gepubliceerd op 03 november 2015
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen
8 OKTOBER 2015. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, inzonderheid op de artikelen D.4 en D.134, 1°, 2°, 3°, 8° en 9° ;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen;
Gelet op het overleg gepleegd op 23 april 2015 tussen de Gewestregeringen en de federale overheid, goedgekeurd op 20 mei 2015;
Gelet op het rapport, opgemaakt overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het advies 57.822/2/v van de Raad van State, gegeven op 12 augustus 2015, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Artikel 1.Dit besluit is de omzetting van Europese richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen zoals gewijzigd bij : 1° Uitvoeringsrichtlijn 2013/63/EU van de Commissie van 17 december 2013 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/56/EG van de Raad wat betreft de minimumvoorwaarden voor pootaardappelen en partijen pootaardappelen;2° Uitvoeringsrichtlijn 2014/20/EU van de Commissie van 6 februari 2014 tot vaststelling van EU-klassen voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen;3° Uitvoeringsrichtlijn 2014/21/EU van de Commissie van 6 februari 2014 tot vaststelling van minimumeisen en EU-klassen voor prebasispootgoed van aardappelen.».
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de productie en de certificering van pootaardappelen op het grondgebied van het Waalse Gewest. § 2. Pootaardappelen die buiten het grondgebied van het Waalse Gewest geproduceerd en gecertificeerd worden, worden in de handel gebracht als ze voldoen aan de minimumvoorwaarden vastgesteld in de bijlagen 6 en 7. »
Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 7° en een 8° luidend als volgt : « 7° "moederplant" : een geïdentificeerde plant waarvan materiaal wordt genomen met het oog op voortplanting; 8° "micro-vermeerdering" : de snelle vermenigvuldiging van plantaardig materiaal voor de productie van een groot aantal planten door middel van de in-vitrokweek van gedifferentieerde bladknoppen of meristemen van een plant.»
Art. 4.§ 1. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt 1° vervangen als volgt : « 1° officieel gecertificeerd zijn als "basispootgoed" of "gecertificeerd pootgoed" en voldoen aan de minimumvoorwaarden bepaald in bijlage 1, of officieel gecertificeerd zijn als "basispootgoed vallend onder de klassen van de Unie" of "gecertificeerd pootgoed vallend onder de klassen van de Unie" en voldoen aan de minimumvoorwaarden bepaald in bijlage 5; ». § 2. In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt volgend lid toegevoegd : « Pootgoedaardappelen bedoeld in 1° die tijdens de verhandeling niet voldoen aan de minimale kwaliteitsvoorwaarden van pootgoedaardappelen bepaald in bijlage 1, punt 10.2, kunnen onder een officiële controle gesorteerd worden. Het niet-verwijderd pootgoed wordt vervolgens opnieuw officieel onderzocht. »
Art. 5.§ 1. In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "Pootgoed PBTC", "EU-klasse PB" of "EU-klasse PBTC" ingevoegd na de woorden "prebasispootgoed". § 2. In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : « § 3. De voorwaarden die van toepassing zijn op het op de markt brengen van prebasispootgoed als "EU-klasse PB-TC" en als "EU-klasse PB" worden in bijlage 4 vastgesteld. »
Art. 6.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 3°, luidend als volgt : « 3° pootaardappelen bestemd voor de uitvoer naar een land, dat geen lid is van de Europese Unie, die niet vallen onder een variëteit opgenomen in de nationale rassenlijst of onder een variëteit die opgenomen is in de gemeenschappelijke rassenlijst of onder een variëteit waarvoor een procedure tot opname in één van die rassenlijsten is opgestart, onder de voorwaarden vastgesteld in bijlage 3. »
Art. 7.Bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 3 toegevoegd, opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit, waarin de voorwaarden bepaald worden die de productie en de verhandeling van pootaardappelen regelt die niet vallen onder een variëteit opgenomen in de nationale rassenlijst of in de gemeenschappelijke rassenlijst of waarvoor een procedure tot opname in één van die rassenlijsten is opgestart, en bestemd voor de uitvoer naar een land dat geen lid is van de Europese Unie.
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 4 toegevoegd, opgenomen als bijlage 3 bij dit besluit, waarin de voorwaarden worden bepaald die van toepassing zijn op het op de markt brengen van prebasispootgoed als "EU-klasse PB-TC" en als "EU-klasse PB".
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 5 toegevoegd, opgenomen als bijlage 4 bij dit besluit, waarin de EU-klassen van basispootgoed en gecertificeerd pootgoed bepaald worden, evenals de voorwaarden en benamingen die van toepassing zijn op die klassen.
Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 6 toegevoegd, opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit, waarin de minimumvoorwaarden worden bepaald waaraan de buiten het grondgebied van het Waalse Gewest geproduceerde en gecertificeerde pootaardappelen moeten voldoen.
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een bijlage 7 toegevoegd, opgenomen als bijlage 6 bij dit besluit, waarin de minimumvoorwaarden worden bepaald waaraan de partijen buiten het grondgebied van het Waalse Gewest geproduceerde en gecertificeerde pootappelen moet voldoen.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.
Art. 14.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN
Bijlage 1 Bijlage 1 - Keurings- en certificeringsproces voor pootaardappelen 1. Inleiding De controle wordt in alle stadia gevoerd, van de productie tot het gebruik.Elke inbreuk op deze bepalingen laat toe een productieveld of een partij te declasseren of te weigeren, en de officiële keuringsetiketten of vignetten alsook de officiële keuringsetiketten van de verpakkingen van reeds gecertificeerde pootaardappelen terug te nemen. 2. Definities en algemeen 2.1. Gemachtigd laboratorium Onafhankelijk laboratorium erkend door de Dienst om fytosanitaire analyses op pootaardappelen uit te voeren volgens de vigerende internationale methodes. 2.2. Operatoren 2.2.1. Verantwoordelijken voor de rassen a) Kweker 1) voor een beschermd ras : elke natuurlijke of rechtspersoon die houder is van de kweekrechten betreffende het ras. 2) voor een niet beschermd ras : elke natuurlijke of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 2.5).
Een "beschermd ras" is een ras beschermd overeenkomstig : - de wet van 10 januari 2011 ter bescherming van kweekproducten of - Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht b) Instandhouder Elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras.Voor de beschermde rassen krijgt hij volmacht van de kweker. Het bewijs van de toegekende opdracht wordt aan de Dienst overgelegd. c) Mandataris Elke natuurlijke of rechtspersoon aangeduid door de kweker om in zijn naam en voor zijn rekening te handelen op Belgisch grondgebied.Het bewijs van de toegekende opdracht wordt aan de Dienst overgelegd. 2.2.2. Verantwoordelijken voor de productie en de handel a) Inschrijvingsnemer Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die één of meer percelen bestemd voor de productie van pootaardappelen ter keuring aanbiedt.De inschrijvingsnemer wordt door de Dienst erkend als de enige verantwoordelijke voor de productie en de certificering van pootaardappelen afkomstig van zijn perceel(elen). b) Vermeerderaar De inschrijvingsnemer of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die door hem aangewezen wordt voor de behandeling van de teelten die voor keuring worden ingeschreven.c) Bereider van pootaardappelen De inschrijvingsnemer of elke natuurlijke persoon of rechtspersoon erkend door de Dienst voor het opslaan, reinigen, drogen, bereiden, ontsmetten, verdelen en het verpakken van de partijen pootaardappelen. De bereider van pootaardappelen wordt volgens de onder punt 2.4. vermelde modaliteiten erkend. d) Verdeler van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen Elke door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om gecertificeerd aardappelpootgoed onder te brengen in kleine verpakkingen die bestemd zijn om verkocht te worden en niet om aardappelpootgoed voort te brengen.De verdeler van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen wordt volgens de onder punt 2.4. vermelde modaliteiten erkend. 2.3. Registratie Alle personen vermeld onder 2.2, uitgezonderd de kwekers die een mandataris hebben aangewezen, worden door de Dienst geregistreerd onder een uniek nummer nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.
Bij de registratie verbinden de betrokken personen zich er schriftelijk toe, wat hun activiteiten betreft, : 1) de geldende reglementering en de door de Dienst gegeven instructies na te leven;2) de Dienst op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de activiteiten;3) de Dienst toe te staan hun bedrijf (bedrijven) te bezoeken en hun productie(s) in elke stadium te controleren;4) de Dienst kennis te geven van elk nuttig gegeven;5) de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen;6) het pootgoed ter certificering aan te bieden, overeenkomstig de geldende normen;7) een boekhouding van de aan- en afgevoerde pootaardappelen te voeren en vanaf 1 januari na de datum van het document gedurende drie jaar ter inzage van de Dienst te leggen;8) gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de Dienst te bewaren;9) op gepaste tijdstippen monsters te laten nemen die voor de Dienst nodig zijn met het oog op het laboratoriumonderzoek, de aanleg van controlevelden en de certificering. 2.4. Erkenningen 2.4.1. Modaliteiten a) De bereiders en de verdelers van aardappelpootgoed in kleine verpakkingen worden door de Dienst erkend. Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen : 1) tijdens of na hun registratie een schriftelijke aanvraag indienen bij de Dienst; 2) het voorwerp uitmaken van een controle ter plaatse door de Dienst waarbij een inventaris wordt opgemaakt van de lokalen en installaties die in het kader van de activiteit gebruikt worden, waarbij wordt vastgesteld dat die lokalen en installaties geschikt zijn voor de betrokken activiteit en de erkenningsvoorwaarden vermeld onder punt 2.4.2 of punt 2.4.3. worden vervuld; 3) bij de controle bedoeld onder 2) de persoon of diens gemachtigde aanwijzen die verantwoordelijk is voor de activiteit.b) De erkenning is geldig van 1 juli van het referentiejaar tot 30 juni van het volgende jaar.Ze wordt stilzwijgend hernieuwd van jaar tot jaar zolang de toekenningsvoorwaarden vervuld zijn en de vermelde verbintenissen nagekomen worden. c) De Dienst moet onmiddellijk in kennis gebracht worden van elke identiteitswijziging van de verantwoordelijke persoon en van elke belangrijke wijziging aangebracht aan de installaties.d) In geval van vrijwillige onderbreking van de activiteiten meegedeeld door de onder a), eerste lid, bedoelde verantwoordelijke persoon wordt de erkenning opgeschort.Bij de hervatting van de activteiten wordt een controlebezoek gedaan zoals bepaald onder a), tweede lid. e) De erkenning wordt door de Dienst ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn zoals bedoeld onder de punten 2.4.2 en 2.4.3. 2.4.2. Erkenningsvoorwaarden voor de bereiders van pootaardappelen De bereiders van pootaardappelen worden erkend indien : 1) ze beschikken over zuivere, droge, goed verluchte en verlichte lokalen die uitsluitend voor het pootgoed bestemd zijn tijdens de bewerkings- en opslagperiode.Die lokalen zijn vorstvrij en voorzien van een luchtverversingssysteem. De oppervlakte van de opslag- en bewerkingsruimte staat in verhouding tot de omvang van de productie; 2) ze beschikken over de noodzakelijke installaties, inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning gevraagd wordt.Voor de triage zijn minstens een trieur-calibreur en een leestafel voorhanden. Bij de verpakking is een geschikt weegtoestel voorhanden. Het systeem voor het aanbrengen van de etiketten voldoet aan de bepalingen van dit besluit; 3) ze voor de duur van de triagewerkzaamheden de Dienst een geschikt lokaal ter beschikking stellen om controleactiviteiten te verrichten. Het lokaal is goed verlucht, verlicht, uitgerust, verwarmd en onderhouden; 4) ze de Dienst een verlichte leestafel ter beschikking stellen;5) ze beschikken over een traceerbaarheidssysteem aan de hand waarvan de herkomst van het pootgoed waaruit de ter keuring aangeboden partij bestaat en dat het voorwerp uitmaakt van een (nieuwe) verpakking, opgespoord kan worden. 2.4.3. Erkenningsvoorwaarden voor de verdelers van pootaardappelen in kleine verpakkingen De verdelers van pootaardappelen in kleine verpakkingen worden erkend indien ze zich ertoe verbinden : 1) de keuringsdocumenten die de verpakkingen van het te splitsen pootgoed dekten gedurende twee jaar ter beschikking te stellen van de Dienst; 2) de voorschriften van punt 11.2 hieronder nauwkeurig na te leven. 2.5. Tot de keuring toegelaten rassen Tot de keuring worden toegelaten : 1) de rassen die voorkomen op een nationale rassenlijst voor landbouwgewassen van een lidstaat of op een gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen; de rassen die het voorwerp uitmaken van een procedure tot inschrijving op de nationale rassenlijst of op de nationale rassenlijst van een andere lidstaat.
Voor een onder 2) bedoeld ras wordt het bewijs aan de Dienst geleverd dat het het voorwerp uitmaakt van een inschrijvingsprocedure en kan de officiële certificering van de partijen van dat ras pas plaatsvinden na de daadwerkelijke opname ervan op één van de onder 1) vermelde rassenlijsten. Het bewijs van die inschrijving wordt aan de Dienst geleverd.
Pootaardappelen van een ras vermeld onder 2) kunnen evenwel in de handel worden gebracht onder de voorwaarden bedoeld in bijlage 2. 2.6. Categorieën en klassen De productie van aardappelpootgoed kan gecertificeerd en in de handel worden gebracht op grond van : - de nationale categorieën en klassen of - de categorieën en klassen van de Unie.
De nationale categorieën en klassen worden uitvoerig omschreven onder punt 2.6.1. De categorieën en klassen van de Unie worden nader bepaald in de bijlagen 3 en 4. 2.6.1. Nationale categorieën en klassen De productie van aardappelpootgoed is het resultaat van de genealogische selectie door vegetatieve vermeerdering.
De pootaardappelen worden onder het toezicht van de Dienst geproduceerd en kunnen, naar gelang van hun generatie en sanitaire toestand, in verschillende categorieën geproduceerd en in de handel gebracht worden.
Er bestaan 3 categorieën pootaardappelen : prebasispootgoed, basispootgoed en gecertificeerd pootgoed. a) Prebasispootgoed Het prebasispootgoed bestaat uit pootaardappelen van generaties die voorafgaan aan het basispootgoed.Er wordt een onderscheid gemaakt tussen prebasispootgoed-CT (waarbij CT : weefselcultuur betekent) en prebasispootgoed.
Het prebasispootgoed-CT komt voort uit in vitro-teelt en wordt pootgoed PB-CT genoemd.
Als pootgoed PB-CT worden beschouwd : vitroknollen, vitrokiemplanten, geadapteerde kiemplanten of miniknollen.
Het pootgoed PB-CT wordt in één enkele generatie voortgebracht. De rasechtheid van het pootgoed PB-CT wordt gegarandeerd door de producent.
Het pootgoed PB-CT is afkomstig van moederpootgoed dat verschoond is van de volgende organismen : Pectobacterium spp., Dickeya spp, aardappelvirussen PLRV, X, Y, A, M, S. De naleving van deze bepalingen wordt gecontroleerd op basis van resultaten van analyses die door een bevoegd laboratorium verricht worden.
Het pootgoed PB-CT is bovendien voorzien van een plantenpaspoort.
Het prebasispootgoed wordt verkregen door een massaselectie en wordt pootgoed PB genoemd.
Dat pootgoed : 1) is afkomstig van een teelt die gecontroleerd wordt door de Dienst voor de productie van pootgoed of van een teelt vastgesteld voor de instandhouding van een ras; 2) afkomstig van moederpootgoed dat vrij is van Pectobacterium spp., Dickeya spp, van de aardappelvirussen PLRV, X, Y, A, M, S; de naleving van die bepalingen wordt gecontroleerd op basis van resultaten van analyses die door een bevoegd laboratorium verricht worden vanaf door de Dienst genomen monsters; 3) is voorzien van een plantenpaspoort;4) is voorzien van een verklaring van de producent of van de instandhouder die de volgende gegevens bevat : de hoeveelheid materiaal, het referentienummer van de partij, de omschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket). Al die gegevens worden voor de inschrijving van de teelten aan de Dienst verstrekt.
De categorie "prebasispootgoed" wordt naar gelang van de productiegeneratie onderverdeeld in 4 klassen : "prebasispootgoed van de 1e generatie (PB1)", "prebasispootgoed van de 2e generatie (PB2)" en "prebasispootgoed van de 3e generatie (PB3)", "prebasispootgoed van de 4e generatie (PB4)". b) Basispootgoed Het basispootgoed wordt rechtstreeks geproduceerd vanaf pootgoed van de categorie prebasis of van basispootgoed. De categorie "basispootgoed" wordt naar gelang van de generatie en de sanitaire toestand van het pootgoed onderverdeeld in 3 klassen : "basispootgoed Super (S)", "basispootgoed Super-Elite (SE)", "basispootgoed Elite (E)". c) Gecertificeerd pootgoed Het gecertificeerde pootgoed wordt rechtstreeks geproduceerd vanaf prebasispootgoed, basispootgoed of gecertificeerd pootgoed en wordt hoofdzakelijk voor een andere productie dan aardappelpootgoed bestemd. De categorie "gecertificeerd pootgoed" wordt naar gelang van de generatie en de sanitaire toestand van het pootgoed onderverdeeld in 2 klassen : "gecertificeerd pootgoed A (A)" en "gecertificeerd pootgoed B (B)". 2.6.2. Generaties Het maximumaantal generaties van prebasispootgoed is vier.
Het maximumaantal generaties van basispootgoed is vier.
Het maximumaantal gecombineerde generaties van veldprebasispootgoed en basispootgoed is zeven.
Het maximumaantal generaties van gecertificeerd pootgoed is twee.
Als de generatie niet vermeld staat op het officiële etiket, wordt het aardappelpootgoed beschouwd als toebehorend aan de maximale generatie die in betrokken categorie toegelaten wordt.
De generatie kan vermeld worden in de vorm van volgende code GX : G voor generatie en X voor de overeenstemmende generatie. 2.6.3. Schema voor de productie van aardappelpootgoed in het Waalse Gewest
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3. Instandhouding van een ras Elke persoon belast met de instandhouding van een ras in het Waalse Gewest geeft jaarlijks schriftelijk voor elk van de betrokken rassen het instandhoudingsprogramma bij de Dienst aan en vermeldt daarbij de toegepaste methode en het gebruikte materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden en desbetreffende referenties, bemonsteringsreferenties en analyseresultaten,...). Hij staat de Dienst toe om ter plaatse controles te voeren en monsters te nemen van het instandhoudingsmateriaal en houdt een register bij waarin elke generatie aardappelpootgoed wordt geïdentificeerd en opgenomen. 4. Inschrijving ter keuring 4.1. Bevoegde persoon - inschrijvingsnemer Alleen de inschrijvingsnemer is bevoegd om een aanvraag tot inschrijving van een perceel voor de vermeerdering van aardappelpootgoed aan de Dienst te richten. 4.2. Inschrijvingsvoorwaarden 4.2.1. Fytosanitaire eisen met betrekking tot het pootgoed en het te beplanten perceel De inschrijvingsnemer levert de Dienst het bewijs dat het perceel en het materiaal voldoen aan de bepalingen van het koninklijk besluit 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen.
Het productieveld is niet besmet met Globodera pallida en Globodera rostochiensis Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Globodera pallida (Stone) Behrens.
Voor de productie van aardappelpootgoed van de categorie prebasis, zijn de onder punt 2.6.1 a), vermelde voorwaarden vervuld wat het moederpootgoed betreft. 4.2.2. Oorsprong van het gebruikte pootgoed (uitgangsmateriaal) De vermeerderaar die de teelt aanlegt, levert het bewijs van de identiteit van het gebruikte uitgangsmateriaal (pootgoed) : 1) hetzij in zijn instandhoudingsverklaring waarvan sprake onder punt 3;2) hetzij via de afgifte van de officiële certificeringsetiketten die het vermeerderde aardappelpootgoed dekken;3) desgevallend, op grond van een bewijs van aanvraag tot opneming in een nationale catalogus (voor de rassen die het voorwerp zijn van een procedure tot opneming in de nationale catalogus). De onder 1) en 2) bedoelde documenten worden door de inschrijvingsnemer aan de Dienst overgelegd wanneer de teelt ter keuring wordt ingeschreven.
Het gebruik van doorgesneden pootgoed is verboden.. 4.2.3. Rasbeschrijving Wanneer een ras dat niet opgenomen is in de nationale catalogus voor het eerst in het Waalse Gewest vermeerderd wordt, geeft de inschrijvingsnemer de Dienst kennis van de officiële rasbeschrijving van dat ras alsook van elke eventuele wijziging in die beschrijving. 4.2.4. Ligging van de teelt De met het oog op de certificering van het pootgoed te keuren teelten bevinden zich in volle grond in het Waalse Gewest. Als de teelt doorkruist wordt door een grens met een ander Gewest of land, wordt ze gekeurd door de bevoegde autoriteit van het Gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer ter keuring is ingeschreven.
Samen met zijn inschrijvingsaanvraag (-aanvragen) maakt de inschrijvingsnemer een plan over met vermelding van de ligging van het perceel (de percelen). 4.2.5. Vorige teelten Het perceel mag gedurende drie jaar voorafgaand aan de ter keuring onderworpen teelt, geen aardappelen hebben gedragen. Bij de inschrijving wordt een vruchtafwisselingsplan voor het perceel overgelegd voor de drie vorige jaren. 4.2.6. Gebruikte en geproduceerde categorieën en klassen Elk perceel mag slechts met één enkel ras en met het oog op de productie van aardappelpootgoed van een bepaalde categorie of klasse ingezaaid worden.
Generatie
Minimale categorie en klasse van het gebruikte materiaal (1)
Generatie
Voor de productie van de categorie of klasse
G0
PB-CT
G1
PB1
G1
PB1
G2
PB2
G2
PB2
G3
PB3
G3
PB3
G4
PB4 - S - SE - E - A - B
G4
PB4 - S - SE - E
G5
S - SE - E - A - B
G5
S - SE - E
G6
SE - E - A - B
G6
SE - E
G7
E - A - B
G7
E
G8
A - B
G8
A - B
G9
A - B
(1) onder voorbehoud van rechtvaardiging van de oorsprong zoals bepaald in hoofdstuk 4.2.2.
De gelijkwaardigheid van de klassen van pootgoed afkomstig uit andere landen van de Europese Unie wordt bepaald door de Dienst.
Als verschillende klassen gemengd worden bij het planten, wordt de laagste klasse in aanmerking genomen. 4.3. Inschrijvingsprocedure De inschrijvingsnemers geven de Dienst via inschrijvingsformulieren uiterlijk 15 mei kennis van alle gegevens die nodig zijn om de keuring van de teelten te kunnen organiseren en uitvoeren.
In geval van vertraging te wijten aan weersomstandigheden of van aanplanting buiten het plantseizoen, kunnen de inschrijvingen uiterlijk 3 werkdagen na het planten aanvaard worden.
De volgende gegevens worden meegedeeld : 1) het middel ter identificering van de monsters genomen in de grond en op het moederpootgoed voor de opsporing van schadelijke organismen vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en het resultaat van de op die monsters verrichte analyses;2) de identiteit van de inschrijvingsnemer : naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegewezen door de Dienst, operatornummer toegewezen door het FAVV, nummer van actieve producent toegewezen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;3) de identiteit van de vermeerderaar : naam, adres, telefoonnummer, operatornummer toegewezen door de Dienst, operatornummer toegewezen door het FAVV, nummer van actieve producent toegewezen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;4) voor zover bij de inschrijving gekend, de identiteit van de persoon bij wie de teelt wordt opgeslagen : naam, adres, operatornummer toegewezen door de Dienst; 5) alle aanwijzingen (dorp, plaatsnaam, enz.) waarmee de precieze ligging van het perceel kan worden geïdentificeed; 6) indien gekend, het perceelnummer toegewezen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling;7) de oppervlakte van het perceel;8) de voorafgaande teelten van de laatste drie jaar;9) de identificatie van het gebruikte pootgoed : ras, categorie en klasse (zoals vermeld op de officiële certificeringsetiketten), partijnummer, instantie die de officiële certificeringsetiketten heeft afgeleverd, het aantal afgeleverde etiketten en het gewicht gedekt door elk van de officiële etiketten;10) de categorie en de klasse van het te produceren pootgoed. De Dienst kan, indien hij zulks nodig acht, verzoeken om bijkomende informatie of documenten waaruit blijkt dat er geen andere dwingende voorwaarden op de grond en het uitgangsmateriaal bestaan.
Er wordt één inschrijvingsbulletin per vermeerderingsperceel opgemaakt. Onder vermeerderingsperceel wordt verstaan een onderverdeeld stuk land dat ingezaaid is met een teelt bestemd voor de productie van pootgoed van een welbepaald ras, een welbepaalde categorie of klasse, gescheiden van elke aangrenzende teelt overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Indien bij de veldkeuring vastgesteld wordt dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel, wordt de inschrijving aan de keuring onttrokken en vervangen door evenveel nieuwe inschrijvingen als er betrokken percelen zijn.
Bij het inschrijvingsbulletin worden de volgende stukken gevoegd : 1) een orthofotoplan dat de ligging aangeeft van de grond waarop een monsterneming heeft plaatsgevonden in het kader van de toepassingsmaatregelen vermeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen;2) een beschrijvend plan van de ter keuring ingeschreven percelen;3) de officiële certificeringsetiketten die op het gebruikte uitgangsmateriaal worden aangebracht. De inschrijvingsbulletins gaan vergezeld van een samenvattende lijst van de percelen die opgemaakt is volgens de instructies van de Dienst.
Door de inschrijving, wat de beschermde rassen betreft, machtigt de inschrijvingsnemer de Dienst ertoe de kwekers en de mandatarissen op hun verzoek kennis te geven van : 1) de identiteit van de inschrijvingsnemer;2) de ter keuring aangeboden arealen;3) de bij de veldkeuring aanvaarde arealen;4) de hoeveelheden pootgoed gecertificeerd in elke categorie en klasse. De overdracht van niet aan de keuring onttrokken teelten of van de productie ervan naar een andere natuurlijke of rechtspersoon die de nieuwe inschrijvingsnemer wordt, houdt de overdracht van deze toestemming in.
Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, worden door de inschrijvingsnemer schriftelijk gemeld aan de Dienst, met opgave van de bestemming van de teelt die daaruit zou kunnen voortvloeien 5. Veldkeuring De veldkeuringen worden door de Dienst uitgevoerd De Dienst geeft de vermeerderaar minstens 48 uren op voorhand kennis van zijn bezoek De inschrijvingsnemer kan het te keuren perceel elk ogenblik tonen. De vermeerderaar geeft de Dienst kennis van de pesticiden die gebruikt worden bij de behandeling van de te keuren teelten.
De veldkeuring bestaat uit minstens twee bezoeken die op door de Dienst bepaalde tijdstippen gebracht worden om zich te vergewissen van : 1) de scheiding tussen de teelten;2) de staat van de teelt;3) de rasechtheid en -zuiverheid;4) de gezondheidstoestand van de teelt;5) de juiste behandeling van het perceel voor de productie van pootaardappelen van de beoogde categorie of klasse. Bij de veldkeuring verkeert het perceel in een toestand waarin de onder de punten 1) tot 5) bedoelde verificaties correct kunnen worden uitgevoerd Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen in twee of meer percelen opgedeeld worden. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving nietig verklaard en door twee of meer inschrijvingen vervangen. 5.1. Scheiding Bij de inschrijving is elk vermeerderingsperceel van pootaardappelen minstens 10 meter verwijderd van elke andere teelt van consumptieaardappelen. De vermeerderingspercelen van pootaardappelen van dezelfde vermeerderaar zijn 1,5 m van elkaar verwijderd.
Bij niet-naleving van de norm wordt het perceel, naar gelang van de waargenomen normen, gedeklasseerd of geweigerd. 5.2. Raszuiverheid en gezondheidstoestand Als rasonzuiverheden worden beschouwd : 1) elke hergroei van aardappelen van een vroegere teelt;2) elke plant met een afwijkend aspect te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak. Alle zieke of afwijkende planten (incluis de knol) worden volledig uit de grond gehaald en van de heuvel verwijderd zodat ze geen besmettingsbron meer vormen.
Een onzorgvuldige opzuivering heeft de deklassering of afkeuring van het perceel tot gevolg.
Een perceel kan geweigerd worden indien de keuring onmogelijk wordt gemaakt door : 1) de aanwezigheid van onkruid;2) de aanwezigheid van ziektes;3) een bovenmatige ontwikkeling van het loof;4) een zwakke groei;5) een wijziging van het aspect van de planten, te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak. In geval van vernieting van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten, is het toegelaten te wachten tot de groeiherneming alvorens een definitieve beslissing te treffen. 5.3. Normen Bij de laatste veldkeuring worden de volgende toleranties (% van het aantal planten) toegepast :
Categoriëen
Prebasis
Basis
Gecertificeerd
Klassen
PB1 en PB2
PB3 en PB4
S
SE
E
A
B
Rasonzuiverheden en buiten-type (*)
0,00
0,00
0,01
0,015
0,02
0,05
0,05
Virusziekten (**)
0,00
0,025
0,1
0,2
0,4
1,0
3,0
Bacterieziekten
0,00
0,00
0,00
0,00
0,20
0,30
0,60
Rhizoctonia
0,00
0,00
0,50
1,00
3,00
5,00
5,00
Verwelking veroorzaakt door schimmelziekten
0,00
0,00
0,30
0,50
1,00
2,00
2,00
(*) off-type = plant die niet met het ras overeenstemt (**) De in de tabel opgenomen toleranties betreffende de virusziekten gelden slechts voor virusziekten die door in Europa verbreide virussen worden veroorzaakt. 5.4. Tellingsmethode De tellingen worden uitgevoerd op 100 opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : - 4 tellingen per 25 are voor percelen van één hectare en minder; - 10 tellingen per hectare of hectaregedeelte voor percelen van meer dan één hectare.
Het percentage wordt vervolgens berekend aan de hand van onderstaande formule : Totaalaantal abnormale planten/Aantal tellingen = X % 5.5. Rangschikking Na elk bezoek worden de waarnemingen meegedeeld aan de inschrijvingsnemer.
De teelt wordt door de Dienst na de laatste veldkeuring gerangschikt op basis van de vaststellingen die op het vermeerderingsveld zijn gedaan. Als de rangschikking bij de laatste veldkeuring niet overeenstemt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde teeltklasse of als de teelt is geweigerd, worden de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar aan de hand van een kopie van het veldkeuringsverslag binnen twee werkdagen na de veldkeuring door de Dienst ingelicht. De reden van de weigering of van de declassering wordt in het veldkeuringsverslag vermeld.In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer voldoende technische redenen kan inroepen om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden toegestaan. De aanvraag is behoorlijk gemotiveerd en wordt schriftelijk aan de Dienst gericht binnen drie werkdagen volgend op de mededeling van het resultaat. Een bijkomende veldkeuring moet in normale omstandigheden uitgevoerd kunnen worden nadat de nodige aanpassingen zijn verricht door de inschrijvingsnummer of de vermeerderaar.
Als de inschrijvingsnemer en/of de vermeerderaar de bij de veldkeuring en/of bijkomende veldkeuring gemaakte vaststellingen betwist, kan hij een tegenkeuring aanvragen. De aanvraag is behoorlijk gemotiveerd en wordt binnen drie werkdagen na de mededeling van het resultaat schriftelijk aan de Dienst gericht, met opgave van de betwiste vaststellingen. In dit geval is het verboden wijzigingen (opzuivering of andere fysische tussenkomst,...) aan het perceel of aan de teelt aan te brengen. De tegenkeuring wordt uitgevoerd door een officiële keurmeester aangewezen door de Dienst en bijgestaan door de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.
Indien wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische tussenkomst heeft plaatsgehad, worden de vaststellingen van het vorige bezoek gevalideerd en zijn ze onherroepelijk De bezoldigingen i.v.m. de tegenkeuring zijn voor rekening van de aanvrager, behalve als het resultaat hem gunstig is.
Als het vermeerderingsperceel geweigerd wordt, wordt de bestemming van de oogst op het perceel door de inschrijvingsnemer aan de Dienst meegedeeld.
Na afloop van de veldkeuring wordt een voorlopige klasse aan het pootgoed toegewezen die in het vervolg van het keurings- en certificeringsproces niet naar boven kan worden herzien. 5.6. Loofvernietiging De Dienst bepaalt een loofvernietigingsdatum in samenspraak met de beroepsmilieus en het "Centre wallon de Recherches agronomiques" (Waals Centrum voor Agronomisch Onderzoek). 5.7. Rooien De inschrijvingsnemer geeft de Dienst minstens 48 uur op voorhand kennis van de datum waarop hij van plan is te rooien. Het rooien van de knollen vindt uiterlijk 1 oktober plaats, behalve uitstel toegestaan door de Dienst op gemotiveerd verzoek van de inschrijvingsnemer. In dat geval mag die datum niet later vallen dan 31 december. 6. Bemonstering 6.1. Bemonstering Volgens een door de Dienst vastgesteld protocol worden op elk vermeerderingsperceel (op een teelt die het voorwerp heeft uitgemaakt van een loofvernietiging) monsters genomen voor virologisch onderzoek. 6.2. Bemonstering bij hergroei Wanneer bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken, worden nieuwe monsters op het veld genomen zoals bepaald onder punt 6.1. Die monsters vervangen de eerder genomen monsters. 6.3. Diverse bemonsteringen De inschrijvingsnemer kan aan de Dienst vragen dat officiële monsters worden genomen op een perceel. 7. Virologische analyses 7.1. Materiaal onderworpen aan de virologische test Op grond van de voorlopige rangschikking toegewezen bij de veldkeuring en van de aanvraag van de inschrijvingsnemer worden de volgende analyses uitgevoerd op de monsters genomen volgens de onder punt 6.1. of 6.2. vermelde modaliteiten :
Categorie
Prebasis
Basis
Gecertificeerd
Klassen
PB1 tot PB4
S
SE
E
A
B
Te onderzoeken virussen : Bladrol (PLRV) Virus A (PVA) Virus M (PVM) Virus S (PVS) Virus X (PVX) Virus Y (PVY)
T T T T T T
T t t T T T
t t t T T T
t t t t T T
t t t t t* T
t T
T : verplichte test, t : facultatieve test, - geen test * de facultatieve test van de PVX is verplicht indien pootgoed A voor A wordt voortgebracht De facultatieve tests (tests t) worden uitgevoerd op verzoek van de inschrijvingsnemer, van de vermeerderaar, of van de Dienst als hij zulks nodig acht.
De Dienst kan op twijfelachtige percelen genomen monsters onderwerpen aan de onderzoeken die hij nodig acht.
De test op bladrol (PLRV) gebeurt systematisch op pootgoed van percelen waarop bij de veldkeuring bladrol is vastgesteld. 7.2. Normen Bij de virologische tests, uitgevoerd volgens een door de Dienst bepaalde analysetechniek, zijn de maximale percentages van de in de genomen monsters aanvaarde besmetting de volgende
Categoriëen
Prebasis
Basis
Gecertificeerd
Klassen
PB1 tot PB4
S
SE
E
A
B
Bladrol
0,5
0,5
1,0
2,0
4,0
5,0
Virus A
0,0
0,5
1,0
2,0
6,0
-
Virus M
0,0
0,5
1,0
2,0
6,0
-
Virus S
0,0
0,5
1,0
2,0
6,0
-
Virus X
0,0
0,5
1,0
2,0
6,0
-
Virus Y
0,5
0,5
1,0
2,0
6,0
10,0
Totaal virusziekten
0,5
1,0
2,0
3,0
6,0
10,0
- : Geen onderzoek De rangschikking wordt toegekend op grond van deze percentages.
De partij wordt geweigerd indien tijdens de precultuurtest rasonzuiverheden of planten met vervormd loof worden vastgesteld. Bij betwisting kan een tegenkeuring aangevraagd worden waarvan het resultaat bewijskracht heeft. 7.3. Mogelijkheid om beroep in te stellen Als de inschrijvinsnemer de resultaten van de tests betwist, kan hij een tegenkeuring aanvragen Die aanvraag is behoorlijk gemotiveerd en wordt binnen 5 werkdagen na de schriftelijke mededeling van het resultaat schriftelijk aan de Dienst gericht, met opgave van de betwiste vaststellingen. Als een nieuwe analyse wordt uitgevoerd, kan ze beperkt worden tot het symptoom dat aan de basis ligt van het ongunstige resultaat voorzover er geen mogelijke interactie bestaat met andere symptomen en op voorwaarde dat de oorspronkelijke analyse bewezen heeft dat de andere virussen niet aanwezig zijn.
Voor de uitvoering van de nieuwe analyse wordt gebruik gemaakt : 1) van dezelfde analysemethode (behalve gegronde dringende noodzaak);2) van het voor het postcontroleveld bewaarde monster, of bij gebreke daarvan, van een op de partij genomen nieuw monster indien het duidelijk geïdentificeerd is zoals voorgeschreven onder punt 8. De tests worden uitgevoerd in een erkend laboratorium, zoals bepaald onder punt 2.1.
In dit geval is het strikt verboden wijzigingen aan de teelt aan te brengen.
Het resultaat van de tegenkeuring is definitief.
De bezoldigingen i.v.m. de tegenkeuring zijn voor rekening van de aanvrager, behalve als het resultaat hem gunstig is. 8. Toezicht op het brutoaardappelpootgoed 8.1. Algemeen Alle nodige maatregelen worden getroffen opdat : 1) de pootgoedpartij steeds duidelijk geïdentificeerd kan worden; 2) geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging zou bestaan.De oogst, het vervoer, de inontvangstneming, het drogen, het reinigen en de opslag van brutopartijen vinden altijd plaats onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer.
De inschrijvingsnemer die brutopartijen afstaat aan een andere bevoegde persoon, bevestigt dat in een geschreven verklaring die hij afgeeft aan de Dienst bij de inontvangstname van het brutopootgoed.
De inschrijvingsnemer geeft de certificeringsdienst van het Gewest waar het aardappelpootgoed in ontvangst wordt genomen kennis van het begin van de ontvangstactiviteiten. 8.2. Oogst - Inontvangstname - Stockering en vervoer Elke aanvoer of afvoer van brutopartijen of half afgewerkte partijen pootgoed naar of vanuit de opslagplaats en/of de installatie van de producent-bereider of de met de opslag belaste persoon die voor rekening van de inschrijvingsnemer handelt, wordt door de inschrijvingsnemer op een opslagfiche vermeld. De steekkaart wordt bewaard op de plaats waar het pootgoed zich bevindt. Elke bewerking op het pootgoed, alsook elk vervoer, wordt op die fiche vermeld..
De vermeerderaar of bereider die de oogst opslaat, maakt een stockeringsplan op. Op verzoek van de Dienst legt hij dat plan voor met opgave van de ligging van de verschillende partijen.
De partijen brutopootgoed afkomstig van teelten gelegen in een ander Gewest, een andere Lidstaat of een land met een gelijkstellingsysteem en waarvan de veldkeuring door de bevoegde autoriteit van het andere Gewest of de bevoegde buitenlandse autoriteit is verricht, gaan vergezeld van het document voor internationaal vervoer van nog niet definitief gecertificeerd aardappelpootgoed of van gepaste waarborgdocumenten afgeleverd door de instantie bevoegd voor de certificering in het Gewest of het betrokken land. Na ontvangst van die partijen wordt een opslagfiche opgemaakt en ter beschikking van de Dienst gesteld.
De inschrijvingsnemer zorgt ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen alsmede de gebeurlijke aanvullende brieven ter beschikking van de Dienst worden gelegd op de plaatsen van inontvangstname en opslag.
Voor het vervoer van een partij brutopootgoed voor derden wordt een vervoersvergunning door de Dienst afgeleverd. De partij brutopootgoed wordt verzegeld en voorzien van grijze officiële etiketten. In alle omstandigheden wordt het vervoer van brutopootgoed onderworpen aan de afgifte van een plantenpaspoort door de bevoegde autoriteit..
Afwijkingen van die maatregelen kunnen worden bepaald in samenspraak tussen de betrokken certificeringsdiensten en de autoriteit die bevoegd is voor de afgifte van de plantenpaspoorten. 8.3. Bereiding Enkel de partijen bruto-pootgoed die in ontvangst zijn genomen overeenkomstig de onder de punten 8.1 en 8.2 bedoelde voorwaarden komen in aanmerking voor de officiële certificering. Ze worden bereid onder een officieel productienummer. 8.4. Terugtrekking Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag zowel het brutopootgoed als het verpakte pootgoed aan de keuring worden onttrokken mits een schriftelijke verklaring gericht aan de Dienst. De nieuwe bestemming van het onttrokken pootgoed wordt vermeld. 9. Triage, bemonstering en rangschikking De bereider mag alleen pootgoed ter certificering aanbieden dat afkomstig is van teelten die de voorgeschreven controles met succes hebben ondergaan en die voldoen aan de normen vastgesteld voor het ras, de categorie en de klasse waarin het pootgoed moet worden gecertificeerd. De bereider verwittigt de Dienst twee werkdagen voor het triëren aanvangt.
De voorlopige rangschikking van een partij gebeurt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en, gebeurlijk, de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris.
De Dienst neemt monsters op de ter certificering aangeboden partijen pootgoed om na te gaan of ze aan de normen voldoen.
Bij de certificering neemt de Dienst een geïdentificeerd monster van minstens 120 knollen per partij dat bestemd is voor het postcontroleveld. 10. Certificering 10.1. Algemeen Een partij is een hoeveelheid homogeen aardappelpootgoed (m.a.w. eenvormig in samenstelling en uitzicht), klaar voor de handel, van hetzelfde ras, dezelfde categorie, klasse en oorsprong en met hetzelfde referentienummer (officieel productienummer).
De definitieve rangschikking van de partij is "ten hoogste" die welke werd toegewezen bij de veldkeuring of eventueel die welke voortvloeit uit de fytosanitaire onderzoeken bedoeld onder punt 10.2. en uit de toepassing van de normen vermeld onder punt 7.2.
De keurmeester gaat na of de partij conform is na een keuring van representatieve monsters.
Het aantal per partij te keuren representatieve monsters is afhankelijk van de hoeveelheid bewerkt pootgoed en van de verpakking ervan. Voor een gecertificeerde partij in verpakkingen van 50 kg of minder worden aldus de in onderstaande tabel opgenomen bemonsteringsnormen toegepast.
Bewerkte tonnage
Aantal te keuren zakken (25 kg)
Aantal te keuren zakken (50 kg)
< 5
Minimum 2
2
5-25
Minimum 5
Minimum 3
26-75
Minimum 6
Minimum 4
76-125
Minimum 8
Minimum 5
> 125
Minimum 10
Minimum 6
Voor gecertificeerde partijen in verpakkingen van meer dan 50 kg, wordt de controle tijdens de verpakking gevoerd op fictieve eenheden van 50 kg en worden de in bovenstaande tabel opgenomen bemonsteringsnormen toegepast. 10.2. Normen 10.2.1. Raszuiverheid Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren mag niet hoger zijn dan : 0,00 % voor prebasispootgoed; 0,01 % voor basispootgoed S; 0,05 % voor basispootgoed SE en E; 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed A en B. 10.2.2. Gezondheidstoestand en diverse gebreken De maximale toleranties die op de partijen toepasselijk zijn wat de gebreken en ziekten betreft zijn : a) aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen : 1,0 % van het gewicht;b) gecombineerd droog- en natrot voor zover niet veroorzaakt door Synchitrium endobioticum, Clavibacter michiganensis subsp sepedonicus of Ralstonia solanacearum : 0,1 % van het gewicht voor de producties van prebasispootgoed; 0,5 % van het gewicht voor de producties van basispootgoed en gecertificeerd pootgoed waarvan een maximum te wijten is aan natrot, 0,1 % van het gewicht voor basispootgoed en 0,2 % van het gewicht voor gecertificeerd pootgoed; c) uitwendige gebreken (b.v. misvormde of gekwetste knollen) : 3 % van het gewicht; d) schurft : 1) gewone schurft (Streptomyces spec.) : die de knollen op meer dan een derde van de oppervlakte aantast : 5,0 % van het gewicht 2) poederschurft (Spongospora subterranea) die de knollen op meer dan 10,0 % van de oppervlakte aantast : 0,0 % van het gewicht voor prebasispootgoed 0,2 % van het gewicht voor basispootgoed 3,0 % van het gewicht voor gecertificeerd pootgoed 3) gerimpelde knollen (uitgedroogd) waarvan minstens één oog is aangetast is door zilverschurft (Helminthospsorium solani) : 0,5 % van het gewicht voor de categorie prebasispootgoed 1,0 % van het gewicht voor de categorie basispootgoed 1,0 % van het gewicht voor de categorie gecertificeerd pootgoed;e) knollen gerimpeld na een overmatige uitdroging : 1,0 % van het gewicht;f) bruine rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : die de knollen op meer dan 10,0 % oppervlakte aantast : 1,0 % van het gewicht voor prebasispootgoed 5,0 % van het gewicht voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed;g) totale tolerantie voor de punten b tot e hierboven : 6,0 % van het gewicht voor prebasis- en basispootgoed en 8,0 % voor gecertificeerd pootgoed;h) virus YNTN het maximale percentage in gewicht van knollen met symptomen van dit virus is : - 0,0 % van het gewicht voor prebasispootgoed - 0,1 % van het gewicht voor basispootgoed - 0,5 % van het gewicht voor gecertificeerd pootgoed;i) partijen met voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd;j) twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de Dienst in quarantaine geplaatst, onder meer : 1) de partijen die samengedrukt zijn boven de volgende normen
a.Indien 1,5 cm en diepte 3 mm : maximum 6,0 % in gewicht b. indien 1,5 cm en diepte 3 mm : maximum 6,0 % in gewicht c.Indien 1,5 cm en diepte 3 mm : maximum 1,0 % in gewicht
2) partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen 3) partijen waarin bevroren knollen voorkomen 4) partijen die licht aangetast zijn door natrot, en in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont. Deze partijen worden slechts aanvaard als ze bij een nieuwe keuring, minstens twee weken na de quarantaine, aan de normen voldoen; k) de poortaardappelen zijn vrij van Globodera rostochiensis, Globodera pallida, Synchitrium endobioticum, Clavibacter michiganensis subsp sepedonicus en Ralstonia solanacearum. Elke partij die een behandeling heeft ondergaan met een middel dat het kiemvermogen verhindert of vermindert wordt geweigerd. Een machtiging tot behandeling met erkende producten die het kiemvermogen tijdelijk verminderen, kan bij de Dienst aangevraagd worden. 10.2.3. Kalibrering a) Om gecertificeerd en in de handel te worden gebracht, voldoet het aardappelpootgoed aan de volgende eisen : 1) ze hebben een minimaal kaliber dat niet toelaat dat ze door een zeef met vierkante openingen van 25 mm kunnen;2) het maximumverschil in doorsnee tussen de knollen van een partij is 25 mm;3) vanaf een kaliber van 35 mm of hoger moeten de getallen die het minimum- en maximumkaliber aangeven een veelvoud van 5 zijn;4) een partij bevat niet meer dan 3 % in gewicht aan knollen met een kleinere doorsnede dan de minimumdoorsnede en ook niet meer dan 3 % in gewicht aan knollen met een grotere doorsnede dan de aangegeven maximumdoorsnede.Het totaal van buitenmaatse knollen mag niet meer dan 5 % in gewicht bedragen; b) op schriftelijke aanvraag kunnen andere kalibers door de Dienst worden toegestaan in geval van uitvoer;c) de eisen inzake kalibrering zijn niet van toepassing op prebasispootgoed PB-CT. 10.3. Etikettering van officieel gecertificeerde partijen 10.3.1. Algemeen Alle verpakkingen en recipiënten die pootaardappelen bevatten, worden aan de buitenkant voorzien van een door de Dienst afgeleverd officieel etiket. Het etiket wordt vastgehecht zodat het onmogelijk door andere documenten kan worden vervangen of opnieuw worden gebruikt.
De etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal vervaardigd.
Als het etiket van een gaatje voorzien is, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.
Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegelaten.
De Dienst levert de etiketten slechts af als het pootgoed aan alle certificeringsnormen voldoet. 10.3.2. Verplichte vermeldingen De verpakkingen worden voorzien van een officieel etiket met de volgende duidingen : 1) de vermelding : "EU-regels en -normen";2) de certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;3) de vermelding : "Solanum tuberosum";4) het referentienummer van de partij;5) de datum van de officiële sluiting of van de officiële bemonstering (dag (facultatief) - maand - jaar);6) het ras, minstens in Latijns schrift vermeld;7) het producerend land (land van herkomst);8) de categorie en klasse (nationale of van de Unie);9) het kaliber;10) het opgegeven nettogewicht;11) de vermelding : al dan niet ontsmet;12) het erkenningsnummer van de bereider;13) het "EU-plantenpaspoort", in voorkomend geval met vermelding van de beschermde zone waarin het pootgoed is toegelaten. De generatie geproduceerd pootgoed kan op het etiket vermeld worden, overeenkomstig punt 2.6.2.
Voor de rassen die het voorwerp zijn van een procedure tot opname in de nationale catalogus en waarvoor de toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 2.5 en bijlage 2) worden de volgende gegevens op het etiket vermeld : 1) voor de rasbenaming : de referentie van de kweker, de voorgestelde benaming of de goedgekeurde benaming en, in voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale catalogus;2) de vermelding "nog niet officieel op de officiële lijst opgenomen ras";3) de vermelding "alleen voor proeven";4) het kaliber. Bijkomende gegevens mogen vermeld worden op het etiket van de bereider alsmede op beide kanten van de verpakking.
De officiële certificeringsetiketten hebben minimale afmetingen van 110 mm x 67 mm.
De kleuren van het officiële etiket worden nader bepaald in onderstaande tabel :
Kleur van het officiële etiket
Nationale klassen
Klassen van de Unie
Wit met een paarse diagonale streep
PB-TC, PB
PB-TC (1 generatie), PB (max. 4 generaties)
Wit
S, SE, E
S, SE, E
Blauw
A, B
A, B
Oranje
voor de rassen die het voorwerp zijn van een procedure tot opname in de nationale catalogus en waarvoor toestemming is gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 2.5 en bijlage 2)
10.4. Officiële sluiting van gecertificeerde partijen De verpakkingen zijn nieuw en worden verzegeld, de recipiënten worden verzegeld. Verzegeling is evenwel niet noodzakelijk voor zakken met een genaaide sluiting. In dat geval wordt het al dan niet zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen van meer dan één sluitingsnaad vertoont, voldoet niet aan de regelgeving.
Na de definitieve certificering en sluiting kan de Dienst bijkomende monsters nemen. 10.5. Los vervoer van gecertificeerd pootgoed Het losvervoer van gecertificeerd pootgoed, in vrachtwagens of containers, vanaf het bedrijf van een bereider is toegelaten onder de volgende voorwaarden : 1) controles bij het laden en bij de inontvangstname worden minstens één werkdag op voorhand bij de Dienst aangevraagd;2) de vracht- of aanhangwagens zijn zuiver bij het laden;3) bij vervoer van het pootgoed, ofwel van het bedrijf van een bereider naar dat van een andere bereider, ofwel naar de eindgebruiker, worden de vracht- of aanhangwagens voorzien van een sluitingssysteem dat verzegeld kan worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat de verzegeling sporen van manipulatie vertoont.De etiketten worden aan de verzegeling van de vracht- of aanhangwagen vastgemaakt zodat de verbreking ervan die etiketten onbruikbaar maakt.
Als het pootgoed ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die in zijn naam handelt, wordt de aanwezigheid van een keurmeester van de Dienst niet vereist; de etiketten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers vermeld worden. Het exacte gewicht en de naam van de bestemmeling worden op het certificeringsetiket vermeld.
De aanwezigheid van de keurmeester bij het lossen is niet nodig als de geadresseerde de eindgebruiker van het pootgoed is. Die mag het pootgoed niet aan iemand anders afstaan. 10.6. Geweigerde partijen Partijen pootaardappelen die niet aan de voorschriften van dit besluit voldoen worden geweigerd. De inschrijvingsnemer geeft de Dienst kennis van de bestemming van de geweigerde partijen.
Die partijen mogen niet gehanteerd worden zonder de Dienst daarvan vooraf op de hoogte te brengen. in geval van betwisting van de uitslag van de keuring bij de triage en bij de certificering die aanleiding tot weigering heeft gegeven, kan de bereider binnen drie werkdagen na de kennisgeving van de weigering een aanvullende keuring aanvragen. De nieuwe keuring wordt uitgevoerd op nieuwe monsters die op de partij zijn genomen overeenkomstig punt 10.1. en in aanwezigheid van de bereider of van diens vertegenwoordiger.
De uitslag van de nieuwe keuring is definitief. 11. Bewerkingen van partijen gecertificeerd pootgoed 11.1. Splitsing en herverpakking van gecertificeerde pootaardappelen (kleine verpakkingen uitgezonderd) De splitsing en/of herverpakking van partijen pootaardappelen kan in alle stadia die aan het gebruik voorafgaan verricht worden onder het toezicht van de Dienst.
Gesplitste en/of herverpakte partijen pootgoed worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde vermeldingen voorkomen als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : de datum van de nieuwe sluiting; 2) de naam van de certificeringsdienst die de vorige sluiting heeft verricht. 11.2. Verdelen in kleine verpakkingen 11.2.1. Modaliteiten Elke verpakking dat voorzien is van het document bedoeld onder punt 11.2.2. en dat maximum 5 kg gecertificeerd pootgoed bevat, wordt beschouwd als kleine verpakking in de zin van dit besluit.
Alleen pootgoed van de categorie "gecertificeerd pootgoed" vervat in verpakkingen voorzien van gewone officiële keuringsdocumenten mag in kleine verpakkingen verpakt worden.
Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen laat toe om elke opening of beschadiging vast te stellen.
Het overbrengen in kleine verpakkingen mag slechts door verdelers in kleine verpakkingen uitgevoerd worden die de Dienst erkent. 11.2.2. Document opgemaakt door de verdeler in kleine verpakkingen De kleine verpakkingen worden voorzien van een document waarop de volgende gegevens vermeld staan : 1) het erkenningsnummer van de verdeler in kleine verpakkingen;2) de vermelding "aardappelpootgoed";3) de naam van het ras;4) de categorie en de klasse;5) het nettogewicht bij het verpakken;6) desgevallend de vermelding "chemisch behandeld". Als de kleine verpakkingen doorschijnend of kleinmazig zijn, kan het document in de kleine verpakking worden gevoegd. 11.2.3. Sluitzegel Behalve het document bedoeld onder punt 11.2.2, zijn de kleine verpakkingen voorzien van een sluitzegel of bevatten ze er één. De sluitzegels worden door de Dienst afgeleverd op verzoek van de verdeler in kleine verpakkingen of door hem opgemaakt onder toezicht van de Dienst.
Elke sluitzegel vermeldt de volgende gegevens : 1) de naam van de Dienst - België;2) de vermelding "kleine verpakking";3) het producerend land;4) het volgordenummer;5) de vermelding "gecertificeerd pootgoed";6) de vermelding "EU-plantenpaspoort.(Rp)" (vervangingsplantenpaspoort).
De kleur van het zegel is blauw. 11.2.4. Gecombineerd document De sluitzegels kunnen met de documenten van de verdeler in kleine verpakkingen gecombineerd worden. De verdeler in kleine verpakkingen richt de aanvraag aan de Dienst en verbindt zich er schriftelijk toe alleen de aangegeven documenten te gebruiken. 11.2.5. Stofboekhouding De stofboekhouding wordt gevoerd naarmate van het overbrengen in kleine verpakkingen en aan de Dienst voorgelegd op zijn verzoek.
Ze bevat de volgende gegevens. a) voor de te splitsen verpakkingen : 1) het ras;2) het referentienummer van de partij met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering heeft uitgevoerd;3) het opgegeven nettogewicht;4) de nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken;5) de categorie en de klasse van het pootgoed;b) voor kleine verpakkingen : 1) de datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen;2) het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie;3) de nummers van de keuringsetiketten of van de afgeleverde gecombineerde documenten. 11.2.6. Herverpakking Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed dat al verpakt is in een kleine verpakking, is niet toegelaten, tenzij de Dienst daartoe vooraf zijn akkoord heeft gegeven.
Deze handeling geschiedt onder het toezicht van de Dienst. 11.3. Partijen ontloden De bereiders brengen de Dienst op de hoogte van het feit dat officieel gecertificeerde partijen niet meer als aardappelpootgoed in de handel gebracht zullen worden. De bestemming van de partijen wordt opgegeven en de gebruikte etiketten ter beschikking van de Dienst gesteld. 12. Postcontroleveld Het postcontroleveld wordt opgesteld met monsters genomen op het veld na loofdoding (punt 6), monsters genomen tijdens de certificering (punt 9) en monsters afkomstig van ingevoerde moederpartijen, om na te gaan of het in de handel gebrachte pootgoed voldoet aan de Europese en Waalse certificeringsnormen. De geplante monsters worden aan de volgende tellingen onderworpen : het aantal niet gekiemde planten, aantal viruszieke planten (bladrol, mozaïek), aantal verwelkte planten te wijten aan bacterie of schimmel, aantal aantastingen door Rhizoctonia solani en het aantal planten die niet overeenstemmen met het fenotype (rassonzuiverhedenof of off-type). 13. Invoer 13.1. Pootgoed ingevoerd vanuit een EU-lidstaat 13.1.1. Bruto- of half afgewerkte partijen Het binnenbrengen van bruto- of half afgewerkte partijen met het oog op de bewerking ervan in het Waalse Gewest is toegestaan op grond van waarborgen verleend door de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor keuring en certificering.
Na uitvoering van eventuele aanvullende virologische tests wordt het pootgoed behandeld zoals omschreven onder punt 10.
Voor teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijke rassenlijst noch in de nationale catalogus voorkomen, dient het bewijs geleverd dat ze, naargelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land. 13.1.2. Gecertificeerd pootgoed Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de Europese Unie. 13.2. Pootgoed ingevoerd vanuit een derde land De formaliteiten betreffende de invoer van pootgoed zijn vastgesteld bij het koninklijk besluit van 22 september 1993 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten.
De Administratie van de Douane mag aardappelpootgoed tot de invoer slechts toelaten op vertoon van een door de Dienst afgeleverd controlecertificaat waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden waarin de beschikkingen van de Europese Unie voorzien. Bij gebrek aan gelijkstelling wordt de Dienst geraadpleegd.
De invoer kan toegestaan worden als het pootgoed : 1) behoort tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving in de nationale catalogus en bestemd wordt om aan voormelde proeven deel te nemen;2) bestemd wordt voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden;3) bestemd wordt voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de Dienst;4) bestemd wordt voor wederuitvoer naar derde landen. In alle voornoemde gevallen wordt het bewijs geleverd en bij het invoerdocument gevoegd.
De fytosanitaire voorschriften worden nageleefd. » Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN
Bijlage 2 Bijlage 3 : - Voorwaarden voor de productie en het in de handel brengen van aardappelpootgoed dat niet toebehoort aan een ras dat voorkomt op de nationale rassencatalogus of op de gemeenschappelijke rassencatalogus, of dat in procedure van inschrijving is op één van deze catalogi, en dat bestemd is voor uitvoer naar een land dat geen lid is van de Europese Unie 1. Aanvraag voor de productie en het in de handel brengen Elke operator die aardappelpootgoed dat niet toebehoort aan een ras dat voorkomt op de nationale rassencatalogus of op de gemeenschappelijke rassencatalogus, of dat in procedure van inschrijving is op één van deze catalogi, en dat bestemd is voor uitvoer naar een land dat geen lid is van de Europese Unie wil produceren en in de handel brengen, moet de toestemming verzoeken bij de Dienst. De operator wordt erkend door de Dienst als bereider van pootaardappelen volgens de voorwaarden vermeld in punt 2.2.2., onder c) van bijlage 1. Bij zijn aanvraag tot toestemming, verstrekt de operator de volgende inlichtingen aan de Dienst : a) Naam van het materiaal of code b) Plaats van productie c) Oorsprong van het moederpootgoed d) Ingezaaide hoeveelheden e) Het bewijs dat de verplichte fytosanitaire maatregelen voor de productie van pootaardappelen nageleefd worden f) Het land van bestemming van de productie van pootaardappelen 2.Opvolging van de productie De operator verstrekt de Dienst de specifieke maatregelen in verband met de productie van het land van uitvoer De Dienst zorgt voor de verificatie ervan bij een controle op het veld, of bij analyses in een laboratorium. 3. Verpakking en verzegeling De verzegeling van verpakkingen die pootaardappelen bevatten worden verricht in de installaties van de operator, overeenkomstig de voorwaarden vermeld in de punten 2.4.1 en 2.4.2 van bijlage 1 van dit besluit.
Pootgoed wordt alleen in de handel gebracht in gesloten, verzegelde verpakkingen of recipiënten. De verpakkingen en containers worden officieel of onder officieel toezicht zo verzegeld dat ze niet kunnen worden geopend zonder het zegel te beschadigen of op het onder punt 6 van bijlage 1 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen achter te laten. De verzegeling omvat ten minste ofwel het officiële etiket, ofwel een officieel zegel.
De verpakkingen zijn nieuw en de recipiënten zijn schoon. 4. Etikettering De verpakkingen van pootaardappelen dragen een officieel etiket (witte kleur) in het Frans en, of op verzoek van de operator, in het Engels. Dat etiket vermeldt minstens volgende gegevens : a) De Keuringsdienst of desbetreffend kenteken b) Het partijnummer c) De datum van sluiting (dag-maand-jaar) d) Het soort e) De vermelding "Ras in proef" f) Het kaliber g) Het opgegeven netto- of brutogewicht h) De uitvoering van een chemische behandeling 5.Geldigheidsduur De toestemming om te produceren en in de handel te brengen is geldig voor het perceel en de partij betrokken bij de aanvraag tot toestemming, en voor een maximale duur van twaalf maanden na de toekenning ervan. 6. Andere verplichtingen Geproduceerde pootaardappelen mogen slechts in de handel worden gebracht in landen die geen lid zijn van de Europese Unie indien de voorwaarden voor het verlenen van het fytosanitair certificaat voor deze pootaardappelen worden nageleefd. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN
Bijlage 3 Bijlage 4 - Eisen betreffende het in de handel brengen van prebasispootgoed van aardappelen als EU-klasse PB-TC en EU-klasse PB 1. Prebasispootgoed van aardappelen van de "EU-klasse PB-TC" moet moet aan de volgende eisen voldoen : a.eisen betreffende de pootaardappelen i) niet-rasechte planten en planten van andere rassen zijn niet in het gewas aanwezig; ii) planten met zwartbenigheid zijn niet in het gewas aanwezig; iii) in de directe nateelt zijn geen virusziekten in het gewas aanwezig; iv) planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus zijn niet in het gewas aanwezig; v) de planten, knollen inbegrepen, worden geproduceerd door middel van microvermeerdering; vi) de planten, knollen inbegrepen, worden geproduceerd in een beschermde faciliteit en in een groeimedium dat vrij is van ziekten; vii) knollen worden na de eerste generatie niet meer vermenigvuldigd. b. eisen betreffende de pootaardappelen De partijen bevatten geen : i) pootaardappelen met rot; ii) pootaardappelen met lakschurft; iii) pootaardappelen met aardappelschurft; iv) pootaardappelen met poederschurft; v) overmatig verschrompelde pootaardappelen als gevolg van uitdroging; vi) pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen. 2. Prebasispootgoed van aardappelen van de "EU-klasse PB" moet aan de volgende eisen voldoen : a.eisen betreffende aardappelpootgoed op het veld i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,01 %; ii) de planten vertonen geen symptomen van zwartbenigheid; iii) het aantal planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus bedraagt niet meer dan 0,1 %; iv) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 0,5 %. b. eisen betreffende de pootaardappelen i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,2 % massa; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 1 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 1 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 0,5 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3% massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1% massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 6% massa.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-Predident, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN
Bijlage 4 Bijlage 5 - Vaststelling van EU-klassen voor basispootgoed en gecertificeerd pootgoed van aardappelen en van de daarvoor geldende eisen en aanduidingen 1. EU-klassen voor basispootgoed van aardappelen Eisen voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed als "EU-klasse S" Gecertificeerd pootgoed van aardappelen worden in de handel gebracht als "EU-klasse S" als ze voldoen aan de volgende eisen : a) na officiële inspectie is vastgesteld dat de aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.1 onder a); b) na officiële inspectie is vastgesteld dat de partijen aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.1 onder b). 1.2. Eisen voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed als "EU-klasse SE" Gecertificeerd pootgoed van aardappelen worden in de handel gebracht als "EU-klasse SE" als ze voldoen aan de volgende eisen : a) na officiële inspectie is vastgesteld dat de aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.2 onder a); b) na officiële inspectie is vastgesteld dat de partijen aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.2 onder b). 1.3. Eisen voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed als "EU-klasse E" Gecertificeerd pootgoed van aardappelen worden in de handel gebracht als "EU-klasse E" als ze voldoen aan de volgende eisen : a) na officiële inspectie is vastgesteld dat de aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.3 onder a); b) na officiële inspectie is vastgesteld dat de partijen aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 3.3 onder b). 2. EU-klassen voor gecertifieerd basispootgoed van aardappelen 2.1. Eisen voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed als "EU-klasse A" Gecertificeerd pootgoed van aardappelen worden in de handel gebracht als "EU-klasse A" als ze voldoen aan de volgende eisen : a) na officiële inspectie is vastgesteld dat de aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 4.1 onder a); b) na officiële inspectie is vastgesteld dat de partijen aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 4.1 onder b). 2.2. Eisen voor het in de handel brengen van aardappelpootgoed als "EU-klasse B" Gecertificeerd pootgoed van aardappelen worden in de handel gebracht als "EU-klasse B" als ze voldoen aan de volgende eisen : a) na officiële inspectie is vastgesteld dat de aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 4.2 onder a); b) na officiële inspectie is vastgesteld dat de partijen aardappelen voldoen aan de eisen vermeld in punt 4.2 onder b). 3. Eisen voor pootgoed van aardappelen 3.1. Prebasispootgoed van aardappelen van de "EU-klasse S" moet aan de volgende eisen voldoen : a. eisen betreffende de pootaardappelen : i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,1 %; ii) het aantal door zwartbenigheid aangetaste planten bedraagt niet meer dan 0,1 %; iii) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 1 %; iv) het aantal planten met mozaïeksymptomen en het aantal planten met symptomen van bladrolvirus bedragen samen niet meer dan 0,2 %; v) het maximumaantal generaties, met inbegrip van de generaties van prebasispootgoed op het veld en basispootgoed, bedraagt vijf; vi) als de generatie niet op het officiële etiket vermeld staat, worden de aardappelen geacht te behoren tot de vijfde generatie. b. toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten : i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,5 % massa, waarvan ten hoogste 0,2 % massa natrot; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 3 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 1 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3 % massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1 % massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 6 % massa. 3.2. Prebasispootgoed van aardappelen van de "EU-klasse SE" moet aan de volgende eisen voldoen : a. eisen betreffende de pootaardappelen : i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,1 %; ii) het aantal door zwartbenigheid aangetaste planten bedraagt niet meer dan 0,5 %; iii) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 2 %; iv) het aantal planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus bedraagt niet meer dan 0,5 %; v) het maximumaantal generaties, met inbegrip van de generaties van prebasispootgoed op het veld en basispootgoed, bedraagt zes; vi) als de generatie niet op het officiële etiket vermeld staat, worden de aardappelen geacht te behoren tot de zesde generatie. b. toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten : i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,5 % massa, waarvan ten hoogste 0,2 % massa natrot; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 3 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 1 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3 % massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1 % massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 6 % massa. 3.3. Prebasispootgoed van aardappelen van de "EU-klasse E" moet aan de volgende eisen voldoen : a. eisen betreffende de pootaardappelen : i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,1 %; ii) het aantal door zwartbenigheid aangetaste planten bedraagt niet meer dan 1 %; iii) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 4 %; iv) het aantal planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus bedraagt niet meer dan 0,8 %; v) het maximumaantal generaties, met inbegrip van de generaties van prebasispootgoed op het veld en basispootgoed, bedraagt zeven; vi) als de generatie niet op het officiële etiket vermeld staat, worden de aardappelen geacht te behoren tot de zevende generatie. b. toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten : i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,5 % massa, waarvan ten hoogste 0,2 % massa natrot; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 3 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 1 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3 % massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 1 % massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 6 % massa. 4. Minimumeisen voor gecertificeerd pootgoed van aardappelen 4.1. Gecertificeerd pootgoed van aardappelen van de "EU-klasse A" moet aan de volgende eisen voldoen : a. eisen betreffende de pootaardappelen : i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,2 %; ii) het aantal door zwartbenigheid aangetaste planten bedraagt niet meer dan 2 %; iii) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 8 %; iv) het aantal planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus bedraagt niet meer dan 2 %; b. toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten : i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,5 % massa, waarvan ten hoogste 0,2 % massa natrot; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 3 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 1 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3 % massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 2 % massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 8 % massa. 4.2. Gecertificeerd pootgoed van aardappelen van de "EU-klasse B" moet aan de volgende eisen voldoen : a. eisen betreffende de pootaardappelen : i) het aantal niet-rasechte planten en het aantal planten van andere rassen bedragen samen niet meer dan 0,5 %; ii) het aantal door zwartbenigheid aangetaste planten bedraagt niet meer dan 4 %; iii) in de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan 10 %; iv) het aantal planten met mozaïeksymptomen of symptomen van bladrolvirus bedraagt niet meer dan 6 %; b. toleranties voor de partijen met betrekking tot de volgende onzuiverheden, onvolkomenheden en ziekten : i) het aandeel pootaardappelen met ander rot dan ring- of bruinrot bedraagt niet meer dan 0,5 % massa, waarvan ten hoogste 0,2 % massa natrot; ii) het aandeel pootaardappelen met lakschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iii) het aandeel pootaardappelen met aardappelschurft op meer dan een derde van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 5 % massa; iv) het aandeel pootaardappelen met poederschurft op meer dan 10 % van hun oppervlak bedraagt niet meer dan 3 % massa; v) het aandeel knollen die verschrompeld zijn als gevolg van overmatige uitdroging of door zilverschurft veroorzaakte uitdroging, bedraagt niet meer dan 1 % massa; vi) het aandeel pootaardappelen met uitwendige onvolkomenheden, inclusief misvormde of beschadigde knollen, bedraagt niet meer dan 3 % massa; vii) aanhangende grond en andere vreemde bestanddelen bedragen samen niet meer dan 2 % massa; viii) het totale aandeel van de pootaardappelen dat onder de in de punten i) tot en met vi) genoemde toleranties valt, bedraagt niet meer dan 8 % massa.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-Predident, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN Bijlage 5 Bijlage 6 - Minimale eisen waaraan de buiten het Waalse Gewest geproduceerde en gecertificeerde pootaardappelen moeten voldoen 1. Het aantal planten dat door zwartbenigheid is aangetast, mag bij een officiële veldkeuring niet meer bedragen dan : 2 % voor basispootgoed 4 % voor gecertificeerd pootgoed.2. In de directe nateelt mag het aantal niet-rasechte planten niet meer bedragen dan : 0,25 % voor basispootgoed 0,5 % voor gecertificeerd pootgoed.3. In de directe nateelt mag het aantal niet-rasechte planten niet meer bedragen dan : 0,1 % voor basispootgoed 0,2 % voor gecertificeerd pootgoed.4. In de directe nateelt bedraagt het aantal planten met door virussen veroorzaakte symptomen niet meer dan : 4 % voor basispootgoed 10 % voor gecertificeerd pootgoed. Lichte mozaïek, als slechts lichte verkleuringen zonder misvormingen van de bladeren, blijft buiten beschouwing voor gecertificeerd pootgoed. 5. Bij de beoordeling van de afstamming van een ras dat chronisch aangetast door een chronische virusziekte worden de door dit virus veroorzaakte lichte symptomen niet in aanmerking genomen.6. Het productieveld moet vrij zijn van Heterodera rostochiensis Woll. 7. De teelt is vrij van Synchitrium endobioticum (Schilb.) Perc. en de Corynebacterium sepedonicum (Spieck. et Kotth.) Skapt. en Burkh.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-Predident, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN
Bijlage 6 Bijlage 7 - Minimale eisen waaraan de buiten het Waalse Gewest geproduceerde en gecertificeerde pootaardappelen moeten voldoen A. Toleranties voor de volgende onzuiverheden, gebreken en ziekten van pootaardappelen : 1. Aanwezigheid van grond en andere vreemde bestanddelen : 2 % van het gewicht 2.Droog en nat rot, voor zover het niet veroorzaakt is door Synchitrium endobioticum, Coryebacterium sepedonicum of Pseudomonas solanacearum : 1 % van het gewicht 3. Uitwendige gebreken (b.v. misvormde of gekwetste knollen) : 3 % van het gewicht 4. Gewone schurft : knollen waarvan de oppervlakte voor meer dan één derde aangetast is : 5 % van het gewicht Totale tolerantie voor de punten 2 tot 4 : 6 % van het gewicht B.Het pootgoed moet vrij zijn van Heterodera rostochiensis, Synchitrium endobioticum, Corynebacterium sepedonicum en Pseudomonas solanacearum.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 oktober 2015 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014 betreffende de productie en het in de handel brengen van pootaardappelen.
Namen, 8 oktober 2015.
De Minister-Predident, P. MAGNETTE De Minister van Landbouw, Natuur, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme en Sportinfrastructuren, afgevaardigde voor de Vertegenwoordiging bij de Grote Regio, R. COLLIN