Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 29 juni 2007
gepubliceerd op 20 juli 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van het kader en van de financiële ondersteuning van proefprojecten 'Centrum voor Kinderopvang'

bron
vlaamse overheid
numac
2007036148
pub.
20/07/2007
prom.
29/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/29/2007036148/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JUNI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van het kader en van de financiële ondersteuning van proefprojecten 'Centrum voor Kinderopvang'


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006 en het decreet van 22 december 2006, inzonderheid op artikel 13, § 1 en § 2;

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van Kind en Gezin, gegeven op 28 februari 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 29 juni 2007;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat proefprojecten moeten kunnen starten en financieel ondersteund moeten kunnen worden vanaf mei 2007, en dat daartoe dringend een regelgevend kader nodig is;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en algemene bepaling

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° Kind en Gezin : het intern verzelfstandigd agentschap Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin;2° proefproject : proefproject Centrum voor Kinderopvang is een groep van lokaal of regionaal samenwerkende opvangvoorzieningen;deze opvangvoorzieningen zijn erkend door Kind en Gezin, hebben een attest van toezicht van Kind en Gezin of zijn gemeld aan Kind en Gezin.

Art. 2.Proefprojecten die geselecteerd zijn door Kind en Gezin kunnen een financiële ondersteuning krijgen volgens de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Kader voor proefprojecten

Art. 3.Kind en Gezin legt het kader voor proefprojecten vast. Dat kader bevat minstens de volgende elementen : 1° de wijze waarop een groep van samenwerkende opvangvoorzieningen zich kandidaat kan stellen voor een proefproject;2° de selectiecriteria en de selectieprocedure;3° de opdrachten voor een proefproject;4° de minimaal te ambiëren resultaten als kandidaat voor een proefproject;5° de leerpunten voor de evaluatie van de proefprojecten.

Art. 4.Kind en Gezin selecteert de proefprojecten, is bevoegd voor de praktische uitwerking en organisatie van de proefopzet, en begeleidt en evalueert de proefprojecten.

Art. 5.Het aantal proefprojecten wordt vastgelegd op zestien. HOOFDSTUK III. - Financiële ondersteuning

Art. 6.Om in aanmerking te komen voor financiële ondersteuning, moet een proefproject : 1° ten minste op de volgende werkterreinen samenwerken : a) een lokaal of regionaal opvangproject ontwikkelen en realiseren dat expliciet aandacht heeft voor de drie maatschappelijke functies van de kinderopvang : de economische functie die ouders in staat stelt om aan het arbeidsproces deel te nemen of een opleiding te volgen;de sociale functie die bijdraagt aan een meer rechtvaardige samenleving via herverdeling en maatschappelijke integratie; de educatieve functie vanuit de complementariteit aan de ouderlijke opvoeding en de belangrijke rol als sociale leerplek waar kinderen respectvol leren omgaan met de grote diversiteit in de samenleving; b) een transparant, efficiënt en gecoördineerd opnamebeleid uitwerken en toepassen dat afgestemd is op de lokale of regionale behoeften, en dat elk van de drie maatschappelijke functies van de kinderopvang, vermeld in punt a), een volwaardige plaats geeft;c) een coördinatiesysteem uitwerken en toepassen om de lokale of regionale opvangvragen te registeren, te verspreiden en zo efficiënt mogelijk te beantwoorden;d) samenwerking omtrent één of meer organisatorische aspecten van de werking als opvangvoorziening;2° een publieke of private rechtspersoon, of een feitelijke vereniging zijn;3° op verzoek van Kind en Gezin informatie aanleveren over de werking, het verloop en de resultaten van het proefproject;4° toestaan dat Kind en Gezin de werking en het verloop van het proefproject ter plaatse mee volgt;5° een projectovereenkomst ondertekenen met Kind en Gezin, die de engagementen van beide partijen bevat.

Art. 7.De financieel ondersteunde proefperiode start in mei 2007 en eindigt op 30 september 2008, en verloopt in twee fasen : 1° eerste fase : vanaf mei 2007 tot uiterlijk 30 augustus 2007.In die periode vertaalt elk proefproject de intenties uit de aanvaarde kandidatuur naar concrete actievoorstellen; 2° tweede fase : vanaf uiterlijk 1 september 2007 tot 30 september 2008.In die periode voert elk proefproject de actievoorstellen uit.

Art. 8.De financiële ondersteuning bedraagt 10.000 euro per proefproject.

Een eerste schijf van 5.000 euro wordt betaald uiterlijk twee maanden na de aanvang van de eerste fase. Een tweede schijf van 5.000 euro wordt betaald uiterlijk twee maanden na de aanvang van de tweede fase, op voorwaarde dat de werkterreinen, vermeld in artikel 6, 1°, werden uitgewerkt.

Art. 9.Het proefproject voert minstens een kasboekhouding volgens de richtlijnen van Kind en Gezin, waaruit de besteding van de financiële ondersteuning blijkt. Het administratief toezicht daarop wordt uitgeoefend door personeelsleden van Kind en Gezin.

Art. 10.De financiële ondersteuning kan enkel aangewend worden voor kosten die verbonden zijn aan de werking van het lokale of regionale samenwerkingsproject. De financiële ondersteuning kan niet aangewend worden om opvangplaatsen te creëren.

Art. 11.Als het proefproject niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, kan Kind en Gezin de uitbetaling van de financiële ondersteuning opschorten of stopzetten en/of al uitbetaalde bedragen geheel of ten dele terugvorderen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 29 juni 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

^