Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 01 april 2004
gepubliceerd op 14 juni 2004

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004201764
pub.
14/06/2004
prom.
01/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/01/2004201764/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn;

Gelet op Verordening EG nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de opleidingssteun;

Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 15 december 2003;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 16 december 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 oktober 2003;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 24 oktober 2003;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 februari 2004;

Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan. HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn;2° "opleidingscheque" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 1°, van het decreet;3° "aanpassingskrediet" : de toelage zoals bedoeld in artikel 4, 2°, van het decreet;4° "certificeerder" : de certificeringsinstelling geaccrediteerd door het systeem BELCERT om over te gaan tot de controle en de certificering van de producten, kwaliteitssystemen of personen krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;5° de "FOREm" : de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" als "regisseur-ensemblier";6° "Bestuur" : de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Waalse Gewest;7° "Comité" : het begeleidingscomité voor de opleidingscheque bedoeld in de artikelen 21 en 22 van dit besluit;8° "Minister" : de Minister van Vorming.

Art. 3.In de artikelen 5, § 5, en 14, tweede lid, van het decreet wordt verstaan onder : 1° "functionele hoofdzetel" : de plaats die beschikt over personeelsleden die voortdurend aangesteld worden, en waarin herhaalde activiteiten in verband met het maatschappelijke doel en de activiteitensector van het bedrijf plaatsvinden;2° "institutionele investeerder" : elke bankinstelling, openbare kredietinstelling, verzekeringsmaatschappij of beleggingsfonds die niet meer dan 50 % van de aandelen van het bedrijf dat opleidingscheques wil genieten, bezit. HOOFDSTUK II. - Opleidingscheque Afdeling 1. - Erkenningscriteria van de opleidingen

Art. 4.§ 1. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die een kwalificerende aard heeft, de opleiding waarvan de inhoud en de doelgerichtheid overeenstemmen met de beschrijvingen bedoeld in de gebruikelijke referenten van beroepen, kwalificaties of opleidingen. § 2. In de zin van artikel 12, eerste lid, 1°, van het decreet wordt bovendien beschouwd als opleiding die arbeidsmarktconforme vaardigheden voortbrengt, de opleiding waarvan de doelgerichtheid inspeelt op de behoeften die uitgedrukt worden door sectorale of interprofessionele analyses uitgevoerd met name door of voor rekening van professionele sectoren, openbare instellingen of representatieve werknemers- en/of werkgeversorganisaties.

Art. 5.In de zin van artikel 12, eerste lid, 2° en 3°, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die van het algemene type is of die verband houdt met de algemene werking van de onderneming, de opleiding die, enerzijds, multidisciplinaire vaardigheden volgens de gebruikelijke referenten van kwalificaties of opleidingen en, anderzijds, overdraagbare kwalificaties voortbrengt.

Geacht worden overdraagbaar te zijn, de kwalificaties verworven gedurende de opleidingen die minstens één van de volgende criteria voldoen : 1° erkend, gecertificeerd of geldig verklaard zijn door de overheden of openbare instellingen;2° open zijn voor de werknemers van verschillende ondernemingen of georganiseerd zijn in het kader van een samenwerking tussen verschillende onafhankelijke ondernemingen;3° deelnemen aan de groei van de inzetbaarheid en van de beroepsmobiliteit van de werknemer. In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als onderneming, de kleine of middelgrote onderneming die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5 van het decreet.

In de zin van dit hoofdstuk wordt beschouwd als werknemer, elke persoon bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid, van het decreet.

Art. 6.§ 1. Onverminderd artikel 12 van het decreet moet de afstandsopleiding, om erkend te worden, een specifieke begeleiding van de werknemer voorstellen.

Deze specifieke begeleiding houdt verplicht hetgeen volgt in : 1° de verstrekking van een deel van de opleiding in de vorm van een contactopleiding, een groepsopleiding of een individuele opleiding;2° de identificatie van een persoonlijke adviseur van de werknemer;3° een persoonlijke opvolging per telefoon, e-mail, videoconferentie, discussieforum of door elke andere formule gebonden aan de ontwikkeling van de communicatietechnologie. § 2. Voor elk type afstandsopleiding dat erkend moet worden, brengt het Comité advies op grond van de analyse van het door de opleidingsoperator aangevulde auditformulier uit aan de Minister en stelt het forfaitaire aantal uren voor, die gedekt zijn door de opleidingscheque met inbegrip van de uren bestemd voor de opvolging van de werknemer alsmede het minimumaantal uren dat in de vorm van een contactopleiding moet worden gegeven. § 3. In geval van opleiding voor een zeer korte periode kan het Comité de Minister voorstellen om de operator vrij te stellen van de in § 1, tweede lid, 1°, verplichting.

Onder opleiding voor een zeer korte duur wordt elke opleiding verstaan die de acht uren niet overschrijdt. Afdeling 2. - Procedure betreffende de erkenning van de

opleidingsoperator en van de certificeringsaudit

Art. 7.§ 1. Om erkend te worden richt de opleidingsoperator een aanvraag aan het Bestuur aan de hand van een formulier waarvan het model door de Minister bepaald is en, dat door het Bestuur ter beschikking van de opleidingsoperator wordt gesteld.

De aanvraag wordt via post, fax, e-mail ingediend.

Het Bestuur ontvangt de erkenningsaanvraag en stuurt binnen tien dagen een ontvangbericht aan de opleidingsoperator. § 2. Tegelijkertijd verzoekt het Bestuur er de opleidingsoperator om zich overeenkomstig artikel 13 aan een audit te onderwerpen door de certificeerder van zijn keuze onder die aangewezen door de Minister.

Bovendien voegt het Bestuur bij het ontvangbericht een vademecum waarin de aan de certificeerder mede te delen elementen worden vermeld, met inbegrip van het in te vullen auditformulier.

Op voorstel van het Comité bepaalt de Minister het model van het auditformulier. § 3. Het Bestuur behandelt de erkenningsaanvraag op grond van de inachtneming door de opleidingsoperator van de sociale en fiscale wetgevingen en van de overmaking door hem van de op het moment van de aanvraag vigerende tarieven die van toepassing zijn op de aan de erkenning onderworpen opleidingen.

Het Bestuur gaat ook na of de aan de erkenning onderworpen opleiding niet het voorwerp uitmaakt van een subsidiëring door andere openbare overheden, met name door het Europees Sociaal Fonds.

In dat geval schorst het Bestuur de behandeling en stelt het er de Minister onmiddellijk in kennis van, die vóór elke beslissing tot weigering van de erkenning de opleidingsoperator of de door hem aangewezen persoon kan horen.

Art. 8.§ 1. De door de certificeerder uitgevoerde audit heeft betrekking op één of meer opleidingen waarvoor de opleidingsoperator kiest zich te laten erkennen. § 2. De audit bestaat hoofdzakelijk voor de certificeerder erin : 1° een formulier te laten invullen door de opleidingsoperator;2° de opleidingssite(s) minstens één keer te bezoeken;3° de werkelijkheid en de relevantie te controleren van de middelen die worden gebruikt om een opleiding die voldoet aan de voorwaarden van het decreet en van dit besluit, te geven met inachtneming van de methodologische middelen van het Comité;4° een gedetailleerd auditrapport op te stellen en het over te maken aan het Bestuur. § 3. De certificeerder maakt zijn auditrapport over aan het Bestuur binnen twintig dagen na zijn bezoek bij de opleidingsoperator.

Het auditrapport eindigt met een al dan niet gunstig advies. De certificeerder moet evenwel ervoor zorgen om zijn advies te staven met bijzondere commentaren zodat de opleidingsoperator kan vooruitgaan. In geval van ongunstig advies moet de certificeerder verhelpingssporen voorstellen. § 4. De opleidingsoperatoren die beschikken over een kwaliteitslabel van het type ISO 9001 op het gebied van de opleiding of CDO*QFOR, kunnen door de Minister vrijgesteld worden van de auditprocedure mits gunstig advies van het Comité.

Het Comité baseert zijn beslissing op alle bewijsstukken van de opleidingsoperator, waaruit blijkt dat het de criteria van artikel 12 van het decreet en van de artikelen 6, 7, en in voorkomend geval, 8 voldoet.

De met redenen omklede aanvraag om vrijstelling van de audit wordt ingediend bij het Bestuur dat er binnen vijf dagen het Comité in kennis van stelt. Deze aanvraag schorst de behandeling van het dossier door het Bestuur.

Voorafgaand aan het uitbrengen van zijn advies aan de Minster kan het Comité aanvullende overtuigende documenten verlangen van de opleidingsoperator binnen de door hem bepaalde termijn. Het Comité brengt dan advies uit en deelt het mede aan het Bestuur dat de behandeling voortzet.

Art. 9.Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van het auditrapport stuurt het Bestuur dit rapport ter informatie aan de opleidingsoperator en aan het Comité alsmede een beslissingsvoorstel aan de Minister. In het in artikel 8, § 4, bedoelde geval stuurt het Comité zijn advies aan de Minister.

De Minister spreekt zich uit over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van het voorstel van het Bestuur. Het Bestuur deelt de beslissing van de Minister mede aan de opleidingsoperator en richt er een kopie ter informatie van aan het Comité.

Art. 10.§ 1. De erkenning wordt toegekend voor een verlengbare periode van drie jaar. De verlengingsaanvraag wordt bij het Bestuur ingediend op z'n vroegst binnen acht maanden en uiterlijk binnen twee maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning.

De procedure m.b.t. de verlenging van de erkenning wordt geregeld volgens dezelfde modaliteiten als die betreffende de erkenning. § 2. Wanneer de operator een nieuwe opleiding gedurende de periode van drie jaar waarvoor hij is erkend, wenst te laten erkennen, dient hij de desbetreffende aanvraag in bij het Bestuur dat ze voorlegt aan het Comité.

Het Comité kan aan de Minister voorstellen om de operator vrij te stellen van de audit.

In dit geval is dezelfde procedure als die bedoeld in artikel 8, § 4, van toepassing en dekt de erkenning ook de nieuwe opleiding en dit tot de bepaalde termijn van die erkenning.

Als het advies van het Comité negatief is, onderwerpt de operator de nieuwe opleiding aan de audit volgens de in de artikelen 7, 8, §§ 1 tot 3 en 9 bedoelde procedure.

Art. 11.De lopende erkenning kan door de Minister ingetrokken worden wanneer de opleidingsoperator één van de erkenningsvoorwaarden bedoeld in het decreet en in dit besluit niet meer vervult.

De erkenning kan ook geschorst worden door de Minister voor een maximale duur van zes maanden wanneer hij van mening is dat de toestand van de erkende opleidingsoperator binnen de door hem vastgestelde termijn geregulariseerd kan worden.

Art. 12.In geval van weigering, schorsing of intrekking van de erkenning kan de opleidingsoperator een met redenen omkleed beroep indienen bij het Bestuur.

Het Bestuur bericht er ontvangst van binnen tien dagen, behandelt het dossier en maakt het dan over aan het Comité.

Wanneer de opleidingsoperator erom verzoekt, moet hij of de door hem aangewezen persoon en, in voorkomend geval, de betrokken certificeerder gehoord worden door het Comité. Dit laatste kan dan de opleidingsoperator erom verzoeken om de toestand te regelen en, in voorkomend geval, om een nieuwe audit te vragen over de punten waaraan niet is voldaan.

Binnen tien dagen na de in het tweede lid bedoelde overmaking of, in voorkomend geval, binnen tien dagen na het horen van de opleidingsoperator of na de overmaking van het nieuwe auditrapport brengt het Comité een met redenen omkleed advies uit aan de Minister.

Deze laatste bevestigt of vernietigt zijn oorspronkelijke beslissing.

Het Bestuur deelt de verzoeker de beslissing van de Minister mede binnen veertien dagen na ontvangst van het door het Comité uitgebrachte advies. Afdeling 3. - Aanwijzing van de certificeerders

Art. 13.Om aangewezen te worden als certificeerder gemachtigd om de audit van de opleidingsoperatoren uit te voeren, moet de certificeringsinstelling de volgende voorwaarden vervullen : 1° geaccrediteerd worden door het systeem BELCERT krachtens het koninklijk besluit van 6 september 1993 tot oprichting van een accreditatiesysteem van certificatie-instellingen en tot vaststelling van de accreditatieprocedures overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000;2° zich ertoe verbinden het operationele auditformulier waarvan het model bepaald is door de Minister, alsmede de door het Comité voorgestelde methodologische middelen te gebruiken;3° zich ertoe verbinden de in artikel 16 bedoelde tarifering ten opzichte van de opleidingsoperatoren toe te passen;4° om de zes maanden verslag uitbrengen over zijn activiteiten aan het Comité;5° handelen met inachtneming van de regels van vertrouwelijkheid en commerciële ethiek. Als één van de bovenvermelde voorwaarden niet vervuld is, kan de Minister de machtiging van de instelling om opleidingsoperatoren te certificeren intrekken.

Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon, gehoord worden door de Minister vóór elke beslissing tot intrekking van de machtiging.

Art. 14.De certificeerders worden op voorstel van het Comité aangewezen door de Minister. De aanwijzing als certificeerder is voor een verlengbare periode van drie jaar geldig.

Art. 15.De certificeerder kan in onderlinge overeenstemming met de opleidingsoperator zijn opdracht schorsen en deze laatste een nieuwe audit binnen drie maanden voorstellen. In dit geval past hij het in artikel 16, § 1, zevende lid, bedoelde verlaagde tarief toe.

Art. 16.§ 1. Het niet-onderhandelbare forfaitaire tarief dat door de certificeerder vereist kan worden, bedraagt 880 euro per dag, exclusief BTW. Dit bedrag is geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex die elk jaar voor de maand januari opgemeten wordt.

Het basistarief is de referentie voor een operator gelegen op een opleidingssite die één tot vijftien verschillende opleidingen voorstelt om erkend te worden. Het omvat de analyse van het formulier, de verificatie ter plaatse gedurende minimum vier uur en het opstellen van het verslag betreffende de te erkennen opleiding(en).

Van zestien tot dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met twee vermenigvuldigd.

Boven dertig verschillende opleidingen worden het basistarief en het aantal uren voor de verificatie ter plaatse met drie vermenigvuldigd.

In geen enkel geval mag het door de certificeerder vereiste totale tarief hoger zijn dan 2.640 euro, exclusief BTW, en mag de auditprocedure niet langer zijn dan drie dagen.

De certificeerder mag een aanvullende halve dag, of 440 euro, vereisen per bijkomende site met een maximum van drie sites.

In geval van uitstel van de audit tot drie maanden, kan die laatste slechts gefactureerd worden voor het equivalent van maximum drie vierde van een dag met een minimum van twee uur audit ter plaatse, of 660 euro. § 2. Op met redenen omkleed voorstel van het Comité kan de Minister het bedrag en de tariferingmodaliteiten bedoeld in § 1 wijzigen.

Art. 17.Elke klacht van een opleidingsoperator ten opzichte van een certificeerder moet ingediend worden bij de Minister die beslist de machtiging van de betrokken certificeerder al dan niet in te trekken en dit na met redenen omkleed advies van het Comité dat advies uitbrengt binnen één maand na zijn aanhangigmaking.

Wanneer de certificeringsinstelling erom verzoekt, kan ze of de door haar aangewezen persoon voorafgaand aan elke beslissing tot intrekking van de machtiging gehoord worden door de Minister. Afdeling 4. - Procedure m.b.t. de toekenning van de opleidingscheque

Art. 18.De uitschrijver van opleidingscheques, hierna de uitschrijver genoemd, wordt voor een periode van drie jaar aangewezen.

Art. 19.§ 1. Het bedrijf dient zijn aanvraag van opleidingscheques bij de "FOREm" per post, fax of e-mail in en bezorgt hem alle gegevens die vereist zijn voor het verkrijgen van opleidingscheques met inbegrip van een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel 4.7. van Verordening EG 68/001 van de commissie van 12 januari 2001 betreffende de in aanmerking komende kosten in acht neemt.

De "FOREm" gaat na of de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden door het bedrijf worden vervuld.

Voor de toepassing van § 4 van artikel 8 van het decreet wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de opleidingscheque van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door de opleidingscheque, te betalen en dit met inachtneming van Verordening EG 68/2001.

Als de in de artikelen 5 en 8 van het decreet bedoelde voorwaarden niet worden vervuld, stelt de "FOREm" er het bedrijf in kennis van binnen tien dagen na de indiening van de aanvraag. Als de voorwaarden worden voldaan, maakt de "FOREm" de aanvraag onverwijld aan de uitschrijver over.

Binnen drie dagen na de overmaking van de aanvraag door de "FOREm" bevestigt de uitschrijver zijn inschrijving aan het bedrijf volgens het door hem gekozen middel, en geeft ze een klantennummer. § 2. De uitschrijver bezorgt het bedrijf de aangevraagde opleidingscheques binnen vijf dagen na de betaling.

Aan het einde van de opleiding bezorgt het bedrijf de operator het aantal cheques dat overeenstemt met het aantal gepresteerde uren/werknemer. De operator richt zijn factuur alsmede de afgegeven cheques aan de uitschrijver.

Als het bedrag van de factuur lager is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver het bedrag van de factuur aan de opleidingsoperator en betaalt hij het saldo terug aan het bedrijf binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken.

Als het bedrag van de factuur hoger is dan de som van de gekregen cheques, betaalt de uitschrijver de tegenwaarde van de gekregen cheques aan de opleidingsoperator en verzoekt hij het bedrijf om het saldo te betalen aan de operator en dit binnen twintig dagen na ontvangst van de opleidingscheques en van de andere bewijsstukken. De termijn waarin het bedrijf de opleidingsoperator moet betalen, wordt door deze laatste bepaald.

Art. 20.De opleidingscheque mag niet gebruikt worden voor opleidingen waarvan de individuele uurprijs lager is dan zeven euro.

Gedurende de erkenning of om in aanmerking te komen voor die erkenning mag de opleidingsoperator zijn prijzen niet overmatig verhogen. Elk kennelijk misbruik heeft de intrekking of de weigering van de aangevraagde erkenning als gevolg.

De opleidingscheque mag slechts gebruikt worden voor opleidingen die beginnen nadat de aanvraag om cheques door de uitschrijver is aangenomen. Afdeling 5. - Comité belast met de opvolging van de opleidingscheque

Art. 21.Er wordt een comité belast met de opvolging van de opleidingscheque, hierna het Comité genoemd, opgericht.

Het Comité vervult de volgende opdrachten : 1° zorgen voor de opvolging van het proces betreffende de aanwijzing van de certificeerders en voor de goede uitvoering van hun opdracht en minstens in een halfjaarlijkse vergadering met hen voorzien, zodat ze de in artikel 9 bedoelde audit op uniforme en billijke wijze leiden;2° de methodologische instrumenten uitwerken die gebruikt worden door de certificeerders om de criteria van artikel 12 van het decreet die bepaald zijn in de artikelen 7 en 8, te controleren;3° de Minister advies uitbrengen over de aanvragen om vrijstelling van de audit die ingediend zijn door operatoren die beschikken over een kwaliteitslabel van het type ISO 9001 op het gebied van de opleiding of CDO*QFOR of door de al erkende operatoren;4° in het kader van de afstandsopleiding een forfaitair aantal uren dat via de opleidingscheque kan worden gefinancierd, aan de Minister voorstellen voor elk gebied van de opleiding die het voorwerp uitmaakt van een aanvraag om erkenning;5° advies uitbrengen aan de Minister volgens de procedure bedoeld in artikel 12.

Art. 22.§ 1. Het Comité bestaat uit : 1° twee vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;2° twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties;3° een vertegenwoordiger van de Minister;4° een vertegenwoordiger van de "FOREm";5° een vertegenwoordiger van het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique" (Waals Instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek);6° een vertegenwoordiger van het Bestuur die het secretariaat van het Comité waarneemt;7° een deskundige bekend voor zijn kennis van de beroepsopleiding in het bijzonder in de bedrijven. § 2. De Minister wijst de gewone leden en hun plaatsvervangers voor drie jaar aan.

De in § 1, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde leden worden aangewezen op een dubbellijst van kandidaten voorgedragen door de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest).

Het Comité wijst uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter onder de leden bedoeld in § 1, eerste lid, 1° tot 2°. § 3. Alle beslissingen van het Comité zijn in principe bij consensus genomen. Bij gebrek aan consensus kan een beslissing betreffende een agendapunt evenwel genomen worden door de leden bedoeld in § 1, 1° tot 3°, die, in dit geval, de enige zijn die raadgevende stem hebben. § 4. Het Comité maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het voor ter goedkeuring aan de Minister uiterlijk binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Het huishoudelijk reglement moet met name in wat volgt voorzien : 1° de regels betreffende de bijeenroeping van het Comité;2° de regels betreffende het plaatsen van de punten op de agenda;3° de regels die van toepassing zijn bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter en de ondervoorzitter;4° de quorumregels zodat het Comité op geldige wijze vergadert alsmede de stemmodaliteiten;5° de periodiciteit van de vergaderingen van het Comité;6° de modaliteiten volgens welke de adviezen worden uitgebracht alsmede het in artikel 33 bedoelde activiteitenverslag. HOOFDSTUK III. - Aanpassingkrediet Afdeling 1. - Criteria m.b.t. de erkenning van de opleidingen

Art. 23.§ 1. In de zin van artikel 17, § 1, van het decreet wordt beschouwd als een opleiding die een specifieke kwalificerende aard heeft, elke opleiding waarvan het onderwijs rechtstreeks en hoofdzakelijk van toepassing is op de actuele of volgende werkplek van de werknemer in het bedrijf en die kwalificaties voortbrengt, die weinig of niet overdraagbaar zijn in andere bedrijven of andere werkgebieden.

Overeenkomstig artikel 17, § 2, van het decreet wordt verstaan onder omstandigheden die toelaatbaar zijn voor de specifieke opleiding, de volgende opleidingen : 1° een opleiding gebonden aan het weer opfrissen van de bevoegdheden van de werknemer of aan de behoeften aan ruime inzetbaarheid in het bedrijf of aan een verandering van werkplek;2° een opleiding gebonden aan een investering of aan de uitwerking van nieuwe werkmethoden;3° een opleiding gebonden aan een kwaliteitsbeheersysteem volgens de internationale norm NBN ISO 9001 van 14 februari 2001;4° een opleiding gebonden aan een milieubeheersysteem dat verwijst naar norm NBN EN ISO 14001 van 5 april 1997 of aan het reglement SMEA volgens Verordening EG 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem;5° een opleiding gebonden aan een veiligheidsbeheersysteem dat verwijst naar de criterialijsten VCA (LSC), versie 2000, of naar de criterialijst BeSaCC, versie 2000, of naar norm OHSAS 18001, versie 1999;6° een opleiding gebonden aan een systeem voor arbeidstijdverkorting of voor de aanpassing van de arbeidsduur toegelaten door de federale Minister van Tewerkstelling. Elke opleiding voortvloeiend uit de noodzaak voor het bedrijf om zich aan te passen ten gevolge van de industriële, organisatie- of technologische veranderingen kan bovendien beschouwd worden als een toelaatbare omstandigheid voor de specifieke opleiding voorzover de Minister na advies van het beheerscomité van de "FOREm" instemt met de inhoud en de duur ervan.

De opleidingen bedoeld in de punten 3° tot 5° van het vorige lid zijn één keer toelaatbaar niettegenstaande elke eventuele ontwikkeling van het betrokken systeem. § 2. Beschouwd wordt als collectief in de zin van artikel 17, § 2, van het decreet, de opleiding die minstens drie werknemers betreft. § 3. Beschouwd wordt als bedrijf in de zin van dit hoofstuk, het bedrijf dat voldoet aan de in artikel 14 van het decreet bedoelde voorwaarden.

Beschouwd wordt als werknemer in de zin van dit hoofdstuk, elke persoon bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet.

Art. 24.Op voorstel van het beheerscomité van de "FOREm" wordt de toelage toegekend op grond van een overeenkomst die tussen het bedrijf en de "FOREm" gesloten is en waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd.

Deze overeenkomst bepaalt een periode waarin alle betrokken werknemers een opleiding moeten volgen. Deze periode duurt minimum één jaar en maximum twee jaar. Ze begint op de datum van het ontvangbewijs bedoeld in artikel 26, § 1, tweede lid.

Art. 25.§ 1. Tijdens de duur van de overeenkomst moet het bedrijf overeenkomstig artikel 22, § 1, van het decreet minstens 80 % van het globale werknemersbestand in het Franse taalgebied behouden.

Onder globaal werknemersbestand wordt verstaan het in voltijds uitgedrukte arbeidsplaatsen uitgedrukt aantal werknemers die ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, hierna RSZ genoemd.

Het aantal loontrekkenden wordt op grond van de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid gecontroleerd aan het einde van het trimester vóór het begin van de opleidingsperiode en aan het einde van het trimester gedurende welke de opleidingsperiode eindigt. § 2. Het bedrijf dat, krachtens artikel 22, § 1, van het decreet het behoud van minstens 80 % van het globale werknemersbestand aan het einde van de opleidingsperiode niet heeft kunnen waarborgen, krijgt een naar rata van het verloren werknemersbestand verminderde toelage en is verplicht de onrechtmatig gestorte sommen terug te betalen.

Na advies van het beheerscomité van de "FOREm" kan de Minister evenwel afwijken van de toepassing van het vorige lid wanneer behoorlijk met redenen omklede uitzonderlijke omstandigheden door het bedrijf naar voren worden gebracht. § 3. De Minister kan ook afwijken van de toepassing van artikel 22, § 2, van het decreet wanneer de twee volgende voorwaarden worden vervuld : 1° het bedrijf legt een herstructureringsplan goedgekeurd door de federale Minister van Tewerkstelling voor;2° het beheerscomité van de "FOREm" brengt een gunstig advies uit waarin het terug te betalen bedrag in voorkomend geval wordt vermeld. Afdeling 2. - Procedure m.b.t. de toekenning van het

aanpassingskrediet

Art. 26.§ 1. Het bedrijf richt zijn oorspronkelijke aanvraag vóór de aanvang van de opleiding per post, fax of e-mail aan de "FOREm".

De "FOREm" ontvangt de aanvraag en stuurt het bedrijf een ontvangbericht binnen tien dagen.

De "FOREm" voegt bij het ontvangbewijs een in te vullen dossier, waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd, alsmede een vademecum om het bedrijf te helpen voor het invullen van zijn dossier. § 2. Het dossier bevat minstens de volgende elementen : 1° de administratieve gegevens betreffende het bedrijf, met name : a) de beschrijving van het bedrijf in termen van wettelijke benaming, van juridische vorm alsmede het adres van de maatschappelijke zetel en, in voorkomend geval, van de hoofdzakelijke bedrijfszetel;b) de identificatie van het bedrijf in termen van inschrijving bij de BTW, bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, van RZS-nummer, van bankrekeningnummer;c) de referentie naar de hoofdzakelijke en secundaire NACE-code;d) de omzet en de totale balans van het laatste boekjaar;e) andere informatie-elementen zoals de contactpersoon in het bedrijf alsmede zijn e-mail; 2° een attest op erewoord dat bepaalt dat het bedrijf geen andere subsidiëring heeft voor hetzelfde voorwerp en dat het artikel 4.7. van Verordening EG 68/001 van de commissie van 12 januari 2001 betreffende de in aanmerking komende kosten in acht neemt; 3° de identificatie van de opleidingsoperator;4° de motivatie van de opleidingsmethode in het bedrijf;5° het opleidingsplan alsmede het desbetreffende advies uitgebracht door één van de in artikel 19 van het decreet bedoelde instellingen. De in het vorige lid bedoelde administratieve gegevens worden medegedeeld via het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van het bedrijf.

Wat betreft punt 5° van het eerste lid, wordt het model van het opleidingsplan vastgesteld door het beheerscomité van de "FOREm". Deze mag evenwel een opleidingsplan dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een akkoord binnen een collectieve arbeidsovereenkomst, in aanmerking nemen. § 3. Overeenkomstig artikel 19, derde lid, van het decreet brengt het territoriaal bevoegde Subregionaal comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming een met redenen omkleed advies over het opleidingsplan aan het bedrijf uit binnen twintig dagen na de zending door hem van het dossier bij aangetekend schrijven. Bij gebrek aan advies binnen deze termijn wordt het geacht gunstig te zijn.

Art. 27.§ 1. Op straffe van verval stuurt het bedrijf het behoorlijk ingevulde dossier per post of e-mail aan de "FOREm" binnen twee maanden na het ontvangbewijs, op straffe van uitsluiting. De "FOREm" bericht ontvangst van het dossier binnen tien dagen na de zending ervan, informeert, in voorkomend geval, het bedrijf over de ontbrekende gegevens en bepaalt in onderlinge overeenstemming met het bedrijf de datum waarop zijn diensten het bedrijf zullen bezoeken.

De "FOREm" gaat in het bijzonder na of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het decreet vervuld zijn.

Voor de toepassing van § 3 van artikel 17 wordt niet beschouwd als een dubbele subsidiëring, het optellen bij de aanpassingskrediet van een andere financieringsbron zoals de hulp toegekend door een sectoraal fonds om het deel van de kosten dat niet wordt gedekt door het aanpassingskrediet, te betalen en dit met inachtneming van Verordening EG 68/2001. § 2. Binnen veertig dagen na de overmaking van het volledige dossier brengt het uitvoerende bureau van de entiteit "Regisseur-ensemblier" van de "FOREm" krachtens artikel 20 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", zoals gewijzigd bij het decreet van 26 februari 2003, een advies aan de Minister uit en stelt in geval van gunstig advies het maximaal tegemoetkomingbedrag, zijn aanrekening op de begroting alsmede de termijn waarin het bedrijf bewijsstukken overlegt, voor. § 3. De Minister neemt zijn beslissing en betekent ze aan het bedrijf binnen veertien dagen na ontvangst van het advies aan de "FOREm". Hij richt een afschrift van zijn beslissing aan het Bestuur en aan de "FOREm".

Art. 28.De toelage wordt uitbetaald in twee schijven : 1° een eerste schijf van 50 % van de toelage wordt gestort zodra de "FOREm" de door het bedrijf ondertekende overeenkomst ontvangt;2° het saldo aan het einde van de overeenkomst en na verificatie door de "FOREm" van de naleving van de voorwaarden van het decreet en van dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Opvolging en evaluatie van de opleidingscheque en van het aanpassingskrediet

Art. 29.Het technisch verslag bedoeld in de artikelen 13, 5°, en 23, 5°, van het decreet wordt uiterlijk op 1 maart medegedeeld aan zijn geadresseerden alsmede aan het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique".

Dit technisch verslag bevat met name de volgende elementen : 1° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de werknemers die onder andere naar gelang van het geslacht, de leeftijd, het statuut en de woonplaats worden geïdentificeerd;2° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de bedrijven die onder andere naar gelang van hun omvang, hun lokalisatie, hun domein en/of activiteitensector, en alle andere relevante elementen inzake opleidingspraktijken worden geïdentificeerd;3° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens betreffende de opleidingsoperatoren, de opleidingen die het voorwerp uitmaken van de erkenning alsmede de algemene ontwikkeling van het opleidingsaanbod in het Franse taalgebied;4° elk overtuigend element in verband met andere opleidingsbeleidsvormen in het Franse taalgebied, zoals het stelsel voor de bekrachtiging van de bevoegdheden.

Art. 30.De "FOREm" werkt de driemaandelijkse situatie-overzichten uit, waarin alle relevante gegevens betreffende de opleidingscheque en het aanpassingskrediet op synthetische wijze worden vermeld, die hij mededeelt aan de Minister, de Subregionale comités voor Arbeidsbemiddeling en Vorming en aan de Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest.

Art. 31.De "FOREm" en het bestuur delen op eigen initiatief of op zijn verzoek alle gegevens betreffende ofwel de opleidingscheque, ofwel het aanpassingskrediet aan het "Observatoire wallon de l'Emploi" mede om hem in staat te stellen zijn opdracht i.v.m. met de meting van de voortgang van de beroepsopleiding in het Waalse Gewest te vervullen.

Art. 32.Om de modaliteiten van hun medewerking nader te bepalen werken de "FOREm" en het bestuur een protocol uit en leggen ze binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit ter goedkeuring voor aan de Minister.

Art. 33.Jaarlijks bezorgt het Comité uiterlijk op 1 maart een activiteitenverslag aan de Minister en aan de Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest.

De Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest maakt uiterlijk 30 april de jaarlijkse evaluatie aan de Minister over, die er de Regering in kennis van stelt, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, 2° van het decreet.

Art. 34.Uiterlijk tien dagen na de inwerkingtreding van dit besluit bezorgt de "FOREm" de Minister een syntheseverslag bedoeld in artikel 7 van Verordening EG nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de opleidingssteun. HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 35.De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die het uitgangspunt van de termijn is, is niet inbegrepen. De dag van het verstrijken is in de termijn inbegrepen.

Wanneer deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de dag van het verstrijken uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag.

Art. 36.De aanwijzing van de in artikel 13 bedoelde certificeerders moet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit plaatsvinden.

Art. 37.Artikel 6 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding wordt aangevuld als volgt : "De opleidingen in bedrijven gesubsidieerd krachtens hoofdstuk II van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van dit artikel."

Art. 38.Het besluit van de Waalse Regering van 23 juli 1998 betreffende de opleidingscheques wordt opgeheven.

Alle erkenningen van opleidingsoperatoren die bij voornoemd besluit van 23 juli 1998 toegekend zijn en die op datum van inwerkingtreding van het decreet lopend zijn, blijven evenwel geldig tot de voorziene termijn. Alle aangekochte cheques blijven geldig tot hun vervaldatum en alle bestellingen van cheques bij de uitschrijver die aan de datum van inwerkingtreding van het decreet voorafgaan, worden betaald.

Art. 39.Het besluit van de Waalse Regering van 3 juni 1993 tot instelling van tegemoetkomingen voor de oprichting, de uitbreiding en de omschakeling van bedrijven door de indienstneming en opleiding van werknemers te bevorderen, gewijzigd bij het decreet van 5 februari 1998 en bij de besluiten van 30 maart 1995, 20 februari 1997 en 18 december 1997 wordt opgeheven.

De ministeriële akkoorden die toegekend zijn krachtens bovenvermeld besluit van 3 juni 1993 alsmede elke aanvraag die krachtens dat besluit ingediend is, blijven evenwel geldig tot de in de daaropvolgende overeenkomsten bedoelde termijn.

Art. 40.Het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn alsmede dit besluit treden in werking op 1 mei 2004.

Namen, 1 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD

^