gepubliceerd op 23 november 2017
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de commissie voor de evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen
27 OKTOBER 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de commissie voor de evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het
decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
08/05/2009
pub.
28/08/2009
numac
2009035790
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs
sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 30, gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2011, 21 december 2012 en 19 december 2014;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 september 2017;
Gelet op het advies 62.186/1 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° commissie : de evaluatiecommissie, vermeld in artikel 30 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs;2° departement : het Departement Onderwijs en Vorming;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;4° te evalueren diensten : de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen. HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en vergoeding van de commissie
Art. 2.De minister stelt de leden van de commissie aan.
Art. 3.De commissie bestaat uit : 1° twee vertegenwoordigers van de academische wereld, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;2° een vertegenwoordiger van de instellingen van het officieel onderwijs, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;3° een vertegenwoordiger van de instellingen van het vrij onderwijs, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;4° twee ambtenaren van het departement;5° twee externe leden, deskundig op het vlak van de kwaliteitszorg. Voor elke geleding wordt op dezelfde wijze een plaatsvervanger aangesteld.
Art. 4.De samenstelling van de commissie wordt meegedeeld aan de te evalueren diensten aan de Vlaamse Onderwijsraad en aan de Vlaamse Regering.
Art. 5.De leden hebben een mandaat van zes jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
Art. 6.Het mandaat eindigt : 1° in geval van ontslagneming, vanaf het ogenblik van de aanvaarding van het ontslag door de minister;2° ambtshalve als het lid niet meer behoort tot de geleding die hij vertegenwoordigt;3° bij ontslag door de minister.De minister kan een lid alleen ontslaan wegens onbekwaamheid voor het vervullen van de functie, wegens kennelijke nalatigheid of wegens een andere zwaarwegende reden die betrekking heeft op de persoon zelf.
Art. 7.Als het mandaat van het effectieve lid vroegtijdig beëindigd wordt, voltooit de plaatsvervanger van de desbetreffende geleding de lopende mandaatperiode van zijn voorganger. De minister stelt een nieuwe plaatsvervanger aan.
Art. 8.De effectieve leden participeren in de voorbereiding, de feitelijke evaluatie en de verslaggeving.
Art. 9.De minister wijst onder de leden een voorzitter aan. De ambtenaren kunnen niet als voorzitter aangewezen worden.
De functie van secretaris wordt vervuld door een van beide ambtenaren.
Art. 10.De effectieve leden van de commissie ontvangen voor hun prestaties een forfaitaire dagvergoeding van 225 euro en een vergoeding voor hun reis- en verblijfskosten conform de bepalingen die gelden voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. Ze kunnen echter alleen een vergoeding krijgen voor de dagen waarop ze werkzaamheden voor de evaluatie hebben uitgevoerd. Per evaluatiecyclus kunnen maximaal voor achtenveertig dagen forfaitaire dagvergoedingen toegekend worden. De ambtenaren van het departement ontvangen geen andere vergoeding dan hun gewone salaris.
Art. 11.Voor de voorzitter bedraagt de forfaitaire dagvergoeding 350 euro.
Art. 12.De evaluatie van alle te evalueren diensten, met inbegrip van de opmaak van het samenvattende rapport, moet plaatsvinden in maximaal zeventien maanden. HOOFDSTUK 3. - Beoordelingskader
Art. 13.De commissie hanteert bij haar evaluatie het beoordelingskader dat opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 14.Voorafgaand aan de feitelijke evaluatie verzamelt het departement gegevens die met het oog op de evaluatie nuttig kunnen zijn voor de commissie. Het departement kan daarvoor gegevens opvragen bij de te evalueren diensten. Het waakt erover dat alleen de gegevens opgevraagd worden die noodzakelijk zijn voor de evaluatie.
Art. 15.De personeelsleden van de onderwijsinstellingen en de CLB's worden bij de evaluatie betrokken via focusgroepsgesprekken. HOOFDSTUK 4. - Deontologische regels
Art. 16.De leden van de commissie behartigen de belangen van het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. Ze oefenen de opdrachten van de commissie op een onafhankelijke wijze uit en streven naar een gelijke behandeling van de te evalueren diensten.
Art. 17.De leden van de commissie verstrekken geen informatie over interne werkzaamheden aan derden, behalve de informatie waarvoor openbaarheid van bestuur geldt. HOOFDSTUK 5. - Wijze van verslaggeving
Art. 18.De evaluatie van elke dienst resulteert in een schriftelijk evaluatieverslag dat bestaat uit een beschrijvend gedeelte en een concluderend gedeelte. In het concluderende gedeelte wordt een kwaliteitsbeoordeling met sterktes en zwaktes en verbeterpunten meegegeven.
Art. 19.Het evaluatieverslag wordt in consensus tussen de leden van de commissie opgesteld. Uiterlijk drie maanden na afloop van de evaluatie van alle te evalueren diensten wordt één exemplaar aan de geëvalueerde dienst en één exemplaar aan de minister bezorgd.
Art. 20.De geëvalueerde dienst informeert zijn personeelsleden en alle instellingen die op hem een beroep kunnen doen, over het resultaat van de evaluatie.
Art. 21.Na afloop van een cyclus waarin alle te evalueren pedagogische begeleidingsdiensten en permanente ondersteuningscellen daadwerkelijk geëvalueerd zijn, stelt de commissie uiterlijk binnen drie maanden een samenvattend verslag op van de werkzaamheden en de bevindingen met betrekking tot de evaluatie.
Art. 22.De minister bezorgt aan het Vlaams Parlement het samenvattende verslag, vermeld in artikel 21. HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 oktober 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld