Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 02 oktober 2008
gepubliceerd op 22 oktober 2008

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008203749
pub.
22/10/2008
prom.
02/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/02/2008203749/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 OKTOBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen, inzonderheid op de artikelen 5, vijfde lid, 10, achtste lid, 18, 19, eerste lid, 22, vijfde lid, 23, eerste en tweede lid, 24, 26, 28, 30, 31, vijfde lid, en 33, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 juli 2008;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 45.056/7, gegeven op 17 september 2008;

Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. Het multidisciplinaire overleg bedoeld in artikel 5 van het decreet heeft als doel : 1° het onderzoek en de oriëntering van de aanvragen die ten laste genomen kunnen worden door verschillende leden van de multidisciplinaire ploeg of door een buitendienst die beter inspeelt op de behoeften van de gerechtigden;2° de coördinatie van de actie van de leden van de multidisciplinaire ploeg;3° de opvolging van de evolutie van de ten laste genomen personen.4° de evaluatie van het project van het centrum. § 2. Het wordt per centrum en niet per inrichtende macht gehouden met inachtneming van de volgende modaliteiten : 1° alle leden van de ploeg die medische, psychologische, juridische en sociale functies uitoefenen alsook elk ander lid van de ploeg dat krachtens artikel 26 van dit decreet gesubsidieerd wordt wonen minstens één vergadering om de twee maanden bij;2° alle door het centrum tewerkgestelde personen wonen minstens drie vergaderingen per jaar bij, ongeacht hun statuut;3° er kunnen kernvergaderingen georganiseerd worden.Ze mogen slechts geregistreerd en, bijgevolg, gevaloriseerd worden indien drie van de vier basisfuncties vertegenwoordigd zijn of indien minstens twee van de vier basisfuncties vertegenwoordigd zijn en, in het tweede geval, op voorwaarde dat minimum 50 % van de leden van de basisploeg aanwezig zijn.

Onder basisploeg wordt verstaan de medische, psychologische, sociale en juridische functie.

Alle vergaderingen zijn het voorwerp van notulen waarin de datum, de deelnemers, de verhinderde en afwezige leden, de agenda, de samenvatting van de debatten en de maatregelen worden vermeld.

Voor alle vergaderingen wordt een oproeping met de agendapunten toegestuurd. Alleen de vergaderingen bedoeld in 3° kunnen het voorwerp uitmaken van een planning op basis van een kalender die om de drie of om de zes maanden wordt opgemaakt en afgegeven of gestuurd aan de betrokken leden van de ploeg. »

Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.Wat de raadplegingen betreft, wordt de minimumduur van de prestaties van de leden van de basisploeg per week vastgelegd naar gelang van de categorie waarin het centrum ingedeeld is.

Gedurende die minimale prestatieuren, wordt de aanwezigheid van de dienstverlener in het centrum vereist : 1° wat betreft de medische, sociale en psychologische prestaties, al dan niet op afspraak, van 1 uur per week in categorie 1 tot 7 uren per week in categorie 7, waarbij het aantal uren en de categorie aan hetzelfde ritme vorderen;2° wat betreft de juridische prestaties, al dan niet op afspraak, van 1 uur per week in categorieën 1 en 2, en vervolgens vermeerdering met een halfuur per categorie;3° wat betreft de opvang zonder afspraak, van 12 uren per week in categorie 1, 15 uren per week in categorie 2 en vervolgens vermeerdering met 5 uren per week per categorie.Het centrum mag die uren over de week verdelen op voorwaarde dat het de opvang minstens een dag per week, tussen 17 en 19 uur, of op zaterdag, tussen 10 en 12 uur, georganiseerd wordt. Die minimale opvanguren kunnen niet opgeteld worden en het aantal personen die gelijktijdig de opvang waarnemen wordt niet in aanmerking genomen.

De jaarlijkse minimumduur van de animatievergaderingen wordt op 30 valoriseerbare animatie-uren vastgelegd voor de centra van categorie 1 en verhoogt met 10 uren per categorie.

Indien de voorgeschreven minima niet in acht genomen worden, wordt een financiële sanctie toegepast.

Ze stemt overeen met het product van het aantal over de week ontbrekende uren, veralgemeend over een jaar door een forfaitaire kostprijs van 40 euro per uur; die kostprijs wordt jaarlijks op 1 januari op basis van de gezondheidsindex van 1 januari 2008 geïndexeerd en door de Minister aan de centra meegedeeld. De inachtneming van de voorgeschreven minimumdrempels wordt op een jaarlijkse basis van 48 weken gecontroleerd. Het bedrag van de sanctie wordt afgetrokken bij de vereffening van het saldo van het betrokken jaar.

Indien de minima gedurende meer dan zes maanden niet in acht genomen worden, is de subsidie van het jaar, of van het volgende jaar indien het saldo al is vereffend, die van de categorie die overeenstemt met het aantal uren dat daadwerkelijk is gepresteerd in de functie waarvoor een tekort is vastgesteld.

Art. 4.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.Het activiteitenregister bedoeld in artikel 18 van het decreet van 18 juli 1997 bestaat uit een register van de consulten en uit een register van de multidisciplinaire vergaderingen, die gehouden worden overeenkomstig de modellen opgenomen in bijlage I bij dit besluit.

Vrijwillige zwangerschapsonderbreking en alle desbetreffende consulten worden opgenomen in het register van de consulten door gebruik te maken van de items betreffende de vrijwillige zwangerschapsonderbreking.

De twee registers bedoeld in het eerste lid, die regelmatig en minstens één keer per week door de dienstverleners bijgehouden worden, worden minstens één keer per maand getekend door de verantwoordelijke voor het dagelijks beheer of, bij diens afwezigheid, door een lid van de multidisciplinaire ploeg, na opgave van de consulten en de multidisciplinaire vergaderingen die tijdens de week werden gehouden. »

Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.Onder toegankelijkheid wordt verstaan : 1° de openingstijden (opvang zonder afspraak) zoals bedoeld in artikel 5, 3°.Ze worden waargenomen door een lid van de multidisciplinaire ploeg of onder zijn toezicht voor zover een lid van de multidisciplinaire ploeg aanwezig is in het centrum. 2° de consulturen zonder afspraak. Die toegankelijkheid wordt vastgelegd op 12 uren per week voor de centra van categorie 1, op 18 uren per week die van categorie 2, op 23 uren per week voor die van categorie 3 en vervolgens vermeerdering met 5 uren per week per categorie.

De uurrooster van de opvanguren en de consulten zonder afspraak alsook die van de consulten uitsluitend op afspraak worden ter kennis van het publiek gebracht en aan de diensten van de administratie meegedeeld.

Ze worden binnen en buiten de lokalen van het centrum aangeplakt.

De centra mogen hoogstens 4 weken per jaar sluiten, namelijk maximum 2 opeenvolgende weken voor de centra van de categorieën 1 tot 3 en 2 weken voor de andere categorieën.

Het publiek wordt daarover ingelicht en gedurende die periode via een externe aanplakking naar de dichtsbijzijnde geopende centra georiënteerd.

Art. 6.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.De financiële bijdrage die voor niet-medische consulten gevraagd kan worden bedraagt maximum vijftien euro per persoon en per consult.

Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd en door de Minister aan de centra meegedeeld.

Indien verschillende personen in het kader van hetzelfde consult ontvangen worden, kan dat forfaitair bedrag met maximum 50 % verhoogd worden.

De erelonen betreffende de vrijwillige zwangerschapsonderbreking die gevraagd worden aan een patiënte zonder ziekte- en invaliditeitsverzekering, mogen niet hoger zijn dan het bedrag dat door het RIZIV ten laste genomen wordt, verhoogd met de persoonlijke bijdrage van de rechthebbende, zoals vastgelegd in de overeenkomst die het centrum en het RIZIV in dat kader gesloten hebben.

Voor de andere medische consulten, mag het bedrag van de opeisbare financiële bijdrage niet hoger zijn dan het bedrag van de persoonlijke bijdrage dat voor rekening blijft van de begunstigde van de ziekteverzekering.

Bij elke betaling wordt een ontvangbewijs afgegeven, waarvan een duplicaat in het centrum bewaard wordt.

Het ontvangbewijs vermeldt de datum, de naam van de patiënt of, bij gebreke daarvan, zijn dossiernummer, het identificatienummer van het consult en het ontvangen bedrag. Het wordt door de dienstverlener getekend. »

Art. 7.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art 11. Het erkenningsaanvraagdossier wordt bij aangetekend schrijven aan de Minister gericht overeenkomstig het model opgenomen in bijlage Va bij dit besluit.

Behalve de gegevens bedoeld in artikel 23 van het decreet bevat het : 1° de identiteit en de personalia van de persoon die de inrichtende macht vertegenwoordigt;2° de identificatie van het centrum : benaming, adres, telefoonnummer, opvang- en consulturen;3° de identificatie van de overige bronnen van financiering door de overheid of door privépersonen;4° de naam, de titels, de diploma's en de functies van elk lid van de multidisciplinaire ploeg, van de verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer, hun werkrooster en de omvang van hun prestaties;5° een afschrift van de arbeidscontracten, van de overeenkomsten bedoeld in artikel 13 van het decreet en van de overeenkomsten gesloten met vrijwilligers;6° het model van individueel dossier;7° een plan met de bestemming van de lokalen en de toegang ertoe vanaf de openbare weg;8° de naam van de gemeenten en de cijfers van de bevolking die door het centrum bediend wordt;9° het huishoudelijk reglement getekend door de vertegenwoordiger van de inrichtende macht en door de personeelsleden.»

Art. 8.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.De hernieuwing van de erkenning wordt vroegstens negen maanden en uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning aangevraagd. Ze wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de Minister gericht.

Ze gaat vergezeld van de gegevens bedoeld in artikel 11, 1° tot 4°, alsook van de gegevens bedoeld in artikel 23, 1° en 3°, van het decreet.

Niettegenstaande het tweede lid, blijft het centrum dat zijn aanvraag tot erkenningshernieuwging overeenkomstig het eerste lid heeft ingediend voorlopig erkend en wordt het verder gesubsidieerd totdat over zijn aanvraag beslist wordt. Het centrum kan maximum zes maanden in aanmerking komen voor die maatregel en voor de desbetreffende subsidies.

De Minister beslist over de hernieuwingsaanvraag na advies van het begeleidingscomité, overeenkomstig artikel 12, tweede lid. ».

Art. 9.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 14.De aanvragen om erkenning of om hernieuwing van erkenning worden door de administratie onderzocht.

Indien de aanvragen niet vergezeld gaan van alle documenten en gegevens bedoeld in artikel 11 of 13, maakt de administratie de aanvrager daarop attent binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag. De administratie verzoekt de aanvrager erom zijn dossier aan te vullen en wijst hem op de ontbrekende documenten en gegevens.

De aanvragen om erkenning en om hernieuwing van erkenning worden door de Minister slechts in aanmerking genomen voor zover het door de aanvrager ingediende dossier, desgevallend aangevuld overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid, voldoet aan de voorwaarden van artikel 11 of 13. »

Art. 10.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 17.§ 1. Het erkenningsbesluit bepaalt de categorie waarvoor het centrum erkend wordt naar gelang van zijn jaarlijkse activiteiten en overeenkomstig de volgende criteria : 1° categorie I : centrum erkend voor minder dan 1 000 activiteiten;2° categorie II : centrum erkend voor 1 000 tot 2 499 activiteiten;3° categorie III : centrum erkend voor 2 500 tot 3 999 activiteiten;4° categorie IV : centrum erkend voor 4 000 tot 5 499 activiteiten;5° categorie V : centrum erkend voor 5 500 tot 6 999 activiteiten;6° categorie VI : centrum erkend voor 7 000 tot 8 499 activiteiten;7° categorie VII : centrum erkend voor 8 500 activiteiten en meer. § 2. De consulten en de multidisciplinaire vergaderingen bedoeld in artikel 3 tellen voor één activiteit.

De animatievergaderingen tellen voor vier activiteiten per schijf van 60 minuten voor de groep. Het aantal te valoriseren animaties wordt berekend als volgt : jaartotaal van de animatietijden voor de groep/60 afgerond naar onder.

De animaties zijn valoriseerbaar indien : 1° ze minimum 30 minuten duren;2° ze een vooraf bepaald thema hebben;3° ze zich houden aan de thema's die krachtens de geldende regelgeving toegelaten worden;4° ze zich niet richten tot een publiek van vaklui wanneer ze zich tot een volwassen publiek richten;5° ze gratis gegeven worden;6° ze op een lijst opgenomen worden en einde cyclus gevaloriseerd worden - op zijn minst aan het einde van elke schoolperiode (Kerstmis, Pasen, juni) - door het hoofd van de schoolinrichting of door de persoon aan wie hij volmacht geeft en door de verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer van het centrum voor alle animaties gegeven in het kader van het onderwijs.De lijsten van de animaties en de samenvattingen stroken met de modellen opgenomen in de bijlagen IVa.1 en IVa.2 bij dit besluit en worden binnen de maand na afloop van de periode aan de administratie gericht; 7° ze, voor alle animaties buiten het kader van het onderwijs, uiterlijk 15 kalenderdagen vóór de bekendmaking ervan meegedeeld worden aan de administratie.Een kortere termijn wordt toegestaan indien hij behoorlijk gerechtvaardigd is. Met het oog op een definitieve validering worden die animaties bevestigd uiterlijk binnen de eerste 10 dagen van de maand na het kwartaal waarin ze plaatsgevonden hebben. Het overgemaakte document strookt met het model opgenomen in bijlage IVb bij dit besluit. § 3. De vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten, die niet ten laste genomen worden in het kader van de overeenkomst die het centrum en het RIZIV gesloten hebben, tellen voor 12 activiteiten.

Slechts 5 % van het totaalaantal vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen die door het centrum uitgevoerd worden kan in aanmerking genomen worden.

De consulten per telefoon, de vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten, zoals bepaald in de overeenkomst die het centrum en het RIZIV gesloten hebben, worden niet meegerekend.

De vrijwillige zwangerschapsonderbrekingen en de desbetreffende consulten die uitgevoerd worden door een centrum waarvan de overeenkomst die het met het RIZIV gesloten heeft is opgezegd, worden niet meegerekend. § 4. De activiteiten tot sensibilisering voor die problematieken in rechtstreeks verband met de opdrachten van de centra worden gevaloriseerd op basis van de gedekte uurperiode, ongeacht het aantal personen van het centrum die door die activiteit gemobiliseerd zijn, naar rato van één activiteit per schijf van 60 minuten en voor zover ze uiterlijk 15 kalenderdagen voor de datum van het evenement aangekondigd en uiterlijk binnen de eerste 10 dagen van de maand na het kwartaal waarin ze plaatsvinden bevestigd worden. Het overgemaakte document strookt met het model opgenomen in bijlage IVc bij dit besluit.

Spreekgroepen, deelname aan festivals of andere evenementen, de uitdeling van voorbehoedmiddelen, de organisatie van tentoonstellingen en conferenties worden als sensibiliseringsactiviteiten beschouwd. »

Art. 11.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 18.De subsidies die de werkingskosten dekken worden aan de centra toegekend naar gelang van de categorie waarin ze ingedeeld zijn en worden overeenkomstig de volgende minima vastgelegd : 1° categorie I : 4.460 euro; 2° categorie II : 16.100 7.566,29 euro; 3° categorie III : 19.830 euro; 4° categorie IV : 24.800 euro; 5° categorie V : 30.990 euro; 6° categorie VI : 37.180 euro; 7° categorie VII : 43.380 euro.

De op basis van dit artikel toegekende subsidies kunnen gebruikt worden voor de betaling van elke uitgave voor rekening van het centrum, met uitzondering van de personeelsuitgaven of van de uitgaven i.v.m. prestaties verricht door zelfstandige vaklui, gesubsidieerd krachtens de artikelen 26 en 27 van het decreet.

Om het voordeel van de krachtens dit artikel voor personeelsuitgaven toegekende subsidies te genieten, wordt geen kwalificatievereiste aan het personeel opgelegd. De weddeschalen en de anciënniteitsregels zijn evenwel dezelfde als degene die van toepassing zijn op het gesubsidieerde personeel, zoals bedoeld in artikel 21.

Voornoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex van 1 januari 2008 en door de Minister aan de centra meegedeeld.

Art. 12.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.§ 1. De subsidies die de uitgaven i.v.m. het statutaire of contractuele personeel dekken worden aan het centrum toegekend naar gelang van de categorie waarin het ingedeeld is en zijn vastgelegd als volgt : 1°. categorie I : 0,50 ETP; 2°. categorie II : 1 ETP; 3°. categorie III : 1,30 ETP; 4°. categorie IV : 1,60 ETP; 5°. categorie V : 2 ETP; 6°. categorie VI : 2,50 ETP; 7°. categorie VII : 3,00 ETP. Voor de centra die zwangerschapsonderbrekingen hebben uitgevoerd gedurende de referentieperiode voor de bepaling van de erkenningscategorie, wordt de in het eerste lid bedoelde bezoldigde betrekking verhoogd als volgt : 1° voor het centrum dat 1 tot 99 zwangerschapsonderbrekingen heeft uitgevoerd : 0,7 bijkomend ETP;2° voor het centrum dat 100 tot 199 zwangerschapsonderbrekingen heeft uitgevoerd : 1,1 bijkomend ETP;2° voor het centrum dat 100 tot 199 zwangerschapsonderbrekingen heeft uitgevoerd : 1,5 bijkomend ETP. De subsidies mogen niet hoger zijn dan de weddeschalen vermeld in bijlage III bij dit besluit, verhoogd met de werkgeverslasten.

Het centrum verdeelt die subsidieerbare arbeidsduur onder de leden van zijn personeel die houder zijn van één van de diploma's bedoeld in het derde, vierde, vijfde en zesde lid van artikel 10 van het decreet.

Er kunnen subsidies verleend worden voor een persoon die houder is van een andere titel voor zover hiervan melding gemaakt wordt in het erkenningsbesluit, alsook van de arbeidsduur die voor hem voorzien wordt. § 2. Er kunnen tussentijdse verhogingen toegekend worden voor effectieve diensten die beschouwd kunnen worden als nuttige ervaring en die het personeel eerder gepresteerd heeft bij centra erkend of gesubsidieerd door een overheid onder Belgisch, buitenlands of internationaal recht.

De Minister beoordeelt of de diensten bedoeld in het eerste lid uit hoofde van betrokkene als nuttige ervaring beschouwd kunnen worden. § 3. Het deeltijds geworven personeelslid krijgt de tussentijdse verhogingen op dezelfde manier als een voltijds geworven personeelslid. § 4. De in aanmerking komende diensten die volle maanden dekken worden rechtstreeks gevaloriseerd in de geldelijke anciënniteit.

De in aanmerking komende diensten die delen van maanden dekken worden aan het einde van het jaar opgeteld.

De delen van maanden die periodes van dertig dagen totaliseren worden in de geldelijke anciënniteit gevaloriseerd naar rato van één maand per periode van dertig dagen. § 5. De anciënniteiten worden in aanmerking genomen in de maand van de overlegging van voor echt verklaarde documenten waarin melding wordt gemaakt van o.a. de naam en de geboortedatum van het personeelslid, de naam van de werkgevers, het doel van de dienst en de aard van de betrekking, het statuut, het aantal gepresteerde uren, alsook het bewijs dat deze diensten erkend of gesubsidieerd waren door de overheden of instellingen bedoeld in § 2. § 6. De weddeschalen opgenomen in bijlage III bij het besluit van 18 juin 1998 worden geïndexeerd overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de sector. »

Art. 13.Artikel 22bis van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 22bis.De subsidies worden gestort in vier driemaandelijkse voorschotten van 22,5 % wat betreft de werkingssubsidies en de subsidies voor de prestaties van de zelfstandige vaklui en van 20 % wat betreft de subsidies voor het bezoldigde personeel.

Voor de vereffening van het saldo worden de bewijsstukken i.v.m. de uitgaven uiterlijk 30 april van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor de subsidie is toegekend aan de administratie overgelegd.

Het door de administratie meegedeelde saldo wordt uiterlijk 31 oktober vereffend.

Het centrum kan tegen die beslissing beroep instellen binnen een termijn van een maand, die ingaat op de datum van kennisgeving. Het beroep is gegrond op nieuwe elementen, gestaafd met de desbetreffende bewijsstukken.

Elk document ingediend buiten de beroepstermijn wordt niet in aanmerking genomen. »

Art. 14.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 26.De Minister erkent de centrafederaties bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het decreet.

Om erkend te worden, telt een federatie minstens twaalf erkende centra. »

Art. 15.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een afdeling 14, die artikel 26bis inhoudt, luidend als volgt : Afdeling 14. Decentralisatie

«

Art. 26bis.Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de Regering een multidisciplinaire ploeg toelaten om in verschillende zetels te werken, voor zover ze inspeelt op bijzondere plaatselijke omstandigheden en op de specifieke behoeften van de bevolking. Dat werkingsmechanisme heet « decentralisatie ».

De artikelen van de afdelingen 1 tot 7 zijn toepasselijk op de decentralisaties. Wat betreft de minimumduur van de prestaties met verplichte aanwezigheid van de dienstverleners, alsook de animaties bedoeld in artikel 5 en de toegankelijkheid bedoeld in artikel 8, wordt de decentralisatie gedurende de eerste twee werkingsjaren onderworpen aan de vereisten die aan de centra van categorie 1 opgelegd worden.

Indien de gecumuleerde activiteiten van het centrum en van de decentralisatie ervan één of meer categoriesprongen rechtvaardigen, moeten vanaf het derde jaar de aan die vooruitgang gekoppelde vereisten vervuld worden : 1° door de decentralisatie indien de door haar ontwikkelde activiteiten met een hogere categorie stroken, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17;2° door het centrum indien de door hem ontwikkelde activiteiten met een hogere categorie stroken, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17;3° door degene die gedurende het vorige jaar de grootste vooruitgang heeft geboekt in de veronderstelling dat hun respectieve activiteiten voor geen van beide een categoriesprong op basis van de bepalingen van artikel 17 tot gevolg heeft. In elk geval mogen de aan het centrum en/of aan de decentralisatie ervan opgelegde vereisten niet groter of kleiner zijn dan degene die overeenstemmen met de bijkomende middelen toegekend ingevolge de categoriesprong berekend op basis van de optelling van de activiteiten van het centrum en van de decentralisatie ervan. »

Art. 16.Afdeling 14 van hetzelfde besluit wordt afdeling 15.

Art.17. De artikelen 27, 28, 29 en 32 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 18.Bijlage I bij hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt : Het register van de animaties wordt opgeheven.

Het register van de consulten wordt vervangen door de tekst opgenomen in bijlage Ia bij dit besluit, behalve de individuele fiche en de multidisciplinaire fiche, die dezelfde blijven als die bedoeld in het besluit van 18 juni 1998.

Het register van de multidisciplinaire vergaderingen wordt vervangen door de tekst opgenomen in bijlage Ib bij dit besluit.

Art. 19.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met : 1° een bijlage IV opgenomen in bijlage II bij dit besluit : IVa) formulieren tot validatie van de animaties gehouden in het kader van het onderwijs; IVb) formulier tot aankondiging en bevestiging van de animaties gehouden buiten het kader van het onderwijs;

IVc) formulier tot aankondiging en bevestiging van de sensibiliseringsactiviteiten; 2° een bijlage V opgenomen in bijlage III bij dit besluit : Va) formulieren tot erkenningsaanvraag; Vb) formulieren tot aanvraag om erkenningshernieuwing.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt, behalve artikel 3, houdende wijziging van artikel 5, eerste tot vierde lid, en artikel 10, houdende wijziging van artikel 17, § 2, tweede lid, en § 4, die in werking treden op 1 januari 2009, en artikel 3, houdende wijziging van artikel 5, vijfde en zesde lid, dat in werking treedt op 1 januari 2011.

Art. 21.De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 2 oktober 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^