Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 oktober 2009
gepubliceerd op 12 januari 2010

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting « Beeldende kunst », het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen « Muziek », « Woordkunst » en « Dans » en het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen

bron
vlaamse overheid
numac
2009036224
pub.
12/01/2010
prom.
30/10/2009
ELI
eli/besluit/2009/10/30/2009036224/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 OKTOBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting « Beeldende kunst », het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen « Muziek », « Woordkunst » en « Dans » en het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen en tot opheffing van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, artikelen 90, 1°, 93, gewijzigd bij de decreten van 7 juli 2006 en 10 juli 2008, 93bis en 93ter, ingevoegd bij het decreet van 8 mei 2009, 94, §§ 3 en 4, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1998, en 96;

Gelet op het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, hoofdstuk VIII, gewijzigd bij de decreten van 15 juli 2005 en 7 juli 2006;

Gelet op het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende maatregelen voor het deeltijds kunstonderwijs, artikel 5;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting « Beeldende kunst »;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen « Muziek », « Woordkunst » en « Dans »;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende tijdelijke projecten kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 mei 2009 en op 4 september 2009;

Gelet op protocol nr. 696 van 5 juni 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 462 van 5 juni 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;

Gelet op advies 47.189/1 van de Raad van State, gegeven op 1 oktober 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel; 30 oktober 2009;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Beeldende Kunst

Artikel 1.In artikel 2, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichting « Beeldende kunst », gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt punt 8° vervangen door wat volgt : « 8° financierbare leerling : de leerling die voldoet aan de volgende voorwaarden : - regelmatige leerling zijn in een optie of in een tijdelijk project, dat goedgekeurd is door de Vlaamse Regering, en decretaal bekrachtigd; - het vereiste inschrijvingsgeld hebben betaald voor de gevolgde studierichting; - ten hoogste in één leerjaar in dezelfde optie van dezelfde graad van dezelfde studierichting hebben overgezeten; - op 1 februari ten minste twee derde van de lessen hebben bijgewoond van het leerjaar waarvoor hij zich in dat schooljaar heeft ingeschreven; gewettigde afwezigheid wordt hierbij beschouwd als de lessen hebben bijgewoond. »

Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt het woord « animatie » vervangen door het woord « animatiefilm »;2° in punt 2° wordt aan de opsomming een punt toegevoegd, dat luidt als volgt : « - animatiefilm »;3° in punt 3° worden aan de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - animatiefilm, - digitale beeldende kunst, - interactieve media, - kunstexploratie, - theatervormgeving.»; 4° in punt 4° worden aan de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - animatiefilm, - interactieve media, - theatervormgeving.».

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt het woord « animatie » vervangen door het woord « animatiefilm »;2° in punt 2° wordt aan de opsomming een punt toegevoegd, dat luidt als volgt : « - animatiefilm.»; 3° in punt 3° wordt in de opsomming aan het woord « materialenkennis » het woord « kunstambachten, » toegevoegd en worden op het einde van de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - dramaturgie; - theatergeschiedenis. »; 4° in punt 4° worden aan de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - dramaturgie, - theatergeschiedenis.»

Art. 4.In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « bijzondere kunstgeschiedenis en scenario » vervangen door de woorden « bijzondere kunstgeschiedenis, scenario, dramaturgie en theatergeschiedenis ».

Art. 5.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991 en 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « dat tenminste de volgende vakken omvat, beschikt over de goedkeuring bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » vervangen door de woorden « moet tenminste de volgende vakken omvatten »;2° in paragraaf 1, punt1°, wordt het woord « animatie » telkens vervangen door het woord « animatiefilm »;3° in paragraaf 1, punt 2°, wordt aan de opsomming een punt toegevoegd, dat luidt als volgt : « - optie animatiefilm : animatiefilm »;4° in paragraaf 1, punt 3°, wordt in de opsomming aan het woord « materialenkennis » het woord « kunstambachten » toegevoegd en worden op het einde van de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - optie animatiefilm : specifiek artistiek atelier; - optie digitale beeldende kunst : digitale beeldverwerking; - optie interactieve media; specifiek artistiek atelier; - optie kunstexploratie; specifiek artistiek atelier; - optie theatervormgeving : specifiek artistiek atelier, dramaturgie, theatergeschiedenis. »; 5° in paragraaf 1, punt 4°, worden op het einde van de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - optie animatiefilm : specifiek artistiek atelier; - optie interactieve media : specifiek artistiek atelier; - optie theatervormgeving : specifiek artistiek atelier, dramaturgie, theatergeschiedenis. »; 6° in paragraaf 5, eerste lid, worden aan de eerste zin de volgende woorden toegevoegd : « na schriftelijke toestemming van de directeurs van de twee instellingen ».

Art. 6.Aan artikel 9 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden een paragraaf 2 en 3 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2. In afwijking van paragraaf 1 bestaat de hogere graad van de opties digitale beeldende kunst en kunstexploratie uit maximaal vier leerjaren die minstens zes lestijden omvatten. § 3. In afwijking van paragraaf 1 omvat elk leerjaar van de optie theatervormgeving ten minste tien lestijden in de hogere graad als die uit vijf leerjaren bestaat en twaalf lestijden als die uit vier leerjaren bestaat en ten minste tien lestijden in de specialisatiegraad. »

Art. 7.In artikel 10, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° wordt het woord « animatie » vervangen door het woord « animatiefim »;2° in punt 6° worden de woorden « tekenen en specifiek artistiek atelier » vervangen door de woorden « tekenen, specifiek artistiek atelier, dramaturgie en theatergeschiedenis ».

Art. 8.In artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Voor de verschillende leeftijdsgroepen gelden de volgende voorwaarden : 1° leerlingen worden toegelaten tot leeftijdsgroep A van de lagere graad als ze zes jaar zijn en niet ouder dan zeven jaar of als ze hoogstens twee volledige schooljaren ingeschreven zijn in het lager onderwijs;2° leerlingen worden toegelaten tot leeftijdsgroep B van de lagere graad als ze acht jaar zijn en niet ouder dan negen jaar of als ze minstens twee en hoogstens vier volledige schooljaren ingeschreven zijn in het lager onderwijs;3° leerlingen worden toegelaten tot leeftijdsgroep C van de lagere graad als ze tien jaar zijn en niet ouder dan elf jaar of als ze minstens vier en hoogstens vijf volledige schooljaren ingeschreven zijn in het lager onderwijs;4° de optie animatiefilm kan pas worden georganiseerd vanaf leeftijdsgroep B.»

Art. 9.In artikel 13, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3° worden de woorden « en niet ouder dan zeventien jaar » geschrapt;2° in punt 4° wordt het woord « wortelen » vervangen door het woord « worden ».

Art. 10.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « secundair onderwijs » en de woorden « van dezelfde » de woorden « of van de hogere graad » ingevoegd.

Art. 11.In artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991 en 1 september 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bestaande tekst die paragraaf 1 zal vormen, worden de woorden « en met 0,6 indien uitsluitend de optie kantwerk wordt ingericht » geschrapt;2° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2.In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de optie animatiefilm het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 0,5. »

Art. 12.Aan artikel 31 van hetzelfde besluit worden een paragraaf 3, 4 en 5 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de opties animatiefilm en interactieve media het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 0,8 wanneer de hogere graad uit vijf leerjaren bestaat en met 1 wanneer deze uit vier leerjaren bestaat. § 4. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de opties kunstexploratie en digitale beeldende kunst het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 0,5. § 5. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de optie theatervormgeving het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 1 wanneer de hogere graad uit vijf leerjaren bestaat en met 1,2 wanneer deze uit vier leerjaren bestaat. »

Art. 13.Aan artikel 33 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden een paragraaf 2 en 3 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de opties animatiefilm en interactieve media het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 0,8. § 3. In afwijking van paragraaf 1 wordt voor de berekening van het aantal uren-leraar ten behoeve van de optie theatervormgeving het aantal leerlingen vermenigvuldigd met 0,9. »

Art. 14.In artikel 38 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt in paragraaf 1 tussen het woord « instellingen » en het woord « filialen » het woord « studierichtingen » ingevoegd.

Art. 15.In artikel 40 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° in paragraaf 3 worden tussen de woorden « komt een fusie » en de woorden « in één tijd tot stand.» de woorden « , zoals gedefinieerd in artikel 91, 7°, van het decreet betreffende het Onderwijs II, » ingevoegd.

Art. 16.In artikel 41 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993, worden de woorden « de wedde » telkens vervangen door de woorden « het salaris ».

Art. 17.In artikel 43 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1 wordt tussen het woord « instellingen » en het woord « filialen » het woord « studierichtingen » ingevoegd 2° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De Vlaamse Regering beslist over de goedkeuring tot programmatie van instellingen als vermeld in paragraaf 1, op advies van de Vlaamse onderwijsraad en de inspectie van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.

Het advies van de inspectie dient uit te gaan van de mogelijkheden van de inrichtende macht in kwestie op het vlak van infrastructuur, leermiddelen en goedgekeurde leerplannen. »; 3° er wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, beslist over de goedkeuring tot programmatie van studierichtingen, filialen en graden als vermeld in paragraaf 1, op advies van de Vlaamse Onderwijsraad en van de bevoegde administratie en inspectie van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.

Elk advies als vermeld in het eerste lid, moet gebaseerd zijn op de volgende criteria : 1° de behoeften;2° de rationele spreiding;3° de mogelijkheden van de instelling in kwestie op het vlak van infrastructuur, leermiddelen en goedgekeurde leerplannen.»; 4° paragraaf 4 wordt opgeheven;5° er wordt een paragraaf 5bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 5bis.Voor de toepassing van de omkaderingsnormen van het personeel en de vaststelling van de werkingstoelagen met betrekking tot de opties animatiefilm in de middelbare, hogere en specialisatiegraad, de optie digitale beeldende kunst in de hogere graad, de optie interactieve media, de optie kunstexploratie en de optie theatervormgeving ten behoeve van het schooljaar 2009-2010 komen de leerlingen in aanmerking die op 1 februari 2009 in de instelling de lessen in het overeenkomstige tijdelijke project hebben gevolgd. Voor deze bepaling wordt het tijdelijke project Computeranimatie beschouwd als een overeenkomstig project voor de optie animatiefilm. »; 6° In paragraaf 6 worden de woorden « De omvorming, zoals vermeld in § 4, of » geschrapt;7° in paragraaf 6 wordt het woord « hebben » vervangen door het woord « heeft » en worden de woorden « het departement Onderwijs » telkens vervangen door de woorden « het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming »;8° in paragraaf 7 worden tussen de woorden « of één graad » en het woord « mogelijk.» de woorden « of één studierichting » ingevoegd; 9° in paragraaf 7 wordt het woord « experiment » vervangen door de woorden « tijdelijk project ».

Art. 18.In artikel 44 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er worden een paragraaf 1bis tot en met 1undecies ingevoegd, die luiden als volgt : « § 1bis.Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie animatiefilm in de middelbare en hogere graad organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project animatiefilm heeft georganiseerd. De instelling kan de optie ook in de specialisatiegraad organiseren als ze die graad al organiseert voor andere opties. § 1ter. Met behoud van toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 49bis, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs, die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie animatiefilm in de middelbare en hogere graad oprichten. De instelling kan de optie vervolgens in de specialisatiegraad oprichten als ze die graad al organiseert voor andere opleidingen. § 1quater. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie digitale beeldende kunst in de hogere graad organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project digitale vormgeving heeft georganiseerd. § 1quinquies. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 49bis, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie digitale beeldende kunst in de hogere graad oprichten. § 1sexies. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie interactieve media in de hogere graad organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project digitale vormgeving heeft georganiseerd en uit het advies van de inspectie het potentieel van de instelling blijkt om een optie interactieve media te organiseren. De instelling kan de optie ook in de specialisatiegraad organiseren als ze die graad al organiseert voor andere opties. § 1septies. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 49bis, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie interactieve media in de hogere graad oprichten als de desbetreffende optie nog niet georganiseerd wordt door een andere instelling in dezelfde provincie. De instelling kan de optie vervolgens in de specialisatiegraad oprichten als ze die graad al organiseert voor andere opties.

Voor de toepassing van deze bepaling worden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de provincie Vlaams-Brabant als één geheel beschouwd. § 1octies. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie kunstexploratie organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project kunstbeschouwing heeft georganiseerd. § 1novies. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 49bis, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie kunstexploratie oprichten. § 1decies. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs, die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie theatervormgeving in de hogere graad organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project scenografie heeft georganiseerd. De instelling kan de optie ook in de specialisatiegraad organiseren als ze die graad al organiseert voor andere opties. § 1undecies . Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 49bis, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie theatervormgeving in de hogere graad oprichten als de desbetreffende optie nog niet georganiseerd wordt door een andere instelling in dezelfde provincie. De instelling kan de optie vervolgens in de specialisatiegraad oprichten als ze die graad al organiseert voor andere opties.

Voor de toepassing van deze bepaling worden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de provincie Vlaams-Brabant als één geheel beschouwd. »; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, stelt de voorwaarden vast voor het indienen en behandelen van een aanvraag tot programmatie van een instelling, studierichting, filiaal of graad.»; b) in het tweede lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° fusie van twee of meer instellingen door opslorping van één of meer instellingen.»; 3° in paragraaf 3 wordt tussen de woorden « instelling » en « filiaal » het woord « studierichting » ingevoegd.

Art. 19.In artikel 45 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « artikel 95 » vervangen door de woorden « artikel 93bis, 93ter en 95 »;2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 20.In artikel 46 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt punt 3° opgeheven.

Art. 21.In artikel 47 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 22.Aan hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en 8 juni 1999, wordt een artikel 49bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 49bis.§ 1. De oprichting van een optie animatiefilm in de middelbare, hogere en specialisatiegraad houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar of leeftijdsgroep per leeftijdsgroep en graad per graad opgericht wordt. § 2. De oprichting van een optie digitale beeldende kunst in de hogere graad houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar, opgericht wordt. § 3. De oprichting van een optie interactieve media houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar en graad per graad opgericht wordt. § 4. De oprichting van een optie kunstexploratie houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar opgericht wordt. § 5. De oprichting van een optie theatervormgeving houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar en graad per graad, opgericht wordt. § 6. De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1 tot en met 5, zijn niet van toepassing op instellingen die opties, vermeld in paragraaf 1 tot en met 5, als tijdelijk project, als vermeld in artikel 44, § 1bis, 1quater, 1sexies, 1octies en 1decies, georganiseerd hebben.

Art. 23.In de vierde bijlage bij hetzelfde besluit met als opschrift « getuigschrift van het deeltijds kunstsecundair onderwijs »,gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 juli 1991 en 18 december 1991, worden de woorden « kunstsecundair onderwijs » telkens vervangen door het woord « kunstonderwijs ». HOOFDSTUK II. - Muziek, Woordkunst en Dans

Art. 24.In artikel 2, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende organisatie van het deeltijds kunstonderwijs, studierichtingen « Muziek », « Woordkunst » en « Dans », gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en van 14 december 2001, wordt punt 11° vervangen door wat volgt : « 11° financierbare leerling : de leerling die voldoet aan de volgende voorwaarden : - regelmatige leerling zijn in een optie of in een tijdelijk project, dat goedgekeurd is door de Vlaamse Regering, en decretaal bekrachtigd; - het vereiste inschrijvingsgeld hebben betaald voor de gevolgde studierichting; - ten hoogste in één leerjaar in dezelfde optie van dezelfde graad van dezelfde studierichting hebben overgezeten; - op 1 februari ten minste twee derde van de lessen hebben bijgewoond van het leerjaar waarvoor hij zich in dat schooljaar heeft ingeschreven; gewettigde afwezigheid wordt hierbij beschouwd als de lessen hebben bijgewoond; - overeenkomstig de bepalingen van dit besluit ingeschreven zijn in de hogere graad of hierna vermelde vakken volgen : In de studierichting muziek : lagere graad : algemene muzikale vorming middelbare graad : algemene muziekcultuur of muziekcultuur/volksmuziek, behoudens vrijstelling verleend met toepassing van artikel 26 in de studierichting woordkunst : lagere graad : algemene verbale vorming middelbare graad : als jongere : voordracht, als volwassene : verbale vorming in de studierichting dans : lagere graad : dansinitiatie of algemene artistieke bewegingsleer middelbare graad : artistieke training; in een tijdelijk project : de vakken van het tijdelijk project.

Art. 25.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° wordt aan de opsomming een punt toegevoegd;dat luidt als volgt : « - volksmuziek. »; 2° in punt 3° worden aan de opsomming de volgende punten toegevoegd : « - volksmuziek; - dirigentenopleiding instrumentale muziek; - dirigentenopleiding vocale muziek; - experimentele muziek. »

Art. 26.In artikel 6, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1° worden aan de opsomming de volgende punten toegevoegd : « v) instrument/volksmuziek;w) zang/volksmuziek;x) ensemble/volksmuziek;y) muziekcultuur/volksmuziek;z) directie instrumentale muziek; aa) directie vocale muziek; ab) experimentele muziek. »; 2° er wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° in het vak instrument/volksmuziek worden minstens drie van de volgende instrumenten aangeboden : a) diatonisch accordeon;b) doedelzak;c) draailier;d) folkviool;e) (folk)gitaar;f) hommel.»

Art. 27.§ 1. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « dat in de studierichting muziek tenminste de volgende vakken omvat, beschikt over de goedkeuring bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » vervangen door de woorden « moet in de studierichting muziek tenminste de volgende vakken omvatten »;2° in punt 1° worden de eerst voorkomende punten a) en b) vervangen door wat volgt : « a) algemene muziekleer sectie « jongeren » : 1) het eerste leerjaar : algemene muzikale vorming, samenzang;2) het tweede, derde en vierde leerjaar : instrument of zang of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek, algemene muzikale vorming, samenzang;b) algemene muziekleer sectie « volwassenen » : het eerste, tweede en derde leerjaar : instrument of zang of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek, algemene muzikale vorming, samenzang.»; 3° aan punt 2° wordt een punt i) toegevoegd, dat luidt als volgt : « i) optie volksmuziek : instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek of instrument of instrument/jazz en lichte muziek, ensemble/volksmuziek, muziekcultuur/volksmuziek;»; 4° aan punt 3° worden een punt m), n), o) en p) toegevoegd, die luiden als volgt : « m) optie volksmuziek : instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek of instrument of instrument/jazz en lichte muziek, ensemble/volksmuziek;n) optie dirigentenopleiding instrumentale muziek : directie instrumentale muziek;o) optie dirigentenopleiding vocale muziek : directie vocale muziek;p) optie experimentele muziek : experimentele muziek.»; § 2. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de woorden « dat in de studierichting woordkunst tenminste de volgende vakken omvat, beschikt over de goedkeuring bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » vervangen door de woorden « moet in de studierichting woordkunst tenminste de volgende vakken omvatten »; § 3. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de woorden « dat in de studierichting dans tenminste de volgende vakken omvat, beschikt over de goedkeuring bedoeld in artikel 6 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving » vervangen door de woorden « moet in de studierichting dans tenminste de volgende vakken omvatten »;

Art. 28.Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 10.Aan de volgende vakken wordt minstens het volgende aantal wekelijkse lestijden besteed : 1° het vak samenzang : een halve wekelijkse lestijd;2° de vakken muziekgeschiedenis, algemene muzikale vorming, literaire creatie en experimentele muziek : twee wekelijkse lestijden;3° de vakken directie instrumentale muziek en directie vocale muziek : drie wekelijkse lestijden;4° alle andere vakken : één wekelijkse lestijd. Een lestijd duurt zestig minuten. »

Art. 29.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1, 1°, worden de volgende punten toegevoegd : « m) instrument/volksmuziek;n) zang/volksmuziek;o) ensemble volksmuziek »;2° in paragraaf 1ter worden de woorden « of melodisch slagwerk volgen, kunnen de vakken samenspel, koor, instrumentaal ensemble of vocaal ensemble vervangen worden » vervangen door de woorden « melodisch slagwerk, elektrische gitaar, akoestische gitaar, basgitaar, piano/keyboard, diatonische accordeon, draailier, (folk)gitaar, hommel of beiaard volgen, kunnen de vakken samenspel, koor, instrumentaal ensemble, vocaal ensemble, ensemble/jazz en lichte muziek of ensemble/volksmuziek vervangen worden »;3° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° 4 : voor de andere vakken;»; 4° aan paragraaf 2 wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 4° er is geen groeperingsnorm voor de vakken : samenzang, samenspel, koor, instrumentaal ensemble, vocaal ensemble, ensemble/jazz en lichte muziek, ensemble/volksmuziek, directie instrumentale muziek, directie vocale muziek, experimentele muziek.»

Art. 30.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt : « 1° tot het eerste leerjaar, als men de leeftijd van acht jaar bereikt heeft of minstens twee volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;»; 2° in punt 3°, a), en 4°, a), worden tussen de woorden « vak instrument, zang » en de woorden « als men geslaagd is » de woorden « of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek » ingevoegd;3° in punt 3°, a), en 4°, a), worden de woorden « de proeven » vervangen door de woorden« alle proeven »;4° in punt 3°, b), wordt het woord « bovendien » geschrapt.

Art. 31.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2°, b), worden tussen de woorden « vak instrument of zang » en de woorden « heeft gevolgd » de woorden « of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek » ingevoegd;2° in punt 3°, b), worden tussen de woorden « vak instrument of zang » en de woorden « heeft gevolgd » de woorden « of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek » ingevoegd.

Art. 32.In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 juli 1991 en 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 9° worden tussen de woorden « het vak algemene muziekcultuur » en « , als men geslaagd is » de woorden « of het vak muziekcultuur/volksmuziek » ingevoegd en tussen de woorden « het vak instrument of zang » en de woorden « zitten in de lagere graad » de woorden « of instrument/volksmuziek of zang/volksmuziek » ingevoegd;2° aan paragraaf 1 wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 10° in de optie volksmuziek, als men houder is van een eindattest »;3° er worden een paragraaf 1bis en 1ter ingevoegd, die luiden als volgt : « § 1bis.Het volgen van het vak instrument/volksmuziek, instrument of instrument/jazz en lichte muziek is alleen toegestaan als het eindattest het vak instrument/volksmuziek of instrument vermeldt. § 1ter. Het volgen van het vak zang/volksmuziek is enkel toegestaan als het eindattest het vak zang/volksmuziek of zang vermeldt. »; 3° aan paragraaf 2 wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° in de optie volksmuziek, als men geslaagd is voor de proeven van het eerste, respectievelijk tweede leerjaar van de betreffende optie. »

Art. 33.In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 worden de punten 13° tot met 16° toegevoegd, die luiden als volgt : « 13° volksmuziek, als men houder is van het getuigschrift van de middelbare graad optie volksmuziek;14° dirigentenopleiding instrumentale muziek, als men houder is van het getuigschrift van de middelbare graad, optie instrument, instrument/jazz en lichte muziek of volksmuziek, met vermelding van het vak instrument/volksmuziek, en de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft;15° dirigentenopleiding vocale muziek, als men houder is van het getuigschrift van de middelbare graad, optie zang, zang/jazz en lichte muziek of volksmuziek, met vermelding van het vak zang/volksmuziek, en de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft;16° experimentele muziek, als men houder is van het getuigschrift van de middelbare graad.» 2° er worden een paragraaf 1bis en 1ter ingevoegd, die luiden als volgt : « § 1bis.Het volgen van het vak instrument/volksmuziek, instrument of instrument/jazz en lichte muziek is alleen toegestaan als het getuigschrift het vak instrument/volksmuziek of instrument of instrument/jazz en lichte muziek vermeldt § 1ter. Het volgen van het vak zang/volksmuziek, is alleen toegestaan als het getuigschrift het vak zang/volksmuziek of zang of zang/jazz en lichte muziek vermeldt. »

Art. 34.Artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 18.In de lagere graad wordt men als regelmatige leerling toegelaten : 1° tot het eerste leerjaar als men de leeftijd van acht jaar bereikt heeft of minstens twee volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;2° tot het tweede, derde of vierde leerjaar als men met vrucht het voorgaande leerjaar heeft beëindigd;3° tot het tweede leerjaar eveneens als men de leeftijd van negen jaar bereikt heeft, of minstens drie volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;4° tot het derde leerjaar eveneens als men de leeftijd van tien jaar bereikt heeft of minstens vier volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;5° tot het vierde leerjaar eveneens als men de leeftijd van elf jaar bereikt heeft, of minstens vijf volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs.»

Art. 35.In artikel 21, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden punt 1°, 2° en 3° vervangen door wat volgt : « 1° tot het eerste leerjaar vanaf de leeftijd van zes jaar of als men hoogstens één volledig schooljaar ingeschreven is in het lager onderwijs;2° tot het tweede leerjaar vanaf de leeftijd van zeven jaar of als men minstens één volledig schooljaar en hoogstens twee volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;3° tot het derde leerjaar vanaf de leeftijd van acht jaar of als men minstens twee en hoogstens drie volledige schooljaren ingeschreven is in het lager onderwijs;»

Art. 36.In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « verschillende » wordt vervangen door het woord « twee »;2° de woorden « na schriftelijke toestemming van de directeurs van de twee instellingen » worden toegevoegd.

Art. 37.In artikel 30, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden tussen de woorden « ensemble/jazz en lichte muziek » en de woorden « en lyrische kunst » de woorden « , ensemble/volksmuziek » ingevoegd.

Art. 38.In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 3 wordt een punt m) toegevoegd, dat luidt als volgt : « m) muziekcultuur/volksmuziek »;2° aan paragraaf 4 worden een punt t) tot en met y) toegevoegd, die luiden als volgt : « t) instrument/volksmuziek;u) zang/volksmuziek;v) ensemble/volksmuziek;w) directie instrumentale muziek;x) directie vocale muziek;y) experimentele muziek.»; 3° in paragraaf 5 worden tussen de woorden « voor de vakken instrument » en de woorden « in de lagere graad » de woorden « , zang, instrument/volksmuziek, zang/volksmuziek » ingevoegd, en worden tussen de woorden « in de optie samenspel/jazz en lichte muziek » en de woorden « , voor verbale vorming » de woorden « en in de optie volksmuziek, stemvorming, stemvorming/jazz en lichte muziek » ingevoegd.

Art. 39.In artikel 37, § 1, van hetzelfde besluit wordt het woord « overgangsproef » vervangen door « eindproef ».

Art. 40.In artikel 47, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « 60 leerlingen tot en met het schooljaar 2000-2001 » en de woorden « vanaf het schooljaar 2001-2002 » geschrapt.

Art. 41.In artikel 48 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° in paragraaf 3 worden tussen de woorden « komt een fusie » en de woorden « in één tijd tot stand » de woorden « ,als vermeld in artikel 91, 7°, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, » ingevoegd.

Art. 42.In artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993, worden de woorden « de wedde » telkens vervangen door de woorden « het salaris ».

Art. 43.In artikel 52 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.De Vlaamse Regering beslist over de goedkeuring tot programmatie van instellingen als vermeld in paragraaf 1, op advies van de Vlaamse Onderwijsraad en de inspectie van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.

Het advies van de inspectie dient uit te gaan van de mogelijkheden van de inrichtende macht in kwestie op het vlak van infrastructuur, leermiddelen en goedgekeurde leerplannen. »; 2° er wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, beslist over de goedkeuring tot programmatie van studierichtingen, filialen en graden, als vermeld in paragraaf 1, op advies van de Vlaamse Onderwijsraad en van de bevoegde administratie en inspectie van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.

Elk advies als vermeld in het eerste lid, moet gebaseerd zijn op de volgende criteria : 1° de behoeften;2° de rationele spreiding;3° de mogelijkheden van de instelling in kwestie op het vlak van infrastructuur, leermiddelen en goedgekeurde leerplannen.»; 3° paragraaf 4 wordt opgeheven;4° er wordt een paragraaf 5bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 5bis.Voor de toepassing van de omkaderingsnormen van het personeel en de vaststelling van de werkingstoelagen met betrekking tot de opties volksmuziek, dirigentenopleiding instrumentale muziek, dirigentenopleiding vocale muziek en experimentele muziek ten behoeve van het schooljaar 2009-2010 komen de leerlingen in aanmerking die op 1 februari 2009 in de instelling de lessen in het overeenkomstige tijdelijke project hebben gevolgd. »; 5° in paragraaf 6 worden de woorden « De omvorming, zoals vermeld in § 4, of » geschrapt;6° in paragraaf 6 wordt het woord « hebben » vervangen door het woord « heeft » en worden de woorden « het departement Onderwijs » telkens vervangen door de woorden « het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming »;7° in paragraaf 7 wordt het woord « experiment » vervangen door de woorden « tijdelijk project ».

Art. 44.In artikel 53 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er worden een paragraaf 1bis tot en met 1septies ingevoegd, die luiden als volgt : « § 1bis.Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie volksmuziek in de middelbare en hogere graad organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project volksmuziek heeft georganiseerd. § 1ter. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 57bis, § 1, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, een optie volksmuziek in de middelbare en hogere graad oprichten. § 1quater. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd, kan een optie dirigentenopleiding instrumentale muziek of dirigentenopleiding vocale muziek organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 respectievelijk het tijdelijke project hafabradirigentenopleiding of koordirigentenopleiding heeft georganiseerd. § 1quinquies. Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 57bis, § 2, kan een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap wordt gefinancierd of gesubsidieerd, een optie dirigentenopleiding instrumentale muziek of dirigentenopleiding vocale muziek oprichten als de desbetreffende optie nog niet georganiseerd wordt door een andere instelling in dezelfde provincie.

Voor de toepassing van deze bepaling worden het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de provincie Vlaams-Brabant als één geheel beschouwd. § 1sexies. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie experimentele muziek organiseren als de instelling in het schooljaar 2008-2009 het tijdelijke project experimentele muziek of elektronische muziek heeft georganiseerd. § 1septies. Een instelling voor deeltijds kunstonderwijs die door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd wordt, kan een optie experimentele muziek oprichten als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 57bis, § 3. »; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de woorden « : 1° » en « 2° omvorming van een filiaal tot instelling » geschrapt;b) in het tweede lid wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « fusie van twee of meer instellingen door opslorping van één of meer instellingen;».

Art. 45.In artikel 54 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « artikel 95 » vervangen door de woorden « artikel 93bis, 93ter en artikel 95 »;2° paragraaf 2 wordt opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt punt 3° opgeheven.

Art. 46.In artikel 55 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 47.Aan hoofdstuk VII van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 september 1993 en 8 juni 1999, wordt een artikel 57bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 57bis.§ 1. De oprichting van de optie volksmuziek in de middelbare en hogere graad houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar en graad per graad, opgericht wordt. § 2. De oprichting van een optie dirigentenopleiding instrumentale muziek of dirigentenopleiding vocale muziek houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar, opgericht wordt. § 3. De oprichting van een optie experimentele muziek houdt in dat de optie geleidelijk, leerjaar per leerjaar, opgericht wordt. § 4. De voorwaarden, vermeld in paragrafen 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op instellingen die de in paragrafen 1 tot en met 3 vermelde opties als tijdelijk project, als vermeld in artikel 53, § 1bis, 1quater en 1sexies georganiseerd hebben. » HOOFDSTUK III. - Tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen

Art. 48.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen worden de woorden « de schooljaren 2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008 » vervangen door de woorden « de schooljaren 2005-2006, 2006-2007, 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010 ».

Art. 49.Het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2002 betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 50.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009, met uitzondering van de artikelen 48 en 49 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2008.

Art. 51.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 oktober 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

^