gepubliceerd op 13 december 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars
28 JUNI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 12bis , § 2, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1973, en op artikel 29, vervangen bij de wet van 11 juli 1973;
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 3, 6°, en 17, § 1, 3°, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 5, 8°, en 19, § 1, 1°;
Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek, inzonderheid op artikel IX.2, § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars, gewijzigd bij de besluiten van 19 december 1991, 25 januari 1995, 9 juli 1996, 15 april 1997, 4 november 1997 en 11 januari 2002;
Gelet op het protocol nr. 426 van 13 juli 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 198 van 13 juli 2001 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelende onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 13 juli 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op advies 32.070/1 van de Raad van State, gegeven op 11 oktober 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 3bis van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3bis § 1. Vanaf 1 september 1990 tot en met 31 augustus 1997 wordt onder bewijs van pedagogische bekwaamheid verstaan : 1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;2° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;3° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;4° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;5° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;6° het getuigschrift van normaalleergangen;7° het getuigschrift van pedagogische leergangen. Voor de houder van het diploma van licentiaat die tevens houder is van het diploma van GLSO, wordt dit laatste gelijkgesteld met het diploma van GHSO of GVO. § 2. Vanaf 1 september 1997 tot 31 en met 31 augustus 2000 wordt onder bewijs van pedagogische bekwaamheid verstaan : 1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;2° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;3° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;4° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;5° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;6° het getuigschrift van normaalleergangen;7° het getuigschrift van pedagogische leergangen;8° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 2. Voor de houder van het diploma van licentiaat die tevens houder is van het diploma van GLSO, wordt dit laatste gelijkgesteld met het diploma van GHSO of GVO. § 3. Vanaf 1 september 2000 wordt onder bewijs van pedagogische bekwaamheid verstaan : 1° het diploma van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs;2° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;3° het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs;4° het getuigschrift van middelbare technische normaalleergangen;5° het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid;6° het getuigschrift van normaalleergangen;7° het getuigschrift van pedagogische leergangen;8° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 2;9° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1. Voor de houder van het diploma van licentiaat die tevens houder is van het diploma van GLSO of GVSO - groep 1 wordt dit laatste gelijkgesteld met het diploma van GHSO of GVO. »
Art. 2.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « ten minste HSO : 1° de diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt overeenkomstig de wetgeving op de academische graden;2° de andere diploma's van arts, tandarts, dierenarts, doctor, ingenieur, apotheker of licentiaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of door een door de staat of de gemeenschap opgerichte examencommissie, indien de duur van de studie ten minste vier jaar bedraagt, zelfs als een gedeelte van de studie niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;3° het diploma van hoger technisch onderwijs van de derde graad;4° het diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad met volledig leerplan;5° het diploma van voortgezet hoger kunstonderwijs met volledig leerplan;6° het diploma van hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;7° het laureaatsattest van het Nationaal Hoger Instituut van Antwerpen, verleend na een cyclus van ten minste vijf studiejaren;8° de prijs Lemmens-Tinel, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;9° het diploma van meester, uitgereikt overeenkomstig de regelgeving op het hoger onderwijs;10° het diploma van de officieren die vóór 1 januari 1965 met vrucht hun studie hebben volbracht aan de Oefenschool bij de Koninklijke Militaire School of aan de polytechnische afdeling van die school;11° het diploma van architect, interieurarchitect of van industrieel ingenieur;12° het diploma van technisch ingenieur;13° het universitair diploma van burgerlijk conducteur;14° het diploma van een hogere technische school van de tweede graad;15° het diploma van het hoger kunstonderwijs van de tweede graad met volledig leerplan;16° het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste vier studiejaren;17° het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, voor 1 september 1969 uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door een instelling voor de beeldende kunsten;18° het laureaatsdiploma, uitgereikt door het Lemmensinstituut in Leuven;19° het diploma van de tweede cyclus, uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium;20° het diploma van binnenhuisontwerper, uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door het Provinciaal Hoger Instituut voor Architectuur en Toegepaste Kunsten in Hasselt, het Provinciaal Hoger Architectuurinstituut in Hasselt-Diepenbeek en het Stedelijk Hoger Architectuurintituut « De Bijloke » in Gent;21° het diploma van binnenhuisontwerper, behaald vóór het academiejaar 1964-1965 en uitgereikt na een cyclus van ten minste drie studiejaren door het Nationaal Hoger Instituut voor Bouwkunst en Stedenbouw in Antwerpen;22° het diploma van aspirant-officier ter lange omvaart;23° het diploma van officier-werktuigkundige eerste klasse;24° het diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad met volledig leerplan;25° het diploma van het hoger kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren;26° het diploma van de eerste cyclus, uitgereikt door een Koninklijk Muziekconservatorium;27° het diploma van hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;28° het diploma van een hogere technische school van de eerste graad;29° het diploma van onderwijzer(es);30° het diploma van kleuteronderwijzer(es);31° het diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs of het diploma van regent(es);32° het diploma van geaggregeerd leraar van het middelbaar onderwijs van de lagere graad of van regent(es) voor de middelbare scholen;33° het diploma van geaggregeerde voor het middelbaar en technisch onderwijs van de lagere graad;34° het diploma van een basisopleiding van één cyclus;35° het diploma van gegradueerde in de godsdienstwetenschappen;36° het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1;37° het diploma van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie of van een hogere technische leergang van de eerste graad;38° het diploma van een hogere technische leergang van de tweede graad;39° het diploma van virtuositeit, het hoger diploma en het diploma van eerste prijs, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;40° het diploma van kandidaat, uitgereikt krachtens de wet op het toekennen van de academische graden;41° de andere diploma's van kandidaat, uitgereikt door een Belgische universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling, door een door de wet of door het decreet daartoe gemachtigde instelling of een door de staat of de gemeenschap opgerichte examencommissie;42° het getuigschrift, uitgereikt door de Hogere Rijksleergangen voor dans en danspedagogiek;43° het brevet van het aanvullend secundair beroepsonderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie;44° het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs;45° het diploma in de psychiatrische verpleegkunde;46° het diploma in de ziekenhuisverpleegkunde;47° het finaliteitsdiploma van het kunstonderwijs ingericht volgens beperkt leerplan;48° het gehomologeerd getuigschrift van hoger secundair onderwijs;49° het gehomologeerd getuigschrift van het middelbaar onderwijs van de hogere graad;50° het gehomologeerd diploma van secundair onderwijs;51° het diploma van secundair onderwijs;52° het brevet van een hogere secundaire beroepsschool of -leergang;53° het studieattest of getuigschrift van het 6° leerjaar van het beroepssecundair onderwijs;54° het studieattest of -getuigschrift van het 7° vervolmakings- of specialisatiejaar van het beroepssecundair onderwijs;55° het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs (beroepssecundair onderwijs);56° het studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar;57° het diploma van een hogere secundaire technische school of leergang;58° het gehomologeerd of door een examencommissie van de staat uitgereikt getuigschrift van hoger secundair technisch onderwijs;59° het studieattest of -getuigschrift van het 7° vervolmakings- of specialisatiejaar van het technisch secundair onderwijs;60° het diploma of getuigschrift van het hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan of met beperkt leerplan;61° het gehomologeerd of door een examencommissie van de staat uitgereikt getuigschrift van hoger secundair kunstonderwijs;62° het studieattest of -getuigschrift van het 7° vervolmakings- of specialisatiejaar van het kunstsecundair onderwijs. Met ten minste 'HSO' wordt niet bedoeld de studiegetuigschriften uitgereikt door het deeltijds kunstonderwijs zoals bedoeld in Titel V van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II; »; 2° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « ten minste HOKTVL : een van de studiebewijzen vermeld onder ten minste HSO, punt 1 tot en met 36;»; 3° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « BPB : bewijs van pedagogische bekwaamheid;»; 4° Onder GHSO worden drie streepjes toegevoegd, die luiden als volgt : « - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 2; - het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs; - het diploma van geaggregeerde voor het onderwijs in de godsdienstwetenschappen; »; 5°. Onder GLSO wordt een negende streepje toegevoegd, dat luidt als volgt : « - het diploma van geaggregeerde voor het secundair onderwijs - groep 1; »; 6° De volgende bepalingen worden toegevoegd : « OE : opleidingseenheid; UOE : uitgediepte opleidingseenheid; »; 7° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « ten minste HOKT : een van de studiebewijzen vermeld onder ten minste HSO, punt 1 tot en met 38;»; 8° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « ten minste HOKT + BPB : 1° een van de studiebewijzen, vermeld onder ten minste HOKT samen met een bewijs van pedagogische bekwaamheid, vermeld in art.3bis ; 2° GLSO;3° GVSO-groep 1;»; 9° De volgende bepalingen worden toegevoegd : « CICB : de pedagogische commissie van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België; EMB : Executieve van de Moslims van België; ».
Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.§ 1. Worden gelijkgesteld met de in de artikels 3bis en 5 vermelde studiebewijzen : de studiebewijzen uitgereikt door de technische en beroepsscholen of -leergangen die ermee gelijkgesteld zijn zoals hierna bepaald : 1° met de hogere technische scholen van de 3e graad : de scholen gerangschikt A5;2° met de hogere technische scholen van de 2e graad : de scholen voor technische ingenieurs gerangschikt A1, de scholen van architecten gerangschikt A7/A1;3° met de hogere technische scholen van de 1° graad : de scholen gerangschikt A1, A6/A1, A7/A1, A8/A1, C1/A1;4° met de hogere secundaire technische scholen : de scholen gerangschikt A2, A2A, A6/A2, A6/C1 - 2e cyclus, A7/A2, A8/A2, C1 - 2e cyclus, C1A, C5/C1 - 2e cyclus, C1/A6/A2, A7/C1 - 2e cyclus, A2/C1 (scholen voor verpleegaspiranten);5° met de aanvullende secundaire beroepsscholen : de scholen gerangschikt C1D (voortgezette opleiding), C1/A2 (scholen voor verpleegassistenten);6° met de hogere secundaire beroepsscholen : de 2e cyclus van de scholen gerangschikt A4, C3 en C5, de beroepsscholen gerangschikt A2 evenals de scholen gerangschikt C2 (scholen voor kinderverzorg(st)ers);7° met de middelbare technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A1D, A6/A1D, A7/A1D, A7/C1D, C1D, C5/C1D en C1An, alsmede de normaalafdelingen met volledig leerplan gerangschikt in de categorie D;8° met de lagere technische normaalscholen : de scholen gerangschikt A2An;9° met de hogere technische leergangen van de eerste graad : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1, die bij de toelating van de leerlingen, een getuigschrift van volledig hoger secundair onderwijs eisen of die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt werden op het niveau van de hogere technische leergangen van de eerste graad. Met de houder van een getuigschrift van het hoger niveau van de eerste graad worden eveneens gelijkgesteld : a) de houder van een getuigschrift B1 en van een getuigschrift van het hoger secundair niveau;b) de houder van een getuigschrift B1 en van een getuigschrift B2;10° met de hogere secundaire technische leergangen : de scholen gerangschikt B1 en B3/B1 die niet aan de onder 11° hierboeven gestelde voorwaarde voldoen en de scholen gerangschikt B2 en B3/B2 die bij de toelating van de leerlingen een getuigschrift van volledig lager secundair onderwijs eisen of die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële omzendbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt worden op het niveau van de hogere secundaire technische leergangen. Met de houder van een getuigschrift van het hoger secundair niveau wordt eveneens gelijkgesteld de houder van een getuigschrift B2 en van een getuigschrift van het lager secundair niveau; 11° met de hogere secundaire beroepsleergangen : de scholen gerangschikt B4/B1 en B6/B1 en gerangschikt BB4/B2 die bij de toelating een titel van volledige lagere studiën eisen;12° met de middelbare technische normaalleergangen : de leergangen met beperkt leerplan gerangschikt D, die vooraleer het eindbekwaamheidsgetuigschrift uit te reiken, het bezit eisen van een titel van volledige studiën van het hoger secundair niveau van het technisch onderwijs ten minste, of die het voorwerp geweest zijn van een ministeriële dienstbrief waarbij ze opnieuw gerangschikt werden op het niveau van de middelbare technische normaalleergangen. § 2. De getuigschriften en diploma's die vóór de inwerkingtreding van de bevoegde homologatiecommissies uitgereikt werden door een hogere secundaire middelbare of technische school, die door de staat ingericht, gesubsidieerd of erkend was, worden geacht gehomologeerd te zijn. » § 3. Wat het hoger kunstonderwijs betreft, worden gelijkgesteld : 1° met een diploma van hoger kunstonderwijs van de derde graad : het diploma van virtuositeit, het diploma van eerste prijs compositie of orkestdirectie, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;2° met een diploma van hoger kunstonderwijs van de tweede graad : het hoger diploma, het diploma van eerste Prijs fuga of contrapunt, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs;3° met een diploma van hoger kunstonderwijs van de eerste graad : a) het diploma van eerste Prijs, andere dan die bedoeld in § 3, 1° en 2°, uitgereikt door een instelling voor hoger muziekonderwijs, met uitzondering van het diploma van eerste Prijs notenleer;b) de getuigschriften van de pedagogische leergangen, uitgereikt na een cyclus van ten minste twee studiejaren door een instelling of een afdeling van een instelling voor hoger kunstonderwijs. Voor de toepassing van deze bepalingen worden de diploma's beeldende kunsten uitgereikt door instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan in de periode van 1 september 1981 tot en met het academiejaar 1993-1994, samen met het verklarend attest met vermelding van de specialiteit, gelijkgesteld met de diploma's, uitgereikt door instellingen voor hoger kunstonderwijs met volledig leerplan waarop de specialiteit vermeld staat.
Art. 4.In artikel 7, § 2 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Deze verklaring moet ook niet afgelegd worden bij de aanwerving van een personeelslid, indien het bekwaamheidsbewijs van dat personeelslid beschouwd zou worden als een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs indien de voorwaarde inzake het bezit van een bewijs van pedagogische bekwaamheid vervuld zou zijn. Deze bepaling kan slechts toegepast worden gedurende een periode gelijk aan de minimumduur die nodig is voor het behalen van een bewijs van pedagogische bekwaamheid zoals gedefinieerd in artikel 3bis , § 1, vermeerderd met één schooljaar. »
Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « in de bijlage 1 tot en met 4 » vervangen door de woorden « in bijlage I ».
De bestaande bijlagen 1 tot 4 bij hetzelfde besluit worden bijlage I.
Art. 6.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden « in bijlage 5 » vervangen door de woorden « in bijlage II » en de woorden « in de bijlage 1 tot 4 » door de woorden « in bijlage I ».
Art. 7.Er wordt een artikel 16bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. 16bis . In de bijlage I bij dit besluit wordt in de kolom « code d.d. » bedoeld met : 1° 1 : vanaf 1 september 1990;2° 2 : vanaf 1 september 1990, met de beperking evenwel dat hieruit tijdens de periode van 1 september 1990 tot en met 31 augustus 1997 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de inrichtende machten met betrekking tot bezoldiging en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;3° 3 : vanaf 1 september 2000;4° 4 : vanaf 1 september 2001;5° 5 : vanaf 1 september 1999.»
Art. 8.De bijlagen 1 tot en met 4 bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 november 1997, worden vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.
De bijlage 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 2002, wordt bijlage II.
Art. 9.De bepalingen van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 september 2001 met uitzondering van : 1° artikel 1 en artikel 4, 1°, 2° en 3°, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1990;2° artikel 2 en artikel 4, 4°, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997;3° artikel 3 en artikel 4, 5° en 6°, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2000.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 28 juni 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN
Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om als bijlage I te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1990 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de weddenschalen en de bezoldigingsregeling van de leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars.
Brussel, 28 juni 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN