gepubliceerd op 17 juli 2007
Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin te herzien en waarbij het voorontwerp van herziening wordt aangenomen met het oog op de opneming van twee ontginningsgebieden als uitbreiding van de steengroeve van Lompret op het grondgebied van de gemeente Chimay (Lompret) en op de herbestemming van gronden, gelegen in het oostelijk deel van het bestaande ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeenten Chimay (Lompret) en Couvin (Aublain) als landbouwgebied ten titel van planologische compensatie
7 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin (blad 57/7) te herzien en waarbij het voorontwerp van herziening wordt aangenomen met het oog op de opneming van twee ontginningsgebieden als uitbreiding van de steengroeve van Lompret op het grondgebied van de gemeente Chimay (Lompret) en op de herbestemming van gronden, gelegen in het oostelijk deel van het bestaande ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeenten Chimay (Lompret) en Couvin (Aublain) als landbouwgebied ten titel van planologische compensatie
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 32, 35 en 42 tot 46;
Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1979 tot opstelling van het gewestplan Thuin-Chimay;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 april 1980 tot opstelling van het gewestplan Philippeville-Couvin;
Overwegende dat de optie waar het gewestelijk structuurplan voor koos wat de bescherming en het beheer betreft van de ondergrondse rijkdommen erin bestaat, in te spelen op de behoefte aan ruimte voor de ontginningsnijverheid in de komende dertig jaar;
Gelet op het Toekomstcontract voor Wallonië, aangenomen op 20 januari 2005 en op de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië, aangenomen op 30 augustus 2005;
Overwegende dat de Waalse Regering op 27 maart 2002 de Minister van Ruimtelijke Ordening ermee belast heeft de dossiers te behandelen in verband met de aanvraag tot opneming van ontginningsgebieden op grond van volgende werkwijze : het bestuur gaat na of de aanvraag verband houdt met een afzetting die bevestigd is door het onderzoek van de Universiteit Luik in verband met de inventaris van de ondergrondse rijkdommen, of die aanvraag overeenstemt met een ontwikkelingsbeleidsplan van de onderneming inzake economie, werkgelegenheid, duurzame mobiliteit en of ze in minstens één van volgende prioriteiten past : - de uitbating mag niet langer dan zes jaar doorgaan binnen de grenzen van het ontginningsgebied opgenomen in het gewestplan, afgaande op het huidige ontginningsritme, behoudens buitengewone omstandigheden die in het beleidsplan gemotiveerd worden; - de vraag draagt bij tot de instandhouding van een productiepotentieel voor een stof die als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië;
Overwegende dat de NV "Carrières de Lompret" op het grondgebied van de voormalige gemeente van Lompret (Chimay) een kalksteengroeve uitbaat met een laag gehalte aan calciumcarbonaat voor de productie van steenslag die verhandeld wordt als toeslagmateriaal voor civieltechnische werken en in de bouwsector;
Overwegende dat het ontginningsgebied waarin die ontginning gelegen is, opgenomen is in het gewestplan Thuin-Chimay (Chimay [Lompret]) over ongeveer 19,2 ha en in het gewestplan Philippeville-Couvin (gemeente Couvin, voormalige gemeente Aublain) over 8,4 ha;
Overwegende dat de steengroeve opengemaakt is in de noordflank van een anticlinaal, in kleiïge kalksteen in het Lid van Bieumont in de Formatie van Grands Breux uit het Midden-Frasniaan; dat de geologische lagen in oost-westelijke richting liggen en ongeveer 20 à 30° naar het noorden hellen;
Overwegende dat de productie thans 125 000 ton per jaar bedraagt, wat voor werkgelegenheid zorgt voor acht personen;
Overwegende dat de klantenkring in een straal van maximum 200 km gelegen is, waarvan 85 % op de Belgische markt en 15 % op de Franse markt; dat het product buiten dat gebied aan competitiviteit inboet wegens de vervoerskosten;
Overwegende dat die producten uitsluitend over de weg vervoerd worden met dagelijks, in beide richtingen, een verkeer van 30 vrachtwagens voorzien van gemiddeld 20 ton laadvermogen, tegen 210 dagen/jaar; dat de helft van dat verkeer zich zuidwaarts begeeft via de N99 Chimay-Couvin, en de andere helft noordwaarts via de N589 naar Cerfontaine en de N53 naar Beaumont en Charleroi; dat slechts 15 % van het verkeer nog door het centrum van Lompret rijdt;
Overwegende dat er in november 2005 in het oostelijk deel van de huidige ontginning een aanzienlijke grondverschuiving plaatsvond met dramatische menselijke gevolgen; dat de zeven destructieve onderzoeken in het oostelijk deel van het ontginningsgebied, in juni 2006 verricht door de firma CEFOR om een nieuw ontginningsplan voor te leggen aan de arbeidsinspectie, gewezen hebben op het bestaan van niet-valoriseerbare schistlagen in dat hele oostelijke deel; dat daaruit blijkt dat er in het huidige ontginningsgebied, opgenomen in het gewestplan en buiten de kalksteenlaag om, die in de huidige groeve wordt uitgebaat, enkel nog een strook kleiïge kalksteen van geringere kwaliteit in het noorden uitgebaat kan worden;
Overwegende dat het om veiligheidsredenen in de ontginning en wegens de kwaliteit van de afzetting, hierboven uiteengezet, past om af te zien van de ontginning van het deel van het ontginningsgebied opgenomen ten oosten van de huidige groeve; dat die gronden daarnaast betrekkelijk dicht bij de woningen van de rue de Virelles in Aublain gelegen zijn, waardoor zij blootgesteld zouden kunnen worden aan de hinder van de mijnschoten;
Overwegende dat het voortbestaan van de uitbating na de eerstkomende drie jaar daardoor niet meer gegarandeerd kan worden;
Overwegende dat een geologische erkenningscampagne van dertig destructieve boringen en een geofysisch onderzoek op grond van zeven elektrische weerstandsmetingen in 1994 zijn verricht door de firma Geohygeor waardoor het voorhandenzijn, voorbij de noordergrens van het ontginningsgebied, van een bioherme lens van massieve grijze kalksteen met een hoog gehalte aan calciumcarbonaat die overeenkomt met een rif van de Formatie van Neuville, gelegen bovenop de Formatie des Grands-Breux, en die over een diepte van ongeveer 45 meter ontginbaar is, aangetoond kon worden;
Overwegende dat de NV "Carrières de Lompret" bijgevolg, om de ontginning ook na die termijn van drie jaar verder te kunnen waarborgen, verzoekt om de opneming van die verzameling gronden als ontginningsgebied voor zover ze gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente Chimay (Lompret), in de noordelijke verlenging van de huidige ontginning en afgebakend zijn door : - in het noorden, de voormalige spoorlijn L156 Chimay-Marienbourg, - in het oosten, de grens tussen de gemeenten Chimay en Couvin, - in het zuiden en in het westen, het ontginningsbied dat overeenstemt met de huidige bedrijfslocatie;
Overwegende dat de gronden waarvan de opneming als ontginningsgebied in het vooruitzicht gesteld wordt, een oppervlakte van 8,1 ha bestrijken en bestemd zijn als landbouwgebied voor 5,5 ha en als bosgebied voor 2,6 ha in het gewestplan Thuin-Chimay;
Overwegende dat die gronden weldegelijk overeenstemmen met de afzetting die bepaald werd door het litho- en stratigrafische analyselabo van de Universiteit Luik in haar, op verzoek van het Waalse Gewest, uitgevoerde onderzoek naar de ondergrondse rijkdommen van de provincie Henegouwen (maart 2000);
Overwegende dat, hoewel de recentste boringen erop wijzen dat er karstgebieden zouden kunnen bestaan in het oostelijke uiteinde van die nieuwe afzetting en dat er bovendien dwars daardoor heen een grote breuk met een ligging van zuidwest naar noordoost is ontdekt, er evenwel in het hart van de bioherm geen karstholte gevonden is; dat de uitbating van die afzetting op grond van de bekende geologische gegevens overwogen zou kunnen worden op drie verschillende niveaus (twee werkhoogten), tot op een diepte van 45 meter, waardoor de ontginning van 2 500 000 m3 mogelijk zou worden, ofte 6 250 000 ton en het huidige jaarlijkse productieniveau van om en bij de 125 000 ton gedurende 35 jaar in stand zou kunnen worden gehouden met vrijwaring van de rechtstreekse werkgelegenheid ter plaatse voor acht personen;
Overwegende dat de kalksteen met een laag gehalte na vergruizing verkocht wordt als granulaat tegen ongeveer 40 % van de productie terwijl de kalksteen met een hoog gehalte, goed voor 60 % van de productie, verkocht zou kunnen worden als onbewerkt product voor de suikerraffinaderijen, de scheikundige industrie en de kalkproducenten; dat die kalksteen met een hoog gehalte als een productiemiddel moet worden beschouwd in een belangrijke economische sector in Wallonië in de zin van voornoemde beslissing van de Waalse Regering van 27 maart 2002;
Overwegende dat uit het verslag van de permanente conferentie voor de ruimtelijke ontwikkeling van januari 2007 ter afsluiting van de door de Waalse Regering opgelegde deskundigenopdracht in de ontginningsgebieden op het vlak van economische behoeften kan worden afgeleid dat de bouwsector als verbruiker van granulaten, afhankelijk van economische, demografische en leefmilieufactoren, nog over een aanzienlijk groeipotentieel zou beschikken voor de komende tien à vijftien jaar en dat die trend een weerslag zou hebben op de bedrijvigheid van de steengroeven; dat er voor de civieltechnische bouwwerken eveneens rekening gehouden dient te worden met de cijfermatig uitgedrukte aanzienlijke inhaalbeweging die de openbare infrastructuren moeten maken wat onderhoud betreft;
Overwegende dat de zuivere kalksteen (CaCO3>97 %) voor talrijke en gevarieerde markten bestemd is, gaande van de agrovoeding tot de scheikunde; dat voormeld verslag erop wijst dat, hoewel die markten fluctueren door de globalisering, de Waalse kalkproducenten een hogere vraag vermoeden, zowel op kwantitatief als kwalitatief vlak; dat de ontginning van de bioherm die ontdekt is benoorden de huidige ontginning weldegelijk inspeelt op een economische behoefte en de NV Carrières de Lompret het perspectief biedt om een nieuwe markt aan te boren die zij begint te prospecteren; dat de auteur van het effectenonderzoek voor het plan waaraan dit voorontwerp van plan onderworpen wordt overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek de marktaandelen nader zal moeten bepalen waarop de onderneming aanspraak zou kunnen maken, rekening houdend met de marktevolutie en met de bekende ontwikkelingsprojecten van de concurrentie;
Overwegende dat blijkt uit de analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand van de gronden die onderworpen zijn aan deze herziening van gewestplannen en van die in de naaste omgeving ervan : dat drie woongebieden met een landelijk karakter in de buurt van de steengroeve van Lompret gelegen zijn : - dichtstbijgelegen is het dorp Aublain, ongeveer op 300 meter ten oosten gelegen van de huidige ontginningsput, maar op minder dan 150 meter van het uiteinde van het ontginningsgebied dat thans in het gewestplan Philippeville-Couvin opgenomen is; - het dorp Lompret waarvan het noordelijk deel, gevormd door de rue G. Sellière, gelegen is op ongeveer 300 meter ten westen van het ontginningsgebied; - een woongebied gelegen op ongeveer 500 meter ten oosten, in het gehucht "La Galoperie";
Overwegende dat deze herziening van gewestplannen bijgevolg, voorzover ze het deel van het ontginningsgebied schrapt dat gelegen is ten oosten van de huidige ontginning, zal kunnen voorkomen dat de woningen van de rue de Virelles in Aublain te dicht in de buurt zouden komen te liggen van de ontginningsactiviteiten en hoofdzakelijk van de hinder wegens de mijnschoten; dat het nieuwe ontginningsgebied, voorzien in het noorden, eveneens van het dorpscentrum van Lompret verwijderd ligt;
Overwegende dat wat betreft de eventuele impact van de nieuwe steengroeve op de dichtstbij gelegen bevolkingsgroepen, op grond van de dossiergegevens opgemerkt moet worden dat de gelijktijdige ontginning van verschillende stoffen niet hoeft te resulteren in bijkomende industriële voorzieningen voorzover de bestaande installaties makkelijk aangepast kunnen worden aan het nieuw ontgonnen product; dat de toegangen onveranderd blijven, dat er een binnenweg van ongeveer 250 meter is voorzien tussen het ontginningsgebied en de bijgebouwen gelegen in het zuiden in het huidige ontginningsgebied; dat de mijnschoten voor de verdere ontginning beperkt worden tot één schot per week zoals dat heden het geval is en dat het verkeer in volume onveranderd blijft; overwegende dat niettegenstaande die aanwijzingen al die maatregelen en eventuele voorzieningen om de landschapsintegratie van de ontginning te begunstigen en de achteruitgang van de leefomgeving tegen te gaan zoals hinder door mijnschoten, verkeer, geluid, stof en andere luchtemissies nader bepaald zullen worden door het effectenonderzoek voor het plan dat uitgevoerd zal worden op grond van dit voorontwerp overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek en de globale vergunning waaraan de ontsluiting van het ontginningsgebied onderworpen zal worden;
Overwegende dat het dorp Lompret als geheel beschermd is bij een besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 22 maart 1983, op de lijst staat van de mooiste dorpen van Wallonië en valt onder het algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden;
Overwegende dat deze herziening van gewestplannen, voor zover ze meer bepaald de verdere ontginning in noordelijke richting doet opschuiven, weinig gevolgen zou moeten hebben op de aantrekkingskracht van het dorpse erfgoed en op de landschappelijke waardevolle omtrekken opgenomen in de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin op de gronden gelegen in de westelijke en zuidelijke verlenging van het huidige ontginningsgebied; dat hoewel dit deel van het grondgebied van een merk in overdruk voorzien is, het landschappelijk onderzoek van ADESA voor het Waalse Gewest uitgevoerd in 1999 het als landschappelijk niet erg waardevol bestemt wegens de versnippering ervan terwijl dat onderzoek een hoge landschappelijke waarde toeschrijft aan de gronden gelegen in Aublain die bij dit voorontwerp aan de ontginning onttrokken kan worden;
Overwegende dat de ontginningsactiviteit de waterlaag niet zal doen dalen daar de ontginning van de bioherm beperkt blijft tot op een diepte van 45 meter (d.w.z. tot 180 meter boven de zeespiegel) en dat er tijdens de boringen van 1994 geen watertoevloed vastgesteld is tot op een diepte van 50 meter;
Overwegende dat de watertoevloed wegens de gefaseerde ontginning zoals voorgesteld evenwel aanzienlijk zou kunnen zijn in het westelijk deel van het overwogen ontginningsgeboed waar de beek La Fontaine loopt op een hoogte van om en bij de 202 meter; dat die beek, die ingebed is in kleigrond die voortspruit uit de verwering van de schist van de onderliggende Formatie van Neuville omgeven is door moerasgebied waarin een in bedoeld ontginningsgebied gelegen populierenbos op vochtige grond gedijt; dat het effectenonderzoek waaraan dit voorontwerp onderworpen wordt nader in zal moeten gaan op de hydrogeologische en hydrologische aspecten van het ontwerp en de meest gepaste afstanden en maatregelen voorstelt om elke verstoring in de loop van beek en de vochtige gebieden die aan die beek verbonden zijn, te voorkomen;
Overwegende dat de biologische waarde van de weidelanden, gelegen in het overwogen gebied, betrekkelijk laag is terwijl die van de bospercelen en van de taluds van de spoorweg middelmatig tot hoog is;
Overwegende dat de verzoeker, om de impact op het natuurlijke milieu te verminderen, nu reeds voorziet in het behoud van een bebost, ongeveer tien meter breed buffergebied langs de onverharde weg nr. 9, aan de oostelijke grens van de steengroeve, en in de instandhouding van een andere bebost gebied, 25 meter breed, tussen de toekomstige ontginningsput en de voormalige spoorlijn; dat die buffergebieden goed zijn voor ongeveer 1,5 ha binnen in het toekomstige ontginningsgebied;
Overwegende dat de betrokken gronden niet in een Natura 2000-omtrek gelegen zijn, maar niettemin in het zuiden in het verlengde liggen van de Natura 2000-omtrek "Vallée de l'Eau Blanche" genaamd, te Virelles, goedgekeurd door de Waalse Regering op 26 september 2002, en zich eveneens bevinden op ongeveer 200 meter ten westen van de Natura 2000-omtrek "Vallée de l'Eau Blanche" genaamd, tussen Aublain en Mariembourg, opgericht op het grondgebied van Couvin; dat sommige delen van die omtrek, dichtbij de toekomstige ontginning gelegen, op de beschermingslijst opgenomen zijn als bijzondere beschermings- en bijzondere instandhoudingsgebieden en dat er bovendien twee erkende natuurreservaten deel uitmaken van de omtrek van de "Vallée de l'Eau Blanche" te Virelles : de grot van Lompret, gelegen op ongeveer 1 km bezuiden de bedoelde locatie en het meer van Virelles, op ongeveer 2 km westwaarts;
Overwegende dat de effecten van de overwogen uitbreiding op het natuurlijk milieu en het bestaan van beschermings- en instandhoudingsgebieden hoe dan ook aan een bijzonder onderzoek onderworpen zullen worden in het kader van het milieueffectenonderzoek voor het plan, bedoeld in artikel 42 van het Wetboek, waarbij de inhoud van dat onderzoek overigens overeenkomstig artikel 42, lid 4, van het Wetboek ter advies voorgelegd wordt aan de Directie Natuur van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;
Overwegende dat enkel de waterwinning, gelegen in een straal van anderhalve km van het overwogen ontginningsgebied een traditionele put is die dwars door de laag devoonkalksteen van het Bekken van Dinant snijdt en toebehoort aan de NV "Carrières de Lompret" en gebruikt wordt voor het wassen van de granulaten;
Overwegende dat de betrokken percelen volgens het advies van het Directoraat-generaal Landbouw van 10 maart 2004 maar weinig geschikt zijn voor akkerbouw en weideland. Twee landbouwbedrijven verliezen ongeveer 5 % van hun oppervlakte zonder dat hun leefbaarheid bedreigd wordt gelet op het feit dat de percelen niet aan de bedrijfszetel grenzen en op de termijnen voor inbedrijfname van het ontginningsgebied;
Overwegende dat er bij de afgifte van de globale vergunning voorzien moet worden in de aanleg van een toegangsweg aan de noordgrens van bedoeld gebied om te voorkomen dat een landbouwbedrijf afgesneden wordt van een deel van zijn percelen;
Overwegende dat de uitbating van de nieuwe steengroeve de stabiliteit van het domein van de NMBS niet mag ondergraven; dat dat punt waarvoor nu reeds maatregelen zijn bepaald in artikel 4 van dit besluit met bijzondere aandacht gevolgd moet worden in het kader van het milieueffectenonderzoek dat overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek wordt uitgevoerd;
Overwegende dat uit de dossiergegevens blijkt dat de deklaag tussen 0 en 3 meter zou schommelen en dat de kwaliteit van de kalksteen de bijna volledige valorisering ervan toelaat; dat een deel van afgegraven deklaag en de steriele gesteenten zal dienen voor het dempen van de huidige ontginningsput terwijl de overgebleven aarde opgehoopt wordt aan de noordrand van de huidige ontginningsput en bij het einde van de ontginning beplant zal worden; dat die gegevens met betrekking tot het volume van de deklaag en de steriele gesteenten en het beheer ervan in functie van de voorziene bedrijfsfases geverifieerd zullen moeten worden en eventueel in voornoemd milieueffectenonderzoek herbepaald zullen moeten worden;
Overwegende dat, opdat een vergunning in combinatie met een borgstelling de door te voeren heraanleg waarborgt, een kleine oppervlakte van 63 aren, gelegen in het zuidoosten in het verlengde van het ontginningsgebied opgenomen in het gewestplan Thuin-Chimay, afgezoomd door de rue Moniotte en gelegen aan de grens met Aublain, die hoewel opgenomen als landbouwgebied door de vorige eigenaar is afgegraven, ook als ontginningsgebied opgenomen moet worden;
Overwegende dat dit voorontwerp van herziening van een gewestplan voldoet aan het bepaalde van artikel 46, § 1, 2°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium dat elke lintbebouwing langs de weg verbiedt;
Overwegende dat artikel 46, § 1, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium het volgende bepaalt : "de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering";
Overwegende dat bijgevolg overwogen wordt de opneming van de nieuwe ontginningsgebieden planologisch te compenseren door de herbestemming als landbouwgebied van gronden met een oppervlakte van om en bij de 8 ha, gelegen ten oosten van de thans in bedrijf zijnde steengroeve, heden opgenomen als ontginningsgebied in de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin, op het grondgebied van de gemeenten Chimay (Lompret) en Couvin (Aublin);
Overwegende dat het minieme verschil in oppervlakte tussen de nieuwe gebieden al dan niet bestemd voor bebouwing eenvoudigweg toe te schrijven is aan de herijking van de bestemmingsgebieden in verband met het gebruik van een recentere NGI-kaart dan het kaartdocument dat voor de opstelling van het gewestplan in 1979 is gebruikt; dat de heraanleg van de reeds als landbouwgebied gebruikte gronden daarnaast beschouwd kan worden als een voldoende alternatieve compensatie ter dekking van de bestemming ervan als ontginningsgebied;
Overwegende dat dit voorontwerp er samenvattend op gericht is de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin te wijzigen om de verderzetting van de activiteiten van de NV "Carrières de Lompret" mogelijk te maken op gronden opgenomen als landbouw- en bosgebied in het gewestplan benoorden de huidige ontginning, op het grondgebied van Chimay en de opneming van dat nieuwe ontginningsgebied te compenseren door de herbestemming als landbouwgebied van gronden gelegen ten oosten van de huidige ontginningsput op de grondgebieden van Chimay en Couvin die moeilijk te ontginnen zijn wegens zowel hun fysisch-chemische kwaliteiten als de nabijheid van woongebieden;
Overwegende dat voorgaande afweging als resultaat van de evaluatie van de behoeften en van de analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand aantoont dat dit voorontwerp met inachtneming van de doelstellingen verwoord in artikel 1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimionium in de behoefte aan ruimte kan voorzien voor de verderzetting van de ontginningsactiviteit van de NV "Carrières de Lompret" voor de komende dertig jaar;
Overwegende dat dit ontwerp het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd op 27 mei 1999 conform is, daar het een gepaste valorisering beoogt van de ontgonnen stof en daardoor ingespeeld kan worden op de behoeften op middellange termijn (30 j.) van de gemeenschap;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :
Artikel 1.De Regering beslist tot de herziening van blad 57/7 van de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin met het oog op de uitbreiding van de steengroeve van Lompret.
Art. 2.Het voorontwerp van herziening van blad 57/7 van de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin met het oog op de opneming van twee ontginningsgebieden op het grondgebied van Chimay (Lompret) en een landbouwgebied op het grondgebied van de gemeenten Chimay (Lompret) en Couvin (Aublain) wordt opgesteld overeenkomstig bijgevoegd plan.
Art. 3.Het ontginningsgebied opgenomen op de oorspronkelijk als landbouwgebied ingesloten gronden aan de grens van de gemeenten Chimay en Couvin wordt gecombineerd met een bijkomend voorschrift *S 26 waardoor enkel werken toegelaten worden die verband houden met de heraanleg van de locatie.
Art. 4.Alle handelingen of werken in verband met de ontginning van de groeve zijn verboden in het ontginningsgebied dat zich uitstrekt over een diepte van 25 meter vanaf het buitenspoor van de spoorlijn en over een diepte van 10 meter van de as van de onverharde weg die de oostgrens van het gebied vormt.
Art. 5.De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling is ermee belast bijgevoegde ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan voor advies voor te leggen aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire", aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" en aan de Afdeling Natuur van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en haar daarna ter goedkeuring voor te leggen overeenkomstig artikel 42, lid 4, van het Wetboek.
Namen, 7 juni 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE Het plan ligt ter inzage bij het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes.
BIJLAGE Ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek voor een gewestplan, opgelegd bij artikel 42 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium 1. Omvang. Geen enkel bestanddeel van het voorontwerp is van het milieueffectenonderzoek vrijgesteld. 2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens. Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de nauwkeurigheidsgraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek.
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan volgende gegevens : De verenigbaarheid van het voorontwerp met het begsinel van spaarzaam gebruik van de ondergrondse rijkdommen zowel ten opzichte van de evolutie van de markt voor kalksteen met een hoog gehalte en van de perspectieven voor de onderneming als van het overwogen bedrijfsproject (oppervlakte, bedrijfstechnieken,...);
De nabije ligging van de voormalige spoorlijn Chimay-Mariembourg waarvan de stabiliteit van het talud gewaarborgd en de biologische waarde gevrijwaard moet worden;
De loop van de beek La Fontaine, ingebed in klei in het westdeel van het toekomstige ontginningsgebied, die verstoord zou kunnen worden door de ontginning (verliezen) en watertoevloed zou kunnen veroorzaken in de groeve;
Het bestaan in het toekomstige ontginningsgebied van een moerasgebied met een populierenbos op een vochtige bodem;
De biologische waarde van het bosgedeelte;
De Natura 2000-omtrekken van de "Vallée de l'Eau Blanche" te Virelles, gelegen in het verlengde van de toekomstige steengroeve van de "Vallée de l'Eau Blanche" tussen Aublain en Mariembourg, gelegen op ongeveer 200 meter en de erkende reservaten, bijzondere beschermings- en instandhoudingsgebieden gelegen in Natura 2000-omtrekken;
Het exacte volume van de afgezette aarde en de steriele gesteenten en het beheer ervan;
De heraanleg van de locatie na ontginning.
FASE I Inleiding.
De inleiding heeft als doel het effectenonderzoek in zijn context te plaatsen en wil met name de procedure voor het publiek duidelijker maken. 1. Verwijzing naar de procedure voor de herziening van een gewestplan, artikelen 42 tot 46 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.2. Voorontwerp van herziening van het gewestplan goedgekeurd door de Waalse Regering met inbegrip van de verzachtende maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het project (artikel 42, 1°).3. Actoren van de herziening van het gewestplan. 3.1. Beslissingmaker.
Waalse Regering vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort. 3.2. Initiatiefnemer van het verzoek.
Promotor van het project, vennootschap of natuurlijke persoon die de groeve uitbaat. Organogram van de vennootschap (meer bepaald indien meerdere filialen, ou meerdere vennootschappen in een groep). De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 3.3. Auteur van het effectenonderzoek.
Erkend studiebureau : de categorieën erkenningen en de duur ervan nader omschrijven en de verschillende personen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, vermelden en hun bevoegdheden specificeren. De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 4. Potentiële drukfactoren, door het bestuur onderkend. Het betreft de drukfactoren die het bestuur heeft onderkend op grond van de analyse van de feitelijke en de rechtstoestand en van de verschillende adviezen die het in dit stadium van de procedure gekregen heeft (college van burgemeester en schepenen, gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening, Ministerie van Uitrusting en Vervoer, Directoraat-generaal Landbouw, Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu - Afdeling Natuur en Bossen, DE, Afdeling Preventie en Vergunningen, Gewestelijke Commissie voor
Ruimtelijke Ordening, (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling, de waterleidingmaatschappijen, Elia, NMBS, Landsverdediging,...). HOOFDSTUK I. - Omschrijving van het voorontwerp van plan 1. Doel van de herziening van het gewestplan (artikel 42, 1°). Bepaling van ligging en oppervlakte van het (de) ontginningsgebied(en) (of andere gebieden en/of omtrek(ken) opgenomen in artikel 40 van het Wetboek), opgenomen in het voorontwerp van plan, met inbegrip van de planologische compensaties. - Exacte plaatsbepaling (provincie, gemeente, gehucht, straat, bladnr.
NGI, Lambert-coördinaten) en illustratie op wegen- en topografische kaarten (1/50 000e en 1/10 000e) + ortofotoplan 1/10 000e; - kadastrale percelen betrokken bij de herziening van het gewestplan en op NGI-achtergrond overgedrukt op 1/10 000e en 1/25 000e; de totale oppervlakte die eigendom is van de aanvrager, bepalen, afschrift van de terbeschikkingstelling van de gronden; - (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1/10 000e en 1/25 000e); de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek) nader bepalen. In voorkomend geval de bepaalde bijkomende voorschriften nader omschrijven (zie artikel 41 van het Wetboek). - Geologische omschrijving van de afzetting bedoeld in de herziening van het gewestplan. . Regionale geologie (structureel bekken of massief); . Afzetting (lithologie, ouderdom, vorming, lid, totaal en gevaloriseerd vermogen, structuur van de lagen (hellingshoek en richting), aard en dikte van de bedekking... - een uittreksel bijvoegen van de meest recente geologische kaart; minstens een geologische dwarsdoorsnede ter hoogte van de toekomstige ontginning aangeven; daarbij de bevindingen van de boringen voegen en/of van de geofysische prospectie, de bevindingen van de fysisch-chemische analyses of van elk ander gegeven in verband met de kwaliteit van de te ontginnen afzetting); . Geotechnische drukfactoren (karst, tectonische accidenten (breuken en verschuivingen), hydrogeologie, voormalige ondergrondse mijnwerkzaamheden,...). - Overwogen bedrijfsproject. . Productie (de producten nader omschrijven van de groeve en de hoeveelheden opgeven in ton of kubieke meter, een eventuele voorziene groei, de huidige of overwogen valoriseringen (nieuwe producten) aangeven, met inbegrip voor de steriele gesteenten (gebruiksvormen en toepassing uitleggen); . Ontginningstechnieken en behandeling van de rots (flowsheet van de ontginning); . Fasering van de bezetting (met inbegrip het beheer van de steriele gesteenten, het opgepompte water en de heraanleg); . Overwogen infrastructuren (in de omtrek van het voorontwerp en daarbuiten). 2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (artikel 42, 1°). Doel is de doelstellingen van de Regering bedoeld in het besluit van voorontwerp van het plan voor het publiek duidelijk en begrijpelijk maken.
Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie. 3. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van de relevante plannen en programma's (artikel 42, 1°). Die analyse dient ondere andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving en beleidsteksten, namelijk het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, en de verschillende plannen en programma's zoals het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het bijgewerkte toekomstcontract voor Wallonië...
De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het voorontwerp analyseren ten opzichte van die documenten. HOOFDSTUK II. - Sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding van de ontginningsgebieden in het gewestplan In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan op een relevant grondgebied (nader te bepalen) op de vraag kunnen ingaan en worden de voornaamste sociaal-economische effecten van de herziening van het gewestplan aangeduid. (artikel 42, 2°). 1. Evaluatie van de behoefte. 1.1. Kenmerken van het product.
Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product. 1.2. Evaluatie van de vraag.
Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de marktperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof : huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven. - De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak. Als de denkoefening relevant is, de voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de site; in het tegenovergesteld geval, de afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende dertig jaar : Er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt. - Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende site op een kaart aanduiden). - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger). - Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusie over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar. 1.3. Evaluatie van de potentialiteiten van het gewestplan.
Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief én kwantitatief de onder 1.2.3. gevalideerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.
Die evaluatie gebeurt in twee stappen. - In een eerste stap wordt het huidig in bedrijf zijnde ontginningsgebied onderzocht. - In een volgende stap worden de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet beantwoorden aan de ontwikkelingsperspectieven van de concurrerende ondernemingen opgegeven in 1.2.2.
Voor elke site die op een kaart wordt aangegeven, worden de kenmerken van de afzetting aangegeven : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden.
Nagegaan dienen te worden : de bereikbaarheid van de site, de aanwezigheid van de nodige infrastructuren aanwezig zijn, de mogelijkheid om de exploitatie te verrichten in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten), en de plaats van de site tegenover de bestaande uitbating en de huidige en toekomstige afnemers. 1.4. Conclusie over de evaluatie van de behoeften.
De conclusie betreft de noodzaak om een ontginningsgebied uit te breiden of op te richten op het gewestplan in de aangegeven afzetkring. 2. Sociaal-economische gevolgen. Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel vóór als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...). HOOFDSTUK III. - Validering van de ligging van het voorontwerp Identificatie en analyse van de liggingsvarianten Het gaat er hier om op schaal van de afzetkring de ligging van het voorontwerp al dan niet te valideren : - ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - in functie van de in 1.3. onderkende liggingscriteria, en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (artikel 42, 11°). 1. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties. De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, Toekomstcontract, overkoepelende beleidsplannen,...) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Benadrukking van de voornaamste liggingscriteria die beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp zoals geldig verklaard in punt 3 van hoofdstuk I. Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht : 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers. 2.3. Bereikbaarheid. 2.4. Bestaan van noodzakelijke infrastructuren. 2.5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten). 3. Validering van de ligging van het voorontwerp. Hier wordt nagegaan of de ligging van het voorontwerp niet in tegenspraak komt te staan met de gewestelijke opties onderkend in punt 1 en de liggingscriteria uiteengezet in punt 2 naleeft. 4. Onderzoek naar en presentatie van wisseloplossingen inzake ligging van het voorontwerp. Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria toe te passen die naar voren zijn gekomen in punt 2 toe te passen op het grondgebied van de afzetkring waarbij rekening wordt gehouden met de gewestelijke opties bepaald in punt 1.
Die liggingsvarianten worden beknopt voorgesteld. 5. Keuze van wisseloplossingen inzake ligging. Hier wordt de vergelijking gemaakt van het voorontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft : - de gewestelijke opties; - de liggingscriteria; - de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring; - de kosten voor de ontsluiting ten laste van de gemeenschap en selectie van één of meerdere liggingsvarianten.
Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het voorontwerp, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden. 6. Planologische compensatie. Validering van de geschiktheid van de ligging van de planologische compensaties ten opzichte van de economische, sociale, ecologische en erfgoedbehoeften, als van de bestaande feitelijke toestand.
Voorstelling van wisseloplossingen inzake ligging indien nodig.
FASE II HOOFDSTUK IV. - Aanwijzing en analyse van de drukfactoren en de potentialiteiten van de sites uit het voorontwerp en de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband. 1.1. Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving. 1.1.1. Gewestelijk niveau (gewestplan, gewestelijk stedenbouwkundig reglement, saneringsplan per onderstroomgebied, algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden,...). 1.1.2. Gemeentelijk niveau (bijzonder plan van aanleg, gemeentelijk plan van aanleg, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, gemeentelijk structuurplan, gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, algemeen gemeentelijk afwateringsplan,...). 1.2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt. 1.2.1. Fauna en flora (rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (decreet van 6 december 2001) en soorten van gemeenschapsbelang,...). 1.2.2. Menselijke activiteiten (rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte,...). 1.3. Omtrekken met vergunningsplicht en beperking van burgerlijke rechten (bestaande verkavelingen, omtrekken waarin het Rampenfonds tussenbeide kwam, onroerende goeden met voorkooprecht, onroerende goeden met onteigening ten algemenen nutte,...). 1.4. Omtrekken die blijvend deel uitmaken van operationele inrichtingsmaatregelen (ruilverkavelingsomtrekken, stadheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden,...). 1.5. Erfgoed- en archeologische sites (beschermde monumenten en sites, met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst der waardevolle bomen en heggen,...). 1.6. Drukfactoren van leefmilieuaard (ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtige gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen,...). 1.7. De regelgevingstoestand van het bedrijf (vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunningen,...) als het voorontwerp de uitbreiding van het bedrijf beoogt. 2. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van de betrokken sites (artikel 42, 3°). De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken. Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door het studiebureau. 2.1. Menselijke kenmerken. 2.1.1. Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen (stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen). 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren en uitrustingen (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, ondergrondse leidingen,...) + cartografie en evolutie van de capaciteiten). 2.1.3. Menselijke activiteiten (aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden of (SEVESO) industriële activiteiten,...). 2.2. Leefmilieukenmerken. 2.2.1. Geologie (Wordt indien nodig besproken). 2.2.2. Pedologie (karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen). 2.2.3. Hydrologie en hydrogeologie (stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piëzometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu,...). 2.2.4. Topografie en landschappen (geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's,...). 2.2.5. Lucht en klimaat (beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties,...). 2.2.6. Geluidshinder en trillingen (huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren). 2.2.7. Fauna en flora (inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus). 3. Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten (artikel 42, 3°). HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare vermoedelijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op mens en leefmilieu duidelijk te maken (artikel 42, 8°).
Indien de uitvoering van het (de) ontginningsgebied(en) gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten op de site beoogd bij het voorontwerp en de effecten op de naburige gebieden.
Die analyse dient uitgevoerd te worden voor de site van het voorontwerp en de liggingsvarianten. 1. Impact op de leefkwaliteit (gezondheid, veiligheid, hygiëne,...). 1.1. Bebouwing (verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur). 1.2. Effecten op de materiële goederen en het culturele erfgoed (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen,...). 1.3. Verkeer (rechtstreeks, onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg, nuttig laadvermogen, effecten op het wegen- en snelwegnet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen,...). 1.4. Mijnschoten (trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten,...). 1.5. Geluidshinder (recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra). 1.6. Lucht en klimaat (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder,...). 1.7. Topografie en landschappen (tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken). 2. Impact op de menselijke activiteiten (toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid,...). 3. Impact op bodem en ondergrond (karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren,...). 4. Impact op de hydrogeologie en hydrologie. 4.1. Wijziging van het hydrogeologisch stelsel (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,...). 4.2. Wijziging van het hydrologisch stelsel (debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden,...). 4.3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden. 5. Impact op de fauna, de flora, de biodiversiteit. Tijdens en na de uitvoering van het project, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura 200-omtrekken,... (wetgeving inzake natuurbehoud en Europese Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG). 6. Interactie tussen die verschillende factoren.7. Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (artikel 42, 4°). Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp gewijzigd dreigen te worden. HOOFDSTUK IV. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het voorontwerp of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, 11°). De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van de gebieden.
De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van de gebieden; - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen;...
Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten : - beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp; - beantwoorden (artikel 1, § 1) aan het bepaalde van het Wetboek en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied : de negatieve effecten zo klein mogelijk houden en de positieve effecten begunstigen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. 2. Uit te voeren maatregelen (artikel 42, 10°). De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden.
Als dergelijke maatregelen in het voorontwerp aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 2.1. Bijstelling van de regelgevende zonering (met inbegrip van de omtrekken bepaald in artikel 40 van het Wetboek), met inbegrip van de gebieden die de planologische compensatie vormen. 2.2. Opstellen van bijkomende voorschriften.
Die bijkomende voorschriften kunnen het volgende inhouden (artikel 41 van het Wetboek) : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); - de uitvoering van een gemeentelijk plan van aanleg; - de fasering van de bezetting van het (de) gebied(en); - de omkeerbaarheid van de bestemmingen indien er geen uitvoering is na verloop van een bepaalde tijd. 2.3. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen. 2.4. Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten. 3. Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht (artikel 42, 7°). De inoverweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren.
Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.
De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau.
Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.
Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 4. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (artikel 42, 3°). Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hoofdstuk IV, punt 7) indien een herziening van het gewestplan uitblijft. HOOFDSTUK VII. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het voorontwerp en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, hoofdstuk 11°). De verantwoording gebeurt op grond van artikel 1, § 1 van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken.
In de vorm van een tabel berust de vergelijking minstens op onderstaande elementen : effecten (zowel positieve als negatieve) op het leefmilieu, uit te voeren maatregelen ter verzachting van de maatregelen, overige effecten.
Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het herzieningsontwerp van het gewestplan zijn.
Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, 13°). Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.
De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden. HOOFDSTUK VIII. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (artikel 42, 12°). Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 2. Grenzen van het onderzoek (artikel 42, 12°). De auteur van het onderzoek geeft aan welke moeilijkheden gerezen zijn en op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige effectonderzoeken.
Bibliografie.
Niet-technische samenvatting.
Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).
De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.
Dat document moet het effectonderzoek van het plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.
De voorgestelde positieve en negatieve effecten en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 7 juni 2007 waarbij beslist wordt de gewestplannen Thuin-Chimay en Philippeville-Couvin (blad 57/7) te herzien en waarbij het voorontwerp van herziening wordt aangenomen met het oog op de opneming van twee ontginningsgebieden als uitbreiding van de steengroeve van Lompret op het grondgebied van de gemeente Chimay (Lompret) en op de herbestemming van gronden, gelegen in het oostelijk deel van het bestaande ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeenten Chimay (Lompret) en Couvin (Aublain) als landbouwgebied ten titel van planologische compensatie.
Namen, 7 juni 2007.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE