Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 mei 2009
gepubliceerd op 24 augustus 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing

bron
vlaamse overheid
numac
2009035780
pub.
24/08/2009
prom.
29/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/29/2009035780/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende sommige aspecten van de planbatenheffing


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;

Gelet op artikel 169bis, § 2, van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op artikel 17 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;

Gelet op het titel II, hoofdstuk VI, afdeling 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 maart 2009;

Gelet op advies 46.407/1 van de Raad van State, gegeven op 7 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Opschorting van planbatenheffing

Artikel 1.De bevoegde overheid deelt de redenen, de aanvang en de beëindiging van de opschorting in de zin van artikel 2.6.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening mee aan de Vlaamse Belastingdienst : 1°nadat ze kennis heeft gekregen van de aanvang of beëindiging van schorsing van het ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg door de Raad van State, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 2° na het besluit van de bevoegde overheid van de intentie of het besluit tot herroeping van die intentie, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 3° nadat de vaststelling is gebeurd, op welke manier dan ook, aangaande de aanvang of het einde van de onmogelijkheid tot bebouwing, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 4° nadat de vaststelling is gebeurd, op welke manier dan ook, aangaande de aanvang of het einde van de erfdienstbaarheid, in de zin van artikel 2.6.7, eerste lid, 4°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën, stelt een model voor de mededelingen, vermeld in het eerste lid, vast, evenals de wijze van indiening. HOOFDSTUK II. - Gefaseerde betaling

Art. 2.In het geval van gefaseerde betaling zoals bepaald in artikel 2.6.14, § 1, tweede lid, moet binnen de zes maanden na de aanvang van elke fase een gedeelte van de planbatenheffing betaald worden, dat berekend wordt overeenkomstig dit artikel.

Het aantal fasen waarin betaald wordt, is gelijk aan het aantal fasen waarin de vergunning voorziet op het betrokken perceel. Indien een gefaseerde vergunning betrekking heeft op meerdere percelen, waarbij slechts één fase betrekking heeft op het betrokken perceel, dan komt dat betrokken perceel niet in aanmerking voor gefaseerde betaling.

Indien een vergunning betrekking heeft op meerdere percelen, en voorziet in « x » fasen, waarvan slechts « x-y » fasen het betrokken perceel betreffen, dan wordt het bedrag van de planbatenheffing voor het betrokken perceel slechts opgedeeld in « x-y » gedeelten.

In het geval van een gefaseerde verkavelingsvergunning, wordt het per fase te betalen bedrag verkregen door de voor het perceel volledig berekende heffing te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gevormd wordt door de volledige oppervlakte die op het perceel verkaveld wordt en waarvan de teller gevormd wordt door de oppervlakte die op het perceel verkaveld wordt in de betrokken fase van de verkavelingsvergunning.

In het geval van een gefaseerde stedenbouwkundige vergunning, wordt het per fase te betalen bedrag verkregen door de voor het perceel volledig berekende heffing te delen door het aantal fasen waarin de vergunning voorziet op het betrokken perceel.

Indien de berekeningswijze, vermeld in het derde of het vierde lid, ertoe leidt dat in de eerste fase minder dan de helft van de volledig berekende heffing moet worden betaald, dan worden volgende correcties toegepast : 1° het conform het derde of het vierde lid berekende bedrag voor de eerste fase wordt opgetrokken tot de helft van de volledig berekende heffing;2° het verschil tussen de helft van de volledig berekende heffing en het conform het derde of het vierde lid berekende bedrag voor de eerste fase wordt verhoudingsgewijs in mindering gebracht van de conform het derde of het vierde lid berekende bedragen voor de volgende fasen. HOOFDSTUK III. - Planbatenfonds

Art. 3.§ 1. De inningskosten, bepaald in artikel 2.6.17, § 3, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, worden voorafgenomen volgens de methodiek, bepaald overeenkomstig deze paragraaf.

Jaarlijks maakt de leidend ambtenaar van de Vlaamse Belastingdienst, in overleg met de leidend ambtenaar van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, en met naleving van de termijnen uit de begrotingsinstructies die betrekking hebben op de budgetopmaak van het komende kalenderjaar, aan de met het beheer van het Planbatenfonds belaste instantie een ramingsstaat over: 1° van alle inningskosten die gepaard gaan met de inning en invordering van de planbatenheffing, met inbegrip van de marginale personeels-, werkings- en informaticakosten, en van de eventuele kosten ingevolge de toepassing van artikel 2.6.6, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening; 2° van de in het komende begrotingsjaar te verwachten inkomsten;3° van het saldo dat wordt berekend door de geraamde inningskosten, vermeld in 1°, af te trekken van de verwachte inkomsten, vermeld in 2°. De kosten, vermeld in het tweede lid, 1°, worden conform de reglementering op de Rijkscomptabiliteit rechtstreeks aangerekend op het Planbatenfonds.

Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het inningsjaar, wordt een afrekeningsstaat overgemaakt die dezelfde gegevens bevat als de ramingsstaat, maar uitgewerkt op basis van de werkelijke cijfers die betrekking hebben op het inningsjaar. § 2. In de begrotingsjaren 2009 en 2010 geldt dat de inningskosten in de zin van § 1 dewelke niet kunnen worden gedekt via het Planbatenfonds, ten laste worden genomen van het Vernieuwingsfonds conform artikel 17 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. HOOFDSTUK IV. - Bonificatie

Art. 4.De bonificatie, vermeld in artikel 2.6.15 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, wordt pas verkregen indien en op het moment dat de heffing volledig werd voorafbetaald. De ambtenaar daartoe door de Vlaamse Regering gemachtigd of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent ambtshalve ontheffing van het gedeelte van de heffing ten belope van de aldus verkregen bonificatie. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 5.De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen opdat het door de Vlaamse Regering erkende steunpunt voor de ondersteuning van het beleid inzake ruimtelijke ordening belast wordt met de evaluatie van de planbatenregeling en de tariefregeling in de zin van artikel 2.6.19 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Daartoe maakt dit Steunpunt vijfjaarlijks een globaal evaluatierapport op, ondermeer rekening houdende met de ingekohierde en effectief geïnde bedragen, de inningskosten en de aanwending van de opbrengsten.

Het eerste globaal evaluatierapport wordt met het oog op de toepassing van artikel 2.6.12, § 1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening opgemaakt tegen 31 mei 2013. Een preliminair rapport met het oog op de actualisering van de vermoede meerwaarden per m2 voor de bestemmingswijzigingen, vermeld in artikel 2.6.4, 14° en 15°, wordt opgemaakt tegen 31 mei 2011.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009.

Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting en ruimtelijke ordening, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^