Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 september 2001
gepubliceerd op 02 oktober 2001

Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van een toelage aan privé-eigenaars voor de verjonging van loofboom- en naaldboomsoorten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027524
pub.
02/10/2001
prom.
06/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/06/2001027524/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van een toelage aan privé-eigenaars voor de verjonging van loofboom- en naaldboomsoorten


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek, inzonderheid op titel XV "toelagen van het Waalse Gewest", ingevoegd bij het decreet van 17 december 1992 en gewijzigd bij het decreet van 16 februari 1995;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 januari 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering over de vraag om adviesverlening door de Raad van State binnen een termijn van minder dan één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State 31.537/4, gegeven op 11 juli 2001, in uitvoering van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de Verordening (E.G.) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun aan de plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en opheffing van bepaalde verordeningen;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, Besluit :

Artikel 1.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt er een toelage toegekend voor de natuurlijke of kunstmatige verjonging van loofboom- en naaldboombestanden.

De toelage wordt toegekend aan eigenaars van terreinen die in het Waalse Gewest liggen of aan de houder van een zakelijk recht dat het gebruik van zulke goederen tot gevolg heeft.

Er wordt geen toelage toegekend voor de verjonging : 1° van terreinen onder bosregeling;2° van terreinen waarvan het beheer in een overeenkomst met de Afdeling Natuur en Bossen van het Ministerie van het Waalse Gewest

vastligt;3° van terreinen die het eigendom zijn van Belgische publiekrechtelijke personen, of 4° van landbouwgronden uitgebaat met onrechtstreeks inkomen. Dit besluit slaat evenmin op het planten van windschermheggen of van bomenrijen.

Art. 2.De toelage wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° het verjongde soort staat vermeld op de lijst van gesubsidieerde boomsoorten in bijlage 1;2° het verjongde soort moet aangepast zijn aan het groeigebied.Voor de in bijlage 1 vermelde soorten die volgens het "Fichier écologique des essences", uitgegeven door het Waalse Gewest, uit het betrokken gebied uitgesloten zouden zijn, mag deze aanvraag niet worden ingediend; 3° de kunstmatige afwatering van het betrokken gebied of het onderhoud van een bestaand afwateringssyteem zijn verboden;4° het aanplanten van euramerikaanse of interamerikaanse populieren gebeurt enkel in gebieden die als landbouwgebieden zijn ingekleurd op het gewestplan;5° in geval van kunstmatige verjonging moeten de planten van betrouwbare herkomst zijn.De Belgische en buitenlandse herkomsten zijn opgenomen in het "Dictionnaire des Provenances recommandables des essences" uitgegeven door de Afdeling Natuur en Bossen. Indien er voor een boomsoort geen betrouwbare herkomst (meer) bestaat of indien het bestand zich heeft vermeerderd, kan een toelating worden afgeleverd bij de beslissing om de toelage voorzien bij artikel 6 toe te kennen; 6° de te verjongen oppervlakte beslaat minstens 50 are uit één stuk; de minimumoppervlakte van 50 are kan voor loofbomen en naaldbomen die een natuurlijke verjonging ondergingen, en met het oog op de aanleg van loofbomenlinten of indien de bosbouwkundige toestand van dien aard is, echter ook worden opgedeeld in verschillende kleinere percelen die minstens 10 are beslaan. De toelage is beperkt tot een maximum van 5 hectare per jaar en per houder van een zakelijk recht. Bij bosgroeperingen wordt een toelage toegekend voor 10 hectare; 7° bij verjonging met naaldboomsoorten moet minstens 10 % van elk perceel verjongd worden met loofboomsoorten die in aanmerking komen voor de toekenning van de voor hen geldende toelage;8° naaldbomen mogen geenszins de plaats innemen van een loofbomenbestand, behalve toelating wegens ecologische redenen die verleend wordt samen met de beslissing om de toelage te verlenen voorzien bij artikel 6;9° wat betreft de gebieden die op het gewestplan als landbouwgebied zijn ingekleurd, wordt de te bebossen minimumoppervlakte vastgesteld op 1 hectare indien bedoelde gebieden niet over minstens één kwart van hun omtrek aan een bestaand bos aangrenzen;10° bij kunstmatige verjonging wordt het minimum- en maximumaantal planten per are vermeld in bijlage 1;11° de kunstmatige verjonging eindigt ten laatste twee groeiseizoenen na de aanvraag;12° de natuurlijke verjonging bestaat uit stammen die niet hoger zijn dan vijf meter;13° behoudens overmacht moet de toelagegerechtigde de bebossing behouden of garanderen dat het areaal bebost blijft gedurende twintig jaar te rekenen van de toekenning van de toelage op straffe van terugbetaling van het bedrag na aanpassing ervan aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen, waarbij het cijfer dat van kracht was op het ogenblik dat het Waalse Gewest de uitbetaling verrichtte, als uitgangspunt wordt genomen. De Minister of diens afgevaardigde zijn belast met de bekendmaking van het "Fichier écologique des essences" en het "Dictionnaire des Provenances recommandables des essences" die beide door het Ministerie van het Waalse Gewest worden uitgegeven.

Art. 3.Iedere toelageaanvraag wordt gericht aan de directeur van het centrum van de Afdeling Natuur en Bossen waar de eigendom, of het merendeel daarvan, zich bevindt.

Op de aanvraag worden de naam, de voornamen en het adres van de aanvrager vermeld, evenals de aard van het zakelijk receht en, in voorkomend geval, van diens gemachtigde.

Daarbij worden gevoegd : 1° een uittreksel uit een topografische kaart op schaal 1/10.000, 1/20.000 of 1/25.000 waarop het betrokken perceel of de betrokken percelen met een rode rand worden aangeduid; 2° een uittreksel uit het kadastraal plan waarop de percelen of delen ervan met de bestanden waarvoor een toelage wordt aangevraagd, met een rode rand zijn aangeduid;3° de volgende inlichtingen voor ieder te verjongen perceel : a) de oppervlakte per soort of per geheel van soorten;b) het (of de) te verjongen soort(en);c) bij kunstmatige verjonging, de plantafstand en de afkomst;4° de stedenbouwkundige vergunning indien vereist. De aanvrager wordt binnen de vijftien dagen een bericht van ontvangst opgestuurd.

Wie de toelage wil genieten, moet de verjonging ten laatste hebben verricht tegen 10 mei 2005 zodat de aanvraag voor de uitbetaling van de tweede schijf ingediend kan worden ten laatste op 31 augustus 2006.

Art. 4.Er mag slechts één aanvraag per persoon en per kalenderjaar worden ingediend. In geval van onverdeeldheid wordt die laatste, en niet iedere medeëigenaar afzonderlijk, als indiener van de aanvraag beschouwd. Elke aanvraag mag betrekking hebben op één of verschillende percelen.

Art. 5.De personeelsleden van de Afdeling Natuur en Bossen leggen een bezoek ter plaatse af voor elk toelageaanvraag en na de aanvrager daarover te hebben ingelicht, voeren ze de nodige controles uit.

Bij weigering door de aanvrager of indien hij de toepassing van dit artikel bemoeilijkt, wordt de toelage geweigerd.

Art. 6.De directeur van het centrum waar de toelageaanvraag werd ingediend, beslist daarover binnen de zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het volledige dossier en na controle ter plaatse door hemzelf of diens afgevaardigde. Onverminderd artikel 3 kunnen de werkzaamheden beginnen na ontvangst van het bericht van ontvangst zonder vooruit te lopen op de te treffen beslissing.

De aanvrager mag bij een ter post aangetekende brief een beroep indienen bij de Minister of diens afgevaardigde tegen de beslissing om de toelage te weigeren of indien er geen beslissing getroffen werd door de directeur van het centrum binnen de voorziene termijn. De Minister of diens afgevaardigde beschikken over zestig dagen om de aanvrager kennis te geven van de beslissing, bij een ter post aangetekende brief.

Art. 7.§ 1. In geval van kunstmatige verjonging wordt de toelage in twee schijven uitbetaald : 1° de eerste, aan een maximumbedrag zoals bedoeld in artikel 10 gebonden schijf stemt overeen met het bedrag van de aankoopfacturen voor de planten, waarbij voor de uitbetaling de officiële herkomstbewijzen worden gevoegd;2° de tweede, aan een maximumbedrag zoals bedoeld in artikel 10 bedoelde schijf stemt overeen met het verschil tussen het totaalbedrag van de facturen en/of de loonstrookjes en het bedrag dat bij de eerste schijf reeds is gestort. De tweede schijf wordt uitbetaald na controle door de directeur van het centrum of diens afgevaardigde op de uitvoering van de werkzaamheden na voorlegging door de aanvrager van de voor eensluidend verklaarde afschriften van de gekwiteerde facturen en/of van de loonstrookjes en van een samenvattende opgave.

De betaling van de tweede schijf wordt afhankelijk van het einde van de werkzaamheden verricht na controle tussen 1 juni en 30 september van het tweede groeijaar indien : 1° er bij kunstmatige verjonging een zodanig groeicijfer wordt behaald dat het minimumaantal waarvan sprake in bijlage 1 is bereikt.Om dat groeicijfer te bereiken, kan de uitbetaling van de tweede schijf met één jaar worden uitgesteld, behalve voor het jaar 2006; 2° het verjongde perceel zich in een goede staat van groei bevindt en voldoende vrij is om ernstige waarborgen voor de toekomst te bieden. § 2. Bij natuurlijke verjonging wordt de toelage in één enkele keer uitbetaald tegen de voorwaarden die hieronder voor de betaling van de tweede schijf uiteen zijn gezet en indien de oppervlakte voor 60 % bedekt is met jonge planten waarbij de dichtheid overeen moet stemmen met het aantal planten dat in de beplanting in bijlage 1 is vereist.

Indien de natuurlijke verjonging vaststaat, wordt de uitbetaling nog verricht na controle binnen het groeijaar zelf.

Art. 8.In de tabel in bijlage I staan de soorten vermeld die voor toelage in aanmerking komen en voor elke soort het minimum- en maximumaantal dat per are moet worden aangeplant.

Het minimumaantal planten kan evenwel worden verminderd bij de beslissing om de toelage voorzien in artikel 6 toe te kennen, indien de planten van uitzonderlijke genetische kwaliteit zijn of indien individuele beschermingen nodig zijn.

Art. 9.Om bebouwingsredenen of voor de verbetering van de biodiversiteit komen de natuurlijke of kunstmatige verjonging van niet in bijlage I vermelde inheemse boomsoorten in aanmerking voor toelagen ten belope van bedragen voor de andere loofbomen overeenkomstig artikel 10, § 2 en § 3. De toelage wordt echter toegekend voor maximum 20 % van het totaal aantal planten van de verjonging van de belangrijkste soorten.

Er wordt enkel rekening gehouden met deze verjongingen bij de beslissing om de toelage voorzien in artikel 6 toe te kennen indien zij overeenstemmen met de plaatselijke edafische en weersomstandigheden.

Art. 10.§ 1. De verschillende werken die in aanmerking komen voor subsidie zowel voor loofhout als voor naaldhout zijn de volgende : 1° de voorbereiding van de grond vóór de aanplanting of de natuurlijke verjonging met uitsluiting van de scheikundige behandeling;2° de aankoop van planten, daarbij inbegrepen het vervoer en het greppelen;3° de aanplanting;4° de bescherming tegen het wild;5° de aanvulling (planten en aanplantingen);6° de zuivering;7° de eerste mechanische of met handkracht verrichte vrijstellingen met uitzondering van de scheikundige vrijstelling. § 2. Het maximumbedrag van de toelage per ha en per aanmerking komende verrichting ten belope van de voorgelegde facturen wordt vermeld in bijlage 2. § 3. Het totaalbedrag van de toelage is beperkt tot : 1° 3.200 EUR/ha (drieduizend tweehonderd euro/ha) voor de inlandse eik; 2° 2.400 EUR/ha (tweeduizend vierhonderd euro/ha) voor de beuk; 3° 1.200 EUR/ha (duizend tweehonderd euro/ha) voor de douglas en de lork, voor de andere loofbomen daarin inbegrepen de bebouwingssoorten, met uitzondering van de inter- en euramerikaanse populieren; 4° 320 EUR/ha (driehonderd twintig euro/ha) voor de inter- en euramerikaanse populieren in landbouwgebieden, evenals voor naaldsoorten behalve de douglas en de lork. Bij verjonging door verschillende boomsoorten wordt de toelage berekend in functie van het aantal planten per soort. § 4. De in § 3 vastgestelde maximumbedragen worden met 125 EUR/ha (honderd vijfentwintig euro/ha) indien soorten van betrouwbare Belgische afkomst aan worden geplant. § 5. De in § 3 vastgestelde maximumbedragen worden met 250 EUR/ha (tweehonderd vijftig euro/ha) verhoogd indien de aanvraag ingediend wordt door een bosgroepering die is opgericht overeenkomstig de wet van 6 mei 1999 ter bevordering van de oprichting van burgerlijke bosgroeperingsvennootschappen.

Art. 11.Dit besluit is niet cumuleerbaar met andere bestaande steunregelingen voor gelijkaardige werken.

Art. 12.Het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 betreffende de toekenning van een toelage aan privé-eigenaars voor de verjonging van loofboom- en naaldboomsoorten wordt opgeheven.

Art. 13.De toelageaanvragen die worden ingediend in uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 betreffende de toekenning van een toelage aan privé-eigenaars voor de verjonging van loofboom- en naaldboomsoorten worden verder door bedoeld besluit geregeld.

Art. 14.De Minister bevoegd voor de Bossen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 6 september 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 september 2001 betreffende de toekenning van een toelage aan privé-eigenaars voor de verjonging van loofboom- en naaldboomsoorten.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

^