiken en alleen indien er geen kosteneffectief potentieel voor de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppelingstechnologie is volgens de beoordeling overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG. § 3. Voor de toepassing van artikel 3, 1° en 2°, is dit artikel alleen van toepassing op installaties die na 25 december 2021 operationeel zijn of worden omgebouwd voor het gebruik van biomassabrandstoffen. § 4. Voor de toepassing van artikel 3, 3°, laat dit artikel de steun die wordt verleend in het kader van steunregelingen overeenkomstig artikel 4 van richtlijn 201/2001 die uiterlijk 25 december 2021 worden goedgekeurd, onverlet. § 5. Paragraaf 1 is niet van toepassing op elektriciteit van installaties die het onderwerp zijn van een beslissing van de Europese Commissie ten gevolge van een specifieke kennisgeving van België, waarin het bestaan van risico's voor de voorzieningszekerheid van elektriciteit terdege wordt onderbouwd. Afdeling 6. - Controle op de naleving van de duurzaamheids- en

broeikasgasemissiereductiecriteria

Art. 14.§ 1. Wanneer vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen in aanmerking moeten worden genomen voor de doeleinden, bedoeld in artikel 23 van Richtlijn 2018/2001 en in artikel 3 van dit besluit, tonen de marktdeelnemers aan dat is voldaan aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria bedoeld in de artikelen 5 tot en met 11. § 2. Daartoe gebruiken de marktdeelnemers een massabalanssysteem dat: 1° toelaat leveringen van grondstoffen of brandstoffen met verschillende duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken te mengen, bijvoorbeeld in een container, verwerkings- of logistieke faciliteit of transmissie- en distributie-infrastructuur of -locatie;2° toelaat leveringen van grondstoffen met verschillende energie-inhoud te mengen met het oog op de verdere verwerking, mits de omvang van de leveringen aan de energie-inhoud ervan is aangepast;3° vereist dat informatie over de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken en de omvang van de in 1° bedoelde leveringen aan het mengsel toegewezen blijven;4° bepaalt dat de som van alle leveringen die uit het mengsel zijn gehaald dezelfde duurzaamheidscriteria heeft, in dezelfde hoeveelheden, als de som van alle leveringen die aan het mengsel worden toegevoegd en vereist dat die balans binnen een passende tijdsduur wordt bereikt. § 3. Het massabalanssysteem zorgt ervoor dat elke levering slechts éénmaal onder artikel 7, § 1, eerste lid, van richtlijn 2018/2001 geteld wordt voor het berekenen van het bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen en bevat informatie over de al dan niet geboden ondersteuning voor de productie van die levering en, in voorkomend geval, over het type steunverlening.

Art. 15.Wanneer een levering wordt verwerkt, wordt de informatie over de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken aangepast en toegewezen aan de verkregen output overeenkomstig de volgende regels: 1° als de verwerking van een levering grondstoffen slechts leidt tot één output die bedoeld is voor de productie van vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen worden de omvang van de levering en de desbetreffende duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiekenmerken aangepast door toepassing van een omzettingsfactor die de verhouding weergeeft tussen de massa van de output die bestemd is voor dergelijke productie, en de massa van de grondstof vóór verwerking;2° als de verwerking van een levering grondstoffen leidt tot meer dan één output die bedoeld is voor de productie van vloeibare biomassa of biomassabrandstoffen wordt voor elke output een afzonderlijke omzettingsfactor toegepast en een afzonderlijke massabalans gebruikt.

Art. 16.Het bewijs van de duurzaamheid van bosbiomassa of agrarische bouwbiomassa wordt geleverd als de producent beschikt over een van de vrijwillige certificeringen die door de Europese Commissie zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 2018/2001.

De vrijwillige certificering wordt jaarlijks gecontroleerd door een conformiteitsbeoordelingsinstantie.

Art. 17.§ 1. De duurzaamheid van uit biomassabrandstoffen geproduceerde warmte, waarbij geen elektriciteit wordt geproduceerd, wordt gemonitord overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedure.

Bij de indiening van zijn aanvraag voor een milieuvergunning verklaart de projectontwikkelaar dat hij contact heeft opgenomen met de certificerende instanties. § 2. Elke overheidssteun voor de installaties waarop dit besluit betrekking heeft, is afhankelijk van de overlegging van een bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

De afgifte van het certificaat van garantie van oorsprong is afhankelijk van de overlegging van het bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

Het TCB valideert het certificaat van garantie van oorsprong en controleert het jaarlijks.

Art. 18.§ 1. Het bewijs van de duurzaamheid van elektriciteit en warmtekrachtkoppeling geproduceerd uit biomassabrandstoffen wordt door de producent geleverd overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling.

Bij de indiening van zijn aanvraag voor een milieuvergunning verklaart de projectontwikkelaar dat hij contact heeft opgenomen met de certificerende instanties. § 2. Elke overheidssteun voor de installaties waarop dit besluit betrekking heeft, is afhankelijk van de overlegging van een bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

De afgifte van het certificaat van garantie van oorsprong is afhankelijk van de overlegging van het bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

De producent moet het bewijs van duurzaamheid, bedoeld in artikel 16, met het oog op de jaarlijkse controle toezenden aan een van de door de Minister erkende instanties.

Art. 19.§ 1. De duurzaamheid van het in het gassysteem geïnjecteerde en uit biomassabrandstoffen geproduceerde biomethaan wordt gemonitord overeenkomstig de in dit artikel vastgelegde procedure.

Het bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16 is de verantwoordelijkheid van de producent van biomethaan, ongeacht het gebruik van het biomethaan na de injectie ervan in het net.

De duurzaamheidscriteria hebben betrekking op installaties die een nominaal thermisch ingangsvermogen genereren dat groter is dan de in artikel 4, § 1, derde lid, beschreven referentie, ervan uitgaande dat de volledige biogasproductie wordt verbruikt door een ter plaatse aanwezige ketel, ook al is dat in werkelijkheid niet het geval. § 2. Bij de indiening van zijn aanvraag voor een milieuvergunning verklaart de projectontwikkelaar dat hij contact heeft opgenomen met de certificerende instanties.

Elke overheidssteun voor de installaties waarop dit besluit betrekking heeft, is afhankelijk van de overlegging van een bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

De afgifte van het certificaat van garantie van oorsprong is afhankelijk van de overlegging van het bewijs van duurzaamheid als bedoeld in artikel 16.

De producent moet het bewijs van duurzaamheid, bedoeld in artikel 16, met het oog op de jaarlijkse controle toezenden aan een van de door de Minister erkende instanties. HOOFDSTUK III. - Het transversaal comité voor biomassa-energie

Art. 20.§ 1. Er wordt een transversaal comité voor biomassa-energie opgericht. Het Comité heeft als opdracht om: 1° met de Ministers van Energie, Landbouw, Leefmilieu en van Economie deel te nemen aan het opstellen van een strategisch document "Biomassa-Energie" en, desgevallend, aan het opstellen van elk strategisch document betreffende de biomassa of het gebruik ervan voor strategische doeleinden, alsook de bijwerking ervan; 2° aan de Ministers van Energie, Landbouw en Leefmilieu, een advies te geven over de ontwerpen of voorontwerp van decreten, over de ontwerpen of voorontwerpen van besluiten van de Regering en over de ontwerpen of voorontwerpen van ministerieel besluit die hen worden voorgelegd i.v.m. de biomassa of het gebruik ervan, met inbegrip van het beheer "Bois-Energie"; 3° initiatiefadviezen over de biomassa of het gebruik ervan voor energetische doeleinden, met inbegrip van het beheer "Bois-Energie" aan de Ministers van Energie, Landbouw en Leefmilieu te geven;4° een "biomassa"-verklaringsdocument voor te stellen dat aan de Administratie de mogelijkheid biedt om te beslissen over de duurzaamheid van de hulpbron en de naleving van het trapsgewijs gebruik; 5° advies uit te brengen over elk project met betrekking tot het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden, d.w.z. elk project voor een installatie die biomassa gebruikt om energie te produceren, met uitzondering van installaties die uitsluitend thermische energie produceren en een nominaal thermisch ingangsvermogen hebben van minder dan 20 MW; 6° op verzoek van de producent of van een in het Comité vertegenwoordigde overheid advies uit te brengen over elke wijziging in de inputvoorziening van een project betreffende het gebruik van biomassa voor energiedoeleinden door middel van de in 4° bedoelde "biomassa-verklaring" ;7° het jaarlijks analyseren en valideren van de informatie over het beheer en de monitoring van de effecten op de bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van dit besluit;8° de toekenning van het certificaat van garantie van oorsprong voor de installaties voor de productie van warmte-energie zonder warmtekrachtkoppeling waarop de duurzaamheidscriteria betrekking hebben, te valideren en jaarlijks te controleren;9° aan de Regering elk initiatiefadvies te geven dat het Comité nuttig en relevant acht. Met betrekking tot het eerste lid, 5°, wordt dit verzoek gedaan door middel van de "biomassa-verklaring" bedoeld in 4°.

De Minister kan de in deze paragraaf bedoelde opdrachten nader omschrijven. § 2. Het Comité bestaat uit : 1° vier vertegenwoordigers van de Administratie afkomstig uit de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Woonbeleid, Erfgoed en Energie;2° vier vertegenwoordigers van de Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;3° een vertegenwoordiger van de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling, Onderzoek";4° een vertegenwoordiger van het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" (Waals agentschap voor Lucht en Klimaat). Het Comité kan op één of meerdere vergaderingen, zelfstandige deskundigen uitnodigen volgens de thematieken die door het Comité besproken worden.

De directeur-generaal, of de voorzitter, van elke vertegenwoordiger bedoeld in paragraaf 2, wijst de leden van het Comité aan. De samenstelling van het Comité moet de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in het Comité naleven. Als meer dan twee derde van de leden van hetzelfde geslacht zijn, moeten de Directies minstens een man en een vrouw voordragen om deze twee derde quota na te leven. § 3. De Administratie moet het voorzitterschap en het secretariaat van het Comité waarnemen. § 4. De Minister keurt het huishoudelijk reglement vastgelegd door het Comité goed. Het is de leden van het Comité biomassa verboden, tijdens de duur van hun functie of na de stopzetting ervan, om eender welke vertrouwelijke informatie aan derden te onthullen, alsook elk zakengeheim waarvan zij wegens hun functie in het Comité biomassa kennis zouden krijgen.

Art. 21.§ 1. De Ministers van Energie, Landbouw en Leefmilieu kunnen het Comité om advies vragen.

Het gevraagde advies, als bedoeld in lid 1, wordt voorgelegd aan de Ministers van Energie, Landbouw en Leefmilieu. § 2. Alle aanvragen voor productiesteun en investeringssteun, met inbegrip van wijzigingen, voor energieproductie-installaties die gebruik maken van biomassa-energie, vereisen het advies van het comité, met uitzondering van installaties die uitsluitend thermische energie produceren en een nominaal thermisch vermogen hebben van minder dan 20 MW. In voorkomend geval wordt in het advies nagegaan of de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria worden nageleefd.

Het gevraagde advies, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de aanvrager, aan de Administratie en aan de Minister overgemaakt. § 3. De adviesaanvraag, bedoeld in paragraaf 1, wordt langs de elektronische weg ingediend.

Binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag stuurt het Comité de aanvrager een ontvangstbevestiging. Indien verduidelijking nodig is, wordt deze periode opgeschort tot de aanvraag volledig is.

Het Comité brengt zijn advies uit binnen een termijn van 20 werkdagen te rekenen van de ontvangst van de volledige aanvraag.

Bij gebrek aan adviesverlening binnen deze termijn wordt aan het advies voorbijgegaan.

In geval van urgentie, die wordt gerechtvaardigd door het feit dat de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag een productie-eenheid heeft die actief energie produceert, en in geval van urgentie die door het comité wordt erkend, wordt het in lid 1 bedoelde advies uitgebracht binnen twintig kalenderdagen na de datum van ontvangstbevestiging.

Bij gebrek aan adviesverlening binnen deze termijn wordt aan het advies voorbijgegaan.

Deze termijnen worden geschorst van 16 juli tot en met 15 augustus en van 24 december tot en met 2 januari. § 4. Het advies van het Comité, vermeld in paragraaf 1, 5°, steunt op drie pijlers 1° de analyse van de hiërarchie van de gebruiksmogelijkheden, over de oorsprong van de biomassa, is gebaseerd op een analyse, door de projectontwikkelaar aan het Comité overgemaakt en door een onafhankelijk studiebureau uitgevoerd, die minstens aantoont: de toepassing van de principes van vervanging en trapsgewijze valorisatie van materialen, een minimale impact op de bodem (risico op erosie, impact op het koolstofgehalte, vervuiling, ...), de lucht en de biodiversiteit. Het comité kan de reikwijdte van de verrichte verificaties uitbreiden op basis van de specifieke kenmerken van het geanalyseerde project. 2° de analyse van de hiërarchie van de gebruiksmogelijkheden over het gebruik van het energiepotentieel van de inputs, gis gebaseerd op een analyse, door de projectontwikkelaar aan het Comité overgemaakt en door een onafhankelijk studiebureau uitgevoerd en die ten minste een trapsgewijze valorisatie van de geproduceerde energie aantoont, waarbij het gebruik van de geproduceerde hernieuwbare energie voor alle in aanmerking genomen vectoren wordt gemaximaliseerd.De analyse moet overeenstemmen met een gevalideerde methodologie die door het Comité in het in § 1.5 van dit besluit bedoelde dossier "biomassa-verklaring" is opgenomen. Voor warmtekrachtkoppelingsinstallaties moet de studie aantonen dat het project een "kwaliteitswarmtekrachtkoppeling" is. Het comité kan de reikwijdte van de verrichte verificaties uitbreiden op basis van de specifieke kenmerken van het geanalyseerde project. 3° de duurzaamheidsanalyse is gebaseerd op de conclusies van 1° en 2° en vult deze aan met een impactanalyse van het project in termen van efficiëntie, veerkracht en toereikendheid.Voor de betrokken projecten zal het comité zijn advies baseren op de naleving van de in dit besluit bedoelde duurzaamheidsclausules voor de inputs. Het comité stelt de analysemethoden ter beschikking en kan de reikwijdte van de verrichte verificaties uitbreiden op basis van de specifieke kenmerken van het geanalyseerde project.

De Minister kan de in dit lid bedoelde analysemethoden nader omschrijven. § 5. De Minister bepaalt de analysemethoden voor de adviezen en de validatie, bedoeld in het eerste lid, 5°, 7° en 8°. HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, slot- en wijzigingsbepalingen

Art. 22.In artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 11 april 2019, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 13° wordt vervangen als volgt: "13° " duurzaam " : wordt gezegd van een energiebron die voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria";2° in artikel 2 worden de punten 13/1° ne 13/2° ingevoegd, luidend als volgt: "13/1° : duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria: de criteria bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 10 februari 2022 betreffende de duurzaamheidscriteria voor de productie van energie en broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling; 13/2° : Transversaal Comité Biomassa-energie: het Comité bedoeld in de artikelen 20 en 21 van het besluit van de Waalse Regering betreffende de duurzaamheidscriteria voor de productie van energie en broeikasgasemissiereductiecriteria en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling"; 3° Artikel 2 wordt aangevuld met een punt 29°, luidend als volgt: "29° "repowering": het vernieuwen van hernieuwbare energie producerende elektriciteitscentrales, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke vervanging van installaties of exploitatiesystemen en apparatuur, teneinde de capaciteit te vervangen of de efficiëntie of capaciteit van de installatie te verhogen.».

Art. 23.Artikel 15, § 1bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2020Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 03/12/2020 pub. 14/12/2020 numac 2020044196 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering waarbij de nieuwe berekeningsformule van de groene certificaten uitgesteld wordt type besluit van de waalse regering prom. 03/12/2020 pub. 18/12/2020 numac 2020205402 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 augustus 2007 betreffende de procedure inzake de naleving van de gezondheidsnormen voor woningen en de aanwezigheid van branddetectors type besluit van de waalse regering prom. 03/12/2020 pub. 25/01/2021 numac 2021200218 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 augustus 2007 tot vaststelling van de minimale gezondheidsnormen, de overbevolkingsnormen en houdende de in artikel 1, 19° tot 22° bis, van de Waalse Huisvestingscode bedoelde begripsomschrijvingen, met het oog op de invoeging specifieke bepalingen voor microwoningen type besluit van de waalse regering prom. 03/12/2020 pub. 18/01/2021 numac 2021030062 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2019 tot invoering van een indicatieve huurprijzenrooster in uitvoering van het artikel 89 van het decreet van 15 maart 2018 betreffende de woninghuurovereenkomst type besluit van de waalse regering prom. 03/12/2020 pub. 17/12/2020 numac 2020205399 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 26 oktober 2017 tot benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de gewone leden en de plaatsvervangende leden van de Adviescommissie voor de beroepen sluiten, wordt aangevuld met een punt 6°, luidend als volgt: "6° voor de installaties voor elektriciteitsproductie die gebruik maken van vloeibare biomassa of biomassabrandstof, het advies van het in artikel 17/1 bedoelde Transversaal Comité Biomassa-energie. ".

Art. 24.Artikel 17/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 oktober 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 april 2019, wordt vervangen als volgt: "

Art. 17/1.§ 1. "Bij het indienen van het aanvraagdossier voor groen certificaten bedoeld in artikel 15, § 1bis, moet de producent die in een productie-eenheid een vloeibare biomassa of een biomassabrandstof gebruikt, aan de Administratie aantonen dat de vloeibare biomassa of de brandstof voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria door middel van een gunstig advies van het Transversaal Comité voor biomassa-energie.

Wanneer het advies van het Transversaal Comité voor biomassa-energie ongunstig is, moet de producent aan de overheid aantonen dat de vloeibare biomassa of de biomassabrandstof voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria door middel van een met redenen omkleed dossier waarin het ongunstige advies van het Transversaal Comité voor biomassa-energie wordt betwist. De in artikel 15, § 1bis, vierde lid, bedoelde termijn voor de mededeling van de beslissing van de Administratie betreffende de opening van het recht op het verkrijgen van groene certificaten bedraagt zes maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag of, in voorkomend geval, vanaf de ontvangst van de door de Administratie gevraagde aanvullende informatie. § 2. Tijdens de volledige geldigheidsduur van het groene certificaat moeten de door de producent in een productie-eenheid gebruikte vloeibare biomassa of biomassabrandstof voldoen aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria.

De Minister bepaalt het systeem voor de controle op de naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria. Dit systeem kan met name een certificering en, indien nodig periodieke, controle van de productie-eenheid omvatten, alsmede een aan de producent opgelegde aangifteplicht met betrekking tot de gebruikte vloeibare biomassa of biomassabrandstof, zo nodig gepaard gaand met de overlegging van bewijsstukken op verzoek van de Administratie.

Indien de Administratie op basis van het controlesysteem vaststelt dat de door de producent in een productie-eenheid gebruikte vloeibare biomassa of biomassabrandstof niet voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, kan zij een administratieve boete opleggen overeenkomstig artikel 54/1 van het decreet en de ten onrechte toegekende groene certificaten terugvorderen volgens de procedure bedoeld in artikel 13, § 2.

Indien de producent geen voldoende bewijs levert overeenkomstig het controlesysteem, kan de Administratie een administratieve boete opleggen overeenkomstig artikel 54/1 van het decreet, de ten onrechte toegekende groene certificaten terugvorderen volgens de procedure van artikel 13, § 2, en het recht op het verkrijgen van groene certificaten met betrekking tot de productie-eenheid intrekken voor het resterende deel van de toekenningsperiode. ".

Art. 25.De artikelen 17/2, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 oktober 2013 en gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 13 juli 2017 en 4 april 2019, 17/3 tot 17/7, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 oktober 2013, en 17/8, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 april 2019, van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 26.De artikelen 19septies en 19octies van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 27.§ 1. Zolang het besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 15 oktober 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 28/10/2020 numac 2020204339 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 16/12/2020 numac 2020043950 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2020 sluiten betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten niet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, moet onder "installatie" in de zin van dit besluit worden verstaan: "Een of meerdere energieproductie-eenheden die voortkomen uit dezelfde energieproductieketen en dezelfde energieproductiemethode en die op de productielocatie een of meer gemeenschappelijke uitrustingen of gemeenschappelijke logistieke middelen delen die nodig zijn voor de productie of de valorisatie van de geproduceerde energie". § 2. Zodra het besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het besluit van 15 oktober 2020 betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten en de wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt, moet het begrip installatie als volgt worden opgevat: "Voor installaties die uitsluitend thermische energie produceren: installaties zoals gedefinieerd in artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 15 oktober 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 28/10/2020 numac 2020204339 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten type decreet prom. 15/10/2020 pub. 16/12/2020 numac 2020043950 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2020 sluiten betreffende de organisatie van de thermische-energiemarkt en de thermische-energienetten, Voor installaties die elektriciteit en warmtekrachtkoppeling produceren: installaties zoals gedefinieerd in artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit sluiten tot bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling. ".

Art. 28.Dit besluit treedt in werking één jaar na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 29.De Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 10 februari 2022.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Klimaat, Energie, Mobiliteit en Infrastructuren, Ph. HENRY

^