gepubliceerd op 20 augustus 2003
Besluit van de Vlaamse regering houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
27 JUNI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, inzonderheid op artikel 32ter, § 1, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en op artikel 32ter, § 3 en § 4, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij decreet van 7 juli 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 2 februari 2001, 1 juni 2001, 5 oktober 2001, 14 december 2001, 8 maart 2002, 29 maart 2002, 19 juli 2002 en 31 januari 2003;
Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Milieumaatschappij, gegeven op 6 september 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Ambtenarenzaken, gegeven op 10 juli 2002;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 07 oktober 2002;
Gelet op het protocol nr. 185.556 van 28 oktober 2002 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaamse Gewest;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering, op 4 oktober 2002 en 7 februari 2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit : DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN Titel 1. - Toepassingsgebied Artikel I. 1. Onverminderd de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse Openbare Instellingen, is dit besluit van toepassing op het personeel van de Vlaamse Milieumaatschappij.
Dit besluit doet geen afbreuk aan de wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen, die op specifieke categorieën van het personeel van de Vlaamse Milieumaatschappij van toepassing zijn.
Titel 2. - Algemene bepalingen Art. I. 2. In aanvulling op artikel I 2 van het stambesluit VOI wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° het stambesluit VOI : het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen; 2° de instelling : de Vlaamse Milieumaatschappij 3° de ter beschikking gestelde ambtenaar : de ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij die ter beschikking gesteld is van de N.V. Aquafin, in uitvoering van artikel 56 van het decreet van 22 december 1993 houdende de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994.
Art. I. 3. Elke wijziging of aanvulling aan dit besluit wordt onderworpen aan het voorafgaand advies van de directieraad van de instelling. Het advies moet worden gegeven binnen de 30 kalenderdagen nadat er om verzocht werd tenzij een andere termijn wordt bepaald die niet korter mag zijn dan 15 kalenderdagen. Deze termijnen worden opgeschort in de maand augustus. Indien het advies niet binnen deze termijn is gegeven, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
DEEL II. - WERKING VAN DE INSTELLING Titel 1. - De directieraad Artikel II. 1. In de instelling is er een directieraad, voorgezeten door de leidend ambtenaar en samengesteld uit : 1° de leidend ambtenaar;2° de adjunct-leidend ambtenaar;3° de afdelingshoofden;4° de directeur operaties. Wat de aangelegenheden betreft waarbij de ter beschikking gestelde ambtenaren niet betrokken zijn, woont de directeur operaties de vergaderingen van de directieraad bij met raadgevende stem.
Art. II. 2. Onverminderd zijn bevoegdheden voortvloeiend uit het stambesluit VOI, beraadslaagt de directieraad over : 1° beleidsvoorstellen en problemen inzake beleidsuitvoering;2° bevoegdheidsgeschillen binnen de instelling. De directieraad kan bovendien op eigen initiatief of op verzoek van een lid te allen tijde deskundigen uitnodigen met het oog op een technische of inhoudelijke toelichting bij de bespreking van een specifiek probleem.
Titel 2. - De leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar Art. II. 3. De leidend ambtenaar wordt belast met het dagelijks bestuur van de instelling, inzonderheid doordat hij : 1° de werkzaamheden van de afdelingen van de instelling coördineert en zorgt voor een eenvormig beheer ervan;2° het gezag over het personeel uitoefent en zorgt voor de tucht, de interne orde en de organisatie van de afdelingen van instelling;3° de door de afdelingen van de instelling behandelde zaken die tot de bevoegdheid van de minister behoren aan de minister voorlegt en er zo nodig opmerkingen aan toevoegt en aan de minister uit eigen beweging elk nuttig voorstel doet;4° de beslissingen en instructies van de minister aan de afdelingen van de instelling voor uitvoering doorzendt, samen met de nodige informatie;5° de begrotingsvoorstellen opmaakt en toeziet op de uitvoering van de begroting. Art. II. 4. De leidend ambtenaar ontvangt alle aan de instellingen gerichte correspondentie en ondertekent de administratieve correspondentie die uitgaat van de instelling.
Art. II. 5. De leidend ambtenaar treedt voor de instelling op als ordonnateur, zoals bedoeld in artikel 71 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
Art. II. 6. § 1. De leidend ambtenaar is bevoegd om, in het kader van de algemene werking van de instelling, bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund, opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en in te staan voor de uitvoering ervan. Deze machtiging geldt slechts binnen de perken van de geopende kredieten en van de door de minister, verleende machtiging met betrekking tot de ramingen of bedragen in geval van een beperkte of een openbare aanbesteding of een beperkte of een algemene offerteaanvraag en van een onderhandelingsprocedure.
Hij staat bovendien in voor de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die in het kader van het functioneren van de instelling werden gegund. Onder eenvoudige uitvoering dient te worden verstaan het treffen van alle maatregelen en beslissingen met het oog op de verwezenlijking van de opdracht binnen de perken van de aanneming, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling vanwege de gunnende overheid vereisen.
Hij is tevens bevoegd om : 1° met betrekking tot de in het eerste lid vermelde opdrachten : a) gemotiveerde afwijkingen toe te staan op de essentiële bepalingen en voorwaarden, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregelen van de overheidsopdrachten en van de concurrentie van openbare werken;b) boeten kwijt te schelden;2° met betrekking tot de in het eerste en het tweede lid vermelde opdrachten : a) prijsherzieningen, voortvloeiend uit de betrokken overeenkomsten, goed te keuren zonder beperking van bedrag;b) verrekeningen, andere dan voormelde herzieningen, goed te keuren in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 25 % voortvloeien en ze het bedrag vermeld in de door de minister toegestane delegatie niet overschrijden;3° uitgaven voor het functioneren goed te keuren, die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsopdrachten : onbeperkt voor portkosten, telefoonrekeningen, voor de levering van water, gas en elektriciteit en datatransmissiekosten;beperkt tot een bedrag van maximum 1 miljoen BEF per beslissing in andere gevallen.
Vanaf 1 januari 2002 wordt dit bedrag vervangen door 25.000 euro. Deze bevoegdheid geldt niet voor uitgaven die voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen.
Het in het vorig lid bedoelde bedrag is exclusief de belasting over de toegevoegde waarde. § 2. De leidend ambtenaar is bevoegd om : 1° de verkoopprijs vast te stellen van publicaties die uitgaan van de instelling en waarvoor kredieten op de uitgavenbegroting van de instelling werden uitgetrokken, onverminderd de regels van de administratieve controle en de begrotingscontrole;2° zendingen toe te staan aan de personeelsleden van de instelling;3° het totaal bedrag aan kilometerkrediet en de verdeling ervan vast te stellen, binnen het vastgesteld bedrag voor de betaling van reis- en verblijfkosten;4° personeelsleden van de instelling toestemming te geven gebruik te maken van een eigen voertuig. Art. II. 7. De adjunct-leidend ambtenaar is mede verantwoordelijk voor het bestuur van de instelling. Hij rapporteert periodiek over het gebruik van de aan hem gedelegeerde bevoegdheden.
DEEL VII.I. - ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN Titel 1. - Bijzondere bepalingen omtrent het diensthoofd exploitatie Artikel VIII. 1. De graad van diensthoofd exploitatie wordt uitsluitend bij wege van mandaat begeven.
Art. VIII. 2. De graad van diensthoofd exploitatie wordt ingedeeld in de rang A2A. Art. VIII. 3. Voor de aanwijzing van het diensthoofd exploitatie komen de volgende ter beschikking gestelde ambtenaren bedoeld in artikel I 2,3e van dit besluit in aanmerking : 1° de ambtenaar van rang A2.2° de ambtenaar van rang A1 die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van die rang heeft bereikt en ten minste 6 jaar graad anciënniteit telt. Art VIII. 4. De artikels VII.I 69, § 2, § 2bis en 3 en VII.I 70 tot en met het artikel VII.I 76 van het stambesluit VOI zijn van overeenkomstige toepassing op de mandaatgraad van diensthoofd exploitatie.
Titel 2. - Overgangsbepalingen Art. VII. 5. De personeelsleden die op 31 december 1994 titularis zijn van de graad van adjunct-correspondent der vorsing en na deze datum geslaagd zijn in het vergelijkend overgangsexamen voor de graad van correspondent der vorsing, worden vanaf de datum van het proces-verbaal van het overgangsexamen benoemd in de graad van de medewerker. Vanaf deze datum wordt hen de salarisschaal C112 toegekend.
Art. VIII. 6. De hogere functies en de bevorderingen, die werden toegekend voor 12 juni 1995 gebeurden overeenkomstig het personeelsstatuut dat van kracht was op 31 december 1994.
Art. VIII. 7. De ter beschikking gestelde ambtenaar, die door de leidend ambtenaar is aangewezen als lid van de directieraad, wordt geacht te zijn aangewezen als diensthoofd exploitatie. Deze aanwijzing wordt met ingang van 1 juli 1999 beschouwd als een mandaat in de zin van dit besluit.
DEEL IX. - TUCHTREGELING Art. IX. 1. In afwijking van artikel IX 10, eerste lid van het stambesluit VOI wordt de tuchtstraf na het advies van de raad van beroep definitief uitgesproken door de Vlaamse regering voor het afdelingshoofd en de ambtenaar van rang A2.
DEEL XI. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF Art. XI. 1. In afwijking van artikel XI 50, tweede lid en van artikel XI 50bis van het stambesluit VOI, kan de ambtenaar van minstens 50 jaar die halftijdse loopbaanonderbreking neemt tot aan de pensioenleeftijd, vervangen worden door een contractueel personeelslid.
Art. XI. 2. Het in artikel I, 23°, van dit besluit bedoelde personeelslid van minstens 50 jaar dat halftijdse loopbaanonderbreking neemt tot aan de pensioenleeftijd wordt bij de instelling vervangen door een contractueel personeelslid.
DEEL XII.I. - GELDELIJK STATUUT Titel 1. - Vaststelling van de weddeschalen Art. XIII. 1. Aan de graad van diensthoofd exploitatie wordt de salarisschaal A 289 verbonden en A 290 vanaf het tweede mandaat.
Art. XIII. 2. Deze salarisschalen zijn opgenomen in bijlage I van dit besluit.
Vanaf 1 januari 2002 wordt bijlage I bij dit besluit vervangen door bijlage II. Titel 2. - Toelagen Art. XIII. 3. De lijst van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke werken bedoeld in artikel XII.I 90 van het stambesluit VOI wordt opgenomen als bijlage II.I bij dit besluit.
DEEL XIV. - RECHTSPOSITIE VAN HET CONTRACTUELE PERSONEELSLID Art. XIV. 1. Voor de contractuele personeelsleden, die voor de datum van hun inschaling werden overgenomen door de Vlaamse Milieumaatschappij van een ander openbaar bestuur, wordt de bestaande arbeidsovereenkomst overgenomen.
DEEL XV. - ALGEMENE SLOTBEPALINGEN Art. XV. 1. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2000.
Art. XV. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 juni 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage I Tabel van de salarisschalen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage II Tabel van de salarisschalen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN
Bijlage III Lijst van activiteiten die aanleiding kunnen geven tot de toelage voor gevaarlijk, ongezond en hinderlijk werk 1° de exploitatie van de rioolwaterzuiveringsinstallaties of complementaire inrichtingen;2° het nemen van monsters;3° de bediening van laboratoriumapparaten;4° de manipulatie van chemicaliën, laboratoriumglaswerk en laboratoriumafval;5° het verhitten van bijtende en corrosieve en/of oplosmiddelen;6° het werken in de aanwezigheid van gasflessen onder druk;7° preventief, curatief en accidenteel onderhoud van voertuigen;8° het werken met oliën, vetten, ontvlambare producten, vuile, irriterende, agressieve en schadelijke stoffen;9° het werken met sneldraaiende metaalbewerkingmachines lasapparatuur - zowel elektrische lassen als gassmeltlassen - compressoren, centrifuge, slangenpomp, afsluiters en andere electro-mechanische werkzaamheden;10° het monteren, demonteren en herstellen van afvalwatertoestellen;11° de inventarisatie van lozingspunten langs openbare wegen. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 2003 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de instellingsspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN