Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 maart 2001
gepubliceerd op 28 april 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035451
pub.
28/04/2001
prom.
30/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/30/2001035451/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 MAART 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen


VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Situering Op 5 mei 2000 trof de Vlaamse regering het besluit betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen.

Drie artikelen van het besluit van 5 mei 2000 worden gewijzigd.

Vooreerst worden aanvragen voor militaire projecten onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld van het openbaar onderzoek.

Ook artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen blijkt op een aantal punten aanleiding te geven tot misverstanden. Op een ander punt van dit artikel is een versoepeling van de regelgeving dringend gewenst.

We overlopen de voorgestelde wijzigingen (voor de duidelijkheid wordt het volledige artikel 7 vervangen) : 1. het eerste lid blijft ongewijzigd;2. het tweede lid is nieuw.Bij verkavelingswijzigingen moet de aanvrager volgens het decreet de overige kaveleigenaars raadplegen.

Het besluit van 5 mei legde ook een aanschrijving van de aanpalende eigenaars door de gemeente op. Gemeenten merkten terecht op dat dit tot een dubbele aanschrijving kan leiden. Daarom wordt nu toegevoegd dat indien het een aanvraag tot wijziging van de verkaveling betreft, enkel de eigenaars van de aanpalende percelen die geen deel uitmaken van de verkaveling door de gemeente moeten worden in kennis gesteld.

Deze regeling doet geen afbreuk aan de decretaal aan de aanvrager opgelegde verplichtingen van aanschrijving of mede-ondertekening. 3. Het derde en vierde lid zijn niet herschreven, maar enkel van plaats veranderd.4. Het vijfde lid is een grondige herwerking van het besluit van 5 mei.Het vereenvoudigt de procedure voor de aanvrager aanzienlijk.

Sommige aanvragen moeten enkel openbaar gemaakt worden krachtens de bepaling van artikel 3, § 3, 13° of 14°. Het betreft aanvragen waar werken op de scheiding worden uitgevoerd, zoals het verhogen van een gemene muur.

Het besluit van 5 mei voorzag dat dan alleen de eigenaars van de betrokken aanpalende percelen in kennis worden gesteld. Nu wordt ook toegevoegd dat de formaliteiten van aanplakking, opgelegd in de artikelen 4, 5 en 8, tweede, derde en vierde lid (de gele affiches) wegvallen. Indien deze aanpalende eigenaars bij scheidingsmuren ook het aanvraagformulier en alle plannen voor akkoord ondertekenen, dienen ze niet in kennis te worden gesteld en vervalt het openbaar onderzoek, opgelegd in artikel 8.

Deze versoepeling maakt het voor de eigenaars die een scheidingsmuur wijzigen en hiervoor het akkoord van hun buren-eigenaars bekomen, mogelijk om het openbaar onderzoek van dertig dagen te vermijden. 5. Aan het zesde lid wordt toegevoegd dat de gemeente de namen en adressen van de aanpalende eigenaars opzoekt.Dat was reeds de achterliggende filosofie van het besluit van 5 mei 2000. We stellen in de praktijk echter nog te vaak vast dat de ene overheid (de gemeente) aan de burger vraagt om hem informatie van een andere overheidsdienst (het kadaster) te bezorgen. Dit is niet klantvriendelijk en ongewenst. 6. Het zevende lid is ongewijzigd. Tenslotte wordt met de wijziging in artikel 11 ook beoogt dat het college van burgemeester en schepenen voor aanvragen volgens artikel 127 DRO zich binnen de gestelde adviestermijn moet uitspreken over de ingediende bezwaren.

Advies Raad van State De Raad van State heeft op 1 maart 2001 advies uitgebracht (zie bijlage). Op de eerste suggestie van de Raad van State om in te schrijven dat het protocol gesloten tussen de federale minister van Landsverdediging en de Vlaamse minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening, in het Belgisch Staatsblad moet worden bekend gemaakt, werd ingegaan.

Er werd "ruimtelijke uitvoeringsplannen" geschreven zoals door de Raad gevraagd.

Tevens werd de term "oprichten" in plaats van "optrekken" gebruikt.

De zin "deze regeling doet geen afbreuk aan de door artikel 132, § 2, tweede lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening aan de aanvrager opgelegde verplichtingen van aanschrijving of medeondertekening" werd op verzoek van de Raad geschrapt, daar bij regeringsbesluit geen afbreuk kan worden gedaan aan een decretale bepaling. De bij decreet aan de aanvrager opgelegde verplichtingen van aanschrijving of medeondertekening blijven uiteraard van toepassing.

De Raad vraagt om dit verslag en het advies van de afdeling Wetgeving in het Belgisch Staatsblad bekend te maken.

De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN

ADVIES 31.225/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 31 januari 2001 door de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke ordening en Media verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering "tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen", heeft op 1 maart 2001 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit strekt ertoe het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen te wijzigen. In de eerste plaats worden aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen voor bepaalde militaire projecten vrijgesteld van het openbare onderzoek (artikel 1 van het ontwerp). Een tweede reeks wijzigingen heeft betrekking op de vereenvoudiging van de procedure voor de openbare onderzoeken (artikel 2).

Onderzoek van de tekst Artikel 1 1. Omwille van de rechtszekerheid dient in de regeling te worden ingeschreven dat het protocol gesloten tussen de federale minister van Landsverdediging en de Vlaamse minister bevoegd voor ruimtelijke ordening in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.Onder meer omwonenden van een militair domein moeten immers kunnen nagaan voor het oprichten van welke installaties en gebouwen een aanvraag van de militaire overheid niet aan een openbaar onderzoek moet worden onderworpen. 2. In het ontworpen artikel 3, § 5, schrijve men "ruimtelijke uitvoeringsplannen" in plaats van "uitvoeringsplannen".Gelet op de in het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening gebruikte terminologie (zie inzonderheid de artikelen 69, § 2, tweede lid, en 99, § 1, tweede lid), vervange men het woord "optrekken" door het woord "oprichten".

Artikel 2 De tweede zin van het ontworpen artikel 7, tweede lid, luidt : "Deze regeling doet geen afbreuk aan de door artikel 132, § 2, tweede lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening aan de aanvrager opgelegde verplichtingen van aanschrijving of medeondertekening". Deze zin moet worden geschrapt, daar bij regeringsbesluit uiteraard geen afbreuk kan worden gedaan aan een decretale bepaling, laat staan dat de geldingskracht van een decretale bepaling bij besluit zou kunnen worden bevestigd.

De mededeling dat de ontworpen regeling geen afbreuk doet aan de bij decreet aan de aanvrager opgelegde verplichtingen van aanschrijving of medeondertekening, komt echter duidelijk tot uiting in het bij het ontwerp gevoegde "Verslag". Het verdient daarom aanbeveling dat verslag tot een eigenlijk "Verslag aan de Vlaamse regering" om te werken en om dat verslag - en, gelet op het bepaalde in artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ook het advies van de afdeling wetgeving - met het besluit in het Belgisch Staatsblad bekend te maken.

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer B. Seutin, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. K. Bams, adjunct-referendaris.

De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme.

30 MAART 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen De Vlaamse regering, Gelet op het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, inzonderheid op artikel 52, § 3;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, inzonderheid op artikel 109 en 127, § 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 november 2000;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 19 januari 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 1 maart 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 betreffende de openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en verkavelingsaanvragen, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. Aanvragen van de militaire overheid voor het oprichten van militaire installaties en gebouwen in gebieden die op de plannen van aanleg of op de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven zijn als militair domein, worden niet onderworpen aan een openbaar onderzoek indien ze voorkomen op een lijst, gevoegd bij een protocol, gesloten tussen de minister van Landsverdediging en de Vlaamse minister voor de ruimtelijke ordening, en voor zover voor de aanvragen geen milieu-effectrapport moet worden opgemaakt. Dit protocol dient in het Belgisch Staatsblad te zijn bekendgemaakt. »

Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 7.Indien de aanvraag betrekking heeft op een perceel met een kadastraal nummer, dan worden de eigenaars van alle aanpalende percelen voor de aanvang van het openbaar onderzoek door het gemeentebestuur bij een ter post aangetekende brief of bij een individueel bericht tegen ontvangstbewijs in kennis gesteld van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsaanvraag. De aanvrager betaalt de kosten van de aangetekende zendingen.

Indien het een aanvraag tot wijziging van de verkaveling betreft, dan moeten enkel de eigenaars van de aanpalende percelen die geen deel uitmaken van de verkaveling door de gemeente worden in kennis gesteld.

Indien de aanvraag betrekking heeft op percelen zonder een kadastraal nummer of op lijninfrastructuren, dan is de inkennisstelling niet verplicht.

Indien eigenaars van aanpalende percelen het aanvraagformulier en alle plannen voor akkoord ondertekenen, moeten ze niet in kennis worden gesteld.

Indien de aanvraag enkel openbaar gemaakt moet worden krachtens de bepaling van artikel 3, § 3, 13° of 14°, dan worden alleen de eigenaars van de aanpalende percelen in kwestie in kennis gesteld, en vervallen de formaliteiten van aanplakking, opgelegd in artikel 4, 5 en 8, tweede, derde en vierde lid. Indien deze eigenaars ook het aanvraagformulier en alle plannen voor akkoord ondertekenen, moeten ze niet in kennis worden gesteld en vervalt eveneens de formaliteit van het openbaar onderzoek, opgelegd in artikel 8.

De gemeente zoekt de namen en adressen van de eigenaars op. Onder het begrip eigenaar mag worden begrepen de eigenaar volgens de meest recente door de diensten van het kadaster aan de gemeente verstrekte informatie, tenzij de gemeente beschikt over recentere informatie.

Onder het begrip aanpalend perceel wordt begrepen, een gekadastreerd perceel dat op minstens één punt grenst aan de plaats van de aanvraag en/of aan percelen in eigendom van de aanvrager, die palen aan die plaats. »

Art. 3.In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "behalve indien de aanvraag van de gemeente zelf uitgaat" vervangen door "behalve indien de aanvraag van de gemeente zelf uitgaat of de adviestermijn verstreken is".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2001.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 maart 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN

^