Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 27 september 2002
gepubliceerd op 01 november 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van 20 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036269
pub.
01/11/2002
prom.
27/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/27/2002036269/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van 20 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2001, inzonderheid op artikel 6, 15, §§ 3 en 3bis , 16, § 3, 22, vierde lid, 23 en 23bis ;

Gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende wijziging van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 24 mei 2002;

Gelet op het advies van de MINA-Raad, gegeven op 26 juni 2002;

Gelet op het advies van de SERV, gegeven op 24 juni 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de nieuwe grindheffingen pas van kracht worden vanaf de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit voor het waarborgsysteem, waarbij de vestiging van de grindheffing voor het eerste semester 2002 uiterlijk plaats dient te vinden op 30 september 2002. De afspraken en berekeningen die tot op heden werden gemaakt, gingen ervan uit dat de nieuwe grindheffing van toepassing zou zijn op de tonnages die ontgonnen werden vanaf 2002; Gelet op het advies van de Raad van State, met nummer 34.104/3, gegeven op 24 september 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° leidend ambtenaar : de ambtenaar die belast is met de leiding van de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw;» 2° 4° wordt vervangen door wat volgt : « 4° de afdeling : de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw;» 3° 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° de administratie : de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw;»

Art. 2.In artikel 5, § 2 en § 3, artikel 13, § 1, en artikel 15, van hetzelfde besluit worden de woorden « het bestuur » vervangen door de woorden « de afdeling ».

Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6.§ 1. De beslissingen van het grindcomité, bedoeld in artikel 4 van het decreet, worden gedateerd en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van het comité. Die beslissingen worden door het grindcomité per aangetekende brief aan de Vlaamse minister ter goedkeuring toegezonden binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de beslissing.

De beslissingen van het grindcomité die betrekking hebben op de uitvoering van artikel 9, 6° van het decreet worden door de Vlaamse minister ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering. § 2. De beslissingen van de subcomités, bedoeld in artikel 4 van het decreet, worden gedateerd en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van het betrokken subcomité. De subcomités bezorgen hun beslissingen aan de voorzitter van het grindcomité binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de beslissing. Het grindcomité geeft advies binnen veertig kalenderdagen, volgend op de datum van ontvangst van de beslissing, over deze beslissingen zoals is bepaald in artikel 9, 3°, van het decreet. Het grindcomité kan de bovengenoemde termijn eenmaal verlengen met een periode van 30 kalenderdagen. Het motiveert die verlenging omstandig in een aangetekende brief dat het aan het subcomité in kwestie richt. Het grindcomité stuurt de beslissingen en de daarbij behorende adviezen per aangetekende brief aan de Vlaamse minister toe, binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het advies.

De beslissingen van de subcomités die betrekking hebben op artikel 10, vijfde lid, 1° van het decreet worden door de Vlaamse minister ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse regering. § 3. Het grindcomité brengt jaarlijks bij de Vlaamse minister verslag uit over zijn werkzaamheden en de werkzaamheden van de subcomités.

Uiterlijk op 1 mei zendt het grindcomité een door zijn voorzitter en secretaris ondertekend jaarverslag naar de Vlaamse minister. De Vlaamse minister kan de voorzitter en de secretaris van het grindcomité verzoeken dat jaarverslag mondeling toe te lichten. § 4. De termijn van drie maanden, genoemd in artikel 6, vierde lid, van het decreet gaat in op de dag die volgt op de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse regering om een aangelegenheid aan het grindcomité of aan een van de subcomités voor te leggen. De Vlaamse minister bezorgt die kennisgeving via een aangetekende brief aan de voorzitter van het comité in kwestie. § 5. Het grindcomité brengt de voorzitters van de subcomités op de hoogte van alle verslagen aan de Vlaamse regering over de werkzaamheden van het grindcomité en de werkzaamheden van de subcomités. »

Art. 4.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Als een bouwheer, die niet over een vergunning beschikt voor de exploitatie van grind als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van het decreet, werkzaamheden uitoefent die niet tot doel hebben grind te exploiteren, maar waarbij minstens 25.000 ton grind als grondstof wordt gewonnen, is hij onderworpen aan de grindheffing, bedoeld in artikel 15, § 4, van het decreet. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 13bis . Binnen de met arcering gemerkte gebieden op het kaartblad dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd, dient de bouwheer van werkzaamheden, waarbij minstens 15.000 m3 grondverzet verwacht wordt, die werkzaamheden vooraf aan het Grindfonds te melden.

Hij gebruikt voor die melding een aanmeldingsformulier dat door de administratie is vastgesteld. Het aanmeldingsformulier bevat de volgende gegevens : 1° het adres en de benaming van het Grindfonds;2° de vermelding « Melding werkzaamheden waarbij grind als grondstof kan worden gewonnen »;3° de concrete gegevens van de werkzaamheden : a) de locatie van de werkzaamheden waarbij grind als grondstof kan worden gewonnen;b) de geplande duur van de werkzaamheden waarbij grind als grondstof kan worden gewonnen;c) de identificatie van de bouwheer;4° de tekst van artikel 13, § 3, en 14, § 3. De bouwheer voegt bij het aanmeldingsformulier een reliëfplan en een uitvoeringsplanning. »

Art. 6.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 14.§ 1. De heffingsplichtige, bedoeld in artikel 13, § 2, van dit besluit, is verplicht om jaarlijks voor 31 januari en 31 juli een aangifte bij de administratie in te dienen.

Hij gebruikt voor die aangifte een heffingsformulier dat door de administratie is vastgesteld. Dat formulier bevat de volgende gegevens : 1° het adres en de benaming van het Grindfonds;2° de vermelding "Aangifte grindheffing";3° de rechtsgrond van de heffing en de sanctie bij het niet-naleven van de geldende voorschriften;4° de periode waarop de heffing berekend wordt;5° de concrete gegevens van de grindwinning : a) de locatie van de grindwinning;b) de volgende gegevens betreffende de grind- en breekzandwinning, de zand- en kleiwinning, de tout-venant en de overige grondstoffen : 1) de ontgonnen hoeveelheden (in tonnage);2) de aangevoerde hoeveelheden (in tonnage);3) de begin- en eindvoorraad (in tonnage);4) de afgevoerde hoeveelheden (in tonnage);6° de uiterste datum voor aangifte bij de administratie. § 2. De heffingsplichtige, bedoeld in artikel 13, § 3, van dit besluit, is verplicht om bij de voorlopige oplevering van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van het decreet, een aangifte bij de administratie in te dienen.

Hij gebruikt voor die aangifte een heffingsformulier dat door de administratie is vastgesteld. Dat formulier bevat de volgende gegevens : 1° het adres en de benaming van het Grindfonds;2° de vermelding "Aangifte grindheffing";3° de rechtsgrond van de heffing en de sanctie bij het niet-naleven van de geldende voorschriften;4° de concrete gegevens van de werkzaamheden : a) de locatie van de werkzaamheden waarbij grind als grondstof werd gewonnen;b) de volgende gegevens betreffende de grind- en breekzandwinning, de zand- en kleiwinning, de tout-venant en de overige grondstoffen : 1) de ontgonnen hoeveelheden (in tonnage);2) de aangevoerde hoeveelheden (in tonnage);3) de begin- en eindvoorraad (in tonnage);4) de afgevoerde hoeveelheden (in tonnage). § 3. De heffingsplichtige is verplicht om de hoeveelheden ontgonnen grind en de hoeveelheden afgevoerde grind, uitgedrukt in ton, wekelijks in een register in te schrijven. § 4. De stukken, opgaven en inlichtingen die samen met de aangifte worden ingediend, vormen een integrerend deel. De bij de aangifte gevoegde stukken moeten worden genummerd, gedagtekend en ondertekend.

Afschriften moeten eensluidend met het oorspronkelijk stuk worden verklaard. »

Art. 7.Artikel 15 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden een § 2 en een § 3 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2. De heffingsplichtige is verplicht om alle bescheiden die nodig zijn om de voldoening van de heffing of de juistheid van de aangegeven hoeveelheden na te gaan, voor te leggen op louter verzoek van de ambtenaren, belast met de controle op de naleving van de verplichtingen inzake de heffing. § 3. De heffingsplichtige is verplicht om op louter verzoek van de ambtenaren belast met de controle op de naleving van de verplichtingen inzake de heffing, mondeling of schriftelijk alle inlichtingen te verschaffen waar hij om verzocht wordt om de juistheid van de aangegeven hoeveelheden na te gaan. »

Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 14, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 14, § 1 en § 2 ».

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 16bis.§ 1. De leidend ambtenaar kan overgaan tot een heffing van ambtswege op grond van de gegevens waarover hij beschikt, in de gevallen waarin de heffingsplichtige nagelaten heeft een van de onderstaande handelingen uit te voeren : 1° een aangifte in te dienen binnen de termijn, vastgesteld in artikel 14, § 1 en § 2;2° de vormgebreken waarmee de aangifte is aangetast, te verhelpen binnen de termijn die de leidend ambtenaar hem hiervoor toekent;3° in overeenstemming met artikel 15 de gevraagde inlichtingen te verstrekken of de bescheiden voor te leggen binnen de vastgestelde termijn;4° zich te schikken naar de wettelijk voorgeschreven verplichtingen inzake het houden, het uitreiken, het bewaren of het ter inzage voorleggen van boeken, stukken of registers. In de volgende gevallen kan van ambtswege een heffing worden opgelegd voor het gedeelte dat onwettig werd geëxploiteerd : 1° als de berekeningselementen van de heffing niet of onjuist werden ingeschreven in de aangifte, zoals bepaald in artikel 14, § 1 en § 2;2° in de gevallen, genoemd in artikel 24, 3°, van het decreet. Er wordt in elk geval een heffing van ambtswege opgelegd aan de houders van de nodige vergunningen voor de exploitatie van grind in een winning waarvoor proces-verbaal werd opgemaakt naar aanleiding van inbreuken op artikel 15 van het decreet. De heffing op de ontdoken hoeveelheid grind is verschuldigd vanaf de kennisgeving van een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder. § 2. De leidend ambtenaar voegt bij elk bericht van heffing van ambtswege een proces-verbaal. Het proces-verbaal vermeldt de redenen voor de heffing van ambtswege, de periode waarop de heffing van ambtswege van toepassing is, de gegevens waarop de heffing van ambtswege steunt, en de wijze waarop die gegevens zijn vastgesteld.

Het proces-verbaal kan door de ambtenaar die het bericht van aanslag van ambtswege ondertekent, worden medegedeeld aan de heffingsplichtige door middel van een eensluidend verklaard afschrift van het origineel. § 3. Als een heffing van ambtswege is gevestigd, is het de taak van de heffingsplichtige het bewijs te leveren van het juiste bedrag van de verschuldigde heffing. »

Art. 10.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 17.§ 1. Ten aanzien van de heffingsplichtige bedoeld in artikel 13, § 2, wordt de heffing jaarlijks gevestigd op de volgende uiterlijke data : 1° op 30 september voor de afgevoerde hoeveelheid grind van de eerste zesmaandelijkse periode van het jaar in kwestie;2° op 31 maart voor de afgevoerde hoeveelheid grind van de laatste zesmaandelijkse periode van het jaar dat aan de vestiging voorafgaat. § 2. Ten aanzien van de heffingsplichtige, bedoeld in artikel 13, § 3, wordt de heffing jaarlijks gevestigd op uiterlijk 31 maart voor de werken waarbij grind gewonnen werd, die werden opgeleverd tijdens het jaar dat aan de vestiging voorafgaat. § 3. In afwijking van § 1 en § 2, kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het heffingsjaar in de gevallen waarin de heffingsplichtige nagelaten heeft tijdig een geldige aangifte in te dienen krachtens artikel 14, § 1 en § 2, of als de verschuldigde heffing hoger is dan de heffing die gesteund is op de gegevens, vermeld in de aangifte.

Een heffingsplichtige kan voor eenzelfde heffingsjaar meer dan een heffing opgelegd worden. »

Art. 11.In artikel 18 van hetzelfde besluit wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. De heffingsverhoging en de administratieve geldboete, die krachtens het decreet verschuldigd zijn, worden opgenomen in kohieren die worden meegedeeld aan de met de inning en invordering belaste ambtenaren. De kohieren worden uitvoerbaar verklaard door de leidend ambtenaar. De kohieren vermelden op straffe van nietigheid de volgende gegevens : 1° de naam en het adres van de heffingsplichtige;2° de verwijzing naar het decreet en het besluit;3° het bedrag van de heffingsverhoging of de administratieve geldboete;4° de opgave van de kredietinstelling en van het rekeningnummer waarop de heffingsverhoging of administratieve geldboete door middel van een overschrijving gestort moet worden;5° de handtekening van de ambtenaar die het kohier uitvoerbaar verklaart.»

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 18bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 18bis.§ 1. Bij niet-aangifte of bij niet-tijdige aangifte of in geval van een onvolledige of onjuiste aangifte, als bedoeld in artikel 23bis , § 1, van het decreet, wordt de heffing vermeerderd met een heffingsverhoging. Deze heffingsverhoging wordt berekend op het verschil tussen de heffing zoals berekend op basis van de elementen van de aangifte en de door de afdeling aangehouden heffing of, bij ontstentenis van aangifte, op de door de afdeling aangehouden heffing. § 2. Het percentage van de heffingsverhoging bij niet-aangifte of bij niet-tijdige aangifte, bedoeld in § 1, wordt als volgt vastgesteld : 1° als de niet-aangifte te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de heffingsplichtige, wordt de heffing niet verhoogd;2° als de aangifte niet binnen de termijn wordt ingediend, maar de heffingsplichtige wel tijdig antwoordt op het bericht van ambtshalve heffing, wordt de heffing verhoogd met 10 % van het gedeelte, genoemd in § 1;3° als de heffingsplichtige niet of niet tijdig antwoordt op het bericht van ambtshalve heffing, wordt de heffing verhoogd met 50 % van het gedeelte, genoemd in § 1; § 3. Het percentage van de heffingsverhoging bij onvolledige of onjuiste aangifte, genoemd in § 1, wordt als volgt vastgesteld : 1° als de onvolledige of onjuiste aangifte te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de heffingsplichtige, wordt de heffing niet verhoogd;2° als de heffingsplichtige tijdig reageert op het bericht van rechtzetting, wordt de heffing verhoord met 10 % van het gedeelte, genoemd in § 1;3° als de heffingsplichtige niet of niet tijdig reageert op het bericht van rechtzetting, wordt de heffing verhoogd met 50 % van het gedeelte, genoemd in § 1;4° als uit de reactie van de heffingsplichtige blijkt dat de in de aangifte opgegeven gegevens juist zijn, wordt de heffing niet verhoogd. § 4. De leidend ambtenaar of zijn plaatsvervanger is gemachtigd om de administratieve geldboete, bedoeld in artikel 23bis , § 2, van het decreet, op te leggen.

De heffingsverhoging en de administratieve geldboete moet binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 6 genoemde aangetekende brief, worden betaald aan het Grindfonds. § 5. De heffingsplichtige wordt van het voornemen tot het opleggen van de maatregel, bedoeld in § 1 en § 4 op de hoogte gebracht met een aangetekende brief met ontvangstbericht.

Die kennisgeving vermeldt het bedrag van de maatregel, de tekst van artikel 15, § 8, van het decreet, en ook dag, plaats en uur waarop de heffingsplichtige zal worden gehoord tijdens een hoorzitting. De hoorzitting mag op zijn vroegst vijftien dagen na de verzending van de aangetekende brief plaatshebben. De kennisgeving vermeldt de plaats waar en de periode waarin het dossier kan worden ingezien. Het dossier ligt ter inzage ten minste tien dagen voor de hoorzitting. De heffingsplichtige kan op de hoorzitting een notitie indienen en hij mag zich laten bijstaan door een raadsman. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. § 6. Na de hoorzitting neemt de leidend ambtenaar de zaak onmiddellijk in beraad. De beslissing wordt met redenen omkleed. De leidend ambtenaar deelt de beslissing mee aan de overtreder binnen tien dagen na de hoorzitting. Hij doet dat via een aangetekende brief met ontvangstbericht. » § 7. De heffingsverhoging en de administratieve geldboete moeten binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte ter post van de in § 6 genoemde aangetekende brief, worden betaald aan het Grindfonds.

Art. 13.In artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « § 1. De persoon, op wiens naam de heffing in het kohier is ingeschreven, kan tegen de gevestigde heffing, heffingsverhogingen en administratieve geldboeten een bezwaarschrift indienen bij de leidend ambtenaar. »

Art. 14.In artikel 25, § 1 en § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 26 » vervangen door de woorden « artikel 24 ».

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een afdeling 4, bestaande uit artikel 25bis, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Afdeling 4. Overdracht of samenvoeging van productiequota

Art. 25bis.§ 1. Elke overdracht of samenvoeging van productiequota moet, met toepassing van artikel 16, § 3, van het decreet door de betrokken houders van productiequota aan het grindcomité worden aangemeld. § 2. De betrokken houders van productiequota gebruiken voor de aanmelding een aanmeldingsformulier dat door de administratie is vastgesteld. § 3. Het aanmeldingsformulier bevat de volgende gegevens : 1° het adres en de benaming van het grindcomité;2° de vermelding « Aanmelding overdracht en/of samenvoeging productiequota »;3° de concrete gegevens van de overdracht : a) de identificatie van de overdrager;b) de identificatie van de overnemer;c) de over te dragen productiequota;d) de periode waarvoor de over te dragen productiequota gelden;e) de datum van de overdracht.4° de concrete gegevens van de samenvoeging : a) de identificatie van de houders van productiequota die hun quota samenvoegen;b) de samen te voegen productiequota;c) de periode waarover de samen te voegen productiequota gelden;d) de datum van de samenvoeging.»

Art. 16.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « maandelijks » wordt vervangen door het woord « trimestrieel »;2° de woorden « departement Coördinatie » worden vervangen door de woorden « departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw ».

Art. 17.De Vlaamse minister wijst op voordracht van de V.Z.W. Toerisme Limburg de vertegenwoordiger van de V.Z.W. Toerisme Limburg aan in het herstructureringscomité.

Art. 18.§ 1. De artikelen 3 en 9 van het decreet van 6 juli 2001 houdende wijziging van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning treden in werking op datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Artikel 12, 2°, van hetzelfde decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 27 september 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 september 2002 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^