gepubliceerd op 21 april 2000
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 6 mei 1999 houdende oprichting van de publiekrechtelijke naamloze vennootschap « Société de Garantie régionale wallonne » (Waalse Gewestelijke Waarborgmaatschappij)
8 APRIL 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 6 mei 1999 houdende oprichting van de publiekrechtelijke naamloze vennootschap « Société de Garantie régionale wallonne (S.G.R.W.) » (Waalse Gewestelijke Waarborgmaatschappij)
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 mei 1999 houdende oprichting van de publiekrechtelijke naamloze vennootschap « Société de Garantie régionale wallonne (S.G.R.W.) », inzonderheid op de artikelen 2 en 3;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 20 maart 2000;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 april 2000;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gegrond enerzijds op het feit dat de naamloze vennootschap "S.G.R.W." uiterlijk 31 maart 2000 operationeel moet zijn en op die datum de enige bevoegde instantie wordt om de nieuwe waarborgaanvragen te behandelen aangezien de naamloze vennootschap "Crédit Professionnel" vanaf 1 april 2000 daarvoor niet meer bevoegd zal zijn, en anderzijds op het feit dat de "S.G.R.W." krachtens artikel 13 van het decreet van 6 mei 1999 waarbij zij is opgericht, de rechten en verplichtingen van de naamloze vennootschap "Crédit Professionnel" uiterlijk 2 juli 2000 moet overnemen;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 maart 2000 krachtens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 6 mei 1999 houdende oprichting van de publiekrechtelijke naamloze vennootschap « Société de Garantie régionale wallonne (S.G.R.W.) »; 2° "S.G.R.W.": de publiekrechtelijke naamloze vennootschap « Société de Garantie régionale wallonne », opgericht bij bovenvermeld decreet van 6 mei 1999; 3° "financiële instelling" : de instellingen en vennootschappen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1.en 2. van het decreet; 4° "krediet" : de verrichtingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het decreet;5° "onderneming" : de kleine en middelgrote onderneming bedoeld in artikel 2, § 2, van het decreet;6° "waarborg" : de waarborg bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, van het decreet.
Art. 2.§ 1. De waarborg van de "S.G.R.W." heeft betrekking : 1° ofwel op een gedeelte dat kleiner is dan 75 % van het door de financiële instelling toegestane krediet;dat gedeelte mag niet meer bedragen dan 75 % van elke op de vervaldagen te verrichten afbetaling; 2° ofwel op een aantal op vervaldagen te verrichten afbetalingen, waarvan het totaalbedrag niet hoger is dan 75 % van het door de financiële instelling toegestane krediet. In het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, brengt iedere terugbetaling een vermindering van de waarborg van de "S.G.R.W." met zich mee ten belope van het gedeelte van haar tegemoetkoming in de terugbetaalde afbetaling.
In het geval bedoeld in het tweede lid, 2°, worden de terugbetalingen volledig afgetrokken van de waarborg van de "S.G.R.W.". § 2. Het in § 1 bedoelde gedeelte kan op 80 % worden gebracht wanneer de onderneming een natuurlijke persoon is die voor het eerst sedert minder dan 24 maanden hoofdzakelijk ingeschreven staat bij het "Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen" of een vennootschap is waarvan ten minste 75 % van de aandelen in handen zijn van één of meer personen van wie sprake hierboven en voor zover één van hen het dagelijkse beheer waarneemt. § 3. Indien de onderneming of derden onvoldoende waarborgen geven aan de financiële instelling, kan de "S.G.R.W." eisen dat de onderneming zekerheden stelt voor een deel van het krediet. § 4. Behoudens toepassing van artikel 3 is de waarborgsom beperkt tot het maximumbedrag van de tegemoetkoming, berekend overeenkomstig de "de minimis"-regel, zoals bepaald bij mededeling 96/C 68/08 van de Commissie betreffende de "de minimis"-tegemoetkomingen.
Het maximumbedrag van de tegemoetkoming voor het lopende jaar, T-jaar genoemd, wordt berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het gemiddelde tegemoetkomingspercentage voor het T-jaar wordt jaarlijks in de loop van januari berekend aan de hand van volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De werkelijke tegemoetkoming is gelijk aan het totaal van de terugbetalingen gekoppeld aan de verleende gewestwaarborg waarvan de ontvangen provisies en de invorderingen afgetrokken worden.
Art. 3.Een voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie is vereist : 1° indien het bedrag van de waarborg hoger is dan het in artikel 2, § 4, bedoelde maximumbedrag van de tegemoetkoming;2° indien de onderneming deel uitmaakt van de sectoren die onder het EGKS-Verdrag vallen of van de sectoren scheepsbouw, vervoer, landbouw en visserij.
Art. 4.De waarborgaanvraag wordt door de financiële instelling bij de "S.G.R.W." ingediend en moet vergezeld gaan van een dossier met standaarddocumenten waarvan de inhoud en het doel door de "S.G.R.W." worden bepaald.
De aanvraag moet o.m. vermelden onder welke voorwaarden de financiële instelling het krediet zal toestaan en om welke redenen de waarborg wordt verleend.
De "S.G.R.W." kan toezicht uitoefenen of laten uitoefenen op de evaluatie van de waarborgen, op de boekhouding, het beheer en de financiële toestand van de onderneming die de waarborg van de "S.G.R.W." heeft aangevraagd of verkregen.
Art. 5.De financiële instelling en de onderneming betalen de "S.G.R.W." een provisie op het bedrag van de gewaarborgde kredieten.
Op advies van de raad van bestuur van de "S.G.R.W." bepaalt de Regering het percentage van de provisie ten laste van de financiële instelling en dat van de provisie ten laste van de onderneming. Ze moet daarbij het financiële evenwicht van de "S.G.R.W." in acht nemen, rekening houdende met de in artikel 8 van het decreet bedoelde tegemoetkoming van het Waalse Gewest, alsmede haar maatschappelijk doel, namelijk vlottere kredietverlening voor beroepsdoeleinden aan kleine en middelgrote ondernemingen en bevordering van hun oprichting en ontwikkeling in het Waalse Gewest.
Voor de in artikel 2, § 2, bedoelde onderneming, kan de provisie ten laste van de onderneming verminderd worden.
Een vervroegde volledige of gedeeltelijke terugbetaling heeft niet de teruggave van een deel van de provisie tot gevolg.
Art. 6.De financiële instelling die een door de "S.G.R.W." gewaarborgd krediet opzegt, laat het haar weten terzelfder tijd als ze de opzegging aan de onderneming richt, en geeft daarbij de redenen van haar beslissing op. Op de datum van opzegging maakt ze de uitvoerige afrekening van de schuldvordering die ze t.o.v. de onderneming heeft, met name het verschuldigde saldo in hoofdsom, het bedrag van de vervallen intresten en de eventuele bijkomende kosten.
De "S.G.R.W." mag een provisie aan de financiële instelling uitkeren zodra ze verneemt dat kans op tegemoetkomingsverlening bestaat. Dat bedrag wordt door de financiële instelling achtereenvolgens aangerekend op de bijkomende kosten, de intresten en de hoofdsom die terugbetaald moet worden wanneer de storting verricht wordt. De uitkering van een provisie stelt de "S.G.R.W." vrij van de betaling van intresten op het bedrag in hoofdsom aldus terugbetaald vanaf de dag na de storting van de provisie.
Art. 7.De financiële instelling eist de invordering van de opgezegde kredieten door alle wettelijke middelen en maakt, in overleg met de "S.G.R.W.", de gestelde zekerheden of waarborgen alsmede de goederen van de onderneming te gelde.
Na afsluiting van de invorderingsverrichtingen stuurt de financiële instelling een aanvraag om tegemoetkoming aan de "S.G.R.W." voor het bedrag dat voor haar rekening blijft.
De juiste afrekening van de tegemoetkoming van de "S.G.R.W." wordt pas verricht wanneer het definitieve bedrag van de tegemoetkoming gekend is en aanleiding geeft tot de betaling van een aanvullende tegemoetkoming of tot de terugbetaling van een eventueel saldo.
Art. 8.In geval van schade waarvoor de in artikel 2, § 1, 1°, bedoelde waarborg wordt verleend, wordt het opbrengstaandeel van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde tegeldemakingen, verhoudingsgewijs bestemd voor het werkelijk uitstaande bedrag van het deel van het door de "S.G.R.W." gewaarborgde krediet en van het deel van het op de dag van opzegging niet gewaarborgde krediet.
In geval van schade waarvoor de in artikel 2, § 1, 2°, bedoelde waarborg wordt verleend, wordt het opbrengstaandeel van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde tegeldemakingen, dat overeenstemt met het percentage van het door de financiële instelling genomen risico, prioritair besteed aan het deel van het krediet dat niet gewaarborgd is door de "S.G.R.W.".
Het saldo van de opbrengst van de tegeldemakingen bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt verhoudingsgewijs bestemd voor het werkelijk uitstaande bedrag van het deel van het door de "S.G.R.W." gewaarborgde krediet en van het deel van het op de dag van opzegging niet gewaarborgde krediet.
Art. 9.De "S.G.R.W." kan beslissen de verleende waarborg in te trekken indien : 1° de voorwaarden voor de verlening ervan niet vervuld zijn; 2° de financiële instelling de door de "S.G.R.W." voorgeschreven maatregelen niet heeft getroffen om het krediet voor de vastgelegde doeleinden aan te wenden; 3° de waarborg verleend is op grond van onjuiste aangiften van de financiële instelling; 4° de financiële instelling de aanvankelijke voorwaarden voor de kredietverlening wijzigt zonder voorafgaande instemming van de "S.G.R.W." of ze dusdanig wijzigt dat de voorwaarden waaronder de "S.G.R.W." de waarborg verleent, niet meer vervuld zijn; 5° de financiële instelling de provisie niet betaald heeft op de vervaldag van de overeengekomen termijn; 6° de financiële instelling een bedrag heeft opgeëist dat hoger is dan het werkelijk geleden verlies dat door de "S.G.R.W." wordt gedekt.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2000.
Art. 11.De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 8 april 2000.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA